Bachelor scriptie Propaganda in de DDR Propaganda in de DDR: Representaties van de vijand: ‘Het Westen’ Bachelorscriptie Student: Femke de Koning Studentnummer: 5613647 Datum: 16 december 2009 Seminar: Media in oorlog, vrede en verzoening Universiteit van Amsterdam Faculteit van Maatschappij & Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam -1- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR Inhoudsopgave Inleiding………………………………………………………….…..………….1 Onderzoeksmethode…………………………………………….…….………...3 1. Vijandbeeldconstructie en representaties van de vijand……………….…….3 2. De rol van de media………………….…………………………….………...6 2.1 Propaganda en politieke doeleinden………………….…………………...……...7 3. DDR als casus…………………………….……………………….……..….8 3.1 Het propagandasysteem van de DDR…………………………………………….8 3.2 Propaganda technieken: Stereotypering en vervorming van nieuwsberichten…………9 3.3 Richtlijnen: het Westen als imperialist en agressor…….………………...……….10 3.4 De ultieme bedreiging: van nazi staat tot monster…………………….…….…….12 Conclusie ………………………………………………………….……….….14 Discussie…………………………………………………………….…………16 Literatuurlijst…………………………….…………………………………….17 Universiteit van Amsterdam -2- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR Inleiding ‘We human beings are homo hostilis, the hostile species, the enemy-making animal’. (Sam Keen, 1986, p.10) Sam Keen (1986) gaat er vanuit dat het in de menselijke natuur ligt een vijand te creëren. Generaties lang vinden mensen het gerechtvaardigd anderen te haten en te dehumaniseren. Het benoemen van vijanden is volgens Stone (2008) al eeuwenlang een centraal aspect binnen de politiek en definieert voornamelijk de politiek van de 20e eeuw. Een politiek conflict van de 20e eeuw is de koude oorlog. De koude oorlog bewerkstelligde een strijd tussen twee tegenover elkaar staande ideologische kampen: het kapitalistische Westen tegenover het communistische Oosten. Het bekendste symbool van de koude oorlog was de Berlijnse muur en de scheiding van Duitsland. Deze scheiding laat ons zien hoe na de Tweede Wereldoorlog de BRD (Bundes Republik Deutschlands) en de DDR (Deutsche Demokratische Republik) zichzelf als vertegenwoordigers zagen van hun ideologische kampen en politieke systemen. Deze tweedeling zorgde ervoor dat de twee ontstane landen, gedurende veertig jaar, vanuit twee totaal verschillende ideologieën beïnvloed werden. In de DDR had de SED (Socialistische Einheitspartei Deutschlands), ondersteund door het rode Sovjet leger, het voor het zeggen en had het streven naar een collectief voorrang op de ontwikkeling van het individu. Het verlangen naar unanimiteit in bijna elk deel van leven leidde tot een bijna absolute intolerantie ten opzichte van tegenspraak (Bytwerk, 1999). Het communistische regime van de DDR probeerde een unanieme eenheid onder de eigen bevolking te creëren door de burgers ervan te overtuigen dat het door de regering gevoerde beleid en diens nagestreefde ideologie de juiste was (Dittmar, 2004). Merskin (2005) beargumenteert dat regeringen het idee van een gezamenlijke vijand als methode gebruiken om sociale controle te handhaven, de waarden van een dominant systeem aan een bevolkingsgroep op te leggen en eenheid onder een bevolkingsgroep te realiseren. Tijdens het veertig jaar lang durende bestaan van de DDR als regime en beweging, definieerde ook de DDR zich aan de hand van een vijand: de politieke tegenhanger het Westen. Negen november jongstleden was het precies twintig jaar geleden dat de Berlijnse muur viel en de DDR ophield met bestaan. Met dit jubileum werd de vrijheid gevierd die de Universiteit van Amsterdam -3- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR voormalig Oost Duitsers terug kregen op die historische dag in 1989. Er werd veel aandacht besteed aan de geschiedenis van de DDR en hiernaast behandelde nieuw onderzoek de huidige situatie in Duitsland. Hoewel Duitsland nu precies twintig jaar formeel herenigd is, lijkt volgens Kerler (2009) van een emotionele integratie nog weinig sprake te zijn. Net als de Wessies blijven de Ossies hun verschillen benadrukken en koesteren zij hun eigen identiteit. De Ossies doen dit met een zekere ‘ostalgie’, dit betreft een nostalgie voor het Oost-Duitsland van voor de val van de muur. Onder de meerderheid van de voormalige Oost-Duitsers is een vijandelijke houding ten opzichte van West-Duitsers te merken. ‘Arrogant, gierig en oppervlakkig’ , zo luiden de gangbare vooroordelen van Oost-Duitsers over West-Duitsers (Brandsma, 2009). Het twintig jarige jubileum van de val van de Berlijnse muur liet de DDR geschiedenis weer even opleven en nieuwe onderzoeken brachten de huidige situatie in Duitsland onder de aandacht. Dit tezamen met het feit dat de Oost-Duitse bevolking tijdens het bestaan van de DDR sterk geprobeerd is te beïnvloeden, maakt het interessant te onderzoeken hoe deze beïnvloeding er tijdens het bestaan van de DDR uitzag. In het bijzonder hoe de beïnvloeding rondom het beeld van het Westen eruit zag. Deze thesis analyseert vijandelijke representaties van het Westen in de DDR. Er zal worden gekeken naar hoe er tijdens het bestaan van de DDR bericht werd over de Westelijke vijand. De focus zal gelegd worden op antiwesterse berichtgeving wat bij moest dragen aan het vijandbeeld in het voormalig Oost-Duitsland. Mijn onderzoeksvraag luidt: Hoe werd in de DDR de politieke vijand het Westen gerepresenteerd? Dit literatuuronderzoek naar de representatie van het Westen in de DDR kan de oorsprong van de huidige vooroordelen van Oost Duitsers ten opzichte van West-Duitsers verduidelijken. Daarnaast kan literatuuronderzoek die vijandbeelden ter discussie stellen, ons uitleg geven over de oorsprong van vijandelijke houdingen van bevolkingsgroepen ten opzichte van andere bevolkingsgroepen. Merskin (2005) constateert dat het creëren van vijanden niet iets is wat alleen in het verleden heeft plaatsgevonden. Volgens haar wordt in Amerika, de bevolking dagelijks blootgesteld aan stereotyperende beelden van de ‘evil’ moslim als terrorist. Aangezien het construeren van vijanden nog altijd een veelvoorkomend fenomeen is binnen de hedendaagse politiek en maatschappijen is, dient wetenschappelijke kennis hierover te worden gestructureerd. Daarbij zal dit literatuuronderzoek niet alleen een bijdrage leveren aan studies over vijandbeelden maar ook aan studies rondom de Duitse geschiedenis. Universiteit van Amsterdam -4- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR Onderzoeksmethode Voor het beantwoorden van de onderzoekvraag zal een literatuuronderzoek gehandhaafd worden. Er zal eerst worden gekeken welke ideeën en theorieën er in de literatuur bestaan over representaties van vijanden, hoe vijandbeelden gecreëerd worden en over de functies hiervan. Hiervoor is gezocht naar literatuur door middel van gecombineerde zoektermen als: ‘enemy’ & ‘creating’, ‘enemy’ & ‘construction’, ‘enemy’ & ‘propaganda’, ‘representation’ & ‘enemy’, ‘political propaganda’ & ‘enemies’, ‘media’ & ‘representation enemies’, ‘creating enemies’ & ‘functions’, ‘making enemies’ & ‘politics’, ‘making enemies’ & ‘conflict’, ‘Feind’ & ‘Repräsentation’, ‘Feind’ & ‘Propaganda’. De gevonden literatuur is het boek van Sam Keen en het boek van Jaques Ellul, de theorieën van Spillman en Spillman in het onderzoek van Debra Merskin en onderzoeken van Roman Krakovsky en Joanna Witkowska die vijandrepresentaties en de functie hiervan ter discussie stellen. Aanvankelijk zal een empirisch deel van literatuuronderzoek moeten uitwijzen hoe de situatie rondom het vijandbeeld er in de DDR uitzag. Om dit te onderzoeken is gezocht naar literatuur door middel van de volgende gecombineerde zoektermen: ‘Cold War’ & ‘Propaganda’,‘GDR & propaganda’, ‘GDR’ & ‘enemy’, ‘GDR’ & ‘depictions West’, ‘GDR’ & ‘Anti-America’, ‘DDR’ & ‘Westpropaganda’, ‘DDR’ & ‘Feind’, ‘Kalter Krieg’ & ‘propaganda’. De gevonden literatuur is het boek van Klaus Arnold over West propaganda in radioberichtgeving in de DDR, een artikel die de representatie van het Westen in Film en televisie ter discussie stelt, elektronische bronnen die krantenartikelen uit de DDR tijd bevatten en onderzoeken die propaganda in de DDR in bredere zin behandelen. Er zal in het empirisch gedeelte naar meerdere vormen van berichtgeving over het Westen worden gekeken om op deze manier een zo goed mogelijk antwoord op de onderzoeksvraag te kunnen formuleren. Er is gezocht in de databases: academic search premier, catalogus van de universiteit van Amsterdam, communication and mass media complete, Picarta, Google en Google scholar. 1. Vijandbeeldconstructie & representaties van de vijand Debra Merskin (2005) veronderstelt dat het construeren van een vijand een belangrijk en onvermijdelijk deel is van alle menselijke maatschappijen. Volgens Merskin (2005) dient het creëren van een vijand bij te dragen aan de instandhouding van de normen en waarden die een maatschappij aan een bevolkingsgroep probeert op te leggen. Merskins (2005) bevindingen sluiten deels aan bij die van Roman Krakovsky (2008), die onderzoek heeft Universiteit van Amsterdam -5- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR gedaan naar vijandelijke representaties in de koude oorlog. Hij beargumenteert dat het hebben van een vijand de consistentie van de groepsidentiteit verzekerd. Naar Krakovsky’s (2008) idee is het bij het maken van ‘de ander’ tot een authentieke en directe bedreiging noodzakelijk om een concreet en potentieel fysieke relatie met de vijand te vestigen. Het is noodzakelijk dat deze relatie negatief is en gebouwd is op gevoelens van afkeer en minachting. Om een duidelijk beeld te krijgen omtrent het proces dat bijdraagt aan negatieve evaluaties ten opzichte van een vijand, gebruikt Merksin (2005) in haar onderzoek naar de vijandconstructie in de speeches van Bush na 9/11, het model van Spillman en Spillman. Spillman en Spillman geven een model van vijandbeeldconstructie. Dit model kent meerdere raakvlakken met bevindingen van Sam Keen (1986) die in zijn boek ‘Faces of the enemy’ een uitgebreide analyse geeft over de verschillende manieren waarop maatschappijen de vijand representeren. Hij analyseert meerdere conflictsituaties uit de 20e eeuw en komt tot een universeel beeld van de vijand. Naar Keens (1986) idee is het zo dat ook al variëren conflicten, er blijft een standaard repertoire bestaan van de manieren waarop maatschappijen de vijand representeren en dehumaniseren. Volgens Spillman en Spillman is de eerste karakteristiek die bijdraagt tot het negatief evalueren van de ander als vijand, negatieve anticipatie. Negatieve anticipatie houdt in dat alle handelingen van de vijand, zowel handelingen uit het heden, het verleden en de toekomst, worden aangegrepen om de vernietigende bedoelingen van de vijand tegen de eigen groep aan te tonen (Spillman & Spillman, 1997, in: Merskin, 2004, p. 374). Het aantonen van de vernietigende bedoelingen van de vijand tegen de eigen groep, sluit aan bij wat Keen (1986) de vijand als agressor noemt. Naar zijn idee is één van de karakteristieken van de representatie van de vijand, de vijand te representeren als een agressieve vijand die er bewust op uit is de eigen groep schade aan te richten. Keen (1986) meent dat de vijand vaak gerepresenteerd wordt door de associatie met eerder agressief handelen van de vijand. Ten tweede veronderstellen Spillman en Spillman dat de vijand als de enige schuldige van al het kwaad dat in de eigen groep geschiedt, wordt gezien (in: Merskin, 2004, p. 374). De derde karakteristiek die de ontwikkeling van het vijandbeeld thematiseert is de identificatie van de vijand met kwaad. Hierbij ontkennen alle waarden van de vijand, de Universiteit van Amsterdam -6- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR waarden van het eigen systeem en is de vijand erop uit het eigen dominante waardesysteem (oftewel ideologie) te vernietigen (Spillman & Spillman, 1997, in: Merskin, 2004, p. 374). Deze karakteristiek vindt ondersteuning in onderzoek van Witkowska (2008) die concludeert dat bij berichtgeving over de vijand, de vijand altijd geassocieerd wordt met kwaad. Zij voegt hier echter aan toe dat dit tegelijkertijd gepaard gaat met positieve vergelijkingen tot het eigen regime. Ook Keen (1986) meent dat de vijand geïdentificeerd wordt met kwaad, hiervoor bestaan volgens hem een aantal manieren om de vijand te representeren. Het identificeren van de vijand met kwaad komt volgens hem voort uit de behoefte van mensen de wereld in te delen in antagonisme. De vijand wordt hierbij als de ander gepresenteerd, iets wat onbekend is en hierdoor vanzelfsprekend slecht is en geassocieerd dient te worden met alles wat slecht is. Volgens Keen (1986) is het bij het creëren van een vijandbeeld van belang de vijand te associëren met de bedreiging voor de bestaande cultuur. Dit resulteert in een representatie van de vijand als barbaar: onmenselijk en vernietigend voor het eigen culturele systeem. Het afschuwelijke en sadistische karakter volgt als consequentie uit de vijand als barbaar. In Keens (1986) perceptie wordt de vijand dan ook vaak als martelaar gepresenteerd. Bij het presenteren van de vijand als martelaar wordt het plegen van moord, roof of andere gruwelijkheden als dagelijkse bezigheden van de vijand gezien. Het vierde aspect wat volgens Spillman en Spillman bijdraagt aan iemands evaluaties om een ander als vijand te zien, is het fenomeen van zero-sum thinking. Dit komt neer op: ‘wat goed is voor de vijand is slecht voor ons’ en visa versa (in: Merskin, 2004, p. 374). Een vijfde stap in dit proces is het stereotyperen en de-individualiseren van de vijand. Iedereen die tot de vijandgroep behoort, moet als een vijand worden gezien, hierbij zijn alle leden van de vijandgroep homogeen (Spillman & Spillman, 1997, in: Merskin, 2005, p. 374). Dit sluit aan bij Merskins (2005) bevindingen. Merskin (2005) is van mening dat stereotypering een interpretatieve rol inneemt bij onze observering en identificatie van de ander. Volgens haar zijn stereotypes verzamelingen van overgegeneraliseerde bedreigingen of karakteristieken die alle leden van een groep over één kam scheren. Keen (1986) denkt niet alleen dat deze cognitieve praktijk een interpretatieve rol inneemt bij onze identificatie met de ander maar is ervan overtuigd dat stereotyperingen ervoor zorgen dat onze natuurlijke tendens ons te identificeren met de ander, automatisch vernietigd wordt. Tenslotte zijn Spillman en Spillman van mening dat bij de constructie van een vijandbeeld sprake is van weigering tot het tonen van medelijden met de vijand. Hierbij Universiteit van Amsterdam -7- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR zorgt de waargenomen dreiging voor onderdrukking van gevoelens van sympathie met een ieder die tot de vijandgroep behoort (in: Merskin, 2004, p. 374). Keen (1986) noemt naast de reeds genoemde representaties van de vijand nog meerdere manieren waarop de vijand wordt gerepresenteerd. Zo stelt hij vast dat de vijand vaak gepresenteerd wordt als iets onmenselijks, iets wat niet van vlees en bloed is, als de duivel en daardoor als een vijand van god wordt gekarakteriseerd. Keen (1986) herkent ook het imperialistische karakter wat aan de vijand wordt toegeschreven. De vijand wordt volgens hem vaak geassocieerd met de behoefte over andere te heersen en nooit genoegen neemt, dit noemt hij de gulzige vijand. Volgens Keen rechtvaardigen naties altijd hun eigen agressieve gedrag door het gedrag van de vijand te veroordelen als criminele daden en de vijand te presenteren als een wrede crimineel. In het kader van het dehumaniseren van de vijand, schakelt Keen over van het barbaarse karakter van de vijand naar het beestachtige karakter van de vijand. Zo werden in de Tweede Wereld oorlog joden geassocieerd met ratten, dit diende als sanctie voor het uitroeien hiervan. Een representatie van de vijand die hier uiteindelijk uit volgt, is de vijand neer te zetten als de ultieme bedreiging, de vijand als de dood (Keen, 1986). 2. De Rol van de media Volgens Merskin (2005) hangt de publieke opinie over ‘de ander’ voor een groot deel af van de informatie die door de media gegeven wordt:‘Audiences learn about others and otherness through media representations that become teaching tools. As markers of the nation-state, these signifiers serve as key components of ideology in a hegemonic system that requires a great number of people to buy into the dominant belief system, the one held to be right’ (Merskin, 2005, p. 374). Volgens haar zijn media essentiële hulpmiddelen bij het construeren van een vijandbeeld en het winnen van steun van het publiek voor het ideologische systeem waarvoor gepleit wordt. Volgens Witkowska (2008) is dit nou juist het punt waar propaganda goed te pas komt. Witkowska (2008) beargumenteert dat om ideologische controle te handhaven en de steun van de bevolking te bereiken, regeringen zich beroepen op propaganda als basisinstrument om hun invloed af te dwingen. Ook Keen (1986) benadrukt in zijn analyse over de representatie van vijanden de rol van propaganda. Volgens hem is het doel van propaganda bij het creëren van een vijandbeeld, het bereiken van steun onder de massa, door het creëren van een uniforme mening onder de bevolking. Universiteit van Amsterdam -8- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR Keen (1986) stelt vast dat propaganda al zolang bestaat sinds de mens het nodig vindt een vijand te creëren: ‘Thus, the creation of propaganda is as old as the hostile imagination’ (Keen, 1986, p.19). 2.1 Propaganda & Politieke doeleinden Het begrip propaganda kent een brede spanwijdte aan definities. Een belangrijk persoon bij de definiëring van dit begrip is Harold Lasswell, een Amerikaanse socioloog en psycholoog die ook wel als de grondlegger van de hedendaagse politieke wetenschap en in het bijzonder de politieke psychologie wordt gezien (Arnold, 2002). Eén van de definities die Lasswell geeft van propaganda luidt: ‘Propaganda is concerned with the management of opinions and attitudes by the direct manipulation of social suggestion rather than by altering other conditions in the environment or in the organism’ (Lasswell, 1970, in: Arnold, 2002, p. 37). Deze definitie suggereert dat propaganda een methode is om meningen en gedrag te organiseren door middel van eenzijdige berichtgeving waarbij andere suggesties worden uitgesloten. Wanneer we het begrip propaganda vanuit de context van totalitaire systemen bekijken gaan we een stap verder met het definiëren hiervan. In tegenstelling tot Lasswell geeft Jacques Ellul (1973) in zijn boek ‘Propaganda: the formation of men’s attitudes’ een systematischere kijk op propaganda. Zijn definitie luidt: ‘Propaganda is a set of methods employed by an organized group that wants to bring about the active or passive participation in its actions of a mass of individuals, psychologically unified through psychological manipulation and incorporated in an organization’ (Ellul, 1973, p. 61). Ellul (1973) meent dat propaganda niet alleen iets is wat gedaan wordt, maar iets wat per definitie gevaarlijk is en erop uit is een ander schade aan te richten: ‘The force of propaganda is a direct attack against man’ (Ellul, 1973 p.121). Wanneer we naar de definitie van Ellul kijken, gaan we ervan uit dat propaganda een methodiek is die ligt ingebed in een organisatie die erop uit is de meningen en het gedrag van een groep van individuen psychologisch te manipuleren en te organiseren. Volgens Witkowska (2008) zijn regeringen en partijen zulke organisaties die propaganda inzetten om de bevolking te beïnvloeden. Het karakter van deze propaganda wordt volgens haar gekenmerkt door vaste uitdrukkingen en overdrijvingen. Dit verzekert volgens haar een minimale ambiguïteit van het gepresenteerde materiaal door herhaaldelijk alleen de interpretaties op te leggen die de partij of de regering van een land uitstraalt. Ook de la Brosse (2003) stelt vast dat propaganda vaak gebruikt wordt door regeringen of partijen als Universiteit van Amsterdam -9- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR strategisch hulpmiddel om politieke ideeën te verspreiden. Propaganda wordt naar zijn idee gebruikt om naast het verspreiden van revolutionaire ideeën en het bouwen van nationale cohesie rondom de bevolking, ingezet om wanorde en angst te creëren rondom de vijand. Om deze wanorde en angst rondom de vijand te creëren, zegt Lasswell dat het doel van propaganda hierbij is om de eigen bevolking tegenover de vijand te mobiliseren en de vijand te demoraliseren. (Lasswell, 1970 in: Arnold, 2002, pp. 36-37). De impact van dit karakter van propaganda wordt versterkt door verschillende propaganda strategieën zoals het vervormen van de waarheid (tot op het punt van liegen) en misleidende informatie over regeringen en autoriteiten (Witkowska, 2008). Witkowska (2008) concludeert dat deze technieken zorgen voor negatieve berichtgeving over de vijand maar tegelijkertijd worden toegepast op ondersteunende berichtgeving over het eigen regime. Het creëren van een zwart/wit realiteit is volgens haar een veelvoorkomende karakteristiek van politieke propaganda. De manieren om politieke propaganda te verspreiden werden in de 20 e eeuw vervangen door nieuwe technieken zoals: fotografie, film, pers, maar voornamelijk door radio en televisie (de la Brosse, 2003). Deze nieuwe technieken voor de verspreiding van politieke propaganda zorgde voor een groter bereik van de massa. 3. De DDR als casus Na de verschillende ideeën te hebben besproken die zich focussen op de constructie van vijandbeelden, representaties van vijanden en de rol die propaganda hierin speelt, zal er in het empirisch gedeelte van dit literatuuronderzoek specifiek gekeken worden welke van de behandelde theorieën en ideeën terug te zien zijn in de situatie in de DDR. Om te onderzoeken hoe in de DDR het Westen werd gerepresenteerd, zal worden gekeken naar het propagandasysteem en de richtlijnen omtrent berichtgeving. Daarnaast zal ter ondersteuning worden onderzocht wat er tijdens het bestaan van de DDR over de Westelijke vijand werd bericht en in welk beeld dit resulteerde van het Westen. Zowel berichtgeving in DDR radio, televisie, film, publieke toespraken en printmedia komen hierbij aan bod. 3.1 Het propagandasysteem in de DDR In het voormalig Oost-Duitsland werd de massamedia eigendom van de staat. Dit maakte het makkelijker voor de machthebbers alleen de volgens hen politiek correcte informatie te verspreiden (Raabe, 1994). In de DDR had het ministerie van het centrale Comité van Agitatie Universiteit van Amsterdam -10- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR en Propaganda van de SED, in Berlijn, controle over bijna alle aspecten van het propagandasysteem (Bytwerk, 1999). In zinnen van de SED, werd propaganda omschreven als: ‘Propaganda beabsichtigte die langfristige, politisch-ideologische Erziehung durch die systematische Darlegung und Erläuterung sozialistischer Ideale und Theorien’ (Raabe, 1994, p.355). Net als in de politiek en de wetenschap bestond er in de DDR geen twijfel over wat er van de massamedia verlangd werd: de verbreding van de socialistische ideologie, de vorming van het socialistische bewustzijn en het propaganderen van de politieke richtlijnen van de SED. Naar Raabes (1994) idee was het socialistische bewustzijn de bewustwording van de DDR burgers van Marxistische en Leninistische ideeën met betrekking tot het socialisme. Bytwerk (1999) voegt hier nog aan toe dat naast het positief neerzetten van de DDR, één van de richtlijnen van het propagandasysteem van de SED was, om de DDR bevolking ervan te overtuigen dat West-Duitsland een reactionaire militaristische kapitalistische staat was, die gedoemd was om te mislukken. Jan Kiepe (2009) veronderstelt dat om het zogenaamde socialistische Bewustzijn te stimuleren, felle anti-Amerikaanse boodschappen werden verspreid. 3.2 Propaganda technieken: stereotypering en vervorming van berichten Bij de verspreiding van antiwesterse boodschappen werd in de DDR gebruik gemaakt van gestereotypeerde Westerse figuren. In het onderzoek van Peter Hoff (2004) wordt gekeken naar het vertegenwoordigde beeld van Amerika in televisie en filmstukken in de DDR in de jaren 1955 tot 1965. Volgens Hoff (2004) werden Amerikaanse soldaten neergezet als wrede, pretentieuze soldaten die geen gevoel hadden voor cultuur. Hiernaast werden de leiders die achter de soldaten stonden, zoals Adenauer, keer op keer vertegenwoordigd als koude, cynische karakters. Zijn onderzoek stelt vast dat beide stereotypen herhaaldelijk werden gespeeld in DEFA-films in de jaren ’50 en ’60. Deze stereotypen kwamen niet alleen voor in DDR films en televisieproducties maar ook de printmedia en radio namen dit concept van de vijand over. Er werd zelfs een speciaal magazine gelanceerd om deze negatieve stereotypering van het Westen voort te zetten: ‘USA in Wort und Bild’, (Hoff, 2004). Een ander voorbeeld van printmedia waar gestereotypeerde Westerse figuren in voorkwamen, zijn de Oost-Duitse schoolboeken. John Rodden (2009) onderzoekt het onderscheid tussen burgereducatie en politieke propaganda in de Oost-Duitse schoolboeken. Zijn bevindingen stuitten onder andere op de negatieve presentatie van Westerse figuren in tegenstelling tot de verheerlijking van Oost-Duitse helden zoals Marx en Lenin in DDR Universiteit van Amsterdam -11- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR lesmateriaal. In de Oost-Duitse schoolboeken werden Oost-Duitse figuren neergezet als helden en benoemd tot de ‘goede’ Duitsers. Naar Roddens (2009) idee was het noodzakelijk om in tegenstelling tot deze Oost-helden ook Westerse antihelden te benoemen. Zo werden Westerse bekendheden als Elvis gestereotypeerd als zielige figuren die geen doel hadden in het leven en geen cultuur genoten. West-Duitse soldaten werden afgeschilderd als wreed en barbaars en belangrijke Amerikaanse figuren werden gestereotypeerd door hun agressieve en fascistische karakter. Volgens Arnold (2002) werd bij de berichtgeving over het Westen regelmatig feiten vervormd of toegevoegd. Zo werden volgens hem berichten uit het Westen over tragische ongevallen direct overgenomen door de DS (Deutschland Sender), de Oost-Duitse radiozender. Deze werden vervormd en geïntensifieerd. De vervormde en toegevoegde informatie suggereerden alsof het vermoorden van tegenhangers in de BRD een normale routine was geworden voor de Westerse politiek. Het typeren van het Westen als een staat waar agressie en criminaliteit de normale gang van zaken was, herkent ook Hoff (2004) in zijn onderzoek. Zijn onderzoek laat zien dat de officiële DDR cultuur een afkeer had tegen het presenteren van agressie in films en televisieproducties. Agressie in DDR films en televisieproducties werd daarentegen alleen gebuikt om de kapitalistische macht van het Westen aan te vallen, door het publiek te laten geloven alsof agressie een dagelijkse gebeurtenis was in het Westen. 3.3 Richtlijnen: Het Westen als Imperialist & Agressor Om de eigen bevolking te overtuigen van de socialistische ideologie kreeg de media in de DDR richtlijnen over wat wel en niet bericht moest worden en welke thema’s geaccentueerd diende te worden. In het kader van berichtgeving over het Westen golden ook regels. Deze moesten bijdragen aan het vijandbeeld van het Westen (Arnold, 2002). Richtlijnen voor anti West propaganda zien we onder meer terug in het onderzoek van Hoff (2004) waarin hij vast stelt dat in 1956 een aparte afdeling van de hoofdafdeling van DDR dramatelevisie zich moest gaan specialiseren in Anti-imperialistische berichtgeving. Nieuwe tv-series werden gelanceerd die alle negatieve aspecten van WestDuitsland & Amerika moesten benadrukken. Volgens Hoff (2004) boden interne tegenspraken in de Amerikaanse maatschappij, het ononderbroken racisme tegen AfroAmerikanen in de USA tezamen met gebeurtenissen uit het heden en het verleden dramatisch materiaal voor anti-West propaganda in DDR televisie en filmproducties. Hoff Universiteit van Amsterdam -12- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR (2004) constateert dat al vrij aan het begin van de koude oorlog verschillende regisseurs van de Oost-Duitse televisie DFF (Deutsche Fernsehen Funk) begonnen met het produceren van films over de consequenties van de atoombommen op Japan uit de Tweede Wereldoorlog. Deze moesten de agressieve bedoelingen van de Westerse grootmacht Amerika benadrukken. Naar Hoffs (2004) idee was het concept van deze films om te benadrukken hoe agressief, onmenselijk en vernietigend het karakter van het imperialisme was. De centrale sturing van de media door de SED wordt nog duidelijker in Arnolds analyse over de relatie tussen SED campagne plannen en de hoofdthema’s van de radio uitzendingen. Arnold (2002) stelt de belangrijkste thema spectra van het propagandasysteem van de SED vast. In de periode van 1948 tot 1952 was dit berichtgeving over de strijd tegen de Amerikaanse bezetter. In de periode van 1952 tot 1956 stond de blootstelling van het Adenauer regime en zijn volksvijandelijke politiek als hoofdthema op de media-agenda. In de periode van 1957 tot 1961 stonden antifascistische campagnes op de voorgrond. Van 1962 tot 1965 stond het presenteren van de BRD als een dictatuur centraal tezamen met berichtgeving over vervolgingen van communisten in de BRD. Aanvullend op elk van deze thema’s was de presentatie van de DDR zelf. Alle negatieve berichtgeving over het Westen ging gepaard met de positieve berichtgeving over de DDR (Arnold, 2002). Dit sluit aan bij de ideeën van Krakovsky (2008). Krakovsky (2008) concludeert dat tijdens de koude oorlog, het Oosten en het Westen ieder zijn eigen representatie van zichzelf en van de ander ontwikkelde. De representatie van de zelf werd altijd aangevuld door de representatie van de ander. Volgens Arnold (2002) komt het hiervoor genoemde thema spectra van de SED overeen met de thema’s waarover de DS berichtte. Vanaf 1951 moest de DS zich gaan specialiseren in anti West programmering. Arnold (2002) meent dat de DS centrale thema’s kreeg opgelegd, die bij deze anti West programmering aan bod moesten komen. Centrale thema’s die de radioprogrammering uit de jaren ’50 karakteriseerde waren: de militarisering in West-Duitsland, de stijgende prijzen en werkloosheid in West-Duitsland, het West-Duitse imperialisme en imperialistische terreuracties van West-Duitsland. Deze dienden tot agressieve daden geaccentueerd te worden (Arnold, 2002). Arnold (2002) stelt vast dat bijna elke radio-uitzending uit deze periode adresseert aan het volksvijandelijke karakter van het Adenauer regime. De politieker Adenauer, die als de vertegenwoordiger van het Westen werd gezien, werd hierbij persoonlijk aangevallen. Adenauer werd herhaaldelijk beschuldigd van het plannen van een agressieve oorlog en het Universiteit van Amsterdam -13- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR voorbereiden van moordpartijen op KPD-leden (leden van de communistische partij in West-Duitsland). Hiernaast zou Adenauer erop uit zijn West-Duitsland te ontwikkelen tot een militaire, autoritaire staat (Arnold, 2002). Deze thema’s waar de radio over diende te berichten zien we ook in andere media terug. Een voorbeeld ter illustratie is een stuk uit Junge Welt. Deze Oost Duitse krant schreef op 15 december 1954 over de militarisering van het Westen: ‘Wem dienen denn die Söldner-Informationen Adenauers? Sie sind in den Händen der Deutschen Militaristen und ihrer amerikanischen Hintermänner ein Werkzeug der Aggression, ein Werkzeug gegen die Verständigung und friedliche Wiedervereinigung Deutschlands’ (Propaganda für die…, z.d.). Dit krantenartikel was onderdeel van een Propaganda actie die in 1954 gelanceerd was en bedoeld was om de militarisering van het Oosten te rechtvaardigen. Berichtgeving over de militarisering van het Westen was bedoeld om het agressieve en imperialistische karakter van het Westen te benadrukken (Arnold, 2002). Ook uit het onderzoek van Hoff (2004) blijkt het West-Duitse imperialisme als een belangrijk thema te fungeren voor anti West propaganda. Actuele gebeurtenissen zoals de Korea oorlog thematiseerde de DDR films uit de jaren ’50 en ‘60. Deze moesten naast de agressiviteit van het Westen voornamelijk het imperialistische karakter van het Westen symboliseren. Het presenteren van het Westen als een imperialistische vijand is wederom terug te zien in toespraken van belangrijke Oost-Duitse politieke figuren. In een toespraak van Walter Ulbricht, secretaris generaal van de SED, toentertijd de belangrijkste man van Oost-Duitsland, benadrukt hij de rotheid en gulzigheid van Amerika. Dit had volgens Ulbricht West-Duitsland tot kolonie gemaakt en de West-Duitsers tot slaven waarbij volgens hem de bestaande eigen cultuur werd aangetast. Ulbrichts toespraak was een belangrijke, daar het officieel studiemateriaal werd van scholieren en hiervoor tekenend werd voor de ideeën over het Westen (Kiepe, 2009). 3.4 De ultieme bedreiging: van nazi-staat tot monster Het blootstellen van de volksvijandelijke politiek van het Westen ging gepaard met het vergelijkingen van het Westen met het voormalig Nazi-Duitsland. Uit het onderzoek van Hutchinson (1972) blijkt dat de vergelijking van de BRD met het derde rijk heel normaal was in de Oost propaganda. Volgens hem zag de DDR bevolking het Westen voornamelijk als een staat waarin het neonazisme werd verspreid. Ook Arnold (2002) veronderstelt dat het Westen in de DDR getypeerd werd door haar fascistische karakter. Hutchinson (1972) Universiteit van Amsterdam -14- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR sluit de mogelijkheid uit dat DDR burgers afweken van deze evaluatie van het Westen. Volgens hem laat verschillend sociologisch onderzoek zien dat slechts een klein percentage van de DDR bevolking het Westen als iets anders dan vijandig zag. Antiwesterse berichtgeving uit radio-uitzendingen en printmedia illustreren de representatie van het Westen als een fascistische staat. Volgens Arnold (2002) werd in radio-uitzendingen van de DS regelmatig een vergelijking gemaakt tussen de politiek van Adenauer en de politiek van Hitler uit de Nazitijd. Adenauer, werd hierbij wederom persoonlijk aangevallen. Onderzoek naar de DS radio-uitzendingen van de jaren’50 stelt vast dat Adenauer gepresenteerd werd als een ‘Hitler ohne Uniform’ (Arnold, 2002, p. 362). Beiden hadden dezelfde doeleinden: Het veroveren van het Oosten. In meerdere radiouitzendingen werd geïmpliceerd dat Adenauer een nog criminelere versie van Hitler was (Arnold, 2002). Ander illustratief materiaal die de vergelijking van de Westerse politiek met de politiek van Hitler uit het nazi-Duitsland laat zien, is een krantenbericht uit Neues Deutschland, de partijkrant van de SED. Deze schreef op 29 december 1954: ‘Zu welchem Zweck sollte jetzt nach dem Willen Adenauers und Eisenhowers die Westdeutsche Jugend die Uniform anziehen und Gewehre tragen? Um wieder Völker zu überfallen, zu rauben und zu plündern, um Tod und Vernichtung über Europa zu tragen’ (Propaganda für die…, z.d.). De vergelijking van de Westpolitiek met de politiek uit de Nazitijd duidde voornamelijk op het gevaarlijke en vernietigende karakter van het Westen (Arnold, 2002) Meerdere malen werd in radio-uitzendingen gezegd dat het Westen middels Atoombommen Duitsland wilde verwoesten en hierbij Duitsland in een radioactieve puinhoop zou transformeren. De suggestie werd gewekt dat Adenauer samen met de Amerikanen een 3 e Wereldoorlog aan het plannen was en een militaire dictatuur wilde gronden (Arnold, 2002). Oost-Duitsland daarentegen werd volgens Arnold (2002) gerepresenteerd als de vredeliefhebbende partij die er alles aan deed om de vrede te bewaren en Duitsland wilde herenigen. Deze contrasterende representaties van de ander onthullen volgens Krakovsky (2008) dat het verschil tussen de Oostelijke zelf en de Westelijke ander gebruikt werd om één fundamenteel issue ter discussie te stellen, namelijk: de vrede. Volgens Krakovsky (2008) was het Westen voor het Oosten een representatie van een imperialistisch kamp van oorlog. Hierbij werd het Westen regelmatig gedehumaniseerd tot een zevenkoppig monster met de gezichten van de leiders van alle kapitalistische staten. Soortgelijke dehumanisering van het Westen blijkt ook uit het boek van Arnold (2002). Hierin veronderstelt hij dat Adenauer in radio-uitzendingen van de DS, in het kader van de vergelijkingen met Hitler, Universiteit van Amsterdam -15- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR herhaaldelijk benoemd werd als ‘een monster’ (Arnold, 2002, p. 363). Ook Keen (1986) laat zien dat ook in Oost-Duitsland sprake was van het dehumaniseren van de vijand door de associatie met beesten. Het kapitalistische systeem van het Westen werd ook wel ‘The running dog of Capitalism’ genoemd (Keen, 1986, p. 61). Conclusie Om steun te winnen voor de eigen ideologie en het creëren van een sociaal bewustzijn onder de DDR bevolking moest zoals Merskin (2005) al eerder veronderstelde het idee van een vijand gebruikt worden. Anti west propaganda in de DDR moest zorgen voor een uniforme mening omtrent het karakter van de politieke vijand het Westen. Zoals Ellul (1973) al eerder constateerde is propaganda een methodiek die geworteld ligt in een organisatie en uit is op het psychisch manipuleren en organiseren van de meningen en het gedrag van een groep. In het kader van het vijandbeeld zien we dat ook in de DDR, de SED middels propaganda de meningen van de burgers hierover psychisch probeerde te manipuleren. De voormalig Oost-Duitse bevolking werd systematisch aan een negatief en eenzijdig beeld van het Westen blootgesteld, waar geen ruimte was voor alternatieve berichtgeving over hun politieke tegenhanger. Na in de literatuur bestudeerd te hebben hoe berichtgeving over het Westen er in de DDR uit zag, is het nu mogelijk om tot een antwoord te komen op de onderzoeksvraag. De onderzoeksvraag, zoals geformuleerd in de inleiding, luidde: Hoe werd in de DDR de politieke vijand het Westen gerepresenteerd? Spillman en Spillman constateerden dat voor het creëren van een vijandbeeld, thema’s uit het heden en het verleden worden aangegrepen om de vernietigende bedoelingen van de vijand aan te tonen (in: Merskin, 2004, p. 374). Dit zien we terug in de DDR. DDR films en televisie producties gebruikte voornamelijk gebeurtenissen uit het verleden als thema om het agressieve karakter van het Westen te symboliseren. De vijand te representeren als agressor sluit aan bij één van de representaties die Keen (1986) in zijn boek over vijandrepresentaties geeft. Actuele gebeurtenissen werden voornamelijk gebruikt om het imperialistische karakter van de vijand te benadrukken. In de DDR werd het Westen neergezet als een gulzige vijand, iets wat Keen (1986) al eerder beargumenteerde, daar hij sprak van de associatie van de vijand met de behoefte over anderen te heersen. Het beeld van een agressieve, imperialistische vijand dat van het Westen werd gegeven moest de bevolking attent maken op de dreiging van het Westen, het eigen Universiteit van Amsterdam -16- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR culturele socialistische systeem te vernietigen. Dit komt overeen met de derde karakteristiek uit het model van Spillman en Spillman waarin beaamt wordt dat de vijand erop uit is het dominante waardesysteem te vernietigen en hierbij geïdentificeerd wordt met kwaad (in: Merskin, 2004, p. 374). De bestudeerde literatuur laat zien dat het Westen in de DDR herhaaldelijk werd geïdentificeerd met kwaad. Zo werd de Westelijke vijand in de DDR vertegenwoordigd als een vijand waar moord of het plegen van andere agressieve daden het dagelijks leven thematiseerden. Dit is eveneens een representatie van de vijand wat Keen (1986) al eerder benoemde als het typeren van een vijand als crimineel en als martelaar. Het vergelijken van het Westen met Hitler is ook een voorbeeld van de identificatie van de vijand met kwaad. In de DDR gebeurde dit echter voornamelijk middels het persoonlijk aanvallen van de politieke leider van het Westen. Dit resulteerde in een beeld van het Westen als staat waar het neonazisme werd voortgezet en benadrukte hiernaast de vernietigende bedoelingen van het Westen. Het benoemen van Adenauer en het nagestreefde systeem als monster, respectievelijk hond, zette het Westen neer als iets onmenselijks wat deels aansluiting vindt bij Keens (1986) idee de vijand te dehumaniseren tot iets beestachtigs. Hierbij moet wel gezegd worden dat dit in de DDR, gezien de geschiedenis, niet bedoeld was als sanctie voor het uitroeien van de Westerlingen maar moest bijdragen aan de bevolking’s perceptie de vijand als ultieme bedreiging te zien. Witkowska (2008) meende dat bij de identificatie van de vijand met kwaad altijd een vergelijking wordt gemaakt tot het eigen systeem. Diverse onderzoeken (Arnold, 2002; Krakovsky, 2008; Rodden, 2008) wijzen uit dat dit het geval was in de DDR. Allen concluderen dat antiwesterse propaganda vrijwel altijd gepaard ging met positieve berichtgeving over de DDR. Keens (1986) bevindingen de vijand te representeren als een vijand van God vindt geen ondersteuning in empirisch onderzoek. Dit literatuuronderzoek heeft geen representaties van de Westelijke vijand gevonden als een vijand van god. Dit lijkt vanzelfsprekend daar religie niet centraal stond in de koude oorlog. In religie is God het hoogste goed, in het communisme zou dit gelijkheid of socialisme kunnen zijn. Je zou kunnen zeggen dat in het geval van de DDR de vijand als vijand van god in dit literatuuronderzoek op een andere manier wordt gevonden, namelijk als de vijand van de socialistische ideologie. Samenvattend kunnen we concluderen dat het Westen in de DDR werd afgeschilderd als een cultuur waarin macht van essentieel belang was. In bijna alle berichtgeving uit de DDR over het Westen werden de vernietigende en gevaarlijke Universiteit van Amsterdam -17- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR bedoelingen van de politieke vijand benadrukt. Het Westen werd hierbij voornamelijk gepresenteerd als een agressieve, imperialistische grootmacht. Door middel van de verschillende beschuldigingen aan het Westen in antiwesterse berichtgeving, de strenge richtlijnen van het propagandasysteem van de SED en de vergelijking ten opzichte van de Oostelijke zelf, verscheen het Westen, naast agressor en imperialist, keer op keer als een misdadiger tegen de menselijkheid, als barbaar, fascist en als een wrede crimineel. Een combinatie van terreur en propaganda moest de Oost-Duitse bevolking bang maken voor de vijand wat resulteerde in een ultiem bedreigend beeld van het Westen, dat erop uit was Oost-Duitsland te vernietigen. Discussie Dit literatuuronderzoek heeft geprobeerd de wetenschappelijke kennis rondom vijandelijke representaties over het Westen in de DDR te structureren. Dit om meer duidelijkheid te krijgen omtrent de afkerende houdingen van Oost-Duitsers ten opzichte van West-Duitsers en ter verduidelijking van vijandelijke sympathieën binnen hedendaagse maatschappijen in het algemeen. Dit is naar mijn mening deels gelukt. De conclusies van dit onderzoek zijn voornamelijk gebaseerd op voorbeelden van inhoudelijke berichtgeving over het Westen en berusten niet volledig op onderzoeksresultaten van kwalitatieve studies die vijandelijke representaties van het Westen in de DDR ter discussie stellen. Doordat dit onderzoek wel enige concrete informatie heeft weten te achterhalen rondom de richtlijnen voor berichtgeving in de DDR weten we deels wat de antiwesterse berichtgeving karakteriseerde. Ondersteund door het illustratieve materiaal wat gegeven is, wordt een indicatie gegeven van hoe dit vijandbeeld er in het voormalig Oost Duitsland uit zag. In dit literatuuronderzoek lag de focus op vijandelijke representaties van het Westen tijdens het bestaan van de DDR. De val van de muur heeft voor veel veranderingen gezorgd. Vervolgonderzoek zou zich daarom kunnen richten op hoe na de val van de muur, dientengevolge het einde van het DDR bestaan, het Westen werd gerepresenteerd. Universiteit van Amsterdam -18- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR Literatuurlijst Arnold, K. (2002). Kalter Krieg im Äther: Der Deutschlandsender und die Westpropaganda der DDR. Münster: Walter Hömburg & Arnulf Kutsch. Brandsma, M. (2009). Niet herenigd, wel een success. Opgehaald 19 oktober, 2009, van http://www.nos.nl/nosjournaal/artikelen/2009/11/8/081109_oost_west_ duitsland.html. Bytwerk, R. (1999). The failure of the propaganda of the German Democratic Republic. The quarterly journal of speech, 85 (4), 400-416. De la Brosse, R. (2003). Political Propaganda and the plan to create a “State for all Serbs”. Report compiled at the request of the Office of the Prosecutor of the International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia, pp.4-31. Dittmar, C. (2004). GDR Television in Competition with West German Programming. Historical journal of film, radio and television, 24 (3), 327-340. Ellul, J. (1973). Propaganda: the formation of men’s attitudes. New York: Vintage Books. Hoff, P.(2004). Depictions of America in GDR television films and plays, 1955-1965. Historical journal of film, radio and television, 24 (3), 403-410. Hutchinson, P. (1972). “Conditioned against us…” The East German View of the Federal Republic. Forum for Modern Language Studies, 8 (1), 40-51. Keen, S. (1986). Faces of the enemy: reflections of the hostile imagination. San Francisco: Harper & Row. Kerler, W. (2009). Kloof tussen Oost-en West-Duitsland blijft groot. Opgehaald 19 oktober, 2009, van http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2%5Bart_id%5D= 26435&cHash=805a884a01 Kiepe, J. (2009). Nationalism as a heavy mortgage: SED Cadres Actions between Demand and Reality. Nationalities Papers, 37 (4), 467-478. Krakovsky, R. (2008). The representation of the Cold War: the Peace and the War camps in Czechoslovakia, 1948-1960. Journal of Transatlantic Studies, 6 (2), 158-167. Merskin, D. (2005). Making Enemies in George W. Bush’s Post-9/11 Speeches. Peace Review: A journal of social justice, 17 (4), 373-381. Propaganda für die Nationalarmee der DDR. Opgehaald 20 oktober, 2009, van http://www.ceeol.com/ Raabe, J. & Pürer, H. (1994). Medien in Deutschland. München: Ölschläger. Universiteit van Amsterdam -19- Bachelor scriptie Propaganda in de DDR Rodden, J. (2008). Socialist Heroes in East German Schoolbooks. Global Society, (46), 168-174. Stone, M. (2008). The Changing Face of the Enemy in Fascist Italy. An International Journal of Critical & Democratic Theory, 15 (3), 332-350. Witkowska, J. (2008). Creating false enemies: John Bull and uncle Sam as food for AntiWestern Propaganda in Poland. Journal of transatlantic studies, 6 (2), 123-130. Universiteit van Amsterdam -20-