docentenhandleiding leven in de bronstijd 1 leven in de bronstijd Inhoud 1. Introductie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2. Voorbereiding op school. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 3. In het museum. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 4. Verwerking op school . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 2 leven in de bronstijd 1 Introductie Doelgroep: Groep 4 - 8 Doel: Kinderen op een actieve manier kennis laten maken met en inzicht geven in het leven in de prehistorie. 2 Voorbereiding op school Het museumprogramma wordt onder leiding van drie museummedewerkers uitgevoerd. Dat betekent dat u ook met een kleine inhoudelijke voorbereiding naar het Zuiderzeemuseum kunt gaan. Voor achtergrondinformatie over de bronstijd en tips voor lessen aan de hand van thema’s uit de Bronstijd, kunt u terecht bij hoofdstuk 4, ‘verwerking op school’. Begeleiding Groepjes maken. Bij een klas van 30 leerlingen zijn er minimaal zes begeleiders van school nodig. De kinderen gaan werken in groepjes van 5 met 1 begeleider. Het is handig als u de kinderen op school al in groepjes heeft ingedeeld. Lessuggesties Van het museum heeft u het boekje Een dag uit het leven van... ontvangen. Als voorbereiding kunt u de leerlingen klassikaal, in groepjes of individueel met dit boekje aan het werk laten gaan. Hierin wordt het leven van kinderen nu naast het leven van kinderen in de bronstijd gezet. Laat de leerlingen met elkaar bespreken (of bespreekt u klassikaal) wat de verschillen zijn tussen toen en nu. Dat zijn er veel. Zijn er ook overeenkomsten? Achtergrondinformatie over de verschillende aspecten van het leven in de bronstijd, toegespitst op de situatie in West-Friesland, vindt u in hoofdstuk 3 van deze docentenhandleiding ‘verwerking op school’. Doelstelling De leerlingen maken kennis met de specifieke kenmerken en problemen van het bestaan in de Bronstijd. Hoe het was om in die tijd te leven, ontdekken de leerlingen door het zelf na te doen. Kleding Er wordt buiten in de natuur gewerkt. Laat uw leerlingen oude kleding aantrekken en houdt rekening met de buitentemperaturen en weersomstandigheden. Lunch U zou de leerlingen kunnen vragen alleen brood en/ of fruit als lunch mee te nemen. Dergelijke etenswaren passen goed bij het geheel van het bronstijdprogramma. Fototoestel Behalve als herinnering aan het museumbezoek is het ook voor de verwerking van het programma terug op school handig als u foto’s neemt van de werkende leerlingen. 3 leven in de bronstijd 3 In het museum Ontvangst U komt met de boot aan in het museumpark en wordt ontvangen door één van de museummedewerkers. De museummedewerker begeleidt u naar de educatieve ruimte waar het programma begint. Hoe ziet het project eruit De leerlingen bezoeken de reconstructie van een bronstijdboerderij. Deze drieschepige boerderij is een reconstructie van de huisplattegrond, daterend uit de late bronstijd (terpperiode), aangetroffen tijdens een archeologische opgraving in West-Friesland. In deze nagebouwde omgeving tussen rietkraag en elzenbos, gaan zij als het ware terug in de tijd. Na een inleiding ter plekke worden er in groepjes allerlei activiteiten gedaan zoals spinnen, vlechten, een hekwerk maken, koekjes bakken, thee zetten enz. De leerlingen maken daarbij gebruik van hulpmiddelen uit de natuur. De begeleiders van school Elke activiteit duurt ongeveer 20 minuten tot een half uur. Begeleiders blijven bij de activiteit of draaien met hun groepje mee. De leerlingen moeten zoveel mogelijk zelf aan het werk, de begeleiders helpen slechts. Foto’s nemen Behalve als herinnering aan het museumbezoek is het ook voor de verwerking van het programma terug op school handig als u foto’s neemt van de werkende leerlingen. 4 leven in de bronstijd 4 Verwerking op school 4.1Achtergrondinformatie Uit archeologische opgravingen is bekend dat West-Friesland in de midden en late bronstijd (circa 1600-800 voor Christus) relatief dichtbevolkt is geweest. Het leven was toen heel anders dan nu. Veel hulpmiddelen en gereedschappen, waarover wij nu beschikken, bestonden toen niet; men had andere oplossingen dan wij. De natuur bood de bronstijdmens echter genoeg materialen voor de ontwikkeling van een veelzijdige agrarische samenleving. In het natuurgebied van het Zuiderzeemuseum wordt deze situatie uit de bronstijd nagebootst. 4.1.1 Het natuurlijk milieu Na de laatste ijstijd (ongeveer 70.000 tot 10.000 jaar geleden) hebben er grote klimaatsveranderingen plaatsgevonden. Deze vormden het einde van het ijstijdperk of Pleistoceen en het begin van een nieuwe hoofdperiode, het Holoceen. Geleidelijk ontwikkelden zich de huidige klimaatverhoudingen, vegetatie en fauna. Door het vele smeltwater van de ijsmassa kwam het Noordzeebekken onder water te staan. Er was sprake van een sterke zeespiegelrijzing (ca. 1 meter per eeuw) en hierdoor steeg ook het grondwater. Het gebied van het huidige West-Friesland bestond uit een enorm stelsel van zich steeds verleggende stroomgeulen; het was een getijdengebied. De zeearm achter het zeegat van Bergen stroomde het diepst het land in. Door het afzetten van meegevoerde zand-en kleideeltjes (de zwaardere zanddeeltjes het eerst) werd deze zeearm geleidelijk land en ontstond er een gebied van hoge zoete kwelders. werkelijke ouderdom C14 datering Archeologische vondsten laten zien, dat dit gebied rond 2500 jaar voor Christus door mensen bewoond werd. Uit de vroege bronstijd (2000-1500 v. Chr.) hebben we nauwelijks archeologische overblijfselen. Dit komt mogelijk doordat de leefomstandigheden toen weer wat ongunstiger waren. In de midden bronstijd, omstreeks 1500 voor Chr, begon plotseling een periode van dichte bewoning. Het Bergense zeegat raakte helemaal gesloten. De kreekbeddingen waren nu de meest geschikte woonplaatsen, doordat ze hoger lagen dan de rest van het landschap. Dit hoogteverschil was veroorzaakt door inversie (=omkering), een inklinkproces als gevolg van het zakkende grondwater, waarbij het zand in de kreek minder inklonk (en dus hoger kwam te liggen) dan de klei erbuiten. 1500 1000 1000 vindplaatsen archeologie nieuwe tijd middeleeuwen 500 2000 3000 4000 0 Romeinse tijd 500 ijzertijd 1000 1500 bronstijd neolithicum midden bekers Vlaardingen 3000 5000 laat vroeg 2000 2500 laat midden vroeg Hazendonk Swifterbant 3500 4000 6000 4500 mesolithicum 5000 (eerste boeren in Zuid-Limburg) 7000 8000 Plaatsing in de tijd 5 leven in de bronstijd De midden bronstijdbewoners bouwden eerst huizen op deze kreekruggen; later herbouwden zij ze op de rand en gingen akkerbouw bedrijven op het zand van de rug zelf. Het vee werd in de grote open vlakten naast de kreekruggen geweid. Waarschijnlijk was het hier vochtig. In de laagste komgebieden ontstonden meertjes met rietkragen en hier en daar wilgen en elzen. Zoologisch onderzoek toont aan, dat diersoorten als hazen, vossen, otters, bevers, reeën, elanden, en edelherten aanwezig waren. 4.1.2 Voeding Een gemiddeld boerenbedrijf in de midden bronstijd bezat ongeveer 20 stuks vee (runderen). Berekeningen gaan ervan uit, dat er jaarlijks vijf kalveren geboren werden. De veestapel moest op peil blijven, zodat er ongeveer vijf dieren geslacht konden worden. De runderen waren veel kleiner dan nu. Waarschijnlijk hielden de boeren ze hoofdzakelijk voor de slacht. Er werden ook geiten en schapen gehouden. Paarden had men zelden. Ploeg (eergetouw, dat de bodem scheurde, maar niet keerde) en wagens werden door ossen getrokken. Honden werden op elke boerderij gehouden. Vlees maakte zo’n 30% van het voedsel voor een huishouden uit. De rest van het voedsel werd door akkerbouw geleverd. De belangrijkste gewassen waren gerst, tarwe en vlas/lijnzaad. Ze werden gescheiden van elkaar verbouwd. De oogst werd opgeslagen op een kleine aarden verhoging met een ringsloot eromheen. In de late bronstijd was de grond drassig en verbouwde men alleen nog maar gerst. De veestapel omvatte in deze periode meer schapen en geiten, het rundvee bestond uit meer koeien dan ossen en stieren. De veeteelt werd nu het belangrijkste middel van bestaan en we denken dat het belang van de melkproductie toenam. De jacht op wilde zoogdieren en zeezoogdieren nam, gezien het geringe aantal teruggevonden botten, geen grote plaats in. Vooral in de late bronstijd (terpperiode) vormde de visvangst een extra voedselbron; alle aangetroffen soorten wijzen op zoet water in de omgeving. Wat de bereiding van voedsel betreft, weten we dat graan werd gemalen op maalstenen van graniet. Deze stenen zijn teruggevonden. Van het meel kon men pap koken of brood en koeken bakken. Dit gebeurde in een oven of op een heet gemaakte steen. Vlees werd geconserveerd door het te roken en later boven het vuur te roosteren, onder andere door het aan stokken te spietsen. Planten en kruiden werden fijngemaakt op wrijfstenen, waarna er soep van kon worden gekookt. Lijnzaad (vlas) werd waarschijnlijk gekweekt voor de olie. 6 leven in de bronstijd 4.1.3 Kleding De schapen leverden wol voor kleding. De boeren plukten het onderhaar in het rui seizoen. Met een hand spintol werd de wol tot draden gesponnen. Op een staand gewichtengetouw weefden de bronstijdmensen de draden tot lappen. Hun naalden waren gemaakt van been. Daarmee naaiden zij de geweven doeken tot kleding. Er zijn geen aanwijzigen dat er in deze periode ook vlasvezels werden gebruikt. Wel zullen boeren hun kleding en schoeisel ook van huiden hebben gemaakt. Om het leer soepel te houden, looiden zij het waarschijnlijk in een aftreksel van boombast. 4.1.4 Gereedschappen en grondstoffen Voor het maken van gereedschappen was men in de bronstijd voor een groot deel afhankelijk van de grondstoffen die in het gebied aanwezig waren. In West-Friesland zijn werktuigen gevonden die gemaakt zijn van steen, vuursteen en bot. Vondsten van metaal (brons) zijn zeer zeldzaam. Steen en vuursteen is waarschijnlijk aangevoerd van de pleistocene hoogtes op Texel, Wieringen, Gaasterland en Urk. Natuursteen werd gebruikt voor het maken van maalstenen, wrijfstenen en hamerbijlen. Gebroken of versleten werktuigen werden tot gruis geklopt. Bekende vondsten uit West-Friesland vormen de vuurstenen sikkels uit de late bronstijd. Vroeger dacht men dat sikkels gebruikt werden bij het oogsten van graan. Experimenten met de sikkels wijzen echter op een gebruik als ploegmes of als 7 leven in de bronstijd werktuig voor het scheuren van graszoden. Meer dan 75 stuks zijn er gevonden, de meeste in de lage natte komgebieden. Er zijn ongeveer 10 metalen voorwerpen bekend: bronzen bijlen uit de midden bronstijd, speerpunten uit de late bronstijd en enkele sieraden van brons en zelfs goud. Het metaal is afkomstig uit noordoost Nederland, noordwest-Duitsland en mogelijk ook uit noordwest-Frankrijk of Engeland. Het moet door ruilhandel in West-Friesland terecht zijn gekomen. Het was kostbaar en daarom werden afgedankte voorwerpen en wapens omgesmolten. Veel gereedschap werd uit dierlijk bot gemaakt; schoppen (van schouderbladen), beitels en gutsen (van pijpbeenderen), priemen en naalden (van bot en hoorn). Het aardewerk is vervaardigd zonder draaischijf. Elk huishouden maakte zijn eigen aardewerk. Het lijkt op het aardewerk dat op Texel in de duinen en in middenoost Nederland gemaakt werd. Het aardewerk uit de midden bronstijd is grofwandig en kent weinig variatie in vorm. Het aardewerk uit de late bronstijd vertoont meer variatie, is harder gebakken, beter afgewerkt en soms met vingertopindrukken versierd. Vaak zijn de potten dubbel conisch van vorm. Vuur maken deed men waarschijnlijk met een vuurboog. 4.1. 5 Sociale organisatie Om te weten te komen hoe de sociale organisatie er in de bronstijd uitzag, maken we veel gebruik van de wetenschappelijke kennis van cultureel antropologen. In een woonstalhuis uit de West Friese bronstijd zullen gemiddeld ongeveer 6 personen van een familie hebben gewoond (het kerngezin en waarschijnlijk nog enkele familieleden). De leden van een familie vormden naar alle waarschijnlijkheid een hechte groep. Zij deelden onderling en stonden elkaar bij in situaties als hongersnood, ziekte, ouderdom of bedreiging. De opvatting over wie tot een familie behoorde was ruim; een familie kon soms wel enige honderden mensen omvatten. Nieuwe leden konden niet alleen door geboorte of aantrouwen, maar ook door adoptie in de verwantengroep worden aangenomen. In principe was een huishoudelijke eenheid zelfvoorzienend. Ieder huishouden had eigen vee en akkers en maakte zelf zijn aardewerk en kleding. De kinderen zullen hierin volop hebben mee geholpen, bijv. met het spinnen van de wol met de hand spintol, met het oogsten en met het hoeden van vee. Verondersteld wordt dat ook tussen nietverwanten die dicht bij elkaar woonden werd samengewerkt, bijvoorbeeld bij de bouw van een huis. Een samenleving in die tijd noemen we egalitair, dat wil zeggen dat er geen sprake was van een sociale hiërarchie met een centraal gezag aan het hoofd. De status van personen werd niet bepaald door de afkomst, maar door de eigen prestatie tijdens het leven. Door de handel en het bezit van bronzen voorwerpen werden de standverschillen groter, maar in West-Friesland bleef het brons zeldzaam. Afgezien van de agrarische producten had men wellicht weinig ruilmiddelen. De verschillen in sociale status in een egalitaire samenleving zijn voornamelijk gebaseerd op geslacht en leeftijd. Mannen, vrouwen en personen uit diverse leeftijdsklassen werden na de dood niet op dezelfde manier 8 leven in de bronstijd behandeld. Zo is de houding, waarin men de dode neerlegde niet steeds het zelfde en zijn grafgiften verschillend. Het onderzoek hiervan is nog niet afgerond. Uit skelet- en gebitsonderzoek weten we dat mensen in de bronstijd niet oud werden. Iemand van 50 jaar was waarschijnlijk al hoogbejaard. Over de manier van begraven weten we, dat het in WestFriesland in de midden bronstijd de gewoonte was de doden bij te zetten in grafheuvels. Deze hadden een diameter van 15 tot 25 meter, waren 1½ meter tot 2 meter hoog en in verschillende fasen opgebouwd. Om de heuvel heen bevond zich soms een palenkrans of een kuilenkrans, maar meestal een greppel. In de grafheuvels hebben zowel begravingen als crematies plaatsgevonden. Elk huishouden had waarschijnlijk een eigen grafheuvel. Ook vlakgraven kwamen voor. Uit de periode na 1000 jaar voor Chr. vinden we in West-Friesland nog een enkel vlakgraf, maar ook veel losse mensenbotten in bijvoorbeeld sloten en waterputten. Misschien zijn deze later, na de begravingen in ondiepe sloten, over de nederzetting verspreid geraakt. Met name uit de manier van begraven kunnen we iets leren over rituelen uit de bronstijd, al kunnen we maar een klein deel hiervan achterhalen. 4. 2 Thema’s voor lessen voor en/of na het museumbezoek De themalessen sluiten aan bij de achtergrondinformatie. De volgorde van de themales ligt niet vast. De bladen bevatten slechts suggesties . Ter introductie op het onderwerp wordt er meestal met een verhaal gestart. Deze verhalen kunnen met behulp van de literatuurlijst door u worden samengesteld. Ook het verhaal van het boekje Een dag uit het leven van… zou als leidraad kunnen dienen. Als u dat wilt, kan de link worden gelegd met hedendaagse samenlevingen, zoals sommige Zuid Amerikaanse of Afrikaanse volkeren, die, tot op zekere hoogte, leven zoals in de bronstijd. 9 leven in de bronstijd Themales 1 De rol van de archeologie - Een verhaal uit de Bronstijd (laten) vertellen en nabespreken. Wat is waar in het verhaal en hoe weten we dat? Bespreek de theoretische aspecten, plaatsing in de tijd. Maak een tijdsbalk. Laat gebeurtenissen en perioden noteren, die in het verhaal belangrijk waren. Benoem de kenmerken van elke periode ten aanzien van wonen, werken, voeding en dergelijke. Wat weten we al en waardoor? Wat weten we nog niet en hoe kunnen we daar een antwoord op vinden? Wat waren de vestiging voorwaarden? Waarom konden de mensen in bijvoorbeeld West-Friesland blijven wonen? Waar kun je archeologische sporen verwachten en hoe komt dat? - Een gesprek over de herkomst van een voorwerp. Naar aanleiding van een scherf in de kring praten over de herkomst van dit voorwerp; wat zou het geweest kunnen zijn? Wat is de vindplek? Wat weten we daarvan? De scherf kan ook door een ander voorwerp worden vervangen waarbij de zelfde vragen worden gesteld. Plaatsing in de tijd zichtbaar maken op een tijdsbalk of tijdlint. Benoem de kenmerken van elke periode. Wat weten we bijvoorbeeld al over wonen, voeding enz. - Een excursie naar een opgraving in de buurt van school of naar opgegraven schatten in een museum in de buurt - Misschien is er een familielid van de leerlingen actief als amateur archeoloog en bereid om het één en ander te komen vertellen in de klas. Het plezier in en het belang van archeologie wordt zichtbaar. Wat is het belang van opgravingen in het algemeen? Wat moet je doen als je denkt dat je een belangrijke vondst gedaan hebt en waarom? - Er kan een vondstententoonstelling gehouden worden. Hebben de leerlingen zelf wel eens iets gevonden? Van welk materiaal is het voorwerp gemaakt? Waar is het waarschijnlijk voor gebruikt? Hoe oud zou het zijn? Laat de voorwerpen langs een tijdbalk leggen, zo kan je doorgaan tot in je eigen tijd. Er is veel afval gevonden. Is het afval uit onze tijd anders? Leg ook een voorbeeld van hedendaags zwerfafval bij de tijdbalk. Laat de kinderen zelf informatiekaartjes bij de voorwerpen leggen met naam, soort materiaal, gebruik, leeftijd en vindplaats - Bespreek hoe het komt dat sommige archeologische sporen ook vanuit de lucht zichtbaar zijn. Laat luchtfoto’s uit boeken zien (zie onder andere ‘Verleden Land’ van Bloemers) Bij een opgraving vinden archeologen o.a. veel afval van de bronstijdmens. Wat bijvoorbeeld? Wat zal een archeoloog in het jaar 3000 van ons terug vinden en wat zal hij/zij van ons denken? 10 leven in de bronstijd Themales 2 Het natuurlijk milieu en wonen - Een verhaal vertellen en naspelen - Het woongebied namaken op de grond of op een tafel. Nodig zijn: zand, klei, wilgen of elzenhout. Op hun eigen niveau kunnen de leerlingen zich op een speelse manier bezighouden met de aanwezige materialen en met de theoretische aspecten zoals het inversieproces, de situering van akkers, huizen, weidegronden en afwateringssloten - Plattegronden van een boerderij bekijken en de indeling bespreken. Verschillen laten ontdekken en benoemen tussen het wonen toen in een bronstijdboerderij en nu in een hedendaags huis - De leerlingen in groepjes een Bronstijdboerderij laten maken knippen/plakken met zelf gezochte stokken, en takken, oude lucifers voor het skelet, riet en stro voor het dak, vochtige klei en houtmot voor de muren. De bouw kan in het platte vlak of 3 dimensionaal. Of alleen een deel maken zoals een muur of dakbedekking om met de technieken uit de Bronstijd bezig te zijn. Het maken van vlechtwerk voor een muur leren de kinderen in het museum. Eventueel kan het in de klas nog eens worden nagedaan. - Wanneer de maquette klaar is een dag uit het leven van een bronstijdfamilie dramatiseren, bijvoorbeeld een spel over ‘de bouw van een woning’ of over ‘het begin van de dag’ 11 leven in de bronstijd Themales 3 Voeding - Een verhaal vertellen en daarna samen zelfgezette kruidenthee drinken - Kruiden laten meenemen en bespreken. Ook laten ruiken, voelen en proeven. Laat een herbarium maken - Granen laten meenemen en bespreken. Tekenen. De leerlingen allerlei zaden in een collage laten verwerken met de namen erbij - Klassengesprek over de vraag hoe de mensen in de bronstijd aan hun voedsel kwamen. Het gebruik van de natuurlijke omgeving was vroeger van belang en is nu nog steeds van belang. Dat kan je onderbrengen in onderstaand schema. Maak het schema verder af met andere natuurproducten. gebruik/nut natuurproductgebruik /nut in de Bronstijd in de eigen tijd thee, soep brandnetel onkruid vlees, melk rund vlees, melk huid rundhuid gereedschappenbot beendermeel trekkracht, naaigaren restafval pezen - Kringgesprek over het verkrijgen van voeding. Waar komt ons eten vandaan? Wie heeft nog een moestuin? Wat gebeurt er nu met de Nederlandse landbouw en veeteelt producten?Wanneer zijn wij nog jagers en verzamelaars? - Welke werktuigen gebruikte de bronstijdboer om het land te ploegen en wat is het verschil met onze moderne ploeg? - Gebruiksvoorwerpen maken die je nodig hebt om in de bronstijd te kunnen eten en drinken, bijvoorbeeld houten lepeltjes of kommetjes van klei. - Een recept samenstellen van natuurlijke producten voor een bronstijdfamilie. Brood bakken in de klas, pap koken. Hoe werd vuur gemaakt? Samen koken en samen eten. 12 leven in de bronstijd Themales 4 Kleding - Een verhaal geïllustreerd met tekeningen en foto’s - Spinnen in de vorm van het uittrekken en draaien van draden uit een pluk ruwe wol. Terwijl je de ruwe wol uittrekt en draait, wind je de ‘gesponnen’ draad om een stokje - In het museumprogramma vlechten de kinderen een hoofdband. Deze vlecht moeten ze met z’n tweeën maken en bestaat uit vier strengen. Laat hen dit samen op school nog eens doen - Weven op een weefraampje. Gebruik natuurlijke materialen. Het weefwerkje is ook eenvoudig op te spannen in een schoenendoos. De zelf gemaakte lapjes, banden en draden gebruiken voor het aankleden van van tevoren getekende mensfiguren. De leerlingen plakken het naar eigen ontwerp op. - Modeshow ‘kleding vroeger en nu’. In plaats van het aankleden van papieren figuren kunnen de leerlingen misschien kleding voor elkaar ontwerpen en er een modeshow mee maken. Bespreek hoe een bronstijdmens de kleding het liefst zou dragen en waarom. Wat is er in de loop der tijden allemaal veranderd aan het dragen van kleding? - Verven van ruwe niet gesponnen wol met natuurlijke producten zoals uienschillen of rode bietjes. Doe er proefjes mee. Laat de kinderen bijvoorbeeld uienschillen verzamelen. Laat goed veel schillen in water stoven met een pluk ruwe wol erin. Haal er elk half uur een pluk uit en laat die drogen. Opplakken tot een stalenkaart met de gegevens erbij. 13 leven in de bronstijd Themales 5 Sociale organisatie - Een verhaal vertellen over de Bronstijd samenleving en dit laten naspelen. Laat in het spel zoveel mogelijk aspecten van het leven aan de orde komen. Eén groepje zou ook het hedendaagse leven kunnen naspelen en één groepje het leven over honderd jaar. Maak er foto’s van en hang deze in de klas. Bespreek de theoretische achtergrond en werk deze uit op het bord. - De manier van begraven bespreken. Waarom maakte men grafheuvels? Hoe zagen die eruit? Hoe weten we dat? Wat is er allemaal in gevonden? Geef er een tekenopdracht bij. - Een kringgesprek over rituelen. Wat is er gevonden? Wat was de betekenis van natuurkrachten in die tijd en is dat vergelijkbaar met onze tegenwoordige tijd? Waarom werden er dingen mee gegeven in het graf zoals pijlpunten en potten met graan? Zou de manier van begraven iets over het aanzien van de verschillende mensen kunnen zeggen? - In Andijk (West Friesland) zijn bij de opgraving uit de bronstijd harde diertjes van klei (ca. 6 cm) gevonden. Was dit een speciaal offer aan de goden of was dit speelgoed voor de kinderen? Wat denken de leerlingen ervan? Kunnen ze nog andere gebruiksmogelijkheden bedenken? Bestond er bijvoorbeeld ‘vrije tijd’ en zo ja, hoe zou men die kunnen hebben besteed? Leuk om te doen: Speelgoed maken van verzamelde materialen uit de natuur. Sieraden maken. Muziekinstrumenten maken en er dan natuurlijk op spelen 14 leven in de bronstijd Themales 6 Gereedschappen en grondstoffen - Een verhaal vertellen, tekeningen en foto’s laten zien. - Een potje maken van klei. Bouw de klei op in ringen. Maak het daarna glad met duim en vingers. Maak indrukken in de bovenrand met de vingertoppen als versiering. - Mandjes maken van wilgentenen. - Met behulp van de kaart van Europa kunnen de leerlingen bespreken hoe de West Friezen aan de benodigde grondstoffen zijn gekomen. Denk hierbij aan de afstanden die overbrugd moesten worden en het water. Wat konden ze er tegenover stellen door middel van ruilhandel? - Waarom was de komst van het brons belangrijk? Deze vraag kan in de vorm van een klassengesprek plaatsvinden waarin het brons tegenover zachtere metalen wordt geplaatst. Botten van dieren werden voor gereedschappen en werktuigen gebruikt. Hoe werd een bijl tot dan toe gemaakt, welke botten deden dienst en hoe werd de bijl later van brons gegoten? U zou er zelf een gietles met gips aan kunnen wijden. - Vuursteen bleef in de bronstijd belangrijk materiaal. Men maakte er gebruiksvoorwerpen van: boor, mes, speerpunten, krabmesjes, sikkels. 15 leven in de bronstijd Literatuur Voor docenten: •B loemers. J.H.F. e.a. Verleden Land. Archeologische Opgravingen in Nederland. Meulenhoff Informatief, Amsterdam, 1981 •B randt. R.W. en G.F. IJzereef. West-Friesland in de bronstijd. Leven en sterven binnen de grenzen van een model in Chamalaun. M. e.a. Voltooid verleden tijd? Een hedendaagse kijk op de prehistorie. Intermediair, Amsterdam, 1980 •D iederik, Frans. Archeologica. De archeologie van het noorden van Noord-Holland in historisch en landschappelijk perspectief. Pirola, Schoorl, 1989 • E s. W.A. van. e.a. Archeologie in Nederland. De rijkdom van het bodemarchief. Meulenhoff, Informatief, Amsterdam, 1982 • Louwe Kooijmans. L.P. Sporen in het Land. De Nederlandse delta in de prehistorie. Meulenhoff Informatief, Amsterdam, 1985 •W oltering. P.J. Prehistorie en Romeinse Tijd in West-Friesland. West-Frieslands Oud en Nieuw, nr 52, 1985 • IJzereef G.F. Boeren in de bronstijd bij Bovenkarspel. Spiegel Historiael, nr 18 •N ederland in de prehistorie. Uitgeverij Bert Bakker Voor kinderen: • Ginkel, Evert van. De onderkant van Nederland. Het avontuur van de archeologie. Meulenhoff Informatief, Amsterdam, 1983 • Ursem, Peter. Het geheim van de schijf. Uitgeverij West-Friesland, Hoorn, 1987 • Smit, Peter. De vlucht van Lodi. Uitgeverij Zwijsen • Paver, Michelle. Torak & Wolf / Avonturen in het hoge noorden. House of Books B.V. Met dank aan Marina Voerman voor het mogen gebruiken van afbeeldingen uit ’Nederland in de prehistorie’ Jean Bart Luyt voor zijn bijdrage aan deze handleiding. Afdeling Educatie van het ZZM. 16