Toetsvragen Geschiedenis

advertisement
Toetsvragen Geschiedenis – Toelatingstoets Pabo
Tijdvak 1 – Toetsvragen
1
De meeste kennis over de periode waarin de eerste mensen leefden, komt van
archeologen. Wat houdt het werk van archeologen in?
A Zij bestuderen de verschillende theorieën over de schepping van de mens.
B Zij onderzoeken allerlei geschreven bronnen uit de oertijd van de mensheid.
C Zij verzamelen informatie bij volken die nu nog net zo leven als de eerste mensen.
D Zij zoeken en bestuderen overblijfselen van vroeger zoals botten en werktuigen.
2
Een deel van de tijd van Jagers en Boeren hoort bij de zogenaamde prehistorie.
Welk deel, hangt af van het gebied dat je bestudeert.
Waarom eindigt de prehistorie niet overal op hetzelfde moment?
A De prehistorie duurde langer in gebieden waar men nog niet kon lezen en schrijven.
B Elke land heeft zijn eigen geschiedenis, dus ook zijn eigen prehistorie.
C Er is onenigheid tussen wetenschappers over het precieze begin en einde van de
prehistorie.
D Niet overal ter wereld begon men op hetzelfde tijdstip met de landbouw.
3
Twee uitvindingen: vuur maken en kleding maken, hadden grote gevolgen.
Welke zin noemt een gevolg van deze uitvindingen?
A Mensen konden nu gebieden gaan ontdekken waar ze eerder niet konden overleven.
B Mensen konden nu handel gaan drijven en in vaste woonplaatsen gaan leven.
C Mensen konden nu voor het eerst in grotere groepen bij elkaar gaan wonen.
D Mensen konden nu voor het eerst oorlog gaan voeren tegen elkaar.
4
Bekijk de afbeelding.
Het rode gebied op de kaart staat bekend als de
Vruchtbare Sikkel. Waardoor werd dit gebied
bekend?
A In dit gebied in het Midden-Oosten vond de
overgang van jagen en verzamelen naar
landbouw plaats.
B In dit gebied in het Midden-Oosten vond de
overgang van jagen en vissen naar verzamelen
plaats.
C In dit gebied rond de Tigris en de Eufraat ontwikkelden zich de eerste sterke
koninkrijken.
D In dit gebied rond de Tigris en de Eufraat ontwikkelde zich de Egyptische
landbouwsamenleving.
Toetsvragen Tijdvak 1
Toetsvragen Geschiedenis – Toelatingstoets Pabo
5
a Geef in je eigen woorden aan wat wordt bedoeld met de term ‘neolithische
revolutie’?
b Wanneer vind je de meeste neolithische nederzettingen in Nederland?
A Rond 9500 v. Chr.
B Rond 8000 v. Chr.
C Rond 6400 v. Chr.
D Rond 5000 v. Chr.
6
De landbouwrevolutie was één van de ingrijpendste ontwikkelingen in de geschiedenis.
In welke zin zie je een juiste keten van oorzaak en gevolgen rondom de
landbouwrevolutie?
A Oorzaak: bevolkingsgroei  Gevolg: de neolithische revolutie  Gevolg daarvan:
verbreiding van de landbouw naar Europa.
B Oorzaak: bevolkingsgroei  Gevolg: verbreiding van de landbouw naar Europa 
Gevolg daarvan: de neolithische revolutie.
C Oorzaak: de neolithische revolutie  Gevolg: bevolkingsgroei  Gevolg daarvan:
verbreiding van de landbouw naar Europa.
D Oorzaak: de neolithische revolutie  Gevolg: verbreiding van de landbouw naar
Europa  Gevolg daarvan: bevolkingsgroei.
7
Bekijk de afbeelding.
Ook in onze streken zijn resten gevonden
van woningen uit de tijd van Jagers en
Boeren. De afbeelding toont een
reconstructie van zo'n vondst.
Uit welke periode stamt deze woning, en
waaraan is dat te zien?
A Uit de tijd na de landbouwrevolutie, dat is
te zien aan de stevige constructie.
B Uit de tijd na de landbouwrevolutie, dat is
te zien aan het gebruik van riet en hout.
C Uit de tijd voor de landbouwrevolutie, dat is te zien aan de grote ruimte voor
verzameld voedsel.
D Uit de tijd voor de landbouwrevolutie, dat is te zien aan het gebruik van riet en hout.
Toetsvragen Tijdvak 1
Toetsvragen Geschiedenis – Toelatingstoets Pabo
8
Ook in Nederland zijn sporen teruggevonden van de eerste boerendorpen.
Welke zin over de eerste boerendorpen in Nederland is juist?
A De eerste boeren woonden in Drenthe, ongeveer 5000 voor Christus.
Zij bewaarden voedsel in trechterbekers.
B De eerste boeren woonden in Drenthe, zo'n 7000 jaar voor Christus.
Zij begroeven hun doden in hunebedden.
C De eerste boeren woonden in Limburg, ongeveer 5000 voor Christus.
Zij bewaarden voedsel in versierde potten.
D De eerste boeren woonden in Limburg, zo'n 7000 jaar geleden.
Zij begroeven hun doden in hunebedden.
9
In de stad Nippur in het oude Mesopotamië hadden priesters veel belangrijke taken.
Waarom hadden juist de priesters het toezicht gekregen op zaken als dijkenbouw en
oorlogvoering?
A Priesters hadden een goede band met de arbeiders en konden hen van magische
krachten voorzien.
B Priesters konden de oude boeken met voorschriften over de landbouw lezen die de
eerste mensen hadden nagelaten.
C Priesters waren belangrijk omdat zij de macht van de goden hadden gekregen om over
de stad te regeren.
D Priesters werden gezien als belangrijke personen omdat volgens de inwoners alles door
goden werd bepaald.
10
In een stad als Nippur was de maatschappij hiërarchisch georganiseerd.
Welke zin geeft een voorbeeld van deze hiërarchie?
A Boven de priesters stond de koning, en onder de priesters de ambtenaren.
B De boeren hadden de verplichting om hun belasting te betalen.
C Door specialisatie waren er tal van beroepen ontstaan in de stad.
D Priesters hadden belangrijke bestuurlijke taken zoals het regelen van de
waterhuishouding.
11
In geschriften uit Mesopotamische steden lezen we dat er veel gerst en bier werd
opgeslagen bij de tempels. Waarvoor werden deze levensmiddelen gebruikt?
A Dit waren destijds luxe etenswaren die door hogepriesters en hoge ambtenaren werden
gebruikt.
B Dit waren levensmiddelen die uitsluitend werden gebruikt om de goden te offeren.
C Dit waren levensmiddelen die werden gebruikt om de boeren te betalen die voor de
stad werkten.
D Dit waren voorraden die onder andere werden
gebruikt om ambachtslieden hun loon te betalen.
12
Toetsvragen Tijdvak 1
Toetsvragen Geschiedenis – Toelatingstoets Pabo
Welke belangrijke functie hadden deze kleitabletten in Mesopotamië?
A Hiermee werd de belastingadministratie bijgehouden.
B Hiermee werden tempels en paleizen versierd.
C Hierop stonden afbeeldingen van goden, priesters en koningen.
D Hierop stonden logo's van de belangrijkste families in de steden.
13
Welk van deze soorten schrift heeft het kleinste aantal verschillende tekens?
A Hiërogliefenschrift
B Spijkerschrift
C Alfabetisch schrift
D Lettergrepenschrift
14
Welk van deze volken gebruikte als eerste het alfabetisch schrift?
A De Feniciërs
B De Hebreeën
C De Arabieren
D De Grieken
15
a Waarom waren er oorspronkelijk veel meer hunebedden in Drenthe dan de 53 die we
nu in deze provincie kunnen vinden?
b Waarom zijn er in hunebedden in Drenthe wel voorwerpen gevonden van het
trechterbekervolk maar niet van het volk met de bandkeramiekcultuur?
c Waar werden de hunebedden in Drenthe, en ook in Denemarken en Noord-Duitsland
voor gebouwd?
Toetsvragen Tijdvak 1
Toetsvragen Geschiedenis – Toelatingstoets Pabo
Tijdvak 1 – Antwoorden
1D
2A
3A
4A
5
a De overgang van een samenleving van jagers-verzamelaars naar een
landbouwsamenleving.
bD
6C
Het eerste schrift
7A
8C
9D
10 A
11 D
12 A
13 C
14 D
15
a Tot in de 20e eeuw werden hunebedden gesloopt omdat men de stenen van deze
bouwwerken voor andere toepassingen kon gebruiken.
b De hunebedden werden door leden van het trechterbekervolk gebouwd ongeveer
duizend jaar nadat de bandkeramiekcultuur was verdwenen.
c Het waren begraafplaatsen.
Toetsvragen Tijdvak 1
Download