beleef de 5 krachten van de wereld

advertisement
BELEEF DE 5 KRACHTEN
VAN DE WERELD
F
A
N
A
V
RT:
A
A
24 M EIPE
DE L
WE
NIEU IDE
R
L
L
I
R
TH
WERKBOEK
1
2
INHOUDSOPGAVE
1
INLEIDING
4
2
ZWAARTEKRACHT
6
3
MASSATRAAGHEID
10
4
TREKKRACHT
14
5
SNELHEID
18
6
G-KRACHT
22
7
WEETJES
26
8
ANTWOORDEN
28
9
SLOTWOORD
30
3
4
INLEIDING
Je staat er eigenlijk nooit bij stil, maar iedere dag worden er
allerlei onzichtbare krachten op je uitgeoefend. En niet alleen op
jou, maar op alle voorwerpen om je heen.
Eén van de belangrijkste krachten is zwaartekracht. Die zorgt
ervoor dat je niet door de lucht zweeft maar gewoon op de
grond staat. Verder kun je ook G-krachten, snelheid, trekkracht
en massatraagheid voelen in het dagelijks leven.
Geleerden als Einstein en Newton hebben hier heel lang op
gestudeerd en zij hebben die krachten vertaald naar allerlei
ingewikkelde formules. In dit werkboek ‘Beleef de 5 krachten van
de wereld’ laten we die formules even links liggen en ga je de
krachten zelf onderzoeken. Want het is natuurlijk het allerleukste
om de krachten zelf te ervaren!
Aan de hand van dit lesmateriaal en de praktijkproeven word je
meegenomen in de wereld van natuurkunde, de wereld van de 5
krachten. De antwoorden vind je achter in het werkboek.
Via onze website www.walibi.nl is dit lespakket gratis te
downloaden.
Succes en veel plezier!
5
ZWAARTEKRACHT
Je hebt vast wel eens gehoord van zwaartekracht.
Als zwaartekracht niet bestond, zouden we hier nu
allemaal door de lucht zweven. Maar wat is
zwaartekracht precies?
Als een appel van de boom losraakt, valt hij altijd recht naar
beneden en nooit eens omhoog of schuin omlaag. Dat komt
door de zwaartekracht. Alles wat massa heeft – een boek, een
planeet, een mens, noem maar op – heeft zwaartekracht. Anders
gezegd: alle voorwerpen – groot en klein – trekken elkaar aan.
Het zijn een soort magneten.
Hoeveel weeg jij?
Je gewicht, of hoe zwaar je bent, heeft alles te maken met
zwaartekracht. Als je op een weegschaal gaat staan, meet je
eigenlijk in kilo’s hoe hard de aarde aan jou trekt. En hoe
zwaarder je bent, hoe harder de aarde aan je trekt!
Je kunt zwaartekracht alleen voelen als er een tegenkracht is.
Als je op de grond staat, trekt de zwaartekracht van de aarde
je naar beneden, maar de grond duwt je weer omhoog. Daarom blijf je gewoon staan en word je niet in de aarde gezogen.
Een astronaut in de ruimte weegt helemaal niets, omdat er geen
zwaartekracht is. Daarom zweeft hij door de ruimte. Dus zonder
zwaartekracht ben je gewichtloos.
In een achtbaan kun je zelf testen hoe dat voelt. Op het hoogste
punt, vlak voordat je weer naar beneden gaat, voelt het alsof je
zweeft. Je voelt dan niet dat de zwaartekracht aan je trekt, je
bent dus even gewichtloos!
6
Wat valt sneller, een bolletje lood of een veertje?
Nu is er iets raars aan de hand met de snelheid waarmee voorwerpen vallen. We hebben geleerd dat een voorwerp naar
beneden valt, omdat de aarde aan dit voorwerp trekt. Dat is
zwaartekracht. Maar als ik je vraag wat sneller valt, een bolletje
lood of een veertje, wat is dan je antwoord? Waarschijnlijk denk
je dat het bolletje lood sneller valt, want dat is zwaarder en dus
trekt de aarde er harder aan.
Maar het gekke is, dat alles even snel valt. Tenminste, als de
zwaartekracht de enige kracht is. Op aarde is er naast zwaartekracht ook lucht en lucht is ook een kracht, denk maar aan de
wind. Door de lucht worden voorwerpen afgeremd. Dat heet
wrijvingskracht. Lichte voorwerpen hebben meer last van de lucht
dan zware voorwerpen. Daarom valt een veertje op aarde
langzamer dan een bolletje lood. Maar als je een bolletje lood en
een veertje laat vallen in een ruimte waar geen lucht is, vallen ze
even snel. Gek hè?
7
PROEF 1
Menselijke trampoline
Nodig: vijf kinderen, matten (gymzaal).
Vier kinderen in koppels van twee pakken elkaars handen stevig
vast en gaan naast elkaar staan. De vijfde gaat boven op hun
armen liggen. Deze persoon valt nu niet op de grond omdat
de vier anderen hem/haar omhoog duwen, met dezelfde hoeveelheid kracht als de zwaartekracht de liggende persoon naar
beneden trekt. Zwaar hè?
Als de vier krachtpatsers de persoon
die boven ligt omhoog proberen
te gooien en deze persoon
komt los dan is hij/zij op
het bovenste punt, vlak
voordat ‘ie weer naar
beneden valt, heeeel
even gewichtloos…
Hoe komt dit?
8
PROEF 2
Voetjes op de vloer
Nodig: een ballon en een stuk karton.
Ga met je voeten naast elkaar staan op het karton en trek met
een potlood een lijn om je voeten. Knip dit uit en maak een gaatje tussen je ‘voeten’, een beetje in de buurt van je hiel. Blaas de
ballon op, knoop ‘m dicht en trek de knoop door het gaatje in de
voeten. Gooi nu de ballon omhoog. Zelfs al maakt de ballon een
salto, hij komt altijd weer op z’n voeten terecht.
Waarom?
9
MASSATRAAGHEID
In de natuurkunde is massatraagheid de naam voor
het verschijnsel dat als een voorwerp stil ligt, het
altijd stil zal blijven liggen en een voorwerp dat
beweegt altijd in beweging zal blijven.
Er is een kracht nodig om een voorwerp in beweging te brengen,
te laten stoppen, van richting te veranderen of een andere snelheid te geven.
Hoe zwaarder een voorwerp is, hoe trager of langzamer het is.
Je kleine broertje of zusje aan de kant duwen is bijvoorbeeld een
stuk makkelijker dan je vader aan de kant duwen, toch?
Zware dingen zijn dus langzamer dan lichte dingen en er is meer
kracht nodig om ze in beweging te zetten, om ze sneller te laten
bewegen of ze te laten stoppen.
Als een vrachtwagen remt, duurt het bijvoorbeeld langer tot hij
stilstaat dan wanneer een auto remt. Probeer maar eens door een
rietje te blazen en een grote knikker te laten bewegen of een ping
pong bal. Wat zal makkelijker gaan?
Ook in pretparken maken ze bij sommige attracties gebruik van
massatraagheid. Als in een achtbaan een karretje heel plotseling de bocht omgaat werken er twee krachten op je lichaam.
Het karretje trekt je naar links of rechts, maar je lichaam wil nog
rechtdoor gaan. Het is hetzelfde gevoel als je in een auto zit en
hij stopt plotseling. Jouw lichaam wil eigenlijk met dezelfde snelheid rechtdoor bewegen, maar de auto stopt. Daarom is het heel
belangrijk dat je autogordels draagt!
10
Wrijving
Wat bij beweging en snelheid ook een rol speelt is wrijving.
Wrijving ontstaat als je twee voorwerpen in tegenovergestelde
richting tegen elkaar wrijft. Beweeg je handen maar eens heen en
weer in de lucht, duw ze dan eens stevig tegen elkaar en maak
dezelfde beweging. Wat voel je?
Iets wat zwaar en ruw is krijg je dus ook moeilijker in beweging
dan iets dat licht en glad is. Door wrijving kost het meer kracht
om iets in beweging te krijgen en te houden en het gaat steeds
langzamer. Geef maar eens een speelgoedautootje een duw en
kijk wat er gebeurt. Het zal uiteindelijk stoppen. Dat komt door
wrijving met de grond. Wrijving remt voorwerpen af. Daarom
heeft een auto een motor nodig. Als er geen wrijving zou zijn, zou
hij na één keer gas geven eindeloos door kun en rijden. Wel zo
goedkoop!
11
PROEF 1
Kaartje trekken
Nodig: een glas, een muntstuk en een speelkaart.
Leg de kaart met het muntstuk op het glas. Wedden dat je de
munt in het glas kunt krijgen zonder het aan te raken? Schiet de
kaart maar weg met je vinger, of trek er heel snel aan.
Hoe kan dit?
12
PROEF 2
Knuffelcrash
Nodig: een speelgoedbeest, speelgoedauto (open of met
laadklep), een zware steen of een stapeltje boeken.
Zet een speelgoedbeest in een open speelgoedauto en geef de
auto een duw in de richting van de steen. Wat gebeurt er met de
auto? Wat gebeurt er met het speelgoedbeest?
Waarom?
13
TREKKRACHT
Dit hoofdstuk gaat over trekkracht. Dat is de kracht
die wordt uitgeoefend bij het trekken aan een
voorwerp.
Trekkracht is het tegenovergestelde van duwkracht. Je kunt iets in
beweging krijgen en snelheid geven door eraan te trekken of te
duwen. Bij trekkracht wordt hetgeen waar je aan trekt langer en
dunner (ook al zie je dat soms niet). Bij duwen wordt het
voorwerp juist korter en dikker. Maar omdat dingen altijd het
liefst willen blijven zoals ze zijn, volgt er na het trekken of
duwen (= actie), altijd een reactie: als je loslaat en dus geen
kracht meer uitoefent, ‘schieten’ ze weer terug in hun oude vorm.
Elastiek en trekkracht
Het maakt wel uit waar je aan trekt. Als je aan een elastiek trekt,
zie je heel goed wat er gebeurt: het rekt heel ver uit en als je het
loslaat schiet het weer terug. Deze elastische trekkracht kun je
goed gebruiken, bijvoorbeeld bij een katapult of bij het
bungee jumpen. Als je aan een touw trekt, kun je eigenlijk niet
echt zien dat het uitrekt en er gebeurt ook niet zoveel als je het
weer loslaat. Maar toch gebruik je trekkracht. Denk maar aan
touwtje trekken.
Trekkracht wordt ook gebruikt in pretparken om de karretjes van
de achtbanen omhoog te krijgen. Maar daarvoor gebruiken
ze natuurlijk geen elastiek! (Waarom niet? En wat zou wel een
goed materiaal zijn?)
14
Niet zo duwen!
Bij duwkracht werkt het dus andersom. Je kunt iets ook duwen om
het in beweging te krijgen, of tegen te houden. Het grappige is
dat er eigenlijk de hele dag aan je getrokken en geduwd wordt.
Niet door je vriendjes, maar door de aarde, je stoel en de grond.
De aarde trekt aan je, door de zwaartekracht. Maar de grond en
je stoel duwen je als het ware naar boven. Die twee krachten zijn
gelukkig precies gelijk aan elkaar, zodat je er eigenlijk niets van
merkt. Anders zat je de hele dag op je stoel te stuiteren, viel je de
hele tijd plat op de grond of vloog je tegen het plafond.
Zegt je juf of meester wel eens dat je wat minder moet bewegen?
Dan zeg je gewoon: ‘Ik kan er niks aan doen, het is de
duwkracht!’
WIST JE DAT...
...de kabel van een grote achtbaan tot wel
15.000 kilo kan trekken?
15
PROEF 1
Armpje trekken
Nodig: twee kinderen.
Haak jouw vingers in die van je klasgenoot zoals op het plaatje
en leun allebei naar achter. Je hebt nu het gevoel dat je armen
uit elkaar worden getrokken, alsof ze langer worden. Dat komt
omdat er spanning op staat, net als bij de kabels van een lift. Dit
kun je niet al te lang volhouden, op een gegeven moment moet
je wel loslaten. Je hebt dan gewoon de kracht niet meer om
tegen de trekkracht op te kunnen. Gelukkig dat liftkabels niet
moe worden hè?
Weet jij hoe het omgekeerde van trekkracht heet?
16
PROEF 2
Bungee knuffel
Nodig: een speelgoedbeest, een stuk elastiek van ca.
50 centimeter.
Bind een speelgoedbeest aan het uiteinde van het elastiek. Het
andere uiteinde van het elastiek houd je stevig vast of je bindt
het vast aan het plafond, als dat kan. Houd het speelgoedbeest
boven je hoofd en laat het vallen. Doe dit nog een keer, maar ga
nu op een stoel staan. Wat gebeurt er met het speelgoedbeest?
En met het elastiek?
Hoe komt dit? Wat zou er gebeuren als je een
zwaarder voorwerp aan het elastiek zou hangen?
17
SNELHEID
Snelheid geeft aan hoe snel iets beweegt, welke
afstand wordt afgelegd in een bepaalde tijd. Dus als
je in een half uur 5 kilometer hebt gefietst, fiets je
met een snelheid van 10 kilometer per uur. Een auto
gaat natuurlijk veel sneller, wel meer dan 100
kilometer per uur!
Als je van langzaam naar snel gaat, dus op je fiets steeds harder
gaat trappen, dan noem je dat versnelling. Als je plotseling op
je rem trapt, omdat er opeens een hond oversteekt, dan heet dat
vertraging. Je remt af en gaat langzamer. Nou is het niet leuk als
er plots een hond oversteekt, maar vertraging en versnelling
kunnen ook heel leuk zijn! In een achtbaan voel je dat heel
goed.
Snelheid is dus de afstand die je in een bepaalde tijd aflegt. Dat
kan een aantal meter per seconde zijn, of zoals met de auto een
aantal kilometer per uur. Je kunt snelheid krijgen door
mechanische aandrijving, bijvoorbeeld van een motor of door
menskracht, maar ook door de zwaartekracht: iets wat valt krijgt
ook snelheid.
18
Snelheid en wrijving
Snelheid is mooi maar heeft één nadeel; het wordt minder als je
niets doet (bijvoorbeeld als je niet meer trapt tijdens het fietsen).
Dat komt door wrijving. Bijvoorbeeld wrijving van de banden van
je fiets op de weg of door de wrijving van de wielen van een
achtbaankarretje op de rails.
Bij achtbanen proberen ze dan ook zo min mogelijk wrijving te
hebben. Daarom hebben de wagentjes wielen en rijden ze op een
gladde rails. Achtbanen hebben geen motor en maken gebruik
van de zwaartekracht om snelheid te krijgen. Daarom is de eerste
heuvel van een achtbaan heel hoog en de heuvels die daarna
komen steeds lager. Anders zou het karretje door de afremmende
kracht van de wrijving niet meer over de top van de volgende
heuvel komen.
WIST JE DAT...
...Goliath een snelheid van wel 106 kilometer per uur haalt en dat de eerste heuvel
maar liefst 46 meter hoog is?
19
PROEF 1
Slingerende bal
Nodig: touw, iets hoogs om het touw aan vast te maken en een
bal.
Bevestig het touw aan iets hoogs, bijvoorbeeld aan het plafond
of aan een boom. Hang vervolgens de bal op kinhoogte aan het
touw vast zodat het vrij heen en weer kan slingeren. Ga iets van
de bal af staan en trek ‘m naar je toe. Houd hem tegen je neus
en laat hem dan los. Blijf heel stil staan en je zal merken dat als
de bal terugkomt hij je neus nét niet zal raken.
Hoe komt dit?
20
PROEF 2
Hoe lichter, hoe sneller
Nodig: een kiepauto of andere speelgoedauto die je kunt
volladen, knikkers, een elastiek, twee garenklosjes.
Plak de klosjes vast op een tafel of de grond, houd voldoende
ruimte tussen de klosjes zodat de auto ertussen past. Span het
elastiekje tussen de klosjes. Vul de speelgoedwagen met knikkers, zet hem met de achterkant tegen de elastiekjes en trek hem
een stukje naar achteren en laat los. Zet een streepje tot waar
de auto kwam. Haal de helft van de knikkers eruit en herhaal de
proef. Doe dit nog eens met een lege auto.
Wat gebeurt er? Waarom?
21
G-KRACHT
Ken je dat? Je zit in de auto bij je vader en die trekt
heel hard op. Je moeder vindt dat meestal niet echt
grappig. Of je schiet omhoog in Space Shot. Je wordt
dan heel stevig in je stoel gedrukt. Nou, de kracht
waarmee dat gebeurt heet G-kracht!
Je hebt het idee dat je veel zwaarder bent dan normaal en eigenlijk is dat ook zo. Als je een weegschaal op je stoel zou leggen
dan wijst ‘ie misschien wel drie keer zoveel aan als normaal.
Gravitatieversnelling
G-kracht is eigenlijk een combinatie van zwaartekracht en
snelheid, of liever gezegd, versnelling. De G van G-kracht staat
voor gravitatie- versnelling. En gravitatie is een duur woord voor
zwaartekracht. Dus G-kracht is een ander woord voor
zwaartekrachtversnelling.
G-krachten worden net als bijvoorbeeld windkracht uitgedrukt in
cijfers. 1G is gelijk aan de zwaartekracht die je voelt als je op de
grond staat. Als je dus gewoon stil staat voel je 1G. Of eigenlijk
voel je die niet, want we zijn er aan gewend. Het is de zwaartekracht, de kracht die nodig is om je met je voeten op de grond
te houden. Als de versnelling gelijk is aan 2G, voel je je 2x zo
zwaar als je bent. En bij 10G voel je je 10x zo zwaar!
Van superzwaar naar gewichtloos
Tijdens een achtbaanrit verandert de G-kracht voortdurend. Ga
je heel snel omhoog, dan wordt de G-kracht groter en word je
in je stoel gedrukt. Val je omlaag dan voel je je lichter en is de
G-kracht dus minder.
22
Als je een weegschaal mee zou nemen in een achtbaan, dan kun
je zien dat je soms meer en soms minder weegt. Op het hoogste
punt van de achtbaan, vlak voor je naar beneden gaat, kun je zelfs
even gewichtloos zijn. Dat betekent dus dat de zwaartekracht soms
harder en soms minder hard aan je trekt. En soms even
helemaal niet meer. Dan voel je je als een astronaut!
In achtbanen voel je tot wel 5G, dat is nog leuk. Maar heel veel
meer dan 5G moet het niet worden, dat is te gevaarlijk. Dan lukt
het je hart niet meer om bloed naar je hersenen te pompen. Je gaat
dan minder goed zien en wordt duizelig. Een straaljagerpiloot
voelt soms wel meer dan 10G. Maar zij hebben dan ook speciale
pakken aan en zijn er op getraind.
Centrifugale kracht
Tijdens een looping (als je ondersteboven gaat in een achtbaan)
voel je je heel zwaar en wordt je lichaam heel stevig in je stoel
gedrukt. Je hebt de veiligheidsbeugels eigenlijk niet eens nodig,
de G-kracht zorgt ervoor dat je niet naar beneden valt. Je kunt dit
vergelijken met een centrifuge, vandaar dat we dit ook wel
centrifugale kracht noemen. Dit voel je ook in een zweefmolen.
WIST JE DAT...
...je in Goliath wel 4G kunt voelen? Dat betekent dat je ineens 4x zo zwaar bent. Ben
jij een echte durfal? Ga dan naar Xpress:
Platform 13, daar ervaar je 5G!
23
PROEF 1
Helikopter
Nodig: een plastic beker, knikkers, twee rollen plakband
en touw.
Maak het touw aan de bovenkant van de beker vast en doe er
een paar knikkers in. Haal het touw door het rolletje plakband
en maak het vervolgens vast aan het tweede rolletje. Zet de
beker op tafel en houd het onderste rolletje vast. Draai ermee tot
de bovenste rol door de lucht begint te cirkelen. Als je dit steeds
sneller doet, zal het bekertje los komen van de tafel.
Hoe kan dit?
24
PROEF 2
Centrifuge
Nodig: een emmer, water om er in te doen en een klasgenoot.
Pak de emmer en vul ‘m met een bodempje water en slinger hem
rond tot boven je hoofd. Het water blijft gewoon in de emmer!
Als je klasgenoot de emmer op het hoogste punt tegenhoudt, valt
de inhoud er uit. Nat hè?
Hoe komt dat?
25
EN BEWEGING
T
H
C
A
R
K
:
S
E
TJ
E
E
W
Versnelling:
De snelheid van een
voorwerp verandert
Kracht:
Een duwende of
trekkende beweging
op een voorwerp
Wrijving:
De afremmende
kracht die ontstaat
tussen twee voorwerpen die tegen
elkaar wrijven
Zwaartekracht:
Massa:
De hoeveelheid
materiaal die een
voorwerp bevat
26
De kracht waarmee
de aarde aan een
voorwerp trekt
e
Massatraagheid:
Voorwerpen blijven
altijd bewegen in
dezelfde richting
Snelheid:
De afstand die een
voorwerp aflegt in
een bepaalde tijd
G-kracht:
Een versnelling die
wordt uitgedrukt
in de gravitatieversnelling, ook wel,
zwaartekrachtversnelling genoemd
De snelheid hangt
af van de massa
van het voorwerp
Grotere massa’s zijn
langzamer
Kleinere massa’s
zijn sneller
Beweging:
Een voorwerp dat
van plaats verandert
Beweging kan van
snelheid of richting
veranderen
Beweging kan
groter of kleiner
worden
27
ANTWOORDEN
ZWAARTEKRACHT
heid. Dus, hoe sneller je trekt,
Antwoord proef 1: De kracht
hoe kleiner de wrijvingskracht.
van het omhoog gooien en de
Antwoord proef 2: Ieder
zwaartekracht waarmee de
voorwerp heeft de neiging om
aarde aan de persoon trekt, zijn
te blijven bewegen in dezelfde
precies even groot. De krach-
richting en met dezelfde snelheid.
ten heffen elkaar op. Er is geen
Tenzij er een kracht op wordt
ondergrond waar op gesteund
uitgeoefend in een tegengestel-
wordt: de persoon is dus heel
de richting. In dit geval stopte
even gewichtloos.
de auto, omdat er een kracht
Antwoord proef 2: Dat komt
op werd uitgeoefend (de steen).
omdat het zwaarste deel van de
Maar de pop zit los in de auto
ballon het sterkst door de zwaar-
en komt niet in aanraking met de
tekracht naar beneden wordt
steen. De pop blijft doorbewe-
getrokken. De voeten
gen in dezelfde richting en met
hebben het minst last van de
dezelfde snelheid. Daarom moet
luchtweerstand.
je in de auto altijd je autogordel
om!
MASSATRAAGHEID
Antwoord proef 1: Dit kan
TREKKRACHT
doordat het muntstuk ‘lui’ of traag
Antwoord proef 1: Duw-
is. Het is zwaarder dan de kaart
kracht! Bij duwkracht heeft het
en er is meer kracht voor nodig
voorwerp waar de kracht op
om het in beweging te zetten.
wordt uitgeoefend de neiging om
Maar als je niet snel genoeg
in elkaar te gaan en korter en
trekt valt de munt niet in het glas,
dikker te worden. Dit is in tegen-
maar blijft ie op de kaart liggen.
stelling tot trekkracht, waarbij het
Dit komt omdat de wrijvings-
voorwerp juist langer en dunner
kracht tussen de munt en de kaart
wordt.
dan groter is dan de massatraag-
28
Antwoord proef 2: Als het
Antwoord proef 2: Je hebt
speelgoedbeest van hoger valt,
gezien dat een lege auto sneller
wordt er meer trekkracht op het
en verder gaat dan een volle
elastiek uitgeoefend en rekt het
auto. Dat komt doordat de volle
verder uit. Als reactie wordt ook
auto zwaarder is en er dus meer
de trekkracht van het elastiek
kracht voor nodig is om de auto in
groter, waardoor het speel-
beweging te krijgen en te houden.
goedbeest verder naar boven
Ook staat de zware auto eerder
teruggetrokken wordt. Dus: hoe
stil, omdat hij meer last heeft van
meer kracht er op het elastiek
de wrijving met de ondergrond.
wordt uitgeoefend, hoe groter de
Hij wordt dus meer afgeremd.
trekkracht van het elastiek is. Met
een zwaarder voorwerp wordt
G-KRACHT
de trekkracht dus nog groter!
Antwoord proef 1: Dit komt
Probeer het maar eens met je juf
doordat als je het bovenste rolletje
of meester.
hard laat cirkelen er G-krachten
op uitgeoefend worden. Het rolle-
SNELHEID
tje wordt steeds ‘zwaarder’. Deze
Antwoord proef 1: Dit komt
G-krachten trekken het bekertje
omdat de bal wordt afgeremd
omhoog.
door de lucht in de kamer. De bal
Antwoord proef 2: Als de
verliest energie en gaat steeds
emmer ronddraait, ondervindt het
langzamer. De bal heeft niet
G-krachten. De emmer voelt ook
genoeg kracht meer om op het
zwaarder aan dan wanneer je
oude punt (tegen je neus) terug te
hem gewoon in je hand houdt.
komen. De luchtweerstand zorgt
Deze G-krachten houden de in-
ervoor dat de snelheid en dus de
houd in de emmer. Als de emmer
‘uitslag’ steeds kleiner wordt; tot
opeens boven je hoofd tot stil-
de bal stil hangt.
stand wordt gebracht zijn er ook
geen G-krachten meer en valt de
inhoud naar beneden.
29
30
SLOTWOORD
Nou, als het goed is hebben de afgelopen lessen je iets geleerd
over natuurkunde. Hopelijk heb je zelf ervaren dat natuurkunde
echt heel leuk is, ondanks dat het soms best moeilijk te begrijpen
is. Krachten zijn dus altijd aanwezig en je kan er altijd leuke
dingen mee doen.
Natuurlijk kun je deze krachten ook zelf ervaren in de
attracties van Walibi Holland!
Veel plezier!
31
Volg Walibi Holland op
social media en blijf op
de
hoogte van alle nieuw
tjes,
feitjes en winacties:
/walibiholland
@walibihollandofficial
/walibiholland
Walisnaps
@Walibiholland
Walibi Holland – Spijkweg 30, 8256 RJ Biddinghuizen – [email protected] – 0321-32 99 99
32
WWW.WALIBI.NL
Onder voorbehoud van wijzigingen/drukfouten.
Alle rechten voorbehouden.
© Walibi Holland 2016
Download