Nada Kojadinovic Zij behoort tot de Belgrado-generatie die opnieuw op zoek is gegaan naar de bronnen van de kunst, een onderzoek dat de meest uiteenlopende resultaten maar dat het aanboren zelf van bronnen gemeenschappelijk heeft. Wanneer deze heroriëntering slaagt komt als een van de facetten de naïviteit als oorspronkelijk menselijke eigenschap te voorschijn. Ik heb in Nada Kojadinovic een kunstenares ontdekt van wie het wereldbeeld natuurlijk ongekunsteld en onbevangen is; een beeldhouwster die met de ogen van een sensitief beeldend mens andere of vergeten en toch voortdurend culturele gebieden van het leven op een persoonlijke manier ontsluit. Nada beschikt over een groot technische kennis en kunde, die in een samenspel met haar beeldende begaafdheid en haar pogen de wereld persoonlijk te ontdekken deze beelden zo en niet toevallig anders tot gevolg hebben. Zij brengt aldus haar eigen innerlijke wereld tot uitdrukking, haar ervaringen en haar reacties op de werkelijkheid, in een diepe en eenvoudige verbondenheid met mensen en dingen. Het "terug naar de bronnen" van de eigen cultuur moge een vruchtbare voedingsbodem voor eigentijdse beeldende kunst zijn , de persoonlijke vertaling van dat streven geeft voornamelijk ook dec kracht van de resultaten aan. De generatie uit Belgrado is zich dit terdege bewust. Zij is opnieuw gevoelig voor de volledige belangrijkheid die van de betekenis van de vorm kan uitgaan en zij heeft een verfrissende aandacht voor het volume van het beeld en zijn menselijke vaak verhalende inhoud. Dat valt dan op. Temeer daar haar onmiddellijke voorgangers naar de essentiële expressie zochten door de thema’s af te leiden en die te abstraheren, zoals in de schilderkunst het geval was, als poging het beeldende nieuwe leven in te blazen. Wat dit betreft is er in Joegoslavië hetzelfde gebeurd als in West-Europa en Amerika. Maar de generatie waartoe Nada behoort heeft, zeker als het om de beeldhouwkunst gaat, het experiment van de vorm weliswaar niet de rug toegekeerd, maar wel bevonden bij een beelden-maken, waarin de primaire herkenning, het gebaar, de gelaatsuitdrukking, de aardsheid vooropstaan. Stel men dit zo in zijn algemeenheid dan zou men kunnen denken dat er dus niets veranderd is tussen hen en de vroegere beelden-makers voor openbare parken en pleinen, de makers van heroïsche gedenktekenen en chauvinistische standbeelden. Dat is dan een misvatting. Het gaat hier niet om het opnieuw oppikken van een school of een stijl. Maar om een levenshouding, om een psychologische manifestatie, die eigenlijk dwars tegen de uiterlijke traditie ingaat en die de technische en historische verworvenheden naar eigen hand zet; die wel kleur bekent gevoed te zijn door een lange beeldende traditie, maar die niet kopieert. Wel permitteert men zich duidelijk te zijn omtrent afkomst en geestelijk klimaat. Het lijkt me dat Nada Kojadinovic de fascinerende invloed en last van de Renaissance en het Classicisme heeft weg gezuiverd om te komen tot een veel wezenlijker beeld, waarbij het om een aansprekelijke en onschuldige zuiverheid gaat. De beelden van Nada beschrijven zich zelf in de relatie met de lange Slavisch-latijnse byzantijnse traditie, in hun gebonden- zijn aan de aarde. Haar beelden roepen herinneringen op, op aan de perioden dat de beeldende kunstenaars aan de aardse gebondenheid van de mens de voorkeur gaven boven hen te geloven voorgehouden bovennatuurlijke bestemming. Zij idealiseert de mens niet meer glimlacht om hem, verzoent hem met zichzelf. Heel eenvoudig en erg aantrekkelijk. Frans Duister