Vrij verkeer van EU- burgers (en derdelanders)

advertisement
Hoorcollege 12; 1 juni 2015 – Vrij verkeer van EU- burgers (en derdelanders)
Alle EU-burgers hebben een uit- en inreisrecht (art. 21 VWEU). Een geldig ID-kaart is hiervoor
voldoende, zie Richtlijn 2004/38, art. 4 en 5. Alle EU-burgers hebben ook het recht om in een andere
lidstaat te verblijven voor 3 maanden (art. 21 VWEU): hiervoor is een geldige ID-kaart en geen
onredelijke belasting voor het sociale bijstandsstelsel voldoende, art. 6 en 14 Richtlijn 2004/38. Je
kunt ook langer dan 3 maanden in een lidstaat verblijven (art. 21 VWEU), maar dan is er differentiatie:
- Werkzoekenden kunnen verblijven voor minstens 6 maanden (Antonissen); - Werknemers en ZZP’s
kunnen verblijven voor de duur van hun baan (art. 45 lid 3 VWEU en art. 7 Richtlijn 2004/38); Studenten kunnen verblijven voor de duur van hun studie indien ze een zorgverzekering hebben en
verklaren dat ze niet een last worden voor de sociale bijstandsstelsel (art. 7 Richtlijn 2004/38) Andere EU burgers kunnen verblijven indien ze over voldoende bestaansmiddelen beschikken (art. 7
Richtlijn 2004/38)
Reis- en verblijfsrecht: the big picture (II)
Lang verblijvende EU-burgers hebben het recht om in een andere lidstaat te verblijven, voor zolang ze
dat willen, zie art. 21 VWEU. Hiervoor moet een lang en ononderbroken verblijf voor vijf jaar zijn
(art. 16 Richtlijn). Een kortere periode kan ook voldoende zijn onder art. 17 Richtlijn. Familieleden
van de EU-burgers hebben afgeleide rechten (zie de Richtlijn). Alle EU-rechtspersonen en ZZP’s
hebben het recht zich te vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat, zie art. 49 VWEU. Alle
belemmeringen en vormen van discriminatie zijn verboden, tenzij het EU-recht anders bepaalt. Dit is
hetzelfde als bij vrij verkeer van goederen. Goedkeuring EU: objectief rechtvaardiging, noodzakelijk.
Het betaalbaar houden van de sociale voorzieningen is een dwingende reden van algemeen belang.
Wie is een burger van de unie?
Als je geen burger van de Unie bent dan geldt dit namelijk allemaal niet. Je bent een burger van de
Unie als een de nationaliteit van een lidstaat bezit, art. 20 lid 1 VWEU. De nationaliteit van een
lidstaat wordt exclusief bepaald door het nationale recht van de betrokken lidstaat (zie de zaak Chen).
Maar, zie Rottman: hij was Oostenrijker en vroeg Duits staatsburgerschap aan. Die kreeg hij, ondanks
z’n strafrechtelijke verleden (hier had hij over gelogen). Toen hij het Duits staatsburgerschap kreeg
verviel van rechtswege zijn Oostenrijkse staatsburgerschap. Toen kwamen de Duitsers er achter dat hij
had gelogen over zijn strafrechtelijk verleden en ontnamen hem het Duits staatsburgerschap. Hij was
dus stateloos geworden hierdoor, want het Oostenrijkse staatsburgerschap was ook vervallen. In
principe geen Europeesrechtelijke kwestie, want het is een exclusief recht van de lidstaten. Meneer
Rottman ging in beroep tegen het intrekken van het Duitse staatsburgerschap: als de Duitse regering
mij mijn staatsburgerschap ontneemt dan ontneemt zij mij ook het EU burgerschap en dus EU kwestie.
Daar ging het Hof in mee. Duitse overheid moest dus objectief rechtvaardigen dat ze het Duitse
staatsburgerschap hadden afgenomen, dat het evenredig is. Het Hof creëert hier een ingang: het
intrekken van staatsburgerschap is onderworpen aan Europees recht, het geven van een
staatsburgerschap is een exclusief recht van de lidstaat zelf.
Betekenis van unieburgerschap
Een status die: 1. Aanspraak geeft op rechten (art. 20 lid 2 VWEU e.v.) Art. 21 lid 1 VWEU  vrij
reizen en verblijven; Artt. 18 jo. 20 VWEU  gelijke behandeling. 2. De werkingssfeer van de
Verdragen verruimt  discriminatieverbod krijgt een ruimere werkingssfeer zodra je Unieburger bent
(art. 18 VWEU). Zie bijv. Collins. 3. Maar er is een onderscheid tussen gewone burger en
marktburger: een marktburger is een economisch actieve burger. Die heeft een streepje voor op de
gewone burger. Dus: werknemers/zoekenden, dienstverleners/ontvangers en vestigers (zelfstandigen).
Burgers van de Unie – rechten
Richtlijn 2004/38 bepaalt: 1. Reikwijdte van de rechten (incl. de afgeleide rechten voor familieleden
van de burger) (zie artt. 2 jo. 3, zie McCarthy). 2. Voorwaarden voor inreis- en uitreisrecht (artt. 4 en
5) én verblijfsrecht tot 3 maand (art. 6) en langer dan 3 maand (artt. 7-14). 3. Aanvullend duurzaam
verblijfsrecht (art. 16). 4. Beperkingen (hoofdstuk VI). Opvallend is het onderscheid in de behandeling
van gewone burgers en marktburgers.
Werknemers
Art. 45-48 VWEU  migratie- en verblijfsrechten  toegang tot de arbeidsmarkt in andere lidstaten
(Bosman, r.o. 92-104) en verbod discriminatie (Van Duyn). Een werknemers is een uniebegrip die
betekent dat iemand voor een bepaalde periode voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden
verricht en als tegenprestatie een beloning ontvangt. Er moet sprake zijn van een reële en
daadwerkelijke arbeid, zie Raulin, r.o. 10. Let op art. 45 lid 4 VWEU: hierin staat een uitzondering
voor arbeiders in overheidsdiensten. Een werkzoekende is nog geen werknemer en profiteert dus niet
van dezelfde rechten als werknemers. Echter blijft art. 45 lid 2 VWEU toepasselijk en verbiedt de
discriminatie bij toegang tot de arbeid. Daarnaast heb je een verblijfsrecht van langer dan 3 maanden,
zolang hij/zij kan bewijzen nog immer naar werk te zoeken en een reële kans maakt te worden
aangesteld (art. 14 lid 4 onder b Richtlijn en Antonissen). Je hebt dan geen recht op sociale bijstand
zolang er naar werk wordt gezocht, art. 24 lid 2 Richtlijn (wel op sollicitatietrainingen e.d.).
Secundair recht
Verordening 492/2011: Recht op gelijke behandeling van de werknemer  een verbod van
discriminatie, zowel openlijk als verkapt bij werk (art. 3, zie Köbler). Maar er is een gerechtvaardigde
taaleis: art. 3 lid 1, laatste zin. Non-discriminatie bij sociale en fiscale voordelen, art. 7 en zie Cristini,
r.o. 12 en O’Flynn, r.o. 17 en 19. Afgeleid recht kinderen voor wat betreft algemeen onderwijs, het
leerlingstelsel en de beroepsopleiding, art. 10. Richtlijn 2004/38: Verblijfsrecht, art. 7 lid 1. Behoud
status werknemer na verlies van de baan, art. 7 lid 3. Migratierechten, verblijfsrechten en afgeleide
rechten familieleden. Verordening staat niet in de bundel, mag je wel mee naar tentamen. Of ’t nodig
is: is makkelijk samen te vatten, dus je kunt best zonder. Maar je mag hem wel meenemen.
Gerechtvaardigde beperkingen
Art. 21 VWEU laat ruimte voor EU-beperkingen aan vrij verkeer van EU-burgers. Dwingende redenen
van algemeen belang (Cassis-achtige rechtvaardiging, bijv. sociale doelstellingen). Je kunt ook nog
art. 45 lid 3 VWEU inroepen  openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid (Van Duyn,
r.o. 18-23; Bouchereau; Bosignore, r.o. 6 en 7; Adoui en Cornuaille, r.o. 7 en 8). Hoofdstuk VI
Richtlijn, 2004/38. Evenredigheid (bijv. Bosman, r.o. 104).
Vestiging
Art. 49 VWEU  verbod op restricties op vestiging van dienstverleners.
Duurzaam deelnemen aan het economisch leven van een andere lidstaat, Gebhard r.o. 25.
Hier ook een belemmeringsverbod (art. 49 en richtlijn 2004/38), maar ook een discriminatieverbod.
Gerechtvaardigde beperkingen: Art. 51 VWEU  uitzondering i.v.m. uitoefening van het openbare
gezag; Art. 52 VWEU  openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid; en Dwingende
redenen van algemeen belang (wel evenredig en noodzakelijk!); Richtlijn 2004/38 m.b.t. ZZPers.
Diensten
Art. 56 VWEU  belemmeringsverbod (wederzijdse erkenning) en art. 61 VWEU  verbod
discriminatie. Definitie: onstoffelijke prestatie of product wat tegen vergoeding wordt geleverd (art. 57
tweede zin VWEU). Een dienst is een dienst ook al houdt deze mede in de handel in goederen, arrest
Josemans, r.o. 49. De dienst mag niet illegaal zijn. Er moet een grensoverschrijdend element zijn: de
dienstverlener gaat de grens over (Laval un Partneri), de dienstontvanger gaat de grens over (Cowan,
r.o. 14-15) of de dienst zelf gaat de grens over (de Coster, Placanica). Dienstverlening of vestiging? >
dan kijk je naar die duurzaamheid als onderscheidingscriterium (Gebhard).
Diensten en Vestiging – harmonisatie
Richtlijn 123/2006 (mag je ook printen, niet nodig want codificeert een hele hoop arresten die hiervoor
behandeld zijn). Dit is een nadere uitwerking van verboden voor lidstaten (en aanvullende rechten
zoals een informatierecht). Art. 2 geeft een beperkte werkingssfeer  veel uitzonderingen voor grote
diensten (bijv. gezondheidszorg, nutssectoren, etc.). Richtlijn 2004/38: geeft een nadere uitwerking
van migratierechten en verblijfsrechten zelfstandigen en afgeleide rechten familieleden.
Gerechtvaardigde beperkingen
Art. 16 Richtlijn 2006/123. Art. 52 jo. 62 VWEU  openbare orde, openbare veiligheid en
volksgezondheid. Dwingende redenen van algemeen belang (Säger, r.o. 15). Geen willekeurige
discriminatie en evenredig (Josemans, r.o. 69 e.v.).
Kapitaal en betalingsverkeer
Art. 63 VWEU  beperkingenverbod. Kapitaal = geld in al zijn vormen (alle valuta, andere
betaalmiddelen en waardepapieren) (Fidium Finanz). Het is dus een bijzonder ruim begrip (dat is met
alles in ’t vrij verkeer ). Reikwijdte: niet alleen tussen lidstaten, maar ook tussen lidstaten en derde
landen, zie art. 63 VWEU en Fidium Finanz.
Kapitaal: belemmeringen
Van simpel geldvervoer tot investeringsbeperkingen: Sanz de Lera: kofferbak vol geld. Deze staat niet
in de bundel. Konle, r.o. 40  beperkingen op huizen kopen als kapitaal belemmering. Golden Shares
 overheid als aandeelhouder; maakt investering minder aantrekkelijk. Servatius  beperking op
bouwen in buitenland voor woningcorporatie.
Kapitaal – rechtvaardigingen van beperkingen
Art. 65 VWEU: belastingstelsel, toezicht en openbare orde en veiligheid; Art. 65 lid 3 VWEU: geen
willekeurige discriminatie, dat wil zeggen: maatregel moet objectief gerechtvaardigd en proportioneel
zijn. Dwingende vereisten (Servatius, r.o. 25-39).
Download