HC 8, 28-10-2013, Jaarrekeningenrecht Winstberekening via winst

advertisement
HC 8, 28-10-2013, Jaarrekeningenrecht
Winstberekening via winst- en verliesrekening
Iedere ondernemer wil weten hoe zijn onderneming de winst heeft verdiend. Ook voor notarissen die
ondernemer zijn is dit van belang. Je kunt de winst berekenen dor te kijken naar de winst- en
verliesrekening: opbrengsten/baten – kosten/lasten = resultaat. Het resultaat is altijd over een periode
(een boekjaar).
- Een baat is een bedrijfseconomische toename van het eigen vermogen. Bijvoorbeeld dat je een
winst maakt op het leveren van goederen etc. Er wordt niet gekeken of je de opbrengsten al
ontvangen hebt, ook een vordering is een baat. Wanneer moet je een baat nemen? Art. 2:362
lid 5 BW, als je geleverd hebt.
Bedrijfseconomische beginselen (bij deel 1 al op ingegaan)
- Accrual beginsel
- Realisatiebeginsel
- Matchingbeginsel
- Voorzichtigheidsbeginsel
- Realiteit (‘goed koopmansgebruik’)
Vind de belastinginspecteur erg belangrijk.
Jaarrekening regelgeving
De regelgeving wordt steeds complexer en moeilijker. In Nederland geldt je titel 9 boek 2 BW (voor
dit vak het meest van belang), deze titel is mede tot stand gekomen onder invloed van de Europese
richtlijnen (vooral de 4e en 7e). Daarnaast geldt er voor de grote beursgenoteerde bedrijven de IFRS, de
beursgenoteerden zijn verplicht op grond van de EU Verordening zich hieraan te houden. In Nederland
zijn er ook de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, dit is geen wetgeving. Als laatste is er nog de
jurisprudentie, maar daar is niet zoveel over het jaarrekeningenrecht te vinden.
Balansindeling volgens art. 2:364 BW
Vaste activa
- Immaterieel (2:365 BW)
- Materieel (2:366 BW)
- Financieel (2:367 BW)
Eigen vermogen (2:373 BW)
- Voorzieningen (2:374 BW)
- Schulden lang (2:375 BW)
Vlottende activa
- Voorraden (2:369 BW)
- Vorderingen (2:370 BW)
- Effecten (2:371 BW)
- Liquide middelen (2:372 BW)
- Schulden kort (2:375 BW)
- Materieel vaste activa
Activeren is verplicht, daarna moet je drie vragen beantwoorden:
1. Wie moet activeren? Bijvoorbeeld Philips, heeft heel lang een slechte liquiditeit gehad doordat
ze hun vast actief niet met lang vermogen konden financieren. Toen hebben ze de machines
van de balans gehaald en ze verkocht aan de Rabobank en toen de machines van de Rabobank
geleased (operational lease). Hierdoor ging het economische eigendom weg bij Philips en
kwam dit bij de Rabobank.
2. Afschrijven waarom en hoe? Afhankelijk van een schatting van de gebruiksduur, een schatting
van de restwaarde en het gehanteerd systeem (lineair/degressief).
3. Hoe waarderen?
- Immateriële vaste activa
Bijvoorbeeld goodwill. Stel je bent één dag per week ondernemer en je wilt krediet hebben, dan kan je
met een balans naar de bank gaat waar je eigen goodwill op staat (debetzijde) die even groot is als het
eigen vermogen (creditzijde). Maar bij de bank vragen ze waarschijnlijk waarom je je eigen goodwill
op je balans hebt staan Waarom zou je geen krediet krijgen als je eigen goodwill op je balans staat?
Omdat je een goodwill pas op je balans mag zetten als je ervoor hebt betaald bij de aankoop van een
andere onderneming, je mag je niet rijker rekenen dan je bent.
- Financieel vaste activa (komt nog een apart college over)
Gaat over houdstervennootschappen/holding met aandelen in een werk-bv, dit staat bij de moeder op
de balans als deelneming. Met een jaarrekening wil je inzicht geven in hoe het gaat met je
onderneming en je zult ook moeten laten zien hoe het met jouw deelneming gaat want jij bent 100%
aandeelhouder. Waarderingsmethode deelneming (nettovermogenswaarde) is dat je steeds waardeert
op grond van de waarde van het eigen vermogen van de deelneming. Goodwill moet altijd geactiveerd
worden in de toekomst, maar nu is er nog een uitzondering in art. 2:389 lid 7 BW.
IFRS zegt dat de goodwill op de balans moet activeren, maar er is geen enkele reden om hem niet ten
laste van het resultaat te brengen. Ze willen dat je niet afschrijft, maar dat je kijkt of de waarde van de
goodwill er nog wel is (is de goodwill minder waard dan moet je afwaarderen ten laste van het
resultaat). Dit komt hoogstwaarschijnlijk nog wel terug in de Nederlandse wetgeving.
- Vlottende activa
Onderhanden werk:
Voorbeeld: Een notaris is een opdracht aangegaan en het advies zal gereed zijn in 2013;
Hij heeft afgesproken dat hij 10 uren mag declareren tegen het tarief van € 150 per uur, maar hij laat
het in feitelijk door de kandidaat doen die 5 uur opgeschreven heeft in 2012. De kandidaat kost de
notaris bruto €50 per uur. Hoe verwerk je dit in de jaarrekening eind 2012?Art. 3.29B IB: je moet
voortschrijdend winst nemen, dit is verplicht. Je moet aan het einde van het jaar een nieuwe
inschatting maken en dan kijken of je je winst verdiend hebt. Ook moet je naar percentage of
completion waarderen.
- Reserves
Deze kunnen op twee manieren ontstaan: door winstverdeling of herwaardering. Bij winstverdeling
keer je bijvoorbeeld 20% uit, dan houdt je 80% over voor de reserves. Als je je gebouw kan
herwaarderen dan ontstaat er een herwaarderingsreserve.
- Voorziening
Deze wordt gevormd ten koste van het resultaat. Je neemt nu alvast kosten voor in de toekomst
mogelijke onzekere uitgaven. Dit tast dus je winst aan, dus je hebt dan minder winst gemaakt en
minder winst te verdelen. Je moet goed kijken naar de regels hiervoor die staan in art. 2:374 lid 1 BW.
HC 9, 4-11-2013, Jaarwinst goedkoopmansschap, stakingswinst, waarde onderneming/WEV,
doorschuiven art. 3.62 Wet IB
Stakingswinst berekenen
Iedere ondernemer heeft een privé (bijvoorbeeld woonhuis) en een zakelijk element (bijvoorbeeld
kantoor wat op de balans staat) op zijn balans. Soms heb je de keuze om te besluiten of bepaalde
dingen in de zaak of in privé horen, maar vaak heb je ook verplicht ondernemingsvermogen. Is een
privé woonhuis meer waard, dan maakt dat de belastingdienst niets uit. Is het een bedrijfspand dan kan
er een stille reserve in zitten en gaat de belastingdienst kritisch meekijken wat het pand meer waard is
en dat wordt dan belast. Voor de inkomstenbelasting en de successiewet is het voor de Belastingdienst
van groot belang wat de echte waarde is.
Totale winstberekening, art. 3.8 Wet IB Eind EV – Begin EV
Of je ondernemer bent hangt af van de eisen in de wet. De informatie waar de fiscus zich op baseert is
bijvoorbeeld btw, want je bent al heel snel btw-plichtig. Dus je bent op bepaald moment ondernemer
voor de inkomstenbelasting. Vanaf dan bepaal jij wat er in de ondernemer zit en bijvoorbeeld welke
bezittingen van de zaak zijn. Voordeel van bezittingen die van de zaak zijn is dat je erop kunt
afschrijven. Totdat je op een gegeven moment aan het einde van de onderneming komt: door
overlijden, overdragen aan familie of verkopen aan een derde.
Art. 3.8 Wet IB gaat over totaalwinstbegrip: strikt genomen wordt pas aan het einde van de
onderneming belasting geheven. Je gaat naar het eind eigen vermogen kijken en alles wat meer in de
zaak zit dan het begin eigen vermogen (met correctie van onttrekkingen en stortingen), alles wat dan
nog niet belast is dat is stakingswinst. De stakingswinst bestaat uit stille reserves, goodwill en fiscale
reserves. Maar de fiscus gaat niet wachten tot einde onderneming om te heffen, dus wordt jaarlijks al
de winst te belast en dit gaat volgens het beginsel van goedkoopmansschap (art. 3.25 Wet IB).
Jaarwinst
De HR zegt dat je in beginsel puur bedrijfseconomisch moet denken: je moet de baten & de lasten aan
het jaar toerekenen waarop ze betrekking hebben (realiteitsbeginsel). Vaak zijn er hele feitelijke
geschillen over wanneer baten en lasten belast moeten worden.
Gebruik maken van toerekeningsbeginselen:
- Realisatiebeginsel: baten nemen als je er “genot” van hebt, uiterlijk bij levering;
- Matchingbeginsel: lasten moet je toerekenen aan de periode waarin je ook de baten geniet.
Denk bijvoorbeeld aan vakantiegeld, dit bouw je deels al in het oude jaar op.
- Voorzichtigheidsbeginsel: je mag je niet rijker te rekenen dan je bent. Bijvoorbeeld het treffen
van een voorziening (alvast kosten nemen voor een mogelijke, toekomstige uitgave) en
afwaarderen tot lagere bedrijfswaarden. Je moet kosten nemen als ze in het vooruitzicht zijn
en opbrengsten mag je mag nemen als je zeker weet dat je ze binnen hebt.
Verschil winst met fiscale regelgeving
Waarom zou je winst fiscaal anders berekenen dan bedrijfseconomisch?
Soms is in de belastingwet geregeld dat sommige stukken winst niet belast worden, dit is echter
bedrijfseconomisch gezien niet logisch. Permanente winstverschillen kunnen ontstaan door:
- Ondernemersaftrek: art. 3.74 e.v. Wet IB
- MKB winstvrijstelling: art 3.79a Wet IB
- Investeringsaftrek: artt. 3.40-3.47Wet IB
- Niet aftrekbare kosten: artt. 3.14-3.17 Wet IB (bijvoorbeeld verkeersboetes)
- Stakingsaftrek: art. 3.79 Wet IB.
Daarnaast kan het zijn dat er tijdelijke verschillen zijn tussen fiscale en bedrijfseconomische winst. En
fiscaal zal een ondernemer willen proberen om de winst zo ver mogelijk naar achteren te schuiven. Dit
kan bijvoorbeeld door:
- Immateriële activa (goodwill) fiscaal niet activeren;
- Door afschrijvingsverschillen;
- Door waarderingsverschillen;
-
Onderhanden werk moet je fiscaal waarderen naar de percentage of completion-methode,
terwijl je bedrijfseconomisch kunt kiezen;
Voorzieningen mogen soms fiscaal niet worden getroffen als het bedrijfseconomisch wel is
toegestaan en soms geldt dit andersom ook.
Herinvesteringsreserves
Voorbeeld vorming herinvesteringsreserve:
Boekwaarde machine is 150, hij verkoopt de machine voor 200. De boekwinst is dan +50.
Commercieel gezien is er sprake van winst want de machine stond op balans 150 voor en bij inruil
krijg je 200 dus balanstoename van 50 en dit zie je op de debetzijde als 50 winst. Echter zegt de fiscale
wetgeving dat deze winst niet belast zal worden als de ondernemer het voornemen heeft om de
machine weer te vervangen (herinvesteren), maar dit moet wel binnen drie jaar. Tijdens die drie jaar
wordt die winst dus niet belast. De fiscus ziet het formeel wel als winst maar je mag een reserve
vormen waardoor het (nog) niet belast wordt(HIR). Dit staat geregeld in art. 3.54 Wet IB.
Machine -150
HIR +50
Bank +200
Ondernemers vinden dit fijn. Gedachte van de wetgever is geweest dat de volledige 50 winst wel is
nodig zou kunnen zijn voor het betalen van de herinvesteringsreserve. Als je geen vervolg geeft aan
het voornemen van herinvesteren dan wordt je gewoon belast.
Het volgende voorbeeld gaat over het aanwenden van de herinvesteringsreserve voor de koop van een
nieuwe machine.
Voorbeeld afname herinvesteringsreserve:
Stel je hebt een bedrijfsmiddel aangeschaft ter vervanging, deze koste 250. Als je art. 3.54 Wet IB
toepast dan heb je de volgende balans:
Machine +200
HIR -50
Bank -250
De HIR moet je dus in mindering laten komen op de waarde van het nieuwe bedrijfsmiddel.
Bedrijfseconomisch moet je op je balans alleen de toename van het bedrijfsmiddel (machine +250) en
bank -250 te laten zien. Fiscaal staat het bedrijfsmiddel dus voor 200 in de boeken,
bedrijfseconomisch voor 250.
Het nieuwe bedrijfsmiddel zal in de toekomst weer een kostenpost worden. Je gaat namelijk
afschrijven op het nieuwe bedrijfsmiddel (commercieel kun je 250 afschrijven, fiscaal maar 200) en je
gaat in de toekomst het bedrijfsmiddel weer verkopen (als je hem voor 250 zou verkopen dan heb je
fiscaal weer een winst van 50, bedrijfseconomisch is je winst 0).
Oudedagsreserve
Deze kan later als pensioen dienen omdat je als ondernemer niet een pensioen opbouwt. De
oudedagsreserve kun je onbelast opbouwen en wordt bij de uitkering pas belast. Op de
oudedagsreserve rust dus nog een belastingclaim. De oudedagsreserve is tot stand gekomen door ieder
jaar een stukje van de winst toe te voegen aan de oudedagsreserve, je mag ieder jaar tot 12% van de
winst toevoegen (maximaal €11.882) en dit is tijdelijk onbelast. De afnemingen uit de
oudedagsreserve komen ten laste van de winst, art. 3.68 Wet IB. Oudedagsreserve is niet meer dan een
stuk onbelaste winst, dus er moet in de toekomst nog op worden afgerekend. Er is dus sprake van een
uitgestelde belastingheffing.
Stakingswinst IB
Stel we hebben alles afgewikkeld en jaarwinsten belast. Bij staking gaat de fiscus kijken wat er nog
niet belast is (fiscale reserves, stille reserves & goodwill). Bij het overlijden van de ondernemer wordt
er geacht dat de ondernemer de onderneming bij fictie overdraagt. De erfgenaam hecht misschien niet
zoveel waarde aan de onderneming en daarom kijkt de fiscus mee en stuurt bijvoorbeeld een taxateur
langs. De fiscus zal kijken naar de waarde in het economisch verkeer (WEV). Wat volgens de
jurisprudentie onder de WEV valt is de beste prijs die de beste koper op de markt zou willen betalen
(intrinsieke waarde + evt. goodwill) en dit is objectief.
De waarde van de goodwill bepalen is lastig. Jaarrekening technisch is het alles wat wordt betaald
boven de intrinsieke waarde, art. 2:289 BW. Successiebelasting geeft een hint gegeven hoe je dit moet
oplossen in art. 21 lid 1 Successiewet: beste prijs/beste koper/beste markt. Dit zou je kunnen doen
door naar de rentabiliteitswaarde te kijken. Rentabiliteitswaarde bereken je door te kijken naar de
genormaliseerde winst en welke rente en risico-opslagen je wilt. Voor de genormaliseerde winst ga je
naar de behaalde winsten in het verleden kijken. Stel dat ieder jaar ongeveer 50.000 winst is gehaald,
dan moet je nog kijken wat de beste koper als rendement zou willen. De beste koper is bereid om een
soort maximumprijs te bepalen, die nog even onbekend is (X). Om te bepalen wat die maximumprijs is
moet je kijken wat de rentabiliteitseis van de koper is (rente + risico-opslagen). De beste koper zal
rente willen + risico-opslag, omdat hij niet zeker weet of hij de winst wel zal behalen. Hoe hoger de
risico-opslag, hoe lager de waarde, hoe lager de belasting die je moet betalen. Hoe hoger de rente-eis,
hoe minder de onderneming objectief gezien waard is. Bij discounted cash flow methode doe je dit op
dezelfde manier, maar gebruik je in plaats van de winst de kasstroom (kijk je iets meer naar
toekomstverwachtingen).
Ondernemer die komt te overlijden
Voorbeeld: ondernemer van 58 jaar, alleenstaand, met drie kinderen. Hij komt op 58-jarige leeftijd te
overlijden en zijn erfgenamen zijn de drie kinderen. De onderneming zal nu fictief aan de erfgenamen
worden overgedragen, art. 3.58 lid 1 Wet IB. De stakingsbalans is tegen de waarde in het economisch
verkeer, art. 3.58 lid 1 Wet IB en art. 21 Sw. Bij boedelverdeling moet je ook rekening houden met de
waarde in het economisch verkeer gebruiken, anders is het ingewikkeld uit te leggen aan de
belastingdienst. Als de oudste zoon de onderneming overneemt dan wordt hij overbedeeld, dit moet je
dan verrekenen met de andere erfgenamen (overbedelingsschuld). Maar de ondernemer wou dat het
zakelijk zou worden afgewikkeld, dat ieder zijn deel zou hebben.
Op de balans staat bijvoorbeeld een oudedagsreserve en een
HIR, ook is het pand fiscaal minder waard dan commercieel.
Fiscaal is EV 30 + 25 + 20 = 75. Commercieel is het 150.
De inspecteur zal dan zeggen dat het niet de stakingsbalans is
omdat die tegen de waarde in het economische verkeer moet
worden gewaardeerd. Het onroerend goed heeft fiscale
waarde 100, boekwaarde commercieel van 150 en de
belastinginspecteur zegt dat het onroerend goed 250
intrinsieke waarde heeft. Ook is er een goodwill van 250 volgens de inspecteur.
Als je op deze manier puur de balans opstel zonder de goodwill dan heb je de onroerend goed wat 100
meer waard is, dus is totale waarde 375 (275 commercieel + 100). Dus je moet kijken wat het
intrinsiek echt waard is.
Goodwill berekenen: prijs – intrinsieke waarde = goodwill. De beste koper in de beste markt zou
maximaal 500 willen betalen. De intrinsieke waarde is 250, dus is ook de goodwill 250. Dus je kijkt
eerst naar balans uit de boekhouding (boekwaarde), vervolgens ga je die balans opbouwen tot balans
tegen intrinsieke waarde, daarna ga je kijken of er ook nog een goodwill is (meer bereid te betalen
dan intrinsieke waarde, berekenen door rentabiliteitswaarde).
Controlemethode goodwill berekenen/andere manier goodwill berekenen bij eenmanszaak, deze
methode is belangrijk voor het tentamen:
Stel:
Normale jaarwinst is 100.000 (winst ondernemer natuurlijk persoon, werkt 80 uur per week, werkt
zich helemaal kapot, hij had ook in loondienst kunnen gaan werken)
Rente geïnvesteerd vermogen – 5.000 (had de ondernemer in de bank kunnen stoppen, hoef je
helemaal niet voor te werken  deze laat je lopen).
Normale ondernemersbeloning – 45.000 (wat ondernemer had kunnen verdienen als hij in loondienst
had gewerkt, is economisch gezien kosten van ondernemerschap)
Dan kijken wat echte winst ondernemer is. Dit is letterlijk overwinst, want is meer dan je ooit had
kunnen verdienen in loondienst en door het geld op de bank te zetten.  Overwinst x
kapitalisatiefactor = 100 – 5 – 45 = 50 x 5 (looptijd 10 jaar, want de goodwill is na 10 jaar
tenietgegaan, 5 staat voor een looptijd van 10 jaar bij 5 jaar zou factor 2,5 horen  dus altijd de helft
van de looptijd is de factor) = 250.
Dus:
Genormaliseerde jaarwinst
- Rente geïnvesteerd vermogen
- Normale ondernemersbeloning
Overwinst
X kapitalisatiefactor
Goodwill
Als je bedrijf overgenomen wordt dan betaald de koper dus voor de overwinst!
Art. 3.62 Wet IB: erfgenamen kunnen op verzoek de onderneming rechtstreeks voorzetten zonder af te
rekenen voor de inkomstenbelasting, dit staat in lid 1. De voortzetter wordt in zoverre geacht in plaats
te zijn getreden van degene van wie de onderneming wordt overgenomen, de belastingclaim op stille
reserves e.d. wordt dan doorgeschoven (lid 2). Ook al schuif je hierbij de claim door, de (andere)
erfgenamen hebben alsnog recht op de waarde van de stille reserves – latente belastingplicht. Dit staat
nergens in de wet, maar notarissen moeten dit wel uitoefenen. De opvolger moet in de balans doorgaan
met de waardes die zijn voorganger ook had. Je moet de stille reserves dus ook verrekenen met de
belastingclaim, anders moet de voortzetter deze alleen op zich nemen.
HC 10, 11-11-2013, Bedrijfsopvolging natuurlijke personen
Ben je zelfstandig als natuurlijk persoon ondernemer dan heb je zelf bepaald welke bedrijfsmiddelen
bij je onderneming horen. Vorige week ging het over vroegtijdig overlijden van de ondernemer, nu
gaat het over het tijdig regelen van je bedrijfsopvolging.
Een maatschap heb je als je dienstverlener bent (notaris, accountant) en firma heb je als je een
bedrijfsmatige activiteit had. Vaak gaat het bij bedrijfsopvolging om een maatschap of firma. Je wilt
ervoor zorgen kinderen geleidelijk bij de onderneming worden betrokken als ze de beoogde
bedrijfsopvolgers zijn, bijvoorbeeld door de kinderen in loondienst te nemen en als je ze ook mee wilt
laten doen in de onderneming en winst wilt laten genieten dan moet je een firmaovereenkomst
opstellen. Een firmaovereenkomst is niet standaard en er kan dus zelf worden bepaald hoe die eruit
gaat zien, vandaag gaat het om de meest voorkomende vorm van een firmaovereenkomst.
Firma
Het is een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, maar het kan ook van rechtspersonen zijn.
Het kan ook zijn dat een natuurlijk persoon een samenwerkingsverband aangaat met een BV als de
winst maar wordt verdeeld. Essentieel is dus dat er een samenwerking is, dus als één van de partners
overlijdt betekent dit het einde van het samenwerkingsverband en dus het einde van de firma.
Beiden hebben ze wat vermogen ingebracht in het samenwerkingsverband, dat vermogen is formeel
juridisch niet van de firma. De firma is geen eigenaar van de bezittingen en de schulden. Eigendom zit
dus gewoon bij de vennoten, er is afgesproken dat ze samenwerken en samen de winst delen.
Het vermogen van vennoten is afgescheiden, dit is bepaald in de wet. Brengt de ene vennoot een pand
in (stelt het beschikbaar aan het samenwerkingsverband) dan is hij niet meer vrij om volledig over het
pand te beschikken. Hij is nog wel volledig eigenaar van het pand, alleen als je het inbrengt in een
samenwerkingsverband dan mag hij niet meer alleen beschikken over het pand. Er is dan sprake van
een afgescheiden vermogen.
En ander kenmerk: voor de inkomstenbelasting wordt er door de firma heen gekeken. Dit is een
voordeel van de firma. Dit heeft bijvoorbeeld een voordeel bij een aannemersklus. Ze gaan
bijvoorbeeld ergens een tunnel aanleggen. Aan zo’n project zitten risico’s. Aannemer A (natuurlijk
persoon) en aannemer B (rechtspersoon) gaan samen de tunnel aanleggen. A krijgt 70% van de winst,
B de rest. Nu maken ze verlies. Voordeel van de firma is dat je het verlies direct van je winst mag
afhalen. A mag dus meteen 70% van het verlies van zijn eigen winst aftrekken. B krijgt 30% van de
winst en dit mag hij dus ook van zijn winst aftrekken.
Om deze reden gaan heel veel aannemers dan ook in een firma/maatschap zitten, de firma is meestal
alleen voor de bouw klus en daarna wordt die weer opgeheven.
Voorbeeld economische deelgerechtigdheid
Als A en B weer een samenwerkingsverband aangaan (VOF), A is een natuurlijk persoon en B een
rechtspersoon. A krijgt weer 70% van de winst en B 30% van de winst. A brengt zijn bezittingen en
schulden in van zijn huidige onderneming en B brengt arbeid en vlijt in, maar dus geen
vermogensbestanddelen. Wat A inbrengt is 500 waard. Wat is nu de juridische stand van zaken en wie
heeft wat? A brengt hier dus het economische eigendom van zijn onderneming in. Eigenlijk zegt A
tegen B dat B vanaf nu ook risico loopt, want B loopt risico voor 30% van alles  30% van alle vooren nadelen gaan voor rekening van B komen. B is juridisch geen eigenaar en heeft tot nu toe niets
ingebracht. Gaat de firma failliet dan kan A 30% van de schade B vorderen. Dit kan enkel door de
afspraak, want juridisch eigendom is niet overgegaan maar het economisch eigendom wel. B zal zich
moeten verzekeren want hij neemt 30% van de schade voor zijn rekening. Dat is het
samenwerkingsverband.
B moet straks een balans opstellen, ook al is het actief niet juridisch van hem. Hij loopt risico voor
30% van het vermogen van een ander. Denken bij de firma is puur economisch dus je sluit aan bij de
liquidatiewinstverdeling om te bepalen wie wat heeft. A 70% en B 30% dus A draagt 30% van de
onderneming over.
Voorbedelingen van de winst
Voorbedeling van de winst voelt voor heel veel ondernemers als een soort salaris, maar dat is het niet
want het is gewoon winst. Het is niet meer dan dat ze met elkaar afspreken hoe ze de winst gaan
verdelen. Als ze bijvoorbeeld 500 winst maken dan moeten ze gaan bepalen hoe ze dat gaan verdelen.
Casus: Inbreng in firma
A en B spreken af om samen te gaan werken en ze brengen beiden wat in.
- Aan het begin heb je een winstverdeling van 50%/50%.
- A brengt bezittingen en schulden in
- B brengt in contanten in, gelijk aan de waarde die A aanbrengt
Dit betekent dus een verdubbeling van de waarde van de onderneming, elke euro die A inbrengt in de
vorm van bezittingen en schulden die brengt B in de onderneming in de vorm van geld.
Inbrengvarianten
De fiscus ziet de inbreng economisch gezien als overdracht van de helft van de onderneming aan B. Ze
kijken niet naar van wie het eigendom juridisch gezien is.
- Inbrengt tegen werkelijke waarden
- Inbreng tegen boekwaarden: als het pand gewaardeerd staat voor 2,5 maar het werkelijk 4
waard is dan is er een stille reserve van 1,5. Bij verkoop wordt dan de winst (1,5) verdeeld.
Deze manier is fiscaal beter dan inbreng tegen werkelijke waarden
- Inbreng tegen boekwaarden/voorbehoud stille reserves/goodwill. Bij deze variant zou de 1,5
niet verdeeld worden.
- Inbreng boekwaarden/betaling buiten de firma om aan de inbrenger. Hier zal over de 1,5 de
helft worden betaald.
- Geruisloze inbreng, art. 6.63 met verrekening belastingschade toetreder buiten de firma om.
Deze variant kan goed in de familiepraktijk worden gebruikt, hierbij wordt de belastingclaim
doorgeschoven.
- Buitenvennootschappelijk houden van vermogensbestanddelen met stille reserves
Casus – vervolg
Balans eenmanszaak A:
Onroerende zaak
400
Kapitaal
500
Vlottend actief
300
Schulden
200
700
700
De werkelijke waarde van de onroerende zaak is 650. Het kapitaal van A is dus 750 (eerst 700 – 200,
maar nu kapitaal 250 meer waard dus: 950 – 200 = 750). Breng je nu tegen werkelijke waarden in dan
ziet de balans van de Vof er als volgt uit:
Onroerende zaak
650
Kapitaal A
750
Kapitaal B
750
Vlottend actief
1050
Schulden
200
1700
1700
Maar fiscale aspecten van inbreng tegen werkelijke waarden:
Op het pand zat een stille reserve van 250, helft van het pand is naar B gegaan. A moet dan ook over
de helft (125) belasting betalen. Overgedragen deel (125) zou je stakingswinst kunnen noemen, de HR
ziet de inbreng ook als (gedeeltelijke) staking. Door te openen met deze balans en wetende dat A de
helft heeft van alles van de VOF (winstverdeling 50/50), dan moet A eerst over de waardestijging van
het pand (125) betalen. Het komt erop neer dat er wordt gekeken naar de balans van de firma en niet
naar de balans van A zelf. B heeft een belang om tegen werkelijke waarden op te nemen, want dan kan
hij over een groter bedrag afschrijven. Oplossing in de praktijk is dat er tegen boekwaarden wordt
ingebracht en niet tegen werkelijke waarde.
- Inbreng tegen boekwaarden
Stel dat er nu wordt ingebracht tegen boekwaarden. B brengt nu slechts 500 contanten in (700 - 200
=500). Voor A is er dan geen realisatie van de stille reserves dus geen fiscale afrekening. Maar B is nu
wel gerechtigd tot de helft van alles. Als er morgen nu wel liquidatie zou zijn van de firma dan zou B
‘gratis’ de helft van de stille reserves krijgen! Dit kan bijvoorbeeld voorkomen bij het overlijden van
A. Dit vindt je niet erg als het om je kind gaat, maar als het om een ander persoon gaat zal de
ondernemer dit niet leuk vinden. Of stel dat er meerdere kinderen zijn en B is jou opvolger, dan is het
oneerlijk tegenover de andere kinderen want dan wordt B bevoordeeld. Daarom kun je hier het beste
een afspraak over maken, oplossingen:
1. Voorbehoud stille reserve en goodwill
Komt vaak voor in de familiesfeer. A zegt dan dat het pand van hem blijft.
2. Of betaling buiten de firma om voor aandeel in stille reserves/goodwill
Rechtstreeks aan A betalen door B, gaat buiten de firma om. Daarover moet A wel belasting betalen.
Het pand komt dan nog voor 400, de oude boekwaarde, op de balans. A heeft dan wel een voorbehoud
stille reserves gemaakt.
De balans van A ziet er dan als volgt uit:
Onroerende zaak
200
Kapitaal
Vlottend actief
400
Schulden
600
500
100
600
Op de sheets staat een voorbeeld van hoe een vennootschapsovereenkomst eruit kan zien.
Kapitaalrekening
Je hebt ooit iets ingebracht en als dat is opgegaan dan krijg je je inleg ook niet meer terug. Het bevat
dus de overeengekomen inbreng. Het kan zijn dat je naast kapitaalrekening nog een privérekening hebt
waarop de winstaandelen en onttrekkingen van de respectievelijke vennoten worden bijgehouden
(bijv. i.v.m. vrijstelling overdrachtsbelasting bij inbreng (economisch) eigendom).
Ontbinden vennootschap
Je gaat kijken naar de overeenkomst en kijken naar de afspraken die partijen hebben gemaakt.
Voorbeeld staat in de sheets.
- Inbrengt tegen boekwaarde/betaling overgenomen aandeel stille reserves en goodwill aan
toetreder
De inbrenger rekent af in zoverre zijn winstaandeel is verminderd. Voor de toetreder/koper gelden er
afschrijvingsvoordelen, investeringsaftrek etc. De balans firma blijft dan tegen boekwaarden en
hierdoor voorkom je vrijwillige herwaardering. Dit doe je vaak als een derde/buitenstander toetreedt
tot de firma. Heb je het zo gedaan dan ontstaat er een nieuw probleem, B heeft dan iets opgeofferd en
dan heeft hij betaald voor de echte waarde van het pand, daarop wil hij dan ook afschrijven. A gaat
echter met een andere balans door en A wil dan gewoon doorgaan met de boekwaarden, de balans van
A en B zullen dan van elkaar verschillen.
De fiscus kijkt naar de firmabalans en daarom zal je hier het pand voor de oude boekwaarde moeten
opnemen. Pand mag niet geherwaardeerd worden in de firmabalans, want daar heeft A nadeel van.
Wat als de toetreder niet over voldoende kapitaal beschikt en dit ook niet kan lenen? Bijvoorbeeld bij
toetreding van kinderen in de firma van de vader. Dan kan de toetreder toch worden gerechtigd tot de
winst en loopt de toetreder economische risico’s. Als de inbrengst tegen boekwaarden is, de
winstverdeling 50/50 is en de kapitaalverdeling 100/0 is dan ziet de balans van de toetreder er als volgt
uit:
Onroerende zaak
200
Kapitaal
0
Voorw. Schuld aan A
250
Vlottend actief
150
Schulden
100
350
350
B draagt nu dus wel 50% van het risico, ook al heeft hij nog niets ingebracht. Als er nu liquidatie van
de firma plaatsvindt dan is A gerechtigd om zijn kapitaal terug te krijgen van B.
HC 11, 18-11-2013, Inbreng in de BV/NV
Motieven keuze BV/NV
Waarom zou je een BV oprichten?
- Fiscale aspecten
Deze vallen vaak tegen in de praktijk, er staat een vergelijking van de tarieven in de sheets. BV maakt
straks winst, laat je dat in BV zitten dan wordt er ook geen aanmerkelijk belang claim geheven. Bij
dividenduitkering en verkoop wordt namelijk pas hierover belasting geheven als het in aanmerkelijk
belang zit, box 2.
- Beter inzicht in belastingpositie
In balans zie je de belastingproblematiek, hierdoor kun je beter zien wat de winst voor/na belasting is.
- Aansprakelijkheidsoverwegingen
Er zijn er alleen al een paar fiscaal wanneer je als bestuurder aansprakelijk bent, denk aan art. 36, 40,
41 en 43 Invorderingswet. Belastingschulden ontwijken werkt niet, want dan ben je privé
aansprakelijk.
Civielrechtelijk zijn er allerlei arresten, bijvoorbeeld bij faillissement is er het vermoeden van
onbehoorlijk bestuur (Panmo-arrest). Reinders-Koedam arrest: als je als directeur/aandeelhouder op de
een of andere manier meewerkt aan dividenduitkeringen & je weet dat de crediteuren daardoor niet
betaald kunnen krijgen dan is de bestuurder hoofdelijk aansprakelijk. Dus aandeelhouder/directeur is
privé ook aansprakelijk, bijvoorbeeld bij fouten in het bestuur.
- Continuïteit; rechtspersoon: drager persoonlijke rechten
Bijvoorbeeld een landbouwer heeft een goedkope pachtovereenkomst, daar is hij blij mee. Loopt die
overeenkomst door dan is hij tevreden. Heeft hij de pachtovereenkomst in een BV zitten dan blijft die
in stand, heeft hij die pachtovereenkomst privé en overlijdt hij dan moeten de erfgenamen maar hopen
dat ze weer zo’n goedkope pachtovereenkomst krijgen.
- Pensioenopbouw/lijfrente in eigen beheer
Ondernemer kan sparen in een BV, in eenmanszaak kan dit eigenlijk niet. Denk aan de
oudedagsreserve. Lijfrenten zijn fiscaal aantrekkelijk, want kan een stuk winst onbelast worden
gelaten omdat je lijfrente kan aftrekken & lijfrente kun je bij je eigen BV afsluiten.
Toelichting voorbeeld fiscale aspecten/tarieven:
Bij BV moet je van je winst eerst salaris afhalen, dat is weer in box 1 belast. Aan de andere kant hoef
je over dat salaris geen vennootschapsbelasting te betalen, dus het gaat van je winst af (hoeft je
onderneming minder belasting te betalen). Wil hij meer laten uitkeren dan wordt dat gedaan in de
vorm van dividend en is het belast in box 2  haal je nooit dividend uit BV en verkoop je
BV/overlijdt je dan moet je rekening houden met rentevoordelen en is belasting weer relatief lager.
Een BV heeft bijvoorbeeld 45.000€ winst, dit geld zit ook in de kas. Dan kan hij die €45.000 (winst na
vennootschapsbelasting) uit de BV halen, dit kan door:
1. Bij aandeelhoudersvergadering besluiten de winst uit te keren, met 25% belast (box 2)
2. Wil hij niet dat het als dividend wordt gezien & belast dan kan hij gaan lenen van de BV en dit
komt op de creditzijde van de balans te staan, want de BV krijgt een vordering (rekeningcourant) op de aandeelhouder. Dit moet wel een keer afgelost worden en er moet dan ook
rente over betaald worden, want anders kan de belastinginspecteur het aanmerken als een
uitkering uit aanmerkelijk belang. Bij deze situatie wordt de onverdeelde winst niet verdeeld
en boekhoudkundig blijft de onverdeelde winst dan in de reserves van het eigen vermogen. De
rekening-courant loopt dan op evenals de onverdeelde winst. Ooit komt er een moment dat de
reserves toch uitgekeerd gaan worden en dan streep je deze weg tegen de rekening-courant, je
verrekend de dividend met de schuld aan de BV. Dan krijgt de ondernemer privé de aanslag.
3. Als zakelijk salaris te betalen aan de aandeelhouder.
Ondernemer natuurlijk persoon mag een stuk winst onbelast houden (ondernemersaftrek, MKB
vrijstelling).
Kapitaalbescherming (NV) en vermogensbescherming
Als je je onderneming gaat inbrengen in een BV dan gaat de BV hiertegenover aandelenkapitaal
uitkeren aan de ondernemer die inbrengt of de ondernemer krijgt een recht op lijfrente (kun je als soort
pensioen zien, is onbelast). Voor BV hoef je niet meer een minimumkapitaal in te brengen, bij de NV
nog wel en moet je minimaal €45.000 inbrengen.
Besluit je om een NV op te richtten dan komt op de balans van de NV €45.000 te staan op een
bankrekening, dit is betaald bij de inbreng. Aan de andere kant staat dan gestort aandelenkapitaal voor
€45.000. De wet eist dat de notaris moet kijken of er een bankverklaring is dat het geld is gestort en hij
hoeft dus niet te kijken of het er nog op staat bij de oprichting (art. 2:93a BW). In de praktijk wordt
vaak het bedrag op de rekening gestort, ingebracht in de NV en gezorgd dat er een bankverklaring is,
daarna gaat het geld eruit in de vorm van een lening & ontstaat er weer een vordering van rekeningcourant op de aandeelhouder. Dit kon want de bank had al verklaard dat het geld er was.
Bij inbreng in natura moest er een accountant verklaren dat de bezittingen en schulden toch minstens
het minimumbedrag waard waren (art. 2:94a BW).
Er is bij de BV nog wel een uitkeringstoet. Deze houdt in dat de bestuurder het besluit van de
aandeelhoudersvergadering dat wordt uitgekeerd moet toetsen om te kijken of de crediteuren nog
kunnen worden terugbetaald nadat de winst is uitgekeerd. Kan er niet meer betaald worden aan de
crediteuren dan is de bestuurder zelf hoofdelijk aansprakelijk. Dit is in de plaats van de
kapitaalinbreng van €18.000 gekomen. De uitkeringstoets is het resultaat van het arrest ReindersKoedam.
Flex BV
Directeur moet bij uitkeren twee dingen in de gaten houden (art. 2:216 BW):
- Aan de balanstest voldaan (lid 1)?
Kijken naar solvabiliteit; EV vergelijken met TV. Vaak zijn bij de bank afspraken gemaakt over de
solvabiliteit, bijvoorbeeld dat deze 30% moet zijn. Komt de grens in de buurt en willen de
aandeelhouders uitgekeerd krijgen dan kan het zijn dat door de uitkering de solvabiliteit onder de
grens komt. Je moet zorgen dan ook zorgen dat de afgesproken solvabiliteit met de bank niet onder dit
percentage komt.
Bij het voorbeeld van de sheets is het vrij uitkeerbare bedrag: 20 + 8 + 72 = 100, maar in de bank zit
maar 60 dus waarschijnlijk is het verstandig om niet meer dan 60 uit te keren (behalve als je gaat
bijlenen).
- Aan de uitkeringstoets voldaan (lid 2)?
Kunnen schuldeisers na uitkering van de winst nog worden terugbetaald? Moet meer ingaan dan uit
om dividend te kunnen uitkeren. Kijken naar de toekomstige liquiditeit, quick ratio en de operationele
kasstroom.
Oprichtersverklaring
Als een ondernemer van zijn belastingadviseur te horen krijgt dat hij beter de BV in kan gaan zodat hij
minder belasting moet betalen kan hij op twee manieren zijn onderneming inbrengen in een BV en
civielrechtelijk op één manier (bezittingen & schulden overdragen/leveren aan de BV, waartegenover
de BV wat vergoed). Registreer je dit bij de belastingdienst dan zijn er fiscaal twee manieren om in te
brengen als er stille reserves & goodwill in de onderneming zitten:
1. Geruisloos, niet afrekenen over stille reserves en goodwill. In de wet IB is er een besluit wat
hierover gaat: Besluit Geruisloze omzetting.
2. Geruisvol, wel afrekenen. Is een vergelijkbaar besluit bij de geruisvolle, staat niet in de
pocket.
Bij beiden kan BV met terugwerkende kracht worden opgericht. Bij geruisloze moet je voor 30
september en bij geruisvolle moet je voor 31 maart registreren. Als er een BV in oprichting is en je
rechtshandelingen doet zijn deze van bestuurder natuurlijk persoon en als je na oprichting van de BV
de rechtshandelingen bekrachtigd dan zijn het rechtshandelingen van de BV geworden,
rechtshandelingen in de voorperiode (als BV nog in oprichting is) kun je ook voor rekening en risico
van de BV laten komen.
Je maakt afspraken met BV over wat je gaat inbrengen, wat de waarde is, wanneer je gaat inbrengen &
glijclausules. Glijclausules gaat over de waarde, de inbrengwaarde is vaak uiteindelijk wat fiscaal is
vastgesteld en deze volg je ook civielrechtelijk.
Over handelingen in de voorperiode gaat art. 2:203 BW. Beschrijving waardering inbreng staat in art.
2:204 lid 1 BW.
Cijfervoorbeeld comptabele aspecten inbreng in natura
Vaste activa 600
EV 450
Oudedagsreserve 100
Vlottende activa 200
Schulden 250
800
800
Waarde economisch verkeer vaste activa: €850.
Goodwill €250
Inbrengbeschrijving waarde economisch verkeer:
Vaste activa (werkelijke waarde)
€850
Vlottende activa
€200
Goodwill
€250
-------Activa
€1.300
Schulden
€250
-------Te vergoeden
€1.050
Vergoeden kan in de vorm van kapitaal/agio, lijfrente of schuld rekening-courant.
Bij geruisvol heb je een eindafrekening, belast in box 1 IB. Reken je af dan zet je vaste activa op
balans voor werkelijke waarde en staat de goodwill ook op de balans, hier mag je dan op afschrijven &
balans commercieel en fiscaal is hetzelfde. Is mogelijk hier om lijfrente op balans op te nemen.
Bij geruisloos heb je twee verschillende balansen, want goodwill mag niet op de balans fiscaal en mag
je er dus niet op afschrijven en ook de vaste activa staat niet tegen de werkelijke waarde op de balans.
Bij geruisloos de BV ingaan valt de oudedagsreserve in de winst, ook al schuif je hem geruisloos door
en deze moet dan ook belast worden. Ook is een lijfrente mogelijk, dan wordt de omkeerregeling
gebruikt en zijn de uitkeringen pas belast (opbouw niet). Hier wordt de oudedagsreserve dan omgezet
in de lijfrente, dus nooit op tentamen oudedagsreserve opnemen op de balans! BV wil vergoeding van
belasting omdat ze niet kunnen afschrijven van de werkelijke waarde, daarom zal er ook een
belastinglatentie zijn en die komt alleen op de commerciële balans.
HC 12, 25-11-2013, Bedrijfsopvolging bij familievennootschappen
Geen technische vragen hierover op het tentamen maar wel theorievragen!
Twee manieren om van je BV af te komen:
1. Ermee stoppen en liquideren  vorderingen innen, schulden nog betalen kortom je moet alles
afwikkelen. Je kunt ook je bedrijf verkopen, een activa/passiva-transactie, hierbij verkoop je je
bezittingen en schulden.
2. De aandelen overdragen, dat is een aandelentransactie. Maar probleem hierbij kan zijn dat als
je de aandelen hebt gekocht voor 100 en ze zijn nu 500 waard, als je over 400 nog geen
belasting wil betalen dan moet je doorschuiven met een holding. Je moet een holding maken
waar een werkmaatschappij onder komt, daarna de bezittingen & schulden overdragen en
leveren aan een nieuwe vennootschap en in ruil daarvoor krijgt de holding aandelen. Die
aandelen staan straks op de balans van de holding onder de post deelneming. Dan krijg je te
maken met de deelnemingsvrijstelling en worden de aandelen dan verkocht dan is de winst op
de verkoop nog niet belast en kun je de claim uitstellen. Je kunt dus beter niet één BV
opstellen maar een holdingstructuur, want dat is fiscaal veel voordeliger. Hoe bouw je zo’n
holdingstructuur op? Kan door een ‘bedrijfsfusie’ (BV die je als eerste had opgericht draagt de
activa en passiva over aan nieuwe werkmaatschappij in ruil voor aandelen, zie art 14 VPB 
zo’n holdingstructuur opbouwen is vrij van de vennootschapsbelasting, ook bij stille reserves
en goodwill als je maar niet contant betaald maar aandelen uitgeeft  uiteindelijk neemt de
werkmaatschappij de belastingclaim over dus uiteindelijk neemt de opvolger de claim over) of
door afsplitsen (komt materieel, inhoudelijk, juridisch op hetzelfde neer. Je kunt in één
notariële akte alle bezittingen en schulden tegelijk overleveren, maar je bereikt uiteindelijk
materieel gezien hetzelfde) of laatste optie volgens sommigen aanvragen fiscale eenheid (maar
eigenlijk niet manier om holdingstructuur op te zetten, want je moet er voor zorgen dat de
bezittingen en schulden bij de werkmaatschappij komen en dus moet je leveringshandelingen
voor verrichten).
Dit is de verkoperskant, dan nu de koper van de aandelen. Ooit zou de koper wel af moeten rekenen,
namelijk als je aandelen van de holdingmaatschappij gaat leveren, dividend uit de holding krijgt of als
je komt te overlijden. De claim komt ooit wel een keer maar je zult het eigenlijk willen uitstellen. De
aandelen die de holding in de werkmaatschappij heeft worden geleverd aan een natuurlijk persoon en
die krijgt dan de werkmaatschappij onder zich en verwerft dus straks de onderneming. De natuurlijke
persoon moet in de praktijk zorgen dat er geld komt, want hij zal moeten betalen. Heeft hij het geld
zelf niet dan zal hij het (deels) moeten lenen bijvoorbeeld bij de bank en dan moet hij ook een keer
aflossen over de lening.
Hoe moet je als koper van de aandelen aan geld komen om weer af te lossen? Geld verdienen in de
BV, wat over is na belasting moet je gebruiken om de schuld weer op te lossen. Komt dus geldstroom
uit de BV aan de aandeelhouder. Kan via loon betalen, door te lenen van een BV (moet je weer
aflossen aan BV) of door dividend uit te keren. Komt dan een dividendstroom op gang, dure manier
want moet je 25% belasting over betalen. Slimmer is dan om niet als natuurlijk persoon de aandelen te
kopen, je moet hier ook weer proberen gebruik te maken van de deelnemingsvrijstelling en moet de
werkmaatschappij kopen met een nieuwe BV (holding). Je richt dan een nieuwe BV op enkel met het
doel om aandelen in werkmaatschappij te kopen en dan heb je plaatje aan de koperkant ook voor
elkaar. Als er dividend wordt uitgekeerd dan valt dat onder de deelnemingsvrijstelling en hierdoor
hoef je dan niet 25% belasting te betalen, hierdoor kan je kwart van de schuld sneller aflossen (want
niet 25% belasting!). Allemaal argumenten waarom je later moet snappen wat het belang is van
partijen, moet je vandaag leren. Het is dus belangrijk dat je weet waarom holdingstructuur moet
ontstaan: belastingclaim over dividend uitstellen en hierdoor kan je je lening sneller aflossen en dat is
voor iedereen fijn.
Onderhandelen over de prijs van de aandelen & waarom moet je je als kopende partij druk
maken over belastingen?
Je hebt een BV met een holdingstructuur, aandelen van BV worden verkocht en dan zit het probleem
in het pand dat een stille reserve heeft (100 boekwaarde en waarde economisch verkeer/taxatiewaarde
is 250). Stel dit is het enige en we kijken voor de prijs ook niet naar winstverwachtingen, kasstromen
etc. maar alleen naar de waarde van het pand. Verkoper wil voor de aandelen 250 hebben en je
verkoopt de aandelen. Op zich maakt de holding dan winst op de aandelen, maar dat is onbelast
(deelnemingsvrijstelling). Nu wil je kijken naar positie van de BV, hoe gaat het met de BV? BV komt
onder de nieuwe kopende vennootschap te hangen en dat is ook het enige wat gebeurt. Door de
aandelentransactie zal de BV onder de nieuw opgerichte vennootschap van de kopende partij komen te
hangen. Is er dan in de balans van de BV wat verandert? Nee, want is alleen maar een andere
aandeelhouder gekomen dus je weet dat in de balans van de BV nog steeds het pand staat voor de
waarde 100. Terwijl er wel 250 is betaald voor de aandelen. Wat zijn de gevolgen voor de BV? Geen.
Waarom moet de kopende partij zich druk maken over de waarde van het pand, er zitten stille reserves
in waarover nog moet worden afgerekend en het afrekenen zal moeten gebeuren door de BV want het
staat op de balans van de BV en daar krijgt de koper geen aanslag van. De nieuwe koper betaalt dan
teveel als hij 250 betaalt, want de belastingclaim wordt niet door de koper betaald maar hij gaat hem
wel voelen! Er komt ooit een moment dat de BV moet afrekenen over de stille reserve (150 x 25%
belasting = 37,5) en er komt dan een aanslag VPB bij de werkmaatschappij over de “winst” op de
stille reserve en die aanslag wordt dan een schuld. Vervolgens zal dan de werkmaatschappij minder
winst kunnen uitkeren en gaat het ten kosten van het eigen vermogen van de werkmaatschappij. Hoe
wordt de koper er dan mee geconfronteerd? Geen aanslag, maar wel minder waarde van de aandelen
en de deelneming wordt dan dus minder waard. Iedere euro belasting die de dochter gaat betalen moet
de moeder ook betalen.
Daarom moet dus bij aandelentransacties niet alleen rekening worden gehouden met de +’en maar ook
met de belasting die daarover zal komen. De waarde van de aandelen wordt namelijk aangetast door de
belasting die ooit betaald moet worden. Daarom zal de koper maximaal 250 – 37, 5 = 212,5 willen
betalen. Bij aandelentransacties dus altijd belastinglatenties berekenen in de prijs!
Aandelentransactie
Gebeurt op zich bij BV zelf niets, die houdt de balans en boekhouding maar krijgt wel een andere
aandeelhouder. Dus alle rechten en plichten van de BV gaan mee, ook (latente)
vennootschapsbelasting en garanties etc. Dit moet dan gevolgen hebben voor de waarde/prijs van de
aandelen: verkoper wil betaald krijgen voor stille reserves/goodwill en koper wordt dan wakker omdat
hij beseft dat er ook nog een belastingclaim inzit die hij ook moet meenemen in de prijs. De notaris
moet er dan op letten of partijen zich bewust zijn van de latenties, dat er dus ook een mindere kant zit
aan het verhaal.
Voorbeeld:
Praktijk-BV tegen boekwaarden op de sheets. Staan effecten op linkerkant balans dus hiermee spaart
de Praktijk-BV voor het pensioen van de directeur. De koper gaat het niet om het pensioen maar om
wat er in de onderneming zit (vaste activa, OHW, bank en de schulden). Latentie in voorbeeld lager
omdat het pas later moet worden betaald en daarom mag het dus voor wat lager opgenomen worden
op de balans.
Stel dat de verkoper van de aandelen ook de goodwill vergoed wil krijgen van de koper. De intrinsieke
waarde van de aandelen is in het voorbeeld 420, terwijl de prijs 500 gaat worden.
Hoe gaat dat bij de koper? Hoe komt het bij de koper op de balans?
Aandelen: 500.000. De deelneming is dan 420, dit moet je waarderen tegen de intrinsieke waarde, dus
hier mag je de goodwill van 80.000 niet voor opnemen in de post deelneming, goodwill neem je dan
apart op de balans op (art. 2:389 lid 7 BW). Bij de fiscus gaat het anders: heb je 500.000 betaald dan
is dat de kostprijs dus komt het voor dit bedrag op de balans (HR BNB ‘93/60). De fiscale balans van
de Praktijk-BV blijft dan ongewijzigd.
Bij verkoperskant is de bedrijfsfusie onbelast als de belastingplichtige zijn onderneming overdraagt
door uitreiking van aandelen aan een ander belastingplichtig lichaam die de balans van onderneming
etc. overneemt en daardoor is bij de fiscus de latere heffing verzekerd  de overnemer treedt (fiscaal
in plaats van de overdrager).
Fiscale eenheid
Waarschijnlijk niet een manier om de bezittingen van de ene BV naar de ander BV te brengen, maar
het kan wel zeggen dat je de holding en werkmaatschappij als één belastingplichtige ziet en er maar
één aanslag wordt opgelegd aan het geheel, dit wordt ook wel consolideren genoemd. Op blz. 138
boek staat voorbeeldje consolideren. Intrinsieke waarde van de dochter zie je terug op de balans van de
moeder.
Overnamefinanciering
Op niveau van de koper: hij moet zich in de schulden steken. Wat nou als in de werkmaatschappij een
pot met geld staat. Dan is de koper nu de aandeelhouder en hoe is het dan mogelijk dat de
overgenomen vennootschap haar eigen overname financiert? Er was altijd een regeling dat de
werkmaatschappij niet mag meewerken aan de financiering van zijn eigen overname (art. 2:207c BW),
maar die is nu afgeschaft. Geldt geen wettelijke beperking meer maar nog wel jurisprudentie: geen
schulden aangaan die niet bij je eigen onderneming passen. Als de koper zelf de bv in de schulden zal
laten steken dan is er toch nog een beetje een juridische grens, zijn grenzen aan doorleningen
opgenomen in de jurisprudentie  bestuurdersaansprakelijkheid art. 2:9 BW en rol toekomstige
aandeelhouder art. 2:8 BW.
HC 13, 2-12-2013, Notaris: financiële beroepsregels
Redelijk veel notarissen zijn in aanraking geweest met tuchtrechter, maar een notaris hoeft niet altijd
iets fout gedaan te hebben want het kan ook zijn dat de klant niet tevreden is (te hoge rekening e.d.).
Kern van vandaag: notaris moet ervoor zorgen dat elke euro die je in bewaring neemt van cliënten op
een kwaliteitsrekening staat. De schuld die de notaris dan heeft staat niet op de creditzijde maar op de
debetzijde, dit heet dan personenschuld (schuld aan derden). Hierdoor kan je heel snel zien aan
debetzijde of is voldaan aan de bewaarplicht. Bewaarplicht: iedere euro die ze hebben voor derden
moet op de kwaliteitsrekening staan (art. 15 beroepsregels).
Een balans moet er dan als volgt uit zien:
Kwaliteitsrekening €1
Personenschuld - €1
Is er een bewaartekort op enig moment dan kom je bij de tuchtrechter, als het door het bureau
financieel toezicht wordt geconstateerd. Je mag alleen iets van de kwaliteitsrekening afhalen als de
opdracht komt van de cliënt. Ook je eigen honorarium staat op de kwaliteitsrekening en dit mag je ook
op een bepaald moment naar je eigen bankrekening overboeken, dit is de enige uitzondering. Factuur
van notaris geeft alleen de kwaliteitsrekening, hierdoor zorg je ervoor dat iedere euro die je cliënt
betaalt op de kwaliteitsrekening komt en dan mag je je honorarium naar de bankrekening van het
kantoor overmaken vanaf de kwaliteitsrekening. Maakt een cliënt naar de gewone rekening van
kantoor over als het op de kwaliteitsrekening had moeten staan dan heb je een negatieve
bewaarpositie; geld cliënt staat niet op kwaliteitsrekening maar op bankrekening en dan ben je al in
overtreding. Het mag niet gebeuren want de beroepsregels zeggen ook dat de gewone bankrekening
niet kenbaar mag zijn voor de cliënt. Notaris moet zo snel mogelijk als het fout is gegaan met de
overboeking het over maken naar kwaliteitsrekening & dit is ook buitengewoon onschuldig. Maar zijn
allemaal varianten op en die behandelen we vandaag.
Financiële regels Notariaat
- De basis staat in de Wet op het Notarisambt (WNA):
Art. 23 WNA: verboden handelingen
Art. 24 WNA: jaarrekening
Art. 25 WNA: bijzondere bankrekeningen
(deze mag je erbij hebben op het tentamen)
- Verordening Beroeps- en Gedragsregels (op basis van art. 61 lid 2 WNA):
Art. 15 lid 1: bewaringseis
Art. 15 lid 2: liquiditeitseis (kantoor en privé)
Art. 15 lid 2: solvabiliteitseis (kantoor en privé)
(deze moet je uit je hoofd kennen, uitleg lezen. Dit zijn belangrijkste pagina’s van bijlage op nestor).
Deze regels zijn er omdat het een onpartijdige juridische deskundige is en een notaris heeft de
exclusieve bevoegdheid tot verlijden van akten die voorwaarde zijn voor rechtsgeldigheid van
bepaalde rechtshandelingen (authentieke akten). Heeft dus twee kanten: je bent bij wet een soort
beëdigd ambtenaar met exclusieve bevoegdheid. Ook heeft de notaris een vertrouwenspositie: ‘eer en
aanzien van het Notarisambt’ (art. 61 WNA).
Rol in geldverkeer
Notaris is van oudsher een vertrouwenspersoon waar je ook je geld kan stallen. Zijn twee soorten
geldstromen:
- Kortlopende
Vaak te maken met transporten van onroerende zaken. Is ooit iets fout gegaan: Baarns beslag  B
levert aan A via de notaris X. Notaris X verdient er 1.750 aan, maar hij moet ook kosten maken voor
registratie en onderzoek bij kadaster e.d. Overdrachtsbelasting moet de notaris ook in rekening
brengen want wordt het ten onrechte niet in rekening gebracht dan is de notaris zelf hoofdelijk
aansprakelijk. Notaris zal willen dat al het geld op zijn rekening staat voor hij gaat leveren. In Baarn
ging het fout omdat ten tijde van de levering beslag is gelegd onder de verkoper die daarom niet meer
vrij was op het moment van de levering om het huis te leveren. Notaris in Baarn had al geleverd en
geld werd direct overgemaakt, maar bij nader inzien bleek dat de verkoper niet kon leveren/nakomen.
Geld weg en huis niet geleverd, toen heeft de beroepsgroep gezegd dat ze met een beleidsregel komen
(bladzijde 36 Bijlage Nestor). Beleidsregel gaat over tijdstip uitbetaling van gelden (thuis doornemen).
In beleidsregel staat dat de notaris na de levering nog een keer moet kijken of de verkoper het pand
ook vrij heeft kunnen leveren ten tijde van de levering.
De dag voor leveren wil notaris geld wel op
kwaliteitsrekening hebben. Geld komt van de
hypotheek bank koper (bank is vaak te laat) en van
de koper. Notaris moet na de levering nog een keer
kijken of de verkoper het pand ook vrij heeft kunnen
leveren ten tijde van de levering (tweede recherche).
Daarna gaat het geld van de notaris naar de
belastingdienst, naar de hypotheekbank verkoper en
naar de verkoper zelf (het geld dat overblijft).
Geld heeft uiteindelijk drie dagen op de rekening van de notaris gestaan: dag voor levering, dag van
levering en de dag na levering. Notaris heeft volmacht om over de kwaliteitsrekening te gaan maar
heeft iedere keer te maken met andere rechthebbenden. Wie krijgt de rente over de kwaliteitsrekening?
De notaris krijgt de rente als het er kort op staat en dat is ook het meest praktisch dan. De rente komt
dan nog bovenop het honorarium. Bij grote bedragen of bedragen die langer dan een paar dagen
uitstaan is de notaris wel verplicht om het geld door te sluizen aan de koper of respectievelijk de
verkoper.
- Langlopende
Heeft vaak te maken met boedelverdeling. Hierbij is de notaris vaak verplicht om de rente aan de
koper/verkoper te geven.
Financiële beroepsregels: historisch kader
Jaren dertig vorige eeuw hadden notarissen groot aanzien want ze hadden vaak veel geld. Wat is er op
tegen als je het geld als je het geld van de kwaliteitsrekening uitleent (als je zeker weet dat het er nog
minstens een jaar op zou staan)? Eigenlijk niks, maar als notaris het geld uitleent dan komt er
vordering op de balans en gaat de kwaliteitsrekening met bedrag van de vordering omlaag. Iedere euro
moet je op de kwaliteitsrekening laten staan, maar het staat er bij deze situatie niet meer op want er is
sprake van een negatieve bewaringspositie. Dat mag niet, maar er waren notarissen die het wel deden.
Maar als de vordering op de cliënt niet meer afgelost kon worden dan kon de notaris de cliënten niet
meer betalen. Daarom was het belangrijk om deze situaties te voorkomen. Geld mag je dan ook niet
uitlenen aan andere cliënten, want risico is te groot dat je niet in staat bent je verplichtingen na te
komen. HR NJ 1984/752: een notaris gaat failliet, cliënten die geld in bewaring hebben gegeven
blijken concurrente crediteuren. Dus als er sprake is van een tekort en het faillissement niet genoeg
oplevert om cliënten te kunnen betalen dan krijgen de cliënten hun geld maar gedeeltelijk terug of niet.
Alle notarissen in Nederland hebben toen vrijwillig geld betaald zodat cliënten schadeloos werden
gesteld. Als gevolg van dit arrest is de beroepsgroep regels gaan maken.
‘Lenen’/Verduisteren van cliëntengelden
In Den Haag wordt melding gemaakt door een notaris over handelingen van zijn kantoorgenoten, toen
was er sprake van:
- Lenen uit nalatenschappen ter financiering van privébeleggingen
- Gelden van cliënten vergokt
- Maar verweer was dat hij altijd heeft voldaan aan zijn verplichtingen
De beroepsgroep zei toen wel dat er sprake was van overtreding van art. 15.
Ander geval: Notaris van W te Wolvega, had een nalatenschap te verdelen en daaruit had hij geld
verduisterd. Kandidaat-notaris kwam erachter dat dit het geval was en heeft het gemeld. Dit mag
absoluut niet en hier kwam ook nog het strafrecht aan te pas.
‘Witwassen’
Hier was een notaris die naast zijn notarispraktijk ook een financiële bemiddelingspraktijk had. Hij
had cliënten die vroegen of hij hun geld wou beleggen en dat deed hij, hij opende ook bankrekening
voor ze in Zwitserland en bij de Femis-bank. Bij de Femis-bank zat zwart geld, dat was algemeen
bekend. Notaris had dit ook moeten weten. Toen kwam uit dat notaris meewerkte om zwart geld te
beleggen, dat behoort hij niet te doen. Is geen notariële handeling en als notaris moet je gewoon ver
blijven van dit soort activiteiten. Deze notaris is ook toen tuchtrechtelijk veroordeeld en ontzet uit het
ambt. Je hebt altijd in functie van notaris, ook als je privé handelt.
ABC-transacties
Ging om een partycentrum dat op één dag drie keer was geleverd. Alle notarissen werden niet
tuchtrechtelijk vervolgd, want er zaten allerlei beklemmende voorwaarden op het pand. Eerste levering
aan A voor 90.000€, tweede levering aan B voor 340.000€ en daarna de laatste levering aan C voor
590.00€. De taxatiewaarde was tussen de 725.000€ en 860.000€. De notaris moet kijken wat er aan de
hand was met de vorige levering, moet intussen iets zijn gebeurt en er is iets aan de hand wat er bij de
vorige levering niet was want anders betaal je niet 250.000€ meer. Naar aanleiding van deze affaire
zijn gedragsregelingen opgezet voor dit soort ABC-transacties, er moet een verklaring zijn voor de
prijsstijgingen.
Bijvoorbeeld:
- Koopsom A-B te laag  heeft A te weinig betaald dan kan er vermoeden zijn dat er door B
misschien wel met zwart geld is betaald.
- Koopsom A-B te hoog  let op situatie van witwassen door B.
- Koopsom B-C te laag  zwarte betaling door C?
- Koopsom B-C te hoog  hypotheekfraude/witwassen?
Hof A’dam 8 maart 2007, 1553/2006: Notaris heeft informatieplicht tegenover de bank bij een groot
prijsverschil.
Financiële beroepsregels notaris
Art. 23 WNA: verboden handelingen en overeenkomsten.
Bijv. aangaan leningen tenzij voor bedrijf/privé, leningen verstrekken aan cliënten en slechte
vermogensontwikkeling (opnames > winst)
Art. 24 WNA: administratieverplichting: te allen tijde de rechten en verplichtingen kennen
Goede boekhouding voeren + op tijd jaarstukken indienen.
Art. 25 WNA: bijzondere bankrekeningen, bewaring derdengelden + rentevergoeding
Art. 110 lid 1WNA: toezicht door Bureau Financieel Toezicht
Art. 98 WNA: sluitstuk bestaat uit het Tuchtrecht na een klacht.
Bewaringseis
Art. 15 WNA wil dat de kwaliteitsbankrekening minstens even groot is als het bedrag dat je
verschuldigd bent aan cliënten. Staat op de debetzijde van de balans omdat het niet een schuld is van
het kantoor maar van de notaris zelf, want de notaris beheert het vermogen en dat doet niet het
kantoor. Cijfervoorbeeld staat in de sheets.
Het kan verkeerd gaan als:
- Lenen van derdengelden voor eigen investeringen/’opnames’
- Uitlenen aan andere derden/bankieren
- Verliezen opvullen/kasstroomproblemen oplossen
- Maar ook meer onschuldig, geld dat door de cliënt op de verkeerde rekening is gestort…
Afscheiden derdengelden
Zelfs als je aan de bewaringspositie hebt voldaan kan het toch nog fout gaan. Maar om te zorgen dat er
niks kan gebeuren is de kwaliteitsrekening er, want hierdoor is geld cliënten afgezonderd van
vermogen notaris. Vroeger ook geregeld door de Stichting derdengelden (geld cliënten ook niet op
kantoorbalans, maar is inmiddels afgeschaft) en nu wordt het geregeld door geld op de
kwaliteitsrekening te zetten waar meerdere mensen recht op hebben (notaris & cliënten). Geld mag
door cliënten alleen maar op de kwaliteitsrekening gezet worden en dat banknummer staat overal
vermeld.
Liquiditeitseis notaris
Notaris zelf moet ook op tijd zijn om financiële verplichtingen te voldoen. Art. 15 lid 2 Verordening
Beroeps- en gedragsregels. Om de liquiditeit te bepalen kan je gebruik maken van:
- Werkkapitaal = vlottende activa – kort vreemd vermogen
- Ratio’s
o Current ratio = vlottende activa : kort vreemd vermogen
o Quick ratio = (vlottende activa – voorraden) : kort vreemd vermogen
Je kunt ook kijken naar
- Solvabiliteit: ben ik in staat om mijn verplichtingen na te komen? Meerdere
berekeningstechnieken, bijv. owned capital index.
-
Rentabiliteit: hoeveel % van het geïnvesteerd vermogen is verdiend? Kijken naar REV, RTV
en RVV.
Tuchtrechtspraak
Art. 93-113 WNA. Financieel toezicht toevertrouwt aan de kamers van toezicht, hier zitten notarissen
in en één gekwalificeerde rechter. In eerste instantie hebben de beroepsgenoten de overhand en
beoordelen of jij conform de verenigingsregels handelt. In hoger beroep zitten er meer rechters dan
beroepsgenoten en hebben rechters toch de overhand om te beoordelen.
HC 14, 9-12-2013, Responsiecollege: opgave 7 werkgroep
Behandelen van opgave 7 Notariaat, uitwerking van de opgave komt ook op nestor:
Je moet met een ondernemingsplan komen, hierin bijvoorbeeld later zien dat je het beter gaat doen dan
je voorganger.
Vragen opgave 7 (de casus e.d. staan op nestor)
1. Wat moet op de gedeeltelijke balans komen?
Dit is een uittreksel van de kantoorbalans, gaat over de debetzijde. Daar staat de kwaliteitsrekening op
(€1.325.000) en de personen- en overdrachtsbelasting (- €1.300.000). Hier zie je dat er sprake is van
een overschot, deze bedraagt €25.000, er staat meer op de kwaliteitsrekening dan wat in bewaring is
gegevens door cliënten.
2. Voldaan aan de bewaringseis?
Ja, bewaringseis houdt in dat de kwaliteitsrekening even groot moet zijn als de personen- en
overdrachtsbelastingrekening en daar is hier aan voldaan (hij heeft zelfs een overschot). Elke in
bewaring genomen euro moet dus op de kwaliteitsrekening staan en alleen de cliënt bepaalt waarvoor
het geld gebruikt mag worden.
3. Verklaring overschot/tekort?
Maar hoe zou je dit verklaren? Cliënt krijgt alleen jou kwaliteitsrekeningnummer dus ook jou
ondernemersloon/honorarium gaat naar de kwaliteitsrekening. De notaris is dus ook een
medegerechtigde van de bankrekening, net als alle andere cliënten van dat moment.
Als er een tekort is kan het meerdere oorzaken hebben. Bijvoorbeeld geld van de kwaliteitsrekening
gehaald en daarmee werknemers betaald, cliënt heeft geld over gemaakt naar de verkeerde rekening,
geld geleend door de notaris om te investeren of fraude door een notaris.
4. Wat moet er met de rente over de in bewaring genomen bedragen gebeuren?
Kortlopende mag de notaris bij zijn eigen honorarium rekenen, maar staan de bedragen langer op de
kwaliteitsrekening dan moet de notaris het geld doorsluizen naar cliënten.
5. Mogelijkheden voor uitlenen €200.000 aan makelaar
a. Notaris leent geld tegen rente uit de boedelgelden
Notaris zorgt ervoor dat de €200.000 op de kwaliteitsrekening komt en dit doet hij vanuit de
boedelgelden. Boedelgelden komen uit de kwaliteitsrekening en als hij als bankier zou gaan spelen is
dit niet toegestaan zie art. 23 lid 2 sub b Wet op de Notarisambt (WNA). Zal de notaris dit wel doen
dan zie je dit op de debetzijde van zijn balans: - €200.000 kwaliteitsrekening en + €200.000 vordering
op makelaar. Dit is ook in strijd met art. 15 verordening en art. 25 WNA.
b. Notaris leent zelf geld bij de bank en leent door aan de makelaar
Hier wordt de kwaliteitsrekening niet aangetast. Deze lening is niet gerechtvaardigd door art. 23 lid 2
sub a WNA dus het is ook een verboden handeling. Staan twee rechtvaardigingsgronden in art. 23 lid
2 sub a WNA, maar die zijn hier niet van toepassing
c. Notaris verkoopt zijn sportauto en levert de opbrengst aan de makelaar
Hier gaat hij een lening aan met de makelaar, maar hij loont zelf niet meer. Mag dit volgens art. 23
WNA?
Lid 2 sub a: gaat goed.
Lid 2 sub b: is in de casus al iets gebeurt? Is nog geen sprake van een akte, want gaat hier alleen maar
over een voorschot dat betaalt moet worden. Tot zover valt het niet onder art. 23 lid 2 sub b WNA. De
akte gaat nog komen maar op dit moment is er nog niet sprake van een rechtshandeling. Strikt
genomen zou het kunnen en valt het niet onder art. 23 lid 2 sub b WNA. Op het tentamen waren alle
antwoorden goedgekeurd mits het goed gemotiveerd was.
Lid 1: je leent geld uit terwijl je nog niet zeker weet dat je het geld terug krijgt, want het kan best zijn
dat de makelaar helemaal geen geld zou kunnen lenen van de bank want waarom kan hij op dit
moment nog niet lenen? Hier moest je op het tentamen ook naar kijken. Als hij het geld niet terug
krijgt dan moet de makelaar alsnog zijn kantoor overeind kunnen houden.
Niet een duidelijk antwoord hier te noemen.
Op dit moment wordt art. 23 lid 1 WNA gebruikt voor kantoren die niet meer rendabel zijn.
Download