Propaganda in de DDR

advertisement
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
Propaganda in de DDR:
Representaties van de vijand: ‘Het Westen’
Bachelorscriptie
Student: Femke de Koning
Studentnummer: 5613647
Datum: 16 december 2009
Seminar: Media in oorlog, vrede en verzoening
Universiteit van Amsterdam
Faculteit van Maatschappij & Gedragswetenschappen
Universiteit van Amsterdam
-1-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
Inhoudsopgave
Inleiding………………………………………………………….…..………….1
Onderzoeksmethode…………………………………………….…….………...3
1. Vijandbeeldconstructie en representaties van de vijand……………….…….3
2. De rol van de media………………….…………………………….………...6
2.1 Propaganda en politieke doeleinden………………….…………………...……...7
3. DDR als casus…………………………….……………………….……..….8
3.1 Het propagandasysteem van de DDR…………………………………………….8
3.2 Propaganda technieken: Stereotypering en vervorming van nieuwsberichten…………9
3.3 Richtlijnen: het Westen als imperialist en agressor…….………………...……….10
3.4 De ultieme bedreiging: van nazi staat tot monster…………………….…….…….12
Conclusie ………………………………………………………….……….….14
Discussie…………………………………………………………….…………16
Literatuurlijst…………………………….…………………………………….17
Universiteit van Amsterdam
-2-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
Inleiding
‘We human beings are homo hostilis, the hostile species, the enemy-making animal’.
(Sam Keen, 1986, p.10)
Sam Keen (1986) gaat er vanuit dat het in de menselijke natuur ligt een vijand te creëren.
Generaties lang vinden mensen het gerechtvaardigd anderen te haten en te dehumaniseren.
Het benoemen van vijanden is volgens Stone (2008) al eeuwenlang een centraal aspect
binnen de politiek en definieert voornamelijk de politiek van de 20e eeuw.
Een politiek conflict van de 20e eeuw is de koude oorlog. De koude oorlog bewerkstelligde
een strijd tussen twee tegenover elkaar staande ideologische kampen: het kapitalistische
Westen tegenover het communistische Oosten. Het bekendste symbool van de koude oorlog
was de Berlijnse muur en de scheiding van Duitsland. Deze scheiding laat ons zien hoe na
de Tweede Wereldoorlog de BRD (Bundes Republik Deutschlands) en de DDR (Deutsche
Demokratische Republik) zichzelf als vertegenwoordigers zagen van hun ideologische
kampen en politieke systemen. Deze tweedeling zorgde ervoor dat de twee ontstane landen,
gedurende veertig jaar, vanuit twee totaal verschillende ideologieën beïnvloed werden.
In de DDR had de SED (Socialistische Einheitspartei Deutschlands), ondersteund
door het rode Sovjet leger, het voor het zeggen en had het streven naar een collectief
voorrang op de ontwikkeling van het individu. Het verlangen naar unanimiteit in bijna elk
deel van leven leidde tot een bijna absolute intolerantie ten opzichte van tegenspraak
(Bytwerk, 1999). Het communistische regime van de DDR probeerde een unanieme eenheid
onder de eigen bevolking te creëren door de burgers ervan te overtuigen dat het door de
regering gevoerde beleid en diens nagestreefde ideologie de juiste was (Dittmar, 2004).
Merskin (2005) beargumenteert dat regeringen het idee van een gezamenlijke vijand als
methode gebruiken om sociale controle te handhaven, de waarden van een dominant
systeem aan een bevolkingsgroep op te leggen en eenheid onder een bevolkingsgroep te
realiseren. Tijdens het veertig jaar lang durende bestaan van de DDR als regime en
beweging, definieerde ook de DDR zich aan de hand van een vijand: de politieke
tegenhanger het Westen.
Negen november jongstleden was het precies twintig jaar geleden dat de Berlijnse
muur viel en de DDR ophield met bestaan. Met dit jubileum werd de vrijheid gevierd die de
Universiteit van Amsterdam
-3-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
voormalig Oost Duitsers terug kregen op die historische dag in 1989. Er werd veel aandacht
besteed aan de geschiedenis van de DDR en hiernaast behandelde nieuw onderzoek de
huidige situatie in Duitsland. Hoewel Duitsland nu precies twintig jaar formeel herenigd is,
lijkt volgens Kerler (2009) van een emotionele integratie nog weinig sprake te zijn. Net als
de Wessies blijven de Ossies hun verschillen benadrukken en koesteren zij hun eigen
identiteit. De Ossies doen dit met een zekere ‘ostalgie’, dit betreft een nostalgie voor het
Oost-Duitsland van voor de val van de muur. Onder de meerderheid van de voormalige
Oost-Duitsers is een vijandelijke houding ten opzichte van West-Duitsers te merken.
‘Arrogant, gierig en oppervlakkig’ , zo luiden de gangbare vooroordelen van Oost-Duitsers
over West-Duitsers (Brandsma, 2009).
Het twintig jarige jubileum van de val van de Berlijnse muur liet de DDR
geschiedenis weer even opleven en nieuwe onderzoeken brachten de huidige situatie in
Duitsland onder de aandacht. Dit tezamen met het feit dat de Oost-Duitse bevolking tijdens
het bestaan van de DDR sterk geprobeerd is te beïnvloeden, maakt het interessant te
onderzoeken hoe deze beïnvloeding er tijdens het bestaan van de DDR uitzag. In het
bijzonder hoe de beïnvloeding rondom het beeld van het Westen eruit zag. Deze thesis
analyseert vijandelijke representaties van het Westen in de DDR. Er zal worden gekeken
naar hoe er tijdens het bestaan van de DDR bericht werd over de Westelijke vijand. De
focus zal gelegd worden op antiwesterse berichtgeving wat bij moest dragen aan het
vijandbeeld in het voormalig Oost-Duitsland. Mijn onderzoeksvraag luidt:
Hoe werd in de DDR de politieke vijand het Westen gerepresenteerd?
Dit literatuuronderzoek naar de representatie van het Westen in de DDR kan de
oorsprong van de huidige vooroordelen van Oost Duitsers ten opzichte van West-Duitsers
verduidelijken. Daarnaast kan literatuuronderzoek die vijandbeelden ter discussie stellen,
ons uitleg geven over de oorsprong van vijandelijke houdingen van bevolkingsgroepen ten
opzichte van andere bevolkingsgroepen. Merskin (2005) constateert dat het creëren van
vijanden niet iets is wat alleen in het verleden heeft plaatsgevonden. Volgens haar wordt in
Amerika, de bevolking dagelijks blootgesteld aan stereotyperende beelden van de ‘evil’
moslim als terrorist. Aangezien het construeren van vijanden nog altijd een veelvoorkomend
fenomeen is binnen de hedendaagse politiek en maatschappijen is, dient wetenschappelijke
kennis hierover te worden gestructureerd. Daarbij zal dit literatuuronderzoek niet alleen een
bijdrage leveren aan studies over vijandbeelden maar ook aan studies rondom de Duitse
geschiedenis.
Universiteit van Amsterdam
-4-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
Onderzoeksmethode
Voor het beantwoorden van de onderzoekvraag zal een literatuuronderzoek gehandhaafd
worden. Er zal eerst worden gekeken welke ideeën en theorieën er in de literatuur bestaan
over representaties van vijanden, hoe vijandbeelden gecreëerd worden en over de functies
hiervan. Hiervoor is gezocht naar literatuur door middel van gecombineerde zoektermen als:
‘enemy’ & ‘creating’, ‘enemy’ & ‘construction’, ‘enemy’ & ‘propaganda’, ‘representation’
& ‘enemy’, ‘political propaganda’ & ‘enemies’, ‘media’ & ‘representation enemies’,
‘creating enemies’ & ‘functions’, ‘making enemies’ & ‘politics’, ‘making enemies’ &
‘conflict’, ‘Feind’ & ‘Repräsentation’, ‘Feind’ & ‘Propaganda’. De gevonden literatuur is
het boek van Sam Keen en het boek van Jaques Ellul, de theorieën van Spillman en
Spillman in het onderzoek van Debra Merskin en onderzoeken van Roman Krakovsky en
Joanna Witkowska die vijandrepresentaties en de functie hiervan ter discussie stellen.
Aanvankelijk zal een empirisch deel van literatuuronderzoek moeten uitwijzen hoe de
situatie rondom het vijandbeeld er in de DDR uitzag. Om dit te onderzoeken is gezocht naar
literatuur door middel van de volgende gecombineerde zoektermen: ‘Cold War’ &
‘Propaganda’,‘GDR & propaganda’, ‘GDR’ & ‘enemy’, ‘GDR’ & ‘depictions West’,
‘GDR’ & ‘Anti-America’, ‘DDR’ & ‘Westpropaganda’, ‘DDR’ & ‘Feind’, ‘Kalter Krieg’ &
‘propaganda’. De gevonden literatuur is het boek van Klaus Arnold over West propaganda
in radioberichtgeving in de DDR, een artikel die de representatie van het Westen in Film en
televisie ter discussie stelt, elektronische bronnen die krantenartikelen uit de DDR tijd
bevatten en onderzoeken die propaganda in de DDR in bredere zin behandelen. Er zal in het
empirisch gedeelte naar meerdere vormen van berichtgeving over het Westen worden
gekeken om op deze manier een zo goed mogelijk antwoord op de onderzoeksvraag te
kunnen formuleren. Er is gezocht in de databases: academic search premier, catalogus van
de universiteit van Amsterdam, communication and mass media complete, Picarta, Google
en Google scholar.
1. Vijandbeeldconstructie & representaties van de vijand
Debra Merskin (2005) veronderstelt dat het construeren van een vijand een belangrijk en
onvermijdelijk deel is van alle menselijke maatschappijen. Volgens Merskin (2005) dient
het creëren van een vijand bij te dragen aan de instandhouding van de normen en waarden
die een maatschappij aan een bevolkingsgroep probeert op te leggen. Merskins (2005)
bevindingen sluiten deels aan bij die van Roman Krakovsky (2008), die onderzoek heeft
Universiteit van Amsterdam
-5-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
gedaan naar vijandelijke representaties in de koude oorlog. Hij beargumenteert dat het
hebben van een vijand de consistentie van de groepsidentiteit verzekerd. Naar Krakovsky’s
(2008) idee is het bij het maken van ‘de ander’ tot een authentieke en directe bedreiging
noodzakelijk om een concreet en potentieel fysieke relatie met de vijand te vestigen. Het is
noodzakelijk dat deze relatie negatief is en gebouwd is op gevoelens van afkeer en
minachting.
Om een duidelijk beeld te krijgen omtrent het proces dat bijdraagt aan negatieve evaluaties
ten opzichte van een vijand, gebruikt Merksin (2005) in haar onderzoek naar de
vijandconstructie in de speeches van Bush na 9/11, het model van Spillman en Spillman.
Spillman en Spillman geven een model van vijandbeeldconstructie. Dit model kent
meerdere raakvlakken met bevindingen van Sam Keen (1986) die in zijn boek ‘Faces of the
enemy’ een uitgebreide analyse geeft over de verschillende manieren waarop
maatschappijen de vijand representeren. Hij analyseert meerdere conflictsituaties uit de 20e
eeuw en komt tot een universeel beeld van de vijand. Naar Keens (1986) idee is het zo dat
ook al variëren conflicten, er blijft een standaard repertoire bestaan van de manieren waarop
maatschappijen de vijand representeren en dehumaniseren.
Volgens Spillman en Spillman is de eerste karakteristiek die bijdraagt tot het
negatief evalueren van de ander als vijand, negatieve anticipatie. Negatieve anticipatie
houdt in dat alle handelingen van de vijand, zowel handelingen uit het heden, het verleden
en de toekomst, worden aangegrepen om de vernietigende bedoelingen van de vijand tegen
de eigen groep aan te tonen (Spillman & Spillman, 1997, in: Merskin, 2004, p. 374). Het
aantonen van de vernietigende bedoelingen van de vijand tegen de eigen groep, sluit aan bij
wat Keen (1986) de vijand als agressor noemt. Naar zijn idee is één van de karakteristieken
van de representatie van de vijand, de vijand te representeren als een agressieve vijand die
er bewust op uit is de eigen groep schade aan te richten. Keen (1986) meent dat de vijand
vaak gerepresenteerd wordt door de associatie met eerder agressief handelen van de vijand.
Ten tweede veronderstellen Spillman en Spillman dat de vijand als de enige
schuldige van al het kwaad dat in de eigen groep geschiedt, wordt gezien (in: Merskin,
2004, p. 374).
De derde karakteristiek die de ontwikkeling van het vijandbeeld thematiseert is de
identificatie van de vijand met kwaad. Hierbij ontkennen alle waarden van de vijand, de
Universiteit van Amsterdam
-6-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
waarden van het eigen systeem en is de vijand erop uit het eigen dominante waardesysteem
(oftewel ideologie) te vernietigen (Spillman & Spillman, 1997, in: Merskin, 2004, p. 374).
Deze karakteristiek vindt ondersteuning in onderzoek van Witkowska (2008) die
concludeert dat bij berichtgeving over de vijand, de vijand altijd geassocieerd wordt met
kwaad. Zij voegt hier echter aan toe dat dit tegelijkertijd gepaard gaat met positieve
vergelijkingen tot het eigen regime. Ook Keen (1986) meent dat de vijand geïdentificeerd
wordt met kwaad, hiervoor bestaan volgens hem een aantal manieren om de vijand te
representeren. Het identificeren van de vijand met kwaad komt volgens hem voort uit de
behoefte van mensen de wereld in te delen in antagonisme. De vijand wordt hierbij als de
ander gepresenteerd, iets wat onbekend is en hierdoor vanzelfsprekend slecht is en
geassocieerd dient te worden met alles wat slecht is. Volgens Keen (1986) is het bij het
creëren van een vijandbeeld van belang de vijand te associëren met de bedreiging voor de
bestaande cultuur. Dit resulteert in een representatie van de vijand als barbaar: onmenselijk
en vernietigend voor het eigen culturele systeem. Het afschuwelijke en sadistische karakter
volgt als consequentie uit de vijand als barbaar. In Keens (1986) perceptie wordt de vijand
dan ook vaak als martelaar gepresenteerd. Bij het presenteren van de vijand als martelaar
wordt het plegen van moord, roof of andere gruwelijkheden als dagelijkse bezigheden van
de vijand gezien.
Het vierde aspect wat volgens Spillman en Spillman bijdraagt aan iemands
evaluaties om een ander als vijand te zien, is het fenomeen van zero-sum thinking. Dit komt
neer op: ‘wat goed is voor de vijand is slecht voor ons’ en visa versa (in: Merskin, 2004, p.
374).
Een vijfde stap in dit proces is het stereotyperen en de-individualiseren van de vijand.
Iedereen die tot de vijandgroep behoort, moet als een vijand worden gezien, hierbij zijn alle
leden van de vijandgroep homogeen (Spillman & Spillman, 1997, in: Merskin, 2005, p. 374). Dit
sluit aan bij Merskins (2005) bevindingen. Merskin (2005) is van mening dat stereotypering een
interpretatieve rol inneemt bij onze observering en identificatie van de ander. Volgens haar zijn
stereotypes verzamelingen van overgegeneraliseerde bedreigingen of karakteristieken die alle
leden van een groep over één kam scheren. Keen (1986) denkt niet alleen dat deze cognitieve
praktijk een interpretatieve rol inneemt bij onze identificatie met de ander maar is ervan
overtuigd dat stereotyperingen ervoor zorgen dat onze natuurlijke tendens ons te identificeren
met de ander, automatisch vernietigd wordt.
Tenslotte zijn Spillman en Spillman van mening dat bij de constructie van een
vijandbeeld sprake is van weigering tot het tonen van medelijden met de vijand. Hierbij
Universiteit van Amsterdam
-7-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
zorgt de waargenomen dreiging voor onderdrukking van gevoelens van sympathie met een
ieder die tot de vijandgroep behoort (in: Merskin, 2004, p. 374).
Keen (1986) noemt naast de reeds genoemde representaties van de vijand nog meerdere
manieren waarop de vijand wordt gerepresenteerd. Zo stelt hij vast dat de vijand vaak
gepresenteerd wordt als iets onmenselijks, iets wat niet van vlees en bloed is, als de duivel
en daardoor als een vijand van god wordt gekarakteriseerd. Keen (1986) herkent ook het
imperialistische karakter wat aan de vijand wordt toegeschreven. De vijand wordt volgens
hem vaak geassocieerd met de behoefte over andere te heersen en nooit genoegen neemt, dit
noemt hij de gulzige vijand. Volgens Keen rechtvaardigen naties altijd hun eigen agressieve
gedrag door het gedrag van de vijand te veroordelen als criminele daden en de vijand te
presenteren als een wrede crimineel. In het kader van het dehumaniseren van de vijand,
schakelt Keen over van het barbaarse karakter van de vijand naar het beestachtige karakter
van de vijand. Zo werden in de Tweede Wereld oorlog joden geassocieerd met ratten, dit
diende als sanctie voor het uitroeien hiervan. Een representatie van de vijand die hier
uiteindelijk uit volgt, is de vijand neer te zetten als de ultieme bedreiging, de vijand als de
dood (Keen, 1986).
2. De Rol van de media
Volgens Merskin (2005) hangt de publieke opinie over ‘de ander’ voor een groot deel af
van de informatie die door de media gegeven wordt:‘Audiences learn about others and
otherness through media representations that become teaching tools. As markers of the
nation-state, these signifiers serve as key components of ideology in a hegemonic system
that requires a great number of people to buy into the dominant belief system, the one held
to be right’ (Merskin, 2005, p. 374). Volgens haar zijn media essentiële hulpmiddelen bij
het construeren van een vijandbeeld en het winnen van steun van het publiek voor het
ideologische systeem waarvoor gepleit wordt. Volgens Witkowska (2008) is dit nou juist
het punt waar propaganda goed te pas komt. Witkowska (2008) beargumenteert dat om
ideologische controle te handhaven en de steun van de bevolking te bereiken, regeringen
zich beroepen op propaganda als basisinstrument om hun invloed af te dwingen. Ook Keen
(1986) benadrukt in zijn analyse over de representatie van vijanden de rol van propaganda.
Volgens hem is het doel van propaganda bij het creëren van een vijandbeeld, het bereiken
van steun onder de massa, door het creëren van een uniforme mening onder de bevolking.
Universiteit van Amsterdam
-8-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
Keen (1986) stelt vast dat propaganda al zolang bestaat sinds de mens het nodig vindt een
vijand te creëren: ‘Thus, the creation of propaganda is as old as the hostile imagination’
(Keen, 1986, p.19).
2.1 Propaganda & Politieke doeleinden
Het begrip propaganda kent een brede spanwijdte aan definities. Een belangrijk persoon bij
de definiëring van dit begrip is Harold Lasswell, een Amerikaanse socioloog en psycholoog
die ook wel als de grondlegger van de hedendaagse politieke wetenschap en in het bijzonder
de politieke psychologie wordt gezien (Arnold, 2002). Eén van de definities die Lasswell
geeft van propaganda luidt: ‘Propaganda is concerned with the management of opinions
and attitudes by the direct manipulation of social suggestion rather than by altering other
conditions in the environment or in the organism’ (Lasswell, 1970, in: Arnold, 2002, p. 37).
Deze definitie suggereert dat propaganda een methode is om meningen en gedrag te
organiseren door middel van eenzijdige berichtgeving waarbij andere suggesties worden
uitgesloten. Wanneer we het begrip propaganda vanuit de context van totalitaire systemen
bekijken gaan we een stap verder met het definiëren hiervan. In tegenstelling tot Lasswell
geeft Jacques Ellul (1973) in zijn boek ‘Propaganda: the formation of men’s attitudes’ een
systematischere kijk op propaganda. Zijn definitie luidt: ‘Propaganda is a set of methods
employed by an organized group that wants to bring about the active or passive
participation in its actions of a mass of individuals, psychologically unified through
psychological manipulation and incorporated in an organization’ (Ellul, 1973, p. 61). Ellul
(1973) meent dat propaganda niet alleen iets is wat gedaan wordt, maar iets wat per definitie
gevaarlijk is en erop uit is een ander schade aan te richten: ‘The force of propaganda is a
direct attack against man’ (Ellul, 1973 p.121).
Wanneer we naar de definitie van Ellul kijken, gaan we ervan uit dat propaganda
een methodiek is die ligt ingebed in een organisatie die erop uit is de meningen en het
gedrag van een groep van individuen psychologisch te manipuleren en te organiseren.
Volgens Witkowska (2008) zijn regeringen en partijen zulke organisaties die propaganda
inzetten om de bevolking te beïnvloeden. Het karakter van deze propaganda wordt volgens
haar gekenmerkt door vaste uitdrukkingen en overdrijvingen. Dit verzekert volgens haar een
minimale ambiguïteit van het gepresenteerde materiaal door herhaaldelijk alleen de
interpretaties op te leggen die de partij of de regering van een land uitstraalt. Ook de la
Brosse (2003) stelt vast dat propaganda vaak gebruikt wordt door regeringen of partijen als
Universiteit van Amsterdam
-9-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
strategisch hulpmiddel om politieke ideeën te verspreiden. Propaganda wordt naar zijn idee
gebruikt om naast het verspreiden van revolutionaire ideeën en het bouwen van nationale
cohesie rondom de bevolking, ingezet om wanorde en angst te creëren rondom de vijand.
Om deze wanorde en angst rondom de vijand te creëren, zegt Lasswell dat het doel van
propaganda hierbij is om de eigen bevolking tegenover de vijand te mobiliseren en de
vijand te demoraliseren. (Lasswell, 1970 in: Arnold, 2002, pp. 36-37). De impact van dit
karakter van propaganda wordt versterkt door verschillende propaganda strategieën zoals
het vervormen van de waarheid (tot op het punt van liegen) en misleidende informatie over
regeringen en autoriteiten (Witkowska, 2008). Witkowska (2008) concludeert dat deze
technieken zorgen voor negatieve berichtgeving over de vijand maar tegelijkertijd worden
toegepast op ondersteunende berichtgeving over het eigen regime. Het creëren van een
zwart/wit realiteit is volgens haar een veelvoorkomende karakteristiek van politieke
propaganda.
De manieren om politieke propaganda te verspreiden werden in de 20 e eeuw
vervangen door nieuwe technieken zoals: fotografie, film, pers, maar voornamelijk door
radio en televisie (de la Brosse, 2003). Deze nieuwe technieken voor de verspreiding van
politieke propaganda zorgde voor een groter bereik van de massa.
3. De DDR als casus
Na de verschillende ideeën te hebben besproken die zich focussen op de constructie van
vijandbeelden, representaties van vijanden en de rol die propaganda hierin speelt, zal er in het
empirisch gedeelte van dit literatuuronderzoek specifiek gekeken worden welke van de
behandelde theorieën en ideeën terug te zien zijn in de situatie in de DDR. Om te onderzoeken
hoe in de DDR het Westen werd gerepresenteerd, zal worden gekeken naar het
propagandasysteem en de richtlijnen omtrent berichtgeving. Daarnaast zal ter ondersteuning
worden onderzocht wat er tijdens het bestaan van de DDR over de Westelijke vijand werd
bericht en in welk beeld dit resulteerde van het Westen. Zowel berichtgeving in DDR radio,
televisie, film, publieke toespraken en printmedia komen hierbij aan bod.
3.1 Het propagandasysteem in de DDR
In het voormalig Oost-Duitsland werd de massamedia eigendom van de staat. Dit maakte het
makkelijker voor de machthebbers alleen de volgens hen politiek correcte informatie te
verspreiden (Raabe, 1994). In de DDR had het ministerie van het centrale Comité van Agitatie
Universiteit van Amsterdam
-10-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
en Propaganda van de SED, in Berlijn, controle over bijna alle aspecten van het
propagandasysteem (Bytwerk, 1999). In zinnen van de SED, werd propaganda omschreven
als: ‘Propaganda beabsichtigte die langfristige, politisch-ideologische Erziehung durch die
systematische Darlegung und Erläuterung sozialistischer Ideale und Theorien’ (Raabe, 1994,
p.355). Net als in de politiek en de wetenschap bestond er in de DDR geen twijfel over wat er
van de massamedia verlangd werd: de verbreding van de socialistische ideologie, de vorming
van het socialistische bewustzijn en het propaganderen van de politieke richtlijnen van de
SED. Naar Raabes (1994) idee was het socialistische bewustzijn de bewustwording van de
DDR burgers van Marxistische en Leninistische ideeën met betrekking tot het socialisme.
Bytwerk (1999) voegt hier nog aan toe dat naast het positief neerzetten van de DDR, één van
de richtlijnen van het propagandasysteem van de SED was, om de DDR bevolking ervan te
overtuigen dat West-Duitsland een reactionaire militaristische kapitalistische staat was, die
gedoemd was om te mislukken. Jan Kiepe (2009) veronderstelt dat om het zogenaamde
socialistische Bewustzijn te stimuleren, felle anti-Amerikaanse boodschappen werden
verspreid.
3.2 Propaganda technieken: stereotypering en vervorming van berichten
Bij de verspreiding van antiwesterse boodschappen werd in de DDR gebruik gemaakt van
gestereotypeerde Westerse figuren. In het onderzoek van Peter Hoff (2004) wordt gekeken
naar het vertegenwoordigde beeld van Amerika in televisie en filmstukken in de DDR in de
jaren 1955 tot 1965. Volgens Hoff (2004) werden Amerikaanse soldaten neergezet als
wrede, pretentieuze soldaten die geen gevoel hadden voor cultuur. Hiernaast werden de
leiders die achter de soldaten stonden, zoals Adenauer, keer op keer vertegenwoordigd als
koude, cynische karakters. Zijn onderzoek stelt vast dat beide stereotypen herhaaldelijk
werden gespeeld in DEFA-films in de jaren ’50 en ’60. Deze stereotypen kwamen niet
alleen voor in DDR films en televisieproducties maar ook de printmedia en radio namen dit
concept van de vijand over. Er werd zelfs een speciaal magazine gelanceerd om deze
negatieve stereotypering van het Westen voort te zetten: ‘USA in Wort und Bild’, (Hoff,
2004). Een ander voorbeeld van printmedia waar gestereotypeerde Westerse figuren in
voorkwamen, zijn de Oost-Duitse schoolboeken. John Rodden (2009) onderzoekt het
onderscheid tussen burgereducatie en politieke propaganda in de Oost-Duitse schoolboeken.
Zijn bevindingen stuitten onder andere op de negatieve presentatie van Westerse figuren in
tegenstelling tot de verheerlijking van Oost-Duitse helden zoals Marx en Lenin in DDR
Universiteit van Amsterdam
-11-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
lesmateriaal. In de Oost-Duitse schoolboeken werden Oost-Duitse figuren neergezet als
helden en benoemd tot de ‘goede’ Duitsers. Naar Roddens (2009) idee was het noodzakelijk
om in tegenstelling tot deze Oost-helden ook Westerse antihelden te benoemen. Zo werden
Westerse bekendheden als Elvis gestereotypeerd als zielige figuren die geen doel hadden in
het leven en geen cultuur genoten. West-Duitse soldaten werden afgeschilderd als wreed en
barbaars en belangrijke Amerikaanse figuren werden gestereotypeerd door hun agressieve
en fascistische karakter.
Volgens Arnold (2002) werd bij de berichtgeving over het Westen regelmatig
feiten vervormd of toegevoegd. Zo werden volgens hem berichten uit het Westen over
tragische ongevallen direct overgenomen door de DS (Deutschland Sender), de Oost-Duitse
radiozender. Deze werden vervormd en geïntensifieerd. De vervormde en toegevoegde
informatie suggereerden alsof het vermoorden van tegenhangers in de BRD een normale
routine was geworden voor de Westerse politiek. Het typeren van het Westen als een staat
waar agressie en criminaliteit de normale gang van zaken was, herkent ook Hoff (2004) in
zijn onderzoek. Zijn onderzoek laat zien dat de officiële DDR cultuur een afkeer had tegen
het presenteren van agressie in films en televisieproducties. Agressie in DDR films en
televisieproducties werd daarentegen alleen gebuikt om de kapitalistische macht van het
Westen aan te vallen, door het publiek te laten geloven alsof agressie een dagelijkse
gebeurtenis was in het Westen.
3.3 Richtlijnen: Het Westen als Imperialist & Agressor
Om de eigen bevolking te overtuigen van de socialistische ideologie kreeg de media in de
DDR richtlijnen over wat wel en niet bericht moest worden en welke thema’s geaccentueerd
diende te worden. In het kader van berichtgeving over het Westen golden ook regels. Deze
moesten bijdragen aan het vijandbeeld van het Westen (Arnold, 2002).
Richtlijnen voor anti West propaganda zien we onder meer terug in het onderzoek
van Hoff (2004) waarin hij vast stelt dat in 1956 een aparte afdeling van de hoofdafdeling
van DDR dramatelevisie zich moest gaan specialiseren in Anti-imperialistische
berichtgeving. Nieuwe tv-series werden gelanceerd die alle negatieve aspecten van WestDuitsland & Amerika moesten benadrukken. Volgens Hoff (2004) boden interne
tegenspraken in de Amerikaanse maatschappij, het ononderbroken racisme tegen AfroAmerikanen in de USA tezamen met gebeurtenissen uit het heden en het verleden
dramatisch materiaal voor anti-West propaganda in DDR televisie en filmproducties. Hoff
Universiteit van Amsterdam
-12-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
(2004) constateert dat al vrij aan het begin van de koude oorlog verschillende regisseurs van
de Oost-Duitse televisie DFF (Deutsche Fernsehen Funk) begonnen met het produceren van
films over de consequenties van de atoombommen op Japan uit de Tweede Wereldoorlog.
Deze moesten de agressieve bedoelingen van de Westerse grootmacht Amerika
benadrukken. Naar Hoffs (2004) idee was het concept van deze films om te benadrukken
hoe agressief, onmenselijk en vernietigend het karakter van het imperialisme was.
De centrale sturing van de media door de SED wordt nog duidelijker in Arnolds analyse
over de relatie tussen SED campagne plannen en de hoofdthema’s van de radio
uitzendingen.
Arnold
(2002)
stelt
de
belangrijkste
thema
spectra
van
het
propagandasysteem van de SED vast. In de periode van 1948 tot 1952 was dit berichtgeving
over de strijd tegen de Amerikaanse bezetter. In de periode van 1952 tot 1956 stond de
blootstelling van het Adenauer regime en zijn volksvijandelijke politiek als hoofdthema op
de media-agenda. In de periode van 1957 tot 1961 stonden antifascistische campagnes op de
voorgrond. Van 1962 tot 1965 stond het presenteren van de BRD als een dictatuur centraal
tezamen met berichtgeving over vervolgingen van communisten in de BRD. Aanvullend op
elk van deze thema’s was de presentatie van de DDR zelf. Alle negatieve berichtgeving
over het Westen ging gepaard met de positieve berichtgeving over de DDR (Arnold, 2002).
Dit sluit aan bij de ideeën van Krakovsky (2008). Krakovsky (2008) concludeert dat tijdens
de koude oorlog, het Oosten en het Westen ieder zijn eigen representatie van zichzelf en van
de ander ontwikkelde. De representatie van de zelf werd altijd aangevuld door de
representatie van de ander.
Volgens Arnold (2002) komt het hiervoor genoemde thema spectra van de SED
overeen met de thema’s waarover de DS berichtte. Vanaf 1951 moest de DS zich gaan
specialiseren in anti West programmering. Arnold (2002) meent dat de DS centrale thema’s
kreeg opgelegd, die bij deze anti West programmering aan bod moesten komen. Centrale
thema’s die de radioprogrammering uit de jaren ’50 karakteriseerde waren: de militarisering
in West-Duitsland, de stijgende prijzen en werkloosheid in West-Duitsland, het West-Duitse
imperialisme en imperialistische terreuracties van West-Duitsland. Deze dienden tot
agressieve daden geaccentueerd te worden (Arnold, 2002).
Arnold (2002) stelt vast dat bijna elke radio-uitzending uit deze periode adresseert aan het
volksvijandelijke karakter van het Adenauer regime. De politieker Adenauer, die als de
vertegenwoordiger van het Westen werd gezien, werd hierbij persoonlijk aangevallen.
Adenauer werd herhaaldelijk beschuldigd van het plannen van een agressieve oorlog en het
Universiteit van Amsterdam
-13-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
voorbereiden van moordpartijen op KPD-leden (leden van de communistische partij in
West-Duitsland). Hiernaast zou Adenauer erop uit zijn West-Duitsland te ontwikkelen tot
een militaire, autoritaire staat (Arnold, 2002).
Deze thema’s waar de radio over diende te berichten zien we ook in andere media
terug. Een voorbeeld ter illustratie is een stuk uit Junge Welt. Deze Oost Duitse krant
schreef op 15 december 1954 over de militarisering van het Westen: ‘Wem dienen denn die
Söldner-Informationen Adenauers? Sie sind in den Händen der Deutschen Militaristen und
ihrer amerikanischen Hintermänner ein Werkzeug der Aggression, ein Werkzeug gegen die
Verständigung und friedliche Wiedervereinigung Deutschlands’ (Propaganda für die…,
z.d.). Dit krantenartikel was onderdeel van een Propaganda actie die in 1954 gelanceerd was
en bedoeld was om de militarisering van het Oosten te rechtvaardigen. Berichtgeving over
de militarisering van het Westen was bedoeld om het agressieve en imperialistische karakter
van het Westen te benadrukken (Arnold, 2002).
Ook uit het onderzoek van Hoff (2004) blijkt het West-Duitse imperialisme als
een belangrijk thema te fungeren voor anti West propaganda. Actuele gebeurtenissen zoals
de Korea oorlog thematiseerde de DDR films uit de jaren ’50 en ‘60. Deze moesten naast de
agressiviteit van het Westen voornamelijk het imperialistische karakter van het Westen
symboliseren. Het presenteren van het Westen als een imperialistische vijand is wederom
terug te zien in toespraken van belangrijke Oost-Duitse politieke figuren. In een toespraak
van Walter Ulbricht, secretaris generaal van de SED, toentertijd de belangrijkste man van
Oost-Duitsland, benadrukt hij de rotheid en gulzigheid van Amerika. Dit had volgens
Ulbricht West-Duitsland tot kolonie gemaakt en de West-Duitsers tot slaven waarbij
volgens hem de bestaande eigen cultuur werd aangetast. Ulbrichts toespraak was een
belangrijke, daar het officieel studiemateriaal werd van scholieren en hiervoor tekenend
werd voor de ideeën over het Westen (Kiepe, 2009).
3.4 De ultieme bedreiging: van nazi-staat tot monster
Het blootstellen van de volksvijandelijke politiek van het Westen ging gepaard met het
vergelijkingen van het Westen met het voormalig Nazi-Duitsland. Uit het onderzoek van
Hutchinson (1972) blijkt dat de vergelijking van de BRD met het derde rijk heel normaal
was in de Oost propaganda. Volgens hem zag de DDR bevolking het Westen voornamelijk
als een staat waarin het neonazisme werd verspreid. Ook Arnold (2002) veronderstelt dat
het Westen in de DDR getypeerd werd door haar fascistische karakter. Hutchinson (1972)
Universiteit van Amsterdam
-14-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
sluit de mogelijkheid uit dat DDR burgers afweken van deze evaluatie van het Westen.
Volgens hem laat verschillend sociologisch onderzoek zien dat slechts een klein percentage
van de DDR bevolking het Westen als iets anders dan vijandig zag.
Antiwesterse berichtgeving uit radio-uitzendingen en printmedia illustreren de
representatie van het Westen als een fascistische staat. Volgens Arnold (2002) werd in
radio-uitzendingen van de DS regelmatig een vergelijking gemaakt tussen de politiek van
Adenauer en de politiek van Hitler uit de Nazitijd. Adenauer, werd hierbij wederom
persoonlijk aangevallen. Onderzoek naar de DS radio-uitzendingen van de jaren’50 stelt
vast dat Adenauer gepresenteerd werd als een ‘Hitler ohne Uniform’ (Arnold, 2002, p. 362).
Beiden hadden dezelfde doeleinden: Het veroveren van het Oosten. In meerdere radiouitzendingen werd geïmpliceerd dat Adenauer een nog criminelere versie van Hitler was
(Arnold, 2002).
Ander illustratief materiaal die de vergelijking van de Westerse politiek met de
politiek van Hitler uit het nazi-Duitsland laat zien, is een krantenbericht uit Neues
Deutschland, de partijkrant van de SED. Deze schreef op 29 december 1954: ‘Zu welchem
Zweck sollte jetzt nach dem Willen Adenauers und Eisenhowers die Westdeutsche Jugend
die Uniform anziehen und Gewehre tragen? Um wieder Völker zu überfallen, zu rauben und
zu plündern, um Tod und Vernichtung über Europa zu tragen’ (Propaganda für die…, z.d.).
De vergelijking van de Westpolitiek met de politiek uit de Nazitijd duidde
voornamelijk op het gevaarlijke en vernietigende karakter van het Westen (Arnold, 2002)
Meerdere malen werd in radio-uitzendingen gezegd dat het Westen middels Atoombommen
Duitsland wilde verwoesten en hierbij Duitsland in een radioactieve puinhoop zou
transformeren. De suggestie werd gewekt dat Adenauer samen met de Amerikanen een 3 e
Wereldoorlog aan het plannen was en een militaire dictatuur wilde gronden (Arnold, 2002).
Oost-Duitsland daarentegen werd volgens Arnold (2002) gerepresenteerd als de
vredeliefhebbende partij die er alles aan deed om de vrede te bewaren en Duitsland wilde
herenigen. Deze contrasterende representaties van de ander onthullen volgens Krakovsky
(2008) dat het verschil tussen de Oostelijke zelf en de Westelijke ander gebruikt werd om
één fundamenteel issue ter discussie te stellen, namelijk: de vrede. Volgens Krakovsky
(2008) was het Westen voor het Oosten een representatie van een imperialistisch kamp van
oorlog. Hierbij werd het Westen regelmatig gedehumaniseerd tot een zevenkoppig monster
met de gezichten van de leiders van alle kapitalistische staten. Soortgelijke dehumanisering
van het Westen blijkt ook uit het boek van Arnold (2002). Hierin veronderstelt hij dat
Adenauer in radio-uitzendingen van de DS, in het kader van de vergelijkingen met Hitler,
Universiteit van Amsterdam
-15-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
herhaaldelijk benoemd werd als ‘een monster’ (Arnold, 2002, p. 363). Ook Keen (1986) laat
zien dat ook in Oost-Duitsland sprake was van het dehumaniseren van de vijand door de
associatie met beesten. Het kapitalistische systeem van het Westen werd ook wel ‘The
running dog of Capitalism’ genoemd (Keen, 1986, p. 61).
Conclusie
Om steun te winnen voor de eigen ideologie en het creëren van een sociaal bewustzijn
onder de DDR bevolking moest zoals Merskin (2005) al eerder veronderstelde het idee van
een vijand gebruikt worden. Anti west propaganda in de DDR moest zorgen voor een
uniforme mening omtrent het karakter van de politieke vijand het Westen. Zoals Ellul
(1973) al eerder constateerde is propaganda een methodiek die geworteld ligt in een
organisatie en uit is op het psychisch manipuleren en organiseren van de meningen en het
gedrag van een groep. In het kader van het vijandbeeld zien we dat ook in de DDR, de SED
middels propaganda de meningen van de burgers hierover psychisch probeerde te
manipuleren. De voormalig Oost-Duitse bevolking werd systematisch aan een negatief en
eenzijdig beeld van het Westen blootgesteld, waar geen ruimte was voor alternatieve
berichtgeving over hun politieke tegenhanger. Na in de literatuur bestudeerd te hebben hoe
berichtgeving over het Westen er in de DDR uit zag, is het nu mogelijk om tot een antwoord
te komen op de onderzoeksvraag. De onderzoeksvraag, zoals geformuleerd in de inleiding,
luidde:
Hoe werd in de DDR de politieke vijand het Westen gerepresenteerd?
Spillman en Spillman constateerden dat voor het creëren van een vijandbeeld, thema’s uit
het heden en het verleden worden aangegrepen om de vernietigende bedoelingen van de
vijand aan te tonen (in: Merskin, 2004, p. 374). Dit zien we terug in de DDR. DDR films en
televisie producties gebruikte voornamelijk gebeurtenissen uit het verleden als thema om
het agressieve karakter van het Westen te symboliseren. De vijand te representeren als
agressor sluit aan bij één van de representaties die Keen (1986) in zijn boek over
vijandrepresentaties geeft. Actuele gebeurtenissen werden voornamelijk gebruikt om het
imperialistische karakter van de vijand te benadrukken. In de DDR werd het Westen
neergezet als een gulzige vijand, iets wat Keen (1986) al eerder beargumenteerde, daar hij
sprak van de associatie van de vijand met de behoefte over anderen te heersen.
Het beeld van een agressieve, imperialistische vijand dat van het Westen werd
gegeven moest de bevolking attent maken op de dreiging van het Westen, het eigen
Universiteit van Amsterdam
-16-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
culturele socialistische systeem te vernietigen. Dit komt overeen met de derde karakteristiek
uit het model van Spillman en Spillman waarin beaamt wordt dat de vijand erop uit is het
dominante waardesysteem te vernietigen en hierbij geïdentificeerd wordt met kwaad (in:
Merskin, 2004, p. 374). De bestudeerde literatuur laat zien dat het Westen in de DDR
herhaaldelijk werd geïdentificeerd met kwaad. Zo werd de Westelijke vijand in de DDR
vertegenwoordigd als een vijand waar moord of het plegen van andere agressieve daden het
dagelijks leven thematiseerden. Dit is eveneens een representatie van de vijand wat Keen
(1986) al eerder benoemde als het typeren van een vijand als crimineel en als martelaar. Het
vergelijken van het Westen met Hitler is ook een voorbeeld van de identificatie van de
vijand met kwaad. In de DDR gebeurde dit echter voornamelijk middels het persoonlijk
aanvallen van de politieke leider van het Westen. Dit resulteerde in een beeld van het
Westen als staat waar het neonazisme werd voortgezet en benadrukte hiernaast de
vernietigende bedoelingen van het Westen. Het benoemen van Adenauer en het
nagestreefde systeem als monster, respectievelijk hond, zette het Westen neer als iets
onmenselijks wat deels aansluiting vindt bij Keens (1986) idee de vijand te dehumaniseren
tot iets beestachtigs. Hierbij moet wel gezegd worden dat dit in de DDR, gezien de
geschiedenis, niet bedoeld was als sanctie voor het uitroeien van de Westerlingen maar
moest bijdragen aan de bevolking’s perceptie de vijand als ultieme bedreiging te zien.
Witkowska (2008) meende dat bij de identificatie van de vijand met kwaad altijd een
vergelijking wordt gemaakt tot het eigen systeem. Diverse onderzoeken (Arnold, 2002;
Krakovsky, 2008; Rodden, 2008) wijzen uit dat dit het geval was in de DDR. Allen
concluderen dat antiwesterse propaganda vrijwel altijd gepaard ging met positieve
berichtgeving over de DDR.
Keens (1986) bevindingen de vijand te representeren als een vijand van God vindt
geen ondersteuning in empirisch onderzoek. Dit literatuuronderzoek heeft geen
representaties van de Westelijke vijand gevonden als een vijand van god. Dit lijkt
vanzelfsprekend daar religie niet centraal stond in de koude oorlog. In religie is God het
hoogste goed, in het communisme zou dit gelijkheid of socialisme kunnen zijn. Je zou
kunnen zeggen dat in het geval van de DDR de vijand als vijand van god in dit
literatuuronderzoek op een andere manier wordt gevonden, namelijk als de vijand van de
socialistische ideologie.
Samenvattend kunnen we concluderen dat het Westen in de DDR werd
afgeschilderd als een cultuur waarin macht van essentieel belang was. In bijna alle
berichtgeving uit de DDR over het Westen werden de vernietigende en gevaarlijke
Universiteit van Amsterdam
-17-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
bedoelingen van de politieke vijand benadrukt. Het Westen werd hierbij voornamelijk
gepresenteerd als een agressieve, imperialistische grootmacht. Door middel van de
verschillende beschuldigingen aan het Westen in antiwesterse berichtgeving, de strenge
richtlijnen van het propagandasysteem van de SED en de vergelijking ten opzichte van de
Oostelijke zelf, verscheen het Westen, naast agressor en imperialist, keer op keer als een
misdadiger tegen de menselijkheid, als barbaar, fascist en als een wrede crimineel. Een
combinatie van terreur en propaganda moest de Oost-Duitse bevolking bang maken voor de
vijand wat resulteerde in een ultiem bedreigend beeld van het Westen, dat erop uit was
Oost-Duitsland te vernietigen.
Discussie
Dit literatuuronderzoek heeft geprobeerd de wetenschappelijke kennis rondom vijandelijke
representaties over het Westen in de DDR te structureren. Dit om meer duidelijkheid te
krijgen omtrent de afkerende houdingen van Oost-Duitsers ten opzichte van West-Duitsers
en ter verduidelijking van vijandelijke sympathieën binnen hedendaagse maatschappijen in
het algemeen. Dit is naar mijn mening deels gelukt. De conclusies van dit onderzoek zijn
voornamelijk gebaseerd op voorbeelden van inhoudelijke berichtgeving over het Westen en
berusten niet volledig op onderzoeksresultaten van kwalitatieve studies die vijandelijke
representaties van het Westen in de DDR ter discussie stellen. Doordat dit onderzoek wel
enige concrete informatie heeft weten te achterhalen rondom de richtlijnen voor
berichtgeving in de DDR weten we deels wat de antiwesterse berichtgeving karakteriseerde.
Ondersteund door het illustratieve materiaal wat gegeven is, wordt een indicatie gegeven
van hoe dit vijandbeeld er in het voormalig Oost Duitsland uit zag.
In dit literatuuronderzoek lag de focus op vijandelijke representaties van het
Westen tijdens het bestaan van de DDR. De val van de muur heeft voor veel veranderingen
gezorgd. Vervolgonderzoek zou zich daarom kunnen richten op hoe na de val van de muur,
dientengevolge het einde van het DDR bestaan, het Westen werd gerepresenteerd.
Universiteit van Amsterdam
-18-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
Literatuurlijst
Arnold, K. (2002). Kalter Krieg im Äther: Der Deutschlandsender und die Westpropaganda
der DDR. Münster: Walter Hömburg & Arnulf Kutsch.
Brandsma, M. (2009). Niet herenigd, wel een success. Opgehaald 19 oktober, 2009, van
http://www.nos.nl/nosjournaal/artikelen/2009/11/8/081109_oost_west_
duitsland.html.
Bytwerk, R. (1999). The failure of the propaganda of the German Democratic Republic.
The quarterly journal of speech, 85 (4), 400-416.
De la Brosse, R. (2003). Political Propaganda and the plan to create a “State for all
Serbs”. Report compiled at the request of the Office of the Prosecutor of the
International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia, pp.4-31.
Dittmar, C. (2004). GDR Television in Competition with West German Programming.
Historical journal of film, radio and television, 24 (3), 327-340.
Ellul, J. (1973). Propaganda: the formation of men’s attitudes. New York: Vintage Books.
Hoff, P.(2004). Depictions of America in GDR television films and plays, 1955-1965.
Historical journal of film, radio and television, 24 (3), 403-410.
Hutchinson, P. (1972). “Conditioned against us…” The East German View of the Federal
Republic. Forum for Modern Language Studies, 8 (1), 40-51.
Keen, S. (1986). Faces of the enemy: reflections of the hostile imagination. San
Francisco: Harper & Row.
Kerler, W. (2009). Kloof tussen Oost-en West-Duitsland blijft groot. Opgehaald 19 oktober,
2009, van http://www.mo.be/index.php?id=63&tx_uwnews_pi2%5Bart_id%5D=
26435&cHash=805a884a01
Kiepe, J. (2009). Nationalism as a heavy mortgage: SED Cadres Actions between Demand
and Reality. Nationalities Papers, 37 (4), 467-478.
Krakovsky, R. (2008). The representation of the Cold War: the Peace and the War camps in
Czechoslovakia, 1948-1960. Journal of Transatlantic Studies, 6 (2), 158-167.
Merskin, D. (2005). Making Enemies in George W. Bush’s Post-9/11 Speeches. Peace
Review: A journal of social justice, 17 (4), 373-381.
Propaganda für die Nationalarmee der DDR. Opgehaald 20 oktober, 2009, van
http://www.ceeol.com/
Raabe, J. & Pürer, H. (1994). Medien in Deutschland. München: Ölschläger.
Universiteit van Amsterdam
-19-
Bachelor scriptie
Propaganda in de DDR
Rodden, J. (2008). Socialist Heroes in East German Schoolbooks. Global Society, (46),
168-174.
Stone, M. (2008). The Changing Face of the Enemy in Fascist Italy. An International
Journal of Critical & Democratic Theory, 15 (3), 332-350.
Witkowska, J. (2008). Creating false enemies: John Bull and uncle Sam as food for AntiWestern Propaganda in Poland. Journal of transatlantic studies, 6 (2), 123-130.
Universiteit van Amsterdam
-20-
Download