10 1 2010 Bouwfysica Een dynamische versie van Fanger’s Thermisch Comfortmodel Voor het berekenen van tijdafhankelijk thermisch comfort in overgangsgebieden tussen binnen en buiten en bij wisselende binnenklimaatomstandigheden, wordt hier een dynamische versie van Fanger’s thermisch comfortmodel voorgesteld. ing J.C. (Hans) Phaff, TNO Bouw en Ondergrond Inleiding Buiten Voor personen: – die afwisselend binnen en buiten zijn, – in semi open buitenruimten, – in wisselende klimaatomstandigheden, bestaan geen methoden om het thermisch (dis)comfort goed te berekenen. Voor beoordeling van comfort buiten gebouwen bestaan windhindercriteria van NEN 8100 [4] en andere indices met coëfficiënten die meestal statistisch bepaald zijn uit veldstudies. Hierbij gaat het niet om thermisch comfort maar om windhinder en -gevaar. Variërende omstandigheden Binnen Voor ontwerp en beoordeling van het klimaat en comfort binnen gebouwen wordt Fanger’s Thermisch Comfort­ model gebruikt [1, 2], bijvoorbeeld via NEN-EN-ISO 7730 [3]. Latere toevoegingen aan het model zijn aanpassingen in de Tochtindex en Temperatuur Adaptatie, vertaald in ATG (Adaptieve TemperatuurGrenswaarden). De bestaan­ de modellen voor thermisch comfort, zijn statisch. De condities (bijvoorbeeld temperaturen) veranderen prak­ tisch niet in de tijd en personen hebben geen variërende activiteiten of kledingniveaus. Variabelen in Fanger’s comfort model Omgevingsvariabelen: – t = luchttemperatuur – stralingstemperatuur – luchtvochtigheid – v = luchtsnelheid (en turbulentie-intensiteit) Persoonsgebonden variabelen: – met = metabolisme (inspanningsniveau) – iclo = kledingniveau (+ windichtheid) Output: –PMV = Predicted Mean Vote, van een groep personen, met de schaal koud-warm, -2..,0,..+2) –PPD = Percentage of the Persons Dissatisfied, ontevreden over hun thermische situatie met de schaal, 5..100% 10_15_Artikel_Phaff.indd 10 In werkelijkheid variëren de omstandigheden in de tijd en zijn personen in een voortdurend dynamisch verloop van hun comfortbalans. Dit treedt duidelijk op als personen routes afleggen met daarin overgangen tussen binnen en buiten of via deels overkapte ruimten, half binnen, half buiten. Voorbeelden van dergelijke ruimten zijn: – winkelcentra met deels overdekte winkelstraten – restaurants met terrassen – receptiebalie of kassa’s dicht bij buitendeuren die vaak openen – magazijnen en distributiecentra waar personeel deels binnen en buiten werkt en koelhuizen – openbaarvervoer waar passagiers afwisselend binnen en buiten zijn of wachten – stads canyons (urban street canyons) – (half)overdekte stadions Beoordelen De vraag is: “Hoe dit soort ruimten en ‘binnen’klimaat­ veranderingen te beoordelen met betrekking tot comfort?” Wanneer zijn problemen te verwachten en hoeveel dagen per jaar? NEN 8100 levert pas boven de 5 m/s hinder op, geeft geen verlopend resultaat in het bereik van 0 tot 5 m/s en houdt zich niet bezig met temperaturen. Het gebruik van NEN 7730 bij toepassing op (semi) buiten­ ruimten met luchtsnelheden van 0,15 m/s tot 5 m/s levert al snel de kwalificatie “onacceptabel” thermisch comfort op, zonder veranderende gradaties. Dat maakt het opti­ maliseren van een gebouwontwerp op basis van deze methoden onmogelijk. Bij de overgangen van personen die van binnen naar bui­ ten gaan en omgekeerd, treden grote wijzigingen op in 21-04-2010 10:02:12 warmte, lucht en vocht Bouwfysica 1 2010 11 1 DFanger de dynamische versie van Fanger’s thermisch comfort model kledingniveau, metabolisme (inspanningsniveau), tempe­ ratuur en luchtsnelheid. Na hoeveel minuten zou een probleem ernstig worden? Treedt er eigenlijk wel een probleem op? Daarover geven de bestaande methoden geen uitsluitsel. Het idee om Fanger’s model daartoe om te bouwen is aangegeven in figuur 1. Hierin staat in het midden Fanger’s oorspronkelijke model. Links, rechts en er onder staan toevoegingen die het model dynamisch en adaptief maken. Deze worden hier achtereenvolgens besproken. Het gaat er natuurlijk niet alleen om een ruimte of afge­ legde route te beoordelen, maar vooral om bijvoorbeeld gebouwontwerpen te verbeteren. Om dat voor elkaar te krijgen is een rekenmethode nodig die ook bij wisselende omstandigheden werkt. Geheel links in figuur 1 zijn de in de tijd variërende in­ voerparameters getekend (t, v, etc.). Deze worden in een netwerk omgerekend in de parameters voor het statische Fanger model (t’, v’, etc.). Het netwerk bevat een reeks digitale tijdconstanten, die dempen de signalen voor het verkrijgen de gewenste respons. Het ‘geschakelde net­ werk’ is als een neuraal netwerk, maar dan zonder zelf­ lerende functies. Zo schakelt het bijvoorbeeld bij dalende temperatuur een kleinere demping in en bij stijgende tem­ peratuur naar een grotere demping om het effect van de thermoreceptoren in de huid die voor koude dichter aan het oppervlak liggen te simuleren. Vandaar de term ‘ge­ schakeld’ netwerk. Bij een hoog metabolisme en oplopen­ de PMV heeft een persoon het te warm. Afhankelijk van hoe lang dit duurt en hoe sterk die oververhitting is, zal het netwerk bij afkoeling een tragere respons geven om de tijd nodig voor het afkoelen te simuleren. Zo zitten er vele afhankelijkheden tussen de verschillende in- en uit­ gangsparameters en hun demping in dit netwerk. DFanger, dynamisch comfort Dé manier is natuurlijk het gebruik van een ‘human body model1’, maar kan het eenvoudiger? Omdat Fanger’s ther­ misch comfortmodel is gebaseerd op een warmtebalans, is het model in principe goed bruikbaar voor het bepalen van het comfortniveau in deze overgangsgebieden. De omgevingsvariabelen als metabolisme, kledingniveau etcetera zitten er allemaal in zoals in het tekstkader hier­ voor is aangegeven. Alleen het tijdaspect ontbreekt, de variabelen kunnen alleen als vaste parameter worden in­ gevoerd. Een dynamische versie van Fanger’s routines, hier DFanger genoemd, kan de leemte vullen voor de binnenbuiten overgangen om een zo redelijk mogelijke schatting te leveren van thermisch discomfort. Dit zal niet leiden tot een perfecte simulatie van de werkelijkheid, maar zou bijvoorbeeld 80% van de dynamische respons tussen twee bekende statische situaties correct benaderen, en daarmee praktisch bruikbaar zijn. 1 Een human body model is een warmtemodel van een mens, opgedeeld in een aantal lichaamsdelen, waarbij temperaturen in lagen, van de kleding, de huid, tot de kern van het lichaam worden gesimuleerd. Hierbij wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de warmteproductie van organen en spieren en het warmtetransport via bloedstromen, ademhaling en verdamping van vocht. Overigens levert zo’n human bodymodel ook niet direct een PMV of PPD. Deze worden ook daar via een benaderingsfunctie bepaald. 10_15_Artikel_Phaff.indd 11 Rechts in figuur 1 is de output processing weergegeven, vergelijkbaar met het ingangsnetwerk. De tijdconstanten van de uitvoer zitten in het bereik van 30 tot 1000 secon­ den afhankelijk van de variabele, en ze veranderen ook als functie van de variatie van de invoer en uitvoer. De conditieafhankelijke coëfficiënten zijn een fit met lab- en literatuur-experimenten. De meeste van deze experimen­ ten zijn overigens beperkt in de tijdresolutie, omdat ze zijn bepaald via test-personen die op vaste tijden, bijvoor­ beeld om de 3 minuten, hun waargenomen ‘PMV’ in een lijst invullen. 21-04-2010 10:02:12 12 1 2010 Bouwfysica 2 Dynamisch verloop van PMV bij een periode met lagere temperaturen De bepaalde tijdconstanten zijn niet uitsluitend een re­ kentruc, maar hebben wel enige werkelijke betekenis. Zo is de demping voor het metabolisme, die in de buurt van de 300 tot 1000 seconden ligt, gerelateerd aan de tijdcon­ stante voor het opwarmen en afkoelen van spieren, het weefsel er omheen en de omhullende huid. De reactie op luchtsnelheden, die in de buurt van de 60 seconden ligt, is gekoppeld aan de snelheid waarmee de warmterecep­ toren in de huid reageren. Midden onderaan in figuur 1 is de adaptatie aan de bui­ tentemperatuur weergegeven. Deze adaptatie met een tijdconstante van 3 tot 5 dagen treedt op bij personen die gewend zijn aan gebouwen zonder luchtbehandeling­ installatie. Dat wil zeggen dat na 3 tot 5 dagen deze per­ sonen gewend raken aan de omstandigheden. In het DFanger model zijn als invoerparameters ook de winddichtheid van de kleding toegevoegd en de mate waarin kleding aansluit op de huid bij handen, hals, mid­ del en enkels. Vooral buiten maar ook tijdens het lopen binnen neemt de effectieve isolatiewaarde van kleding af bij hogere luchtsnelheden. Bij lopen gaat het dan om twee effecten: – Door te bewegen, beweegt ook de kleding en veran­ dert het volume van de lucht tussen de kleding en de huid waardoor een luchtpomp-effect optreedt. – Het tweede effect wordt veroorzaakt door de loopsnel­ heid, die rond de 1 m/s ligt. Die snelheid wordt vecto­ rieel opgeteld bij de lucht/windsnelheid. Beide effecten leiden tot verhoogde ventilatie door de kle­ ding en via de openingen, of juist minder als loop-richting en -snelheid met die van de wind overeenkomen. In figuur 2 is een voorbeeld weergegeven dat is afgeleid van een experiment van Fiala [5]. In het midden van de grafiek is de beoordeling van een groep personen weerge­ 10_15_Artikel_Phaff.indd 12 geven bij lage temperatuur. De stippen zijn de experimen­ tele waarden. De rode lijn is de door DFanger berekende PMV bij een tijdstap van 12 minuten. Het huidige model kan overweg met tijdstappen van 1 seconde tot enkele tientallen minuten. Dat is ook wel het praktisch interes­ sante gebied. Bij grotere tijdstappen geeft DFanger weinig dynamische veranderingen omdat personen dan al hun statische thermische eindtoestand benaderen. Voor tijd­ stappen van minder dan 10 seconden zijn de veranderin­ gen uit DFanger ook kleiner. Voor deze tijdstappen ont­ breekt het bovendien aan experimentele data. Er zijn natuurlijk wel variaties met hogere frequentie, de turbu­ lentie-intensiteit van de luchtsnelheid, maar die zit al in het Fanger model zelf. De experimentele respons in figuur 2 heeft bij dalende temperatuur (bij 1 uur) een snel verloop en lijkt zelfs een klein doorschot te vertonen. Er is van personen ook een thermo-adaptatie bekend met een periode van enkele uren. Mogelijk speelt die hier ook een rol. DFanger scha­ kelt zijn netwerk wel over op het snelle verloop, maar simuleert niet het doorschot. De adaptatie van enkele uren zit nog niet in DFanger. Bij de opwarming (bij 3 uur) is er een meer geleidelijk verloop, zowel in het experiment als in de uitkomst van DFanger. Een verklaring voor het gelei­ delijker verloop is dat de receptoren voor warmte, dieper in de huid liggen dan die voor koude. Verder zal een evo­ lutionair door de hersenen gegenereerd alarmsignaal, als bescherming tegen dreigende afkoeling, mee spelen waar­ door eerder wordt gereageerd op koude dan op warmte. DFanger is te gebruiken als ‘post processor’ voor de out­ put van gebouwsimulatiemodellen, om gebouwontwerpen te optimaliseren en om ze meer robuust te maken voor bewoners/gebruikersgedrag. In een eerste poging is het model gebruikt om dynamisch thermisch comfort te bere­ kenen voor personen die zich bewegen rond een plat­ 21-04-2010 10:02:13 warmte, lucht en vocht Bouwfysica 1 2010 13 3 DFanger, voorbeeld van het programma form, gebouw en winkelcentra. De resultaten zijn onder andere gebruikt om de grootte van dakopeningen te opti­ maliseren. DFanger voorbeeld Als voorbeeld voor DFanger is de situatie uitgewerkt waar een persoon bij koud weer met -6°C, eerst buiten loopt en vervolgens naar binnen gaat bij 21,6°C. DFanger begint hier met een stationaire waarde. Dat wil zeggen dat de persoon zo lang aan de begincondities (bij 0:00 uur) is onderworpen, dat de PMV en PPD niet meer in de tijd veranderen. Figuur 6 toont de uitvoer van DFanger. Buiten (tussen 0 en 0,2 uur) is de persoon comfortabel aan het lopen en met de dikke winterkleding is de PMV praktisch 0 (= neutraal, niet warm en niet koud). Na binnenkomst stijgt de PMV naar 0,9 (enigszins warm) bij een PPD van iets meer dan 20%. Vanwege de inspanning buiten is het binnen dus wat te warm. Na ongeveer 1 uur is de PMV weer bijna nul. Figuur 3 toont de ontwikkelversie van het DFanger pro­ gramma met deze situatie. Hierin staat de invoer en de uitvoer in één grafiek, met individuele schaalwaarden per lijn. Dat is in het programma wel handig, maar niet als figuur op papier. Hier is de PMV schaal getoond. Figuur 4 laat de invoer zien. Van t = 0 tot t = 0,2 uur (≈12 minuten) loopt de persoon 1,4 m/s circa 5 km per uur buiten (met=3), in zeer zware winterkleding (iclo=3,1) en een resulterende luchtsnelheid van 2,3 m/s. Daarna zit de persoon binnen (met=1,2), in kleding voor binnen (iclo=0,88) en de luchtsnelheid binnen is 0,05 m/s. Figuur 5 toont de ingevoerde temperatuur. Buiten is de temperatuur –6°C en binnen 21,6°C. De stralingstempera­ tuur is in dit voorbeeld gelijk gehouden aan de luchttem­ peratuur. 10_15_Artikel_Phaff.indd 13 4 Invoer van DFanger in het voorbeeld 21-04-2010 10:02:15 14 1 2010 Bouwfysica 5 Invoer van de temperatuur in het voorbeeld ten, bestaat dan echter de kans dat het uitgeademde vocht in de kleding bevriest en dat is ongewenst. – Ook aan de stoel, die zich tussen de omgeving en de zittende persoon bevindt, kunnen aanpassingen wor­ den aangebracht om het warmer of kouder te krijgen. Passief is te denken aan het stoeloppervlak (in hoe­ verre de persoon wordt omsloten door de stoel), de isolatiewaarde van de stoel en de ventilatieopeningen er in. Actief kan (elektrisch) bijverwarmd worden (tot circa 30 Watt) of met mechanische ventilatie (tot circa 5 dm3/s) door zitting en rugleuning worden ‘gekoeld’ met omgevingslucht (geen gekoelde lucht). Die lucht kan bijvoorbeeld door gaatjes uit het oppervlak van de bekleding stromen. – Bij aanpassingen in de omgeving gaat het om lokale stralingspanelen of het lokaal conditioneren van lucht. Ook lokaal blazen van omgevingslucht in de richting van de persoon met enkele meters per seconde, kan enkele graden ‘verkoeling’ geven onder warme om­ standigheden. Klachtenvrij Is een klachtenvrij optimaal thermisch comfort wel wat mensen nodig hebben? Zou het gezonder zijn? Of kunnen we maar beter een beetje flexibel blijven en ‘opgerekt’ worden qua thermisch comfort? Hoe ontwikkelt een per­ soon het vermogen om zich aan te passen aan een breder temperatuurbereik, de temperatuuradaptatie (20 – 28°C in natuurlijk geventileerde gebouwen). Of erger, hoe ver­ dwijnt dit vermogen? Door onze airconditioned gebou­ wen? In het vermogen tot adaptatie zit een groot energie­ besparingspotentieel. 6 Uitvoer van DFanger in het voorbeeld Discussie Bij een sterke variatie van het metabolisme, verschillen tussen personen die net binnenkomen en die al langer binnen zijn en verschillen in kledingniveau, zal het on­ mogelijk zijn om één optimaal thermisch binnenklimaat aan te bieden. Klanten die een warme winkel binnen komen als het buiten koud is, vinden de winkel te warm. Terwijl op hetzelfde moment het kassapersoneel het veel te koud heeft met tocht uit de openende winkeldeuren. Klachten zijn dan onvermijdelijk bij zulke verschillen ten­ zij lokale en persoonlijke maatregelen worden getroffen. Lokale maatregelen – De belangrijkste lokale maatregelen zijn de kleding en het metabolisme van de persoon zelf. Kleding kan veel intelligenter worden en een instelbare isolatie/ ventilatie leveren. Interessant lijkt het om gebruik te maken van de uitgeademde lucht die door de kleding wordt geblazen. Hiermee kan circa 20 Watt worden terug gewonnen. Dat is vergelijkbaar met een elektri­ sche deken in de middenstand. Bij vriezend weer bui­ 10_15_Artikel_Phaff.indd 14 De binnentemperaturen zijn in de afgelopen 100 jaar toe­ genomen van ongeveer 16°C naar circa 23°C nu. Dit komt gedeeltelijk door de vroeger dikkere kleren en hoge stralingstemperatuur bij het vuur van de haard of kachel. Daardoor hadden bewoners vroeger altijd een zeer dyna­ misch verloop van temperaturen als ze van de verwarmde naar de onverwarmde ruimten gingen, gekoppeld aan de intensieve huishoudelijke werkzaamheden in de koude ruimten. Voor die werkzaamheden, wassen, schoonma­ ken, doe-het-zelven hebben we nu machines. Daardoor moeten de ruimten nu bijverwarmd worden omdat we er minder hard werken (lager metabolisme). Optimaal variërend klimaat Het is voor velen een bekend fenomeen, maar ook be­ kend uit onderzoek [6,7], dat personen het bijvoorbeeld juist heel prettig vinden om vanuit een iets te koele omge­ ving zich te koesteren in (zonne)warmte om op te war­ men. Of vanuit de daarop volgende iets te warme situatie, wat verkoeling uit de luchtstroom van bijvoorbeeld een open raam te verkrijgen. Om dat mogelijk te maken moe­ ten personen dan wel die bewegingsvrijheid en mogelijk­ heden hebben om die omstandigheden ‘op te zoeken’ of in te stellen. Een constant binnenklimaat is dus kennelijk niet het best haalbare. Enige (de juiste, gewenste) variatie levert een groter gevoel van een behaaglijk binnenklimaat. Dit is een aspect dat nu nog niet in DFanger zit. 21-04-2010 10:02:16 warmTE, luchT En VochT Bouwfysica 1 2010 VolgEndE sTaPPEn Voor modElonTwiKKEling Energiezuinig ontwerp Het DFanger model zal verder aangepast en ontwikkeld worden, bijvoorbeeld met een extra temperatuuradaptatie voor perioden tot aan een paar uren. Er bestaan veel lite­ ratuurgegevens om een en ander te fitten. In voorkomen­ de gevallen zouden aanvullende comfort­labexperimenten uitkomst bieden, bijvoorbeeld als het om kortere interval­ len (<60 s) zou gaan of lokale gradiënten binnen de af­ metingen van een persoon. Maar ook voor combinaties van veranderende variabelen, waarvoor de respons van het model nog beter kan. Het gaat verder niet alleen om discomfort, het gaat juist ook om comfort. De grote uitdaging is het maken van pret­ tige gebouwen die bovendien veel energie besparen. Daar­ in kan de geschetste aanpak een steentje bijdragen. ■ 15 bronnEn [1] Fanger, P.O., Calculation of thermal comfort: introduction of a basic equation, 1967 [2] Marc E Fountain, Ph.D.Charlie Huizenga, Using the Simulatie van bewonersgedrag De volgende stap is het gebruik van het DFanger PMV­ en PPD­signaal in een gebouwsimulatiemodel, als één van de inputs voor de simulatie van bewoners/gebruikers­ gedrag. Het gaat hier alleen om gedrag dat het comfort en energieverbruik van een gebouw(ontwerp) beïnvloedt. Het feit dat zoveel (dis)comfort variabelen netjes geïnte­ greerd zijn in de PMV/PPD maakt de gedragsimulatie veel eenvoudiger. Optellen van discomfort soorten Er zijn gedachten om ook andersoortig discomfort, zoals windhinder, ­gevaar, geluid (bijvoorbeeld of een raam wel open kan) verlichting (bijvoorbeeld of zonwering wel kan) en uitzicht op de een of andere manier op te tellen in een model. Uiteraard is elke niet­lineaire sommatie van al deze aspecten een ingewikkeld compromis. Maar als bijvoorbeeld de vraag is: “Hoeveel personen zullen een klacht indienen bij de gebouwbeheerder?”, dan wordt het beter voorstelbaar hoe zo’n model zal moeten werken. ASHRAE THERMAL comfort MODEL, An ASHRAE Special Publication, ASHRAE Research Project 781-RP, Atlanta USA, 1997 [3] NEN-EN-ISO 7730 Klimaatomstandigheden. Analytische bepaling en interpretatie van thermische behaaglijkheid door berekeningen van de PMV en PPD-waarden en lokale thermische behaaglijkheid, Delft: NEN, 2005 [4] NEN 8100 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving, Delft: NEN, 2006 [5] Dusan Fiala, Kevin J. Lomas, Martin Stohrer, Computer prediction of human thermoregulatory and temperature responses to a wide range of environmental conditions, Int J Biometeorol, 45: 143–159, 2001 [6] Richard De Dear, Ph.D, The theory of thermal comfort in naturally ventilated indoor environments; “The pleasure principle”, International Journal of Ventilation, ijovent.org.uk, 2009 [7] Cabanac, M. “What is sensation?” In Biological Perspectives on Motivated Activities, Edited by R. Wong. (Ablex: Northwoord N.J.), 1992 adVErTErEn in bouwFysica? nEEm conTacT oP mET dE rEdacTiE Voor dE schErPE TariEVEn. w w w.n vbv. or g 10_15_Artikel_Phaff.indd 15 21-04-2010 10:02:20