Impliciete <-> expliciete sociale invloed (al dan niet met beloning/straf) Conformisme <-> innovatie niet gehoorzaamheid, maar het inwilligen van bepaalde verzoeken. Bestudeerd in onderzoek met conflict tussen wat het individu denkt/wilt en de impliciete of expliciete druk. Autonoom <-> niet autonoom handelen Derde mogelijkheid: nog iets anders doen = Anti conformistisch gedrag (reactantie) (E. Aronson) 1 invloed van aanwezige anderen 1.1 tegenstrijdige bevindingen Ader en Tatum (1963) Dns moesten op stoel aan tafel gaan zitten en kregen elektrodes op hun been. Ze moesten blijven zitten, mochten niet aan de elektrodes komen, mochten de stoel niet verplaatsen en niet praten. Om de 10 secondenkregen ze een schok die de onderbeenreflexiereflex ontlokte. Op de tafel was een rode drukknop, als ze hierop drukte kwam de volgende schok niet. AV: hoe lang duurde het leerproces (criterium: 5minuten waarin dn max 1 schok doorliet) OV: helft zat alleen, andere helft met nog een dn. Result: 5 gingen gewoon weg Er trad sociale inhibitie op: de aanwezigheid van de ander verminderde het adaptieve gedrag. Dns ontdekten minder vaak en minder nauwkeurig wat ze moesten doen om de schok te vermijden. Pessin (1933) Lijst van 7 woorden van 3 letters vanbuiten leren. Zo snel mogelijk het volgende woord voorspellen. OV: alleen leren of terwijl Pessin door een raampje door de deur keek. (gecontrabalanceerd) Result: na leren in de sociale situatie hadden dns significant meer herhalingen van de lijst nodig. Sociale inhibitie Allport (1920) Vrije associatietaak OV: alleen/met 4 andere dns (binnen ppn, elke conditie 2x, telkens afwisselend) en bij sommige gespreid over meerdere dagen. Er werd gecontroleerd op competitiedrang Result: sociale facilitatie: in de sociale conditie noteerden de dns significant meer associaties. Allport (1920, 3) Zelfde taak als Allport 1 maar nu maar om de 4 woorden noteren, minder gevoelig voor schrijfsnelheid. En in dit onderzoek waren er 3 sessies per conditie. Result: zelfde als bij Allport 1 Chapman (1973) 7à8jarige kinderen laten luisteren naar grppige geluidsopnames OV: coactieve 2e dn of passieve 2e dn of alleen Result: kinderen lachten langer in aanwezigheid van een ander kind, en nog meer als die ander coactief is. (=sociale facilitatie) zoeken naar een theorie die liefst zowel soc inhibitie als soc facilitatie voorspelt en verklaard. 1.2 wanneer treedt welk effect op? Allee en Masure (1936) Sociale inhibitie bij parkieten: parkieten die alleen in een donkere doolhof gezet werden leerden sneller de weg dan de parkieten die er per 2 in gingen. Chen (1937) Sociale facilitatie bij mieren OV: 1e fase: alleen, 2e fase met 2, 3e fase met 3, 4e fase alleen AV hoe lang duurt het voor de mieren zand beginnen verplaatsen en hoeveel zand verplaatsen ze? Result: in de sociale situatie: sneller begonnen en meer zand per mier geen gesofisticeerde cognitieve processen nodig voor SI en SF tijdsgeest en culturele context zeker geen grote rol. 1e denkspoor: coactieve ander vs passief publiek -> gefalsifieerd 2e denkspoor: intellectuele vs motorische prestatie -> gefalsifieerd 3e denkspoor: instinctieve vs hogere gedragingen Zajonc: aanwezigheid van anderen lokt facilitatie uit bij performantie (instinctieve/goed geleerde taken) en inhibitie bij leren. Toetsing nodig Kakkerlakken-experiment Zajonc, Heingartner en Herman (1969) OV: kakkerlakken in moeilijke of makkelijke fel verlichte ruimte alleen, coafctieve ander of passief publiek Result: in sociale situatie ging de gemakkelijke taak sneller en de moeilijke taak trager dan in de alleensituatie Schmitt, Gilovich, Goore en Joseph (1986) Zogezegd sensorische deprivatie. Zogezegd ‘voor het onderzoek begon’ persoonlijke gegevens ingeven. OV: alleen of niet-toekijkend publiek of toekijkend publiek en 1st performantietaak, dan moeilijker gedrag(naam achterstevoren met oplopende cijfers tussen) Result: verschil tussen niet-toekijkend publiek en toekijkend publiek = niet significant verschil afwezig publiek en niet toekijkend publiek = wel significant 1.3 waarom SI & SF? Sociale-activering-theorie (Zajonc) sociale aanwezigheid arousal uitbrengingskans dominante respons leren: dominante niet correcte respons performantie: dominante correcte respons 1.4 hypothetisch-deductieve toetsing sociale activeringstheorie Vereist valide meting van dominante respons: 3 mogelijkheden: voorafgaand onderzoek naar responshiërarchie voorafgaande leerfase dat bep responsen dominant/ondergeschikt maakt (+testen of gelukt) stimulus gebruiken waar vooraf van verondersteld wordt hoe deelnemers reageren Zajonc en Sales (turksewoordenexperiment) (1966) Werkwijze 2. Eerst ‘turkse woorden’ leren uitspreken, dns zeiden PL na. OV: frequentie uitgesproken woord 1,2,4,8,16 + alleen of met 2 toeschouwers AV: frequentie genoemde woorden tijdens pseudoherkenningstaak af en toe verscheen er wel degelijk een turks woord, maar dit waren geen kritische proefbeurten Result: creëren responshiërarchie gelukt, interactie tussen freq fase 1 en sociale omstandigheden Dominante responsen hebben een hogere uitbrengingskans in de sociale dan in de alleensituatie maar let op: er waren geen juiste/foute antwoorden: dus geen inhibitie/facilitatie Thomas, Skitka, Christen en Jurgena (2002) OV: vriendelijke f onvriendelijke proefleidster + alleen of met coactieve pseudodeelnemers AV: beoordeling PL Result: manipulatie geslaagd, en verschil was groter in de sociale situatie. Martens (1969) Palmar Sweat Index (PSI) (aantal gaatjes in folie tellen onder microscoop) als indicatie voor arousal tijdens motorische leertaak OV: alleen of niet toekijkend publiek Result: sociale inhibitie + toename arousal was hoger en bleef hoger bij sociale situatie. Bell, Loomis en Cervone reactiesnelheidstaak OV: alleen of met andere dn AV: bloeddruk en reactiesnelheid result: sociale facilitatie+ hogere bloeddruk in sociale situatie. Het effect van soc situatie op prestatie werd gemedieerd door arousal. Maar is louter de aanwezigheid van anderen voldoende voor arousal? Cottrell, Wack, Sekerak en Rittle (turksewoordenexperiment 2)(1968) Andere freq: 1,2,5,10,25 OV: freq + alleen OF twee toekijkenden OF twee anderen die niets zouden kunnen waarnemen (zintuigen uitgeschakeld als voorbereiding op exp) Result: zelfde result als bij zajonc en sales, zonder verschil tussen de alleenconditie en de niet toekijkend publiek. Evaluatievrees als verklaring voor arousal Lijkt in tegenspraak met theorie Implicatie: facilitatie en inhibitie vooral bij coactieve ander -> niet het geval Implicatie: andere verklaring voor mens en dier? Maar de alleensituatie bij cotrell was geen goede alleensituatie, PL was vlakbij, achter een glazen wand, en de dns konden hem horen via de intercom. Vervolgonderzoek -> beide kampen eens over de methode. (zie kakkerlakkenexperiment) of Schmitt et al. -> bij mensen, maar met echte mere presence conditie. 1.5 sociale activering bewezen? Nee, enkel falsificatie overleefd. Th is nooit bewezen. drie groepen in de literatuur: Drive theories -> meeste falsificatie overleefd en spaarzaamste theorie Evaluatievrees Distractie theoriën Impliciete sociale invloed: meerderheidsinvloed Solomon Asch: mensen gedragen zich als kuddedieren, maar dit is enkel getest bij het oordelen over moeilijke kwesties, waarin dns zelf niet goed wisten wat ze ermee moesten aanvangen en dan maar de groep volgden. -> nieuw experiment waarin het over iets gemakkelijks ging 2.1 Basisparadigma Asch Basisparadigma Asch Visuele perceptietaak met 3 verschillende lijnstukken, waarvan er 1 even lang was als het gene dat er naast getoond werd. De taak werd zo gemakkelijk mogelijk gemaakt. Er was 1 echte deelnemer die altijd voorlaatst zou antwoorden en 6 tot 8 psdn. Ze zouden om de beurt antwoorden omdat dit de vlotste manier van werken was. 18 proefbeurten, 6 waarop juist geantwoord werd, 12 waarop unaniem fout geantwoord werd (cruciale proefbeurten) Bij individuele voorproef 99% juiste antwden in experiment 36,7% fout (= vaker autonoom, maar wel indrukwekkend vaak niet-autonoom) (vrij verschillend van deelnemer tot deelnemer) Hoge rapportering van stress en eenzaamheid. minimaliseerden de rol van de meerderheid. En als die er was als informatieve invloed, niet als normatieve invloed. percentage fouten hing niet af van kleine of grote blunder, mar dit had soms wel een invloed op het type fout. (de ene fout was minder indrukwekkend als de andere, maar daarom niet minder erg) 2.2 determinanten soc invloed Op zoek naar een verklaring: inspiratie bij zelfbeschrijvingen en eigen intellectuele cretiviteit. 1. Gelijk hebben en gelijk krijgen Dns zouden achteraf feedback krijgen en hun gelijk halen. (36,7% fouten) 2. Steun van een geestesverwant Parardox: dan handelt de ppn niet meer autonoom (5% fouten en ook verminderde spanning). De steun van geestesverwant moest wel blijven duren (eerste helft 5%, tweede helft 28,5%) ontkenden achteraf invloed geestesgenoot, was goed geweest voor de steun maar zou geen invloed hebben gehad op beoordelingstaak Is het doorbreken van de unanimiteit cruciaal, of het hebben van sociale steun? 1psdn grote fout, andere de kleine fout, (9%fouten, niet significant hoger dan 5,5% -> doorbreken unanimiteit van belang) 3. Rol van trivialiteit ve beoordelingstaak (moest eigk niet getest worden door indicatie van stress en eenzaamheid) Hoeffler-Nissani (1992) Natuurwetenschappers: inhoud van een bol. 6/19 dns kenden de formule vanbuiten. Moesten de inhoud berekenen met de (foute) formule in het boek en proefondervindelijk testen. 1/19 gebruikte de formule uit het boek niet bij het eerste examen, en zelfs bij een grote discrepantie gebruikten 15/19 de foute formule. Impliciete sociale invloed: minderheidsinvloed Omgekeerd paradigma Asch 15 dns, 1 psdn op plaats 7 0% fouten, wel invloed op het gedrag: opmerkingen, uitlachen, superioriteitsgevoel Ze hadden zich zogezegd door niemand laten beïnvloeden. Sociale omstandigheden hadden geen enkele rol gespeeld laat zien hoe mensen reageren op minderheidsstandpunten, (paradox: enkeling heeft macht en dus invloed op het gedrag van de groep) 3.1 hoe kan minderheid invloed uitoefenen? Hoe krijgen vernieuwende opvattingen plaats in de SL? Moeilijk om overtuigd te blijven van oordeel, en je krijgt heel wat te verduren van de meerderheid. Serge Moscovici: onderscheid normatieve <-> informatieve invloed en Publiek overt <-> privaat covert meerderheid informatieve invloed op overt oordeel minderheid door het veranderen van covert oordeel. meerderheid normatieve invloed op overt oordeel minderheid zonder veranderen covert oordeel. Minderheid informatieve invloed op overt oordeel meerderheid door veranderen covert oordeel door informatie die meerderheid niet langer kan negeren. invloed meerderheid doorstaan onwrikbaar en unaniem op het eigen standpunt blijven staan Cosequente gedragsstijl 3.2 basisparadigma moscovici Moscovici (1969) ‘onderzoek over kleurperceptie’, in groepjes van 6 dia’s beoordelen naar kleur en lichtstrekte. in feite alle dia’s blauw, van verschillende tinten, met verschillende intensiteit. controleconditie: 1/22 dns noemde 2/36 dia’s groen 2/6 dns waren psdns: ofwel unaniem groen bij elke dia ( -> 8,4% fouten, verdeeld over de dns) psdns bij 24 dia’s beide groen, bij 12 beide blauw ( -> 1,25% fouten) conequentie is dus een belangrijke determinant 3.3 meerderheid vs minderheid: fundamenteel verschillend? Is consequentie enkel determinant van minderheidsinvloed? Consequentie speelde ook een rol bij de meerderheidsparadigma’s van Asch, maar deze resultaten kunnen ook anders geïntrepeteerd worden. Deze vraag is daarom nog niet beantwoord. Normatieve invloed is belangrijker bij meerderheidsinvloed bij minderheid altijd privaat ooordeel veranderen, en bij meerderheid enkel het overte? Antwoord is moeilijk te geven. (omwille van het covert zijn van private oordelen. Wood, Lundgren, Ouellette, Busceme en Blackstone (1994) Ook in private omstandigheden heeft een meerderheid meer invloed dan een minderheid. Het verschil tussen beiden is dus niet louter een verschil in beïnvloeding van de coverte overtuiging. Weaver, Garcia, Schwarz en Miller (2007) Dns lazen uittreksel uit soort debat tussen 5 mensen. OV: 1 argument van 1 lid OF 3 argumenten van 1 lid OF 3x 1 argument van 3 versch leden. AV: schatting van het standpunt van de hele groep. Result: Meer mensen volgden de argumenten die ze hoorden wat betreft de mening van de he groep, vooral als 3 leden hiervoor gepleit hadden. En meer als ze van 1 deelnemer 3 argumenten hadden leren kennen, dan als ze van dat lid maar 1 argument gehoord hadden. (Hetzelfde effect in vervolgonderzoek wanneer dns ‘per ongeluk’ 3x hetzelfde argument zagen) horen herhalen van standpunten wekt de indruk dat meer groepsleden dat standpunt delen. (zie waarheidseffect) Expliciete sociale invloed: inwilligen van verzoeken Milgram, assistant van Asch, bracht de kritiek dat de taak van Asch té triviaal was. Hij hernam de Asch studies en gebruikte een maatschappelijk relevante taak: geluidssignalen bij luchtverkeersleiding. Dit onderzoek bracht gelijkende resultaten, ook in andere culturen/context. Hij besloot opnieuw ISI te bestuderen met een proefsituatie waarbij mensen een moreel gewichtige beslissing moesten nemen. Joodse achtergrond speelde er mogelijk toe bij dat hij op de gedachte kwam om hier onderzoek over te doen, maar deze rol is verder beperkt. De resultaten waren zo indrukwekkend dat Milgrm zijn focus verlegde vn impliciete naar expliciete invloed. (Al was hij er al van in het begin op uit aan te tonen dat mensen ver konden gaan met het martelen van mensen, gegeven de juiste omstandigheden. (gebleken uit brieven, notities en projectaanvragen). Zijn methode was hierop gemaakt. Vooronderzoeken: te goed geslaagd, ook uitgebreid naar studenten buiten yale, hier waren gelijkaardige resultaten, en geen variabiliteit in foltergedrag. In zijn vervolgonderzoek paste hij zijn methode zodanig aan dat mensen nog steeds ver genoeg zouden gaan, maar dat er wel variabiliteit zou ontstaan. Ook wou hij zo geloofwaardig mogelijk onderzoek voeren, om mogelijke kritieken tegen te gaan. De publicaties zijn nuttig om een indruk te scheppen en delen van resultaten bloot te leggen, maar zijn publicaties waren over het algemeen vaag te noemen, niet alles werd gepubliceerd zoals dat vandaag de dag zou moeten: er worden dingen niet besproken, ze werden niet in de juiste volgorde gepulbiceerd, wijzigingen in het paradigma werden niet duidelijk aangegeven, het boek bevat hier en daar onjuiste info etc. Maar dat maakt de resultaten van zijn onderzoeken niet minder interessant. Ze mogen niet zomaar weggeschreven worden en zijn zeker nog de moeite waard bestudeerd te worden. 4.1 basisparadigma en finaal vooronderzoek Verondersteld gekend. afzonderlijke, geluidsdichte ruimtes met intercom. Contour vd leerling was te zien door een een soort venster, maar dns deden hun best niet naar het venster te kijken Alle dns gaven alle schokken, dit werd anders gepubliceerd zodat dns over hun handelingen konden liegen tegen de buitenwereld. 4.2 de officiële Milgramstudies Valide steekproeven, maar behalve 1 uitzondering altijd getest op mannen. aanpassingen: eerst een proefsessie tot schok 7. Milgram onderzocht deze proefsessie nooit, nu is wel bekend dat het inwilligen vn een beperkt verzoek het inwilligen van verdere verzoeken bevordert. (= voet in de deur-effect) gebruikte 4 aansporingen, de laatste niet langer geformuleerd als verzoek maar als bevel. PL zat erbij en maakte aantekeningen, en had standaardantwoorden op mogelijke vragen. Verdere variaties: 1. Psychologische nabijheid lln Condities: Minimaal contact S20 Gebons, geen antwd, S21 gebons, stil Auditief contact Stemgeluid S10 wilde lln stoppen, S20 deed hij niet langer mee Auditief+visueel Lln niet meer in afzonderlijke ruimte A+V+tactiel contact Vanaf S20 moest dn hand lln op schokplaat duwen. Naarmate contct met lln toenm, verschoof de relatieve macht van PL naar LLN 2. Kwetsbaarheid lln Lln had last van zijn hart, wou stoppen bij S10 omwille van zijn hart, laatste levensteken kwam bij S22. Resultaten waren vrijwel identiek aan eerdere conditie met auditief contact. 3. Geslacht dns Hernam de hartstudie ook met vrouwen. Voor de rest werkte hij met mannen. Resultaten waren vrijwel identiek maar werden anders verklaard. Mannen meer aggressief, en minder neiging voor het inwilligen ve verzoek, vrouwen omgekeerd. 2 tegengestelde krachten aan het werk. PL en lln werden nooit vrouwelijk gemaakt. 4. Nabijheid PL Instructies per telefoon na ontmoeting PL(machtsoverwicht meteen verbroken, + dns rebelleerden) Instructies via bandopname, nooit ontmoeting PL (cijfers ontbreken) PL kwam terug opduiken als lln niet verder wou (cijfers ontbreken) 5. Uitsraling lln en PL ‘per ongeluk’ zachte PL en LLN die goed voor zichzelf kon opkomen. Niet toevallig. Wss wou Milgram bewijzen dat het uiterlijk geen effect had op het schokgedrag. 20/40 ging tot de maximumschok, gemiddeld tot schok 22.2. Dit verschil werd niet getoetst op significantie en afgedaan als onbeduidend, maar het cijfer is toch wel duidelijk lager als in de basislijnconditie. 6. Veiligheidsgarantie Yale Replicatie door milgram in een sober gebouw, door een onbekend bureau in Bridgeport. Voor de rest identiek aan auditief contact+hartkwaal met strenge PL. 47,5% tot het maximum. Gemiddeld tot schok 20.59. Volgens Milgram niet significant verschillend. 7. Impliciet sociaal contract Werd veel aangehaald als verklaring voor hun gedrag, dus werd getoetst of het impliciete sociale contract invloed had op het schokgedrag. Er werd een conditie toegevoegd waarin leerling meedeed op voorwaarde te mogen stoppen als hij wilde (=sociaal contract) 40% maxS, gem 21. Terwijl lln na S10 vroeg te stoppen. Slechts een kwart vd dns die stopten verklaarden dat door de afspraak met de lln. 8. Inhoud instructies Als de dn niet de instructie kreeg schokken van oplopende intensiteit te geven was de gemiddelde zwaarste schok 5,5. Er waren maar 2 dns die verder gingen dan 10, waarvan 1 tot het max ging. 9. Welk verzoek/wiens verzoek Spelen met de rollen van PL en LLN 2e psdn die de rol van PL overnam tijdens het exp bracht het idee aan schokken van oplopende intensiteit te geven 4%maxS gem 16,25 andere conditie: PL vroeg te stoppen, lln wou niet stoppen omdat hij zich beledigd voelde in zijn mannelijkheid. (alle dns stopten na schok 10) (vreemd ivm andere onderzoeken) 3e conditie: lln durfde enkel als PL eerst alle schokken onderging. Rol van PL en Leerling switchten (alle dns stopten na schok 10) 4e cond: er waren 2 PL, maar doordat 1 psdn afzei, werd 1 PL gedegradeerd tot lln. Result waren gelijkaardig aan de basislijn 65%maxS gem 23,5 5e cond: bij S10 vroeg 1PL te stoppen, terwijl de andere PL vroeg door te gaan. Slechts 1 dn ging verder dan S10 (immoreel verzoek had dus geen overwicht op moreel verzoek en kon vorige resultten niet verklaren) 10. Ik ben maar een radertje… conditie met idee van gewone medeburger gerepliceerd, als dn zijn idee niet wou volgen stelde hij voor de rollen om te draaien. 68,75% vd dns lieten toe dat hij tot de maxS ging. Gem 24,9 Als dns gewoon moesten noteren en schokken niet moesten toedienen lieten 92,5% van de dns hem tot de maxS gaan. Gem 28,65 Wat was doorslaggevend? Vb van andere dn of het feit dat hij zelf de schokken niet moest toedienen? 3 leraren, de dn moest enkel de schokknop indrukken bij S10 stopte 1e leraar, bij S14 stopte de andere, taken werden overgenomen door de dn. 10%maxS 16 gem 4.3 conceptuele replicaties Milgramonderzoek Meeus en Raaijmakers (basis) Beledigende of kwetsende opmerkingen tijdens sollicitatiegesprek (administratieve mishandeling) in het kader van een onderzoek of stress prestaties bevordert of schaadt. communicatie via microfoon, andere ruimte. Ontmoedigende opmerkingen verschenen op een scherm. Op een stressmeter konden ze de stress van de psdn volgen, voorzien van verbale en numerieke aanduidingen. Ook hier waren er proefbeurten? De PL loog onder ogen van de dn tegen de psdn over de aard van de opmerkingen en over het mogelijk effect ervan. Psdn kreeg het steeds moeilijker en vroeg te stoppen. Dn kreeg bij de intentie om te stoppen ook 4 aanmoedigingen. Meeus en Raaijmakers (1986,1) Exp conditie (basis) + controleconditie ( dns moesten niet lle opmerkingen maken, als ze geen opm maakten daalde het niveau vd stressmeter, protesteerde de PSDN niet meer en maakte hij geen fouten). Niemand ging in de CC tot de ergste opmerking. In de exp cond ging 91,7% tot het max, gem tot opm 14,81. Meeus en Raaijmakers (1986,2) PL in andere ruimte, aansporingen telefonisch (36,4%max gem 10,17) PL in gewone cond, maar 3 ‘testers’ de 2 psdtesters vielen af naargelang ond vorderde, dn nam taken over (15,8%max gem 10,22) Brief, Dietz, Reizenstein, Cohen, Pugh en Vaslow (2000) Blanke studenten moesten discrimineren o.b.v. huidskleur tijdens personeelsselectie. 7 blanke kand (2 voldeden aan functie-eisen), 3 zwarte (voldeden allen aan FE). -> 3 selecteren zonder brief (gem 1,8 zwarte kand, niemand 3) brief met vraag om geen minderheidsgroepen aan te werven. (gem 0kand: ,8 zk) Ander ond:. (5bl (3 geschikte) en 3 geschikte Z) -> beoordelen op schaal van 1 tot 5 op kwaliteit geen brief: gem beoordeling ZK: 4,3 brief: gem beoordeling ZK: 3,8 (significant) brief+ boodschap dat die brief genegeerd mocht worden: gem beoordeling ZK: 4,1 (Niet Significant) De president vh bedrijf had macht ie situatie waar ze bij Meeus en Raaijmakers en Milgram macht verloren hadden. Verdere replicaties zijn moeilijk door de ethische regels. Milgram praatte het goed door te zeggen dat dns achteraf blij waren deelgenomen te hebben, maar dit is mogelijk te verklaren door cognitieve dissonantie) conceptuele replicatie is wel nog mogelijk (Brief et al),maar de belangrijkste inzichten zijn verworven. Vandaag de dag mag dn stoppen wanneer hij wil, en dat valt niet te rijmen met aansporingen. Heel af en toe mag het ond wel nog gerepliceerd worden: zie televiesiecontext 4.5 verklaring Verklaring van Milgram (grotendeels niet eens toetsbaar) Agentic shift theory Normaal gezien functioneert een mens autonoom. Maar onder de volgende omstandigheden kan een agentic shift plaatsvinden, waardoor het individu gaat functioneren als agent (uitvoerder van opdrachten) Iemand presenteert zich als leider Deze is in de positie om leiding te nemen Het individu vindt dat hij tot de groep behoort waarover de leider leiding mag nemen Doelstellingen van de leider kunnen zinvol gekaderd worden Richtlijnen van de leider passen inhoudelijk binnen zijn rol Gevolgen agentic shift: Ze hebben enkel verantwoordelijkheid tov de leidinggevende, en hiernaar evalueren ze hun gedrag Ze focussen enkel op de aspecten ve situatie die van belang zijn voor het uitvoeren vd taak Ze zijn zelf niet verantwoordelijk voor de gevolgen van hun daden Hun daden moeten geen invloed hebben op hoe ze zichzelf zien Kenmerken AS: Moeilijk omkeerbaar (angst voor sancties leider) Gebeurt meestal slecht gedeeltelijk Milgram heeft geen moeite gedaan zijn hypothese te toetsen, maar voor zover er predicties kunnen getrokken worden w deze grotendeels gefalsifieerd. (dns zouden zich niet druk maken, zouden alle verantw bij PL leggen,…) Stephen Reicher en Alexander Haslam (ontluikende sociale identiteit) dns zien zichzelf als iemand die bij de PL hoort, hebben de neiging te doen wat in het belang is vd eigen groep. Ze zien zichzelf alleen als 1 groep met de PL als de omstandigheden daar gunstig voor zijn. Er moet een hechte groep zijn (unanimiteit) en de PL moet de dn naar waarde schatten en als groepslid erkennen. Dit verklaard waarom bevelen nooit opgevolgd werden. Verzoeken worden ingewilligd, bevelen nooit! Impliciete en expliciete invloed: fundamenteel verschillend? Milgram heeft altijd verschil tussen beiden benadrukt als conformisme vs gehoorzaamheid verschillen: II: tussen gelijken, EI in een hiërarchie II: imitatie, EI: geen imitatie II: w onderschat, EI: bewust van externe druk Vorauer en Miller (1997, 2) OV: eerst positief of negatief interview gelezen, van de intervieuwer of nog een derde AV: verwachte indruk en werkelijke indruk dat dn zelf maakte tijdens interview. Result: vooraf pos antw: liet positievere indruk na (invloed van 1 persoon, id helft vd gevallen niet eens aanwezig) beoordeling van welke indruk de dns verwachtten te maken verschilde niet sf tussen de cond Pronin, Berger en Molouki (2007,2) Eigenaars Ipod vinden dat het feit dat anderen een ipod bezaten bij hen minder dan bij de gemiddelde medemens had meegespeeld. (mogelijk voor goede indruk) Indruk milgram lijkt dus te kloppen, maar is een onjuiste conclusie, want uit milgrams onderzoek blijt dat de cruciale determinant van het benadrukken of ontkennen van sociale invloed de instrumentaliteit vd zelfbeschrijving voor het verwerven of in stand houden van een positief beeld over zichzelf voor zichzelf en anderen. De zin en het nut van sociale invloed Relativering: enkel duidelijk aan te tonen al het gedrag anders is dan het gedrag dat een dn op zichzelf zou vertonen, in de praktijk dus vaak iets fout of slecht doen. Kan ook positief zijn: aanwezigheid publiek bij sportprestaties/shows, door een verzoek iets meer doen dan dat je uit jezelf zou doen in positieve zin, het bereid zijn bepaalde verzoeken voorrang te geven op eigen dromen zorgt ervoor dat de SL een stuk aangenmer w, en bereid zijn gedrag na te bootsen maakt sociaal leren mogelijk. Het heeft dus zijn schaduwknten, maar is tegelijk iets moois.