International College for Research on Equine Osteopathy Osteopathische visie op emoties bij paarden Thesis aangeboden door: Jannemarie Frowijn Voor het behalen van het Diploma Osteopathie bij dieren Promotor: Stefan Alen Mei 2008 Osteopathische visie op emoties bij paarden ‘From the brain, and from the brain only, arise our pleasures, joys, laughter and jests, as well as our sorrows, pains, griefs and tears....’ (Hippocrates, ~500 BC). Voorwoord Tijdens mijn opleidingstijd bij ICREO vond er een verdieping plaats van mijn interesse voor het wezen ‘paard’. In mijn optiek valt een osteopathische behandeling binnen een bepaalde filosofie. Binnen deze filosofie heb ik de mogelijkheid om, in samenhang met het leren van de theorie zoals deze aangeboden wordt doorh het ICREO en het opdoen van praktijkervaring, de ware aard van het paard stukje bij beetje verder te doorgronden. Ik heb mij voorgenomen om de mogelijkheden en grenzen van de osteopathische behandeling van het paard, en hiermee de organische wetten van het leven, te verkennen. Mijn dank gaat uit naar Stefan Alen en Frank Dirckx, die mij inhoudelijk hebben geïntroduceerd in de wereld van de osteopathie voor dieren. Bij het schrijven van deze thesis heb ik bovendien hulp gehad van een aantal betrokken mensen uit mijn naaste omgeving. Bij deze wil ik ook hen, Marieke Maas, Jan Frowijn en Raymond Havekes, hartelijk bedanken voor hun praktische ondersteuning. Speciale dank gaat uit naar Raymond en mijn ouders, die onvoorwaardelijk achter mij staan bij de keuzes die ik maak. Last but not least wil ik Ivor bedanken. Door wat hij voor mij betekent, ben ik blijven zoeken naar oplossingen voor zijn gezondheidsproblemen. Hierdoor ben ik voor het eerst in aanraking gekomen met osteopathie voor paarden, wat uiteindelijk geleid heeft tot het gaan volgen van de ICREOopleiding. Jannemarie Frowijn, Heelsum, april 2008 Summary Literature and also osteopathy websites acknowledge that “emotions play a role in osteopathic treatment”. However, studies that explain and provide insight in the role and the importance of “emotions within osteopathy” are limited. This is the case in the human osteopathy field, but even more so in the field of osteopathy for animals. My goal in this thesis is to “enlarge insight in the role of emotions within the field of osteopathy for animals, horses in particular. In the first chapter I look into the concept of “emotion”. According to “emotions” are instinctive, automatic reactions from the body on stimulants from the outer world. Studies of reveal that horses posses the six basic emotions: happiness, surprise, sadness, anger, fear and disgust. The second chapter describes the anatomical structures of the brain that are the most involved with ‘emotions’, the limbic system. I argue that according osteopathic views it is not possible to lift out these structures and pretend as if they are functioning separately from the rest of the body. Next I look into what happens in the brain and the rest of the body by the originating, experiencing and expressing of emotions. What happens has to do with a precise cooperation between functional structures and (sub)systems. In this cooperation there is a main role for the autonomic nerve system. Other principal roles are accomplished by the sense organs, the vascularisation of the brain, the primary respiratory mechanism, hormones, neurotransmitters and the viscera. Looking at the parietal-, visceral- and cranio-sacral-system, explains that all of the three subsystems take part. Horses are according to much more reacting in reflexes then humans. Combine this information with the knowledge that body and emotions are “one”, I argue that “expression of emotions is the result of physical and emotion factors and together they determine the overall wellbeing of the horse”. Consequently, in chapter three I argue that “fear” is a very important emotion for horses as being a flight animal. The amygdala is the nucleus that is involved with the emotion ‘fear’. A lot of domesticated horses are anxious without really having the possibility to express this and went over to a situation of continuous stress. According to the physical and emotional aspects of fear are inseparable. It is imperative to be aware of that the emotional state a horse has an immense effect on functioning of its body. In chapter four I provide the osteopathic relations between the structures and systems that are related with the subject ‘emotions’. Within the physical body a lot of factors are relevant for the subject and role of ‘emotion’ in osteopathic treatment. These factors can only be looked at as a whole. Osteopathic treatment based on the principle ‘treat what you find’ and at the same time being aware of that “fear and or stress play a important part in the existence and resolving problems of horses” can lead to a more specific treatment and advice to the trainer. The treatment will exist of bringing back balance within the autonomic nerve system, through which the total balance within the body and, hence, between body and emotional state can renew. To live in emotionally balance, means having the ability to adapt. In this lies as well a curative as a preventative role for osteopathy. In chapter five I take a closer look at the practical experience and my conclusion that it is imperative to give (more) attention to ‘emotion’ within osteopathic treatment of horses. My study provides useful insight into the subject of “emotion” within osteopathic treatment. In chapter six I look briefly into alternatives beyond osteopathy, i.e. the theory of the chakra’s, and the similarities in vision and treatment that could help to make the subject ‘emotions’ more useful in the osteopathic practice. However, there is still a lot unknown and further research that examines the functioning of the brain and “emotion” in particular could help to develop a more specific treatment advice. Inhoudsopgave Inleiding 6 1. 7 Emoties bij paarden Inleiding 7 1.1. 7 Psychosomatische eenheid 1.1.1. Holisme nader bekeken 8 1.1.2. Belang van emoties binnen osteopathie 9 1.2. Definitie van emoties 10 1.2.1. Wetenschappelijke kijk op emoties 10 1.2.2. Hebben dieren (paarden) emoties? 10 1.2.3. Emotie versus Gevoel 11 1.2.4. Verschillende visies op ontstaan van emoties. 12 1.3. Het uiten van emoties 13 1.3.1. Uitingen van emoties 13 1.3.2. Gedrag en de hersenen 14 1.3.3. Mimiek 14 1.3.4. Woede uitbarsting 16 Samenvatting 18 Verbindingstekst 18 2. Anatomie, neurologie en fysiologie van emoties 19 Inleiding 19 2.1 19 Welke anatomische structuren hebben een functie in ‘emoties’? 2.1.1. Anatomisch en functioneel totaaloverzicht van de hersenen 2.1.1.1. Hiërarchische opbouw van het zenuwstelsel 19 2.1.1.2. Cortex cerebri 22 2.1.2. Bepaalde craniale structuren en hun relatie met emoties Inleiding 2.2 19 23 23 2.1.2.1. Thalamus 24 2.1.2.2. Hypothalamus en Hypofyse 24 2.1.2.3. Limbisch systeem 28 2.1.2.4. Amygdala 30 Voeding van de hersenen 2.2.1. 34 Vascularisatie van de hersenen 34 2.2.1.1. Anatomie van de vascularisatie 35 2.2.1.2. Fysiologie 36 2.2.2. De rol van de liquor cerebrospinalis 37 2.2.3. De Bloed-hersen- en bloed-liquorbarrière 38 2.3. Zintuigen en Emoties 2.3.1 39 De zintuigen 39 1 2.3.2. 2.4. 3 40 2.3.2.1. Vomero-nasale orgaan (VNO) en feromonen 41 2.3.2.2. Affectiviteit 42 Functionele systemen 44 2.4.1. Psychosomatische wegen nader bekeken 44 2.4.2. Functies vanuit het limbisch systeem bekeken 46 2.4.2.1. Neurotransmitters 48 2.4.2.2. Endorfines 49 2.4.3. Arousal 50 2.4.4. Primair ademhalingsmechanisme (PAM) 51 Samenvatting 54 Verbindingstekst 55 Angst bij paarden 56 Inleiding 56 3.1. Het paard als vluchtdier 56 3.2. Anatomie, neurologie, fysiologie van angst 57 3.2.1. Van prikkel naar effect 57 3.2.2. Rol van de amygdala 58 3.2.3. Neurofysiologie van angst 58 Is het angst, pijn of fysieke stress? 59 3.3. 3.3.1. Angst of pijn 59 3.3.2. Van angst naar stress 60 Getraumatiseerde paarden 61 3.4. 4 Reuk 3.4.1. Herinneren van emoties 61 3.4.2. Training 62 Samenvatting 62 Verbindingstekst 62 Osteopathische visie 63 Inleiding 63 4.1. 63 Osteopathische Principes 4.1.1. Bewegingsverlies 63 4.1.2. ‘Arterial rule’ 63 4.1.3. Homeostase en Zelfgenezend vermogen 64 4.1.4. Balans - Dysbalans 65 4.1.5. Belasting – Belastbaarheid 66 4.2. Autonoom Zenuwstelsel 4.2.1. 4.3. 67 ‘Tuning’ van het autonome zenuwstelsel Behandeling 67 68 4.3.1. Informatie rondom de behandeling 68 4.3.2. Anamnese en Observatie 68 2 4.3.3. ‘Treat what you find’ 69 4.3.4. Cranio-sacraal therapie en emoties 69 4.3.4.1. 4.3.5. 4.4. De Fascia 70 70 4.3.5.1. Fascia en emoties 71 4.3.5.2. Fascia Technieken 71 Specifieke aandachtsgebieden m.b.t. emoties 4.4.1 Neurologie 72 72 4.4.1.1 De Hersenen 72 4.4.1.2 Hypothalamus 73 4.4.1.3 Hypofyse 73 4.4.1.4 Relaties Orthosympathische Ganglia 74 4.4.2 Cranio-sacraal systeem 75 4.4.2.1 PAM 75 4.4.2.2 Hersenvliezen 75 4.4.2.3 Liquor 76 4.4.3 Parietaal systeem 76 4.4.3.1 Hypertonie musculatuur algemeen: 76 4.4.3.2 Hypertonie autochtone rugmusculatuur: 77 4.4.3.3 Hypertonie respiratoire diafragma 77 4.4.3.4 Overige diafragma’s 77 4.4.3.5 OAA 78 4.4.3.6 Os Hyoïdeum 78 4.4.3.7 Glandula Thyroïdea 78 4.4.4 Visceraal systeem 79 4.4.4.1 n. X (Vagus) 79 4.4.4.2 n. Phrenicus 80 4.4.4.3 Bijnieren 80 4.4.4.4 Pancreas 81 4.4.4.5 Lever: 81 Samenvatting 82 Verbindingstekst 82 5: 6. Somato-emotionele release (SER) Ervaringen uit de praktijk 83 Inleiding 83 5.1. Enquête 83 5.2. Casuïstiek 84 5.3. Voorbeeld ‘Sportpaard’ 84 Samenvatting 84 Verbindingstekst 85 Alternatieven 86 3 7 Inleiding 86 6.1. Algemeen 86 6.2. De Chakra’s en Diafragma’s van het paard 86 6.2.1. De Chakra’s 86 6.2.2. De Diafragma’s 89 6.2.3. Relatie tussen Chakra’s en Diafragma’s 90 6.3. Het uitdrukken van emoties in de viscera 90 6.4. Theorie van Christiane Beerlandt 91 6.5. Het paard en zijn omgeving 91 6.5.1. Systemisch denken 91 6.5.2. Hartslag van het paard spiegelt humane emoties 92 Samenvatting 92 Conclusie 93 Literatuurlijst 94 Boeken 94 Artikelen 94 Thesissen 95 Cursussen 95 Internetsites 95 Lijst van illustraties 96 Lijst van figuren 96 Lijst van tabellen 97 Bijlage 1: Vragenlijst ICREO osteopaten 98 4 5 Inleiding Toen ik in het verleden mijn studie humane fysiotherapie afrondde en werkervaring opdeed heb ik mij voornamelijk geconcentreerd op de fysieke kant van klachten van de patiënt. Nu, ruim 10 jaar later, is mijn interesse verlegd en ben ik getriggerd door het fenomeen van holistische gezondheid. Gezien het huidige tijdsbeeld, ben ik van mening dat ik op zijn minst op zoek kan gaan naar een holistische invulling van de osteopathische behandeling van het paard. Zo is ook het idee voor deze thesis geboren. Mijn persoonlijke stellingname is dat er meer bewuste aandacht mag komen voor de rol van emoties binnen de osteopathie. Mijn ervaring is dat er in literatuur, folders, websites, etcetera vaak wel kort genoemd wordt dat emoties een plaats innemen bij een osteopathische behandeling, maar daar blijft het dan ook bij. Dit geldt voor het humane werkgebied, maar zeker ook voor de dierenosteopathie. Mijn doelstelling is om hier meer inzicht in te krijgen en verschaffen. Mijn aanvankelijke idee was om de thesis te wijden aan het limbisch systeem in het algemeen en de amygdala in het bijzonder. Gedurende het schrijven werd mij duidelijk dat het in perspectief plaatsen van ‘emoties van het paard’ primair aan de orde was om een en ander binnen een groter kader te kunnen plaatsen. Bij het verzamelen van informatie richt ik mij op het doen van literatuuronderzoek. 6 1. Emoties bij paarden Inleiding In dit hoofdstuk wil ik de volgende vragen beantwoorden: 1. Waarom houd ik mij als osteopaat bezig met emoties? 2. Wat is de definitie van emoties? 3. Hebben dieren emoties en zo ja: hoe uiten ze deze dan? 1.1. Psychosomatische eenheid In onze westerse geneeskunde (humaan) worden lichaam en geest gescheiden beleefd en benaderd. Bewust of onbewust wordt uitgegaan van een dualistische mensvisie: een visie waarbij men psyche en lichaam als afzonderlijke fenomenen ziet. Je ziet dit o.a. terug in de wijze waarop de specialismen in ziekenhuizen zijn ingedeeld, namelijk: naar orgaan of orgaansysteem (neuroloog, cardioloog, internist, etc.) of naar verrichting (radioloog, anesthesist, etc.). Er is een focus op de organische aspecten van de zieke mens. Voor het gemak is ook de psyche als ‘orgaan’ afzonderlijk ingedeeld (psychologie en psychiatrie). In de reguliere (para)veterinaire geneeskunde is eveneens sprake van een dualistische visie, al dan niet tot uiting komend in een zekere mate van specialisatie. Door deze fragmentering krijgen veel dieren met ingewikkelde of niet direct te begrijpen symptomen niet de juiste behandeling. De meeste klachten en ziekten hebben namelijk niet met één orgaansysteem te maken, maar hebben duidelijk een psychische en lichamelijke component. In de osteopathische denkwijze zijn er zelfs altijd meerdere lichamelijke systemen betrokken bij een dysbalans binnen het lichaam (waar je vanuit gaat bij een klacht of ziekte). De successen van ‘alternatieve’ therapieën zijn vaak o.a. terug te voeren op een meer holistische benadering van de klachten van het dier, waarbij de eenheid van psyche en lichaam serieus wordt genomen (zie verder paragraaf 1.1.1. ‘holisme nader bekeken’). Het zenuwstel speelt een essentiële rol bij de hechte band, die tussen lichaam en psyche bestaat (bijvoorbeeld: hartklopping bij een schrikreactie). Schrik is een emotie, een psychisch fenomeen. Tegelijkertijd treden echter allerlei fysieke reacties op: hartklopping, zweten, stokken van de ademhaling, etc. Je kunt niet zonder meer stellen, dat deze verschijnselen veroorzaakt worden dóór de schrik. De hartslag blijkt namelijk van de ene op de andere slag te veranderen, tegelijk of misschien wel eerder dan de schrik-emotie. We hebben hier dus te maken met twee aspecten van eenzelfde toestand: een fysiek en een psychisch aspect. Je kunt nu vervolgens het accent leggen op het fysieke of het psychische aspect (dualisme) of juist op de hechte samenhang daartussen (holisme). 7 1.1.1. Holisme nader bekeken “Holisme” is geen eenduidig begrip. Tijdens de literatuurstudie is mij duidelijk geworden dat er veel verschillen en daarmee onduidelijkheden bestaan wat betreft de duiding ervan. Vaak is dit een gevolg van verschillen in achtergrond (levensovertuiging en/of opleiding) van de betreffende gebruiker van het woord. In de paardenhouderij wordt wel gesproken over een holistisch beleid. Verschillende deelgebieden worden hierbij op elkaar afgestemd, waarbij er aandacht is voor: inrichting van de stal en weide, voeding, medicatie, supplementen, training, etc. Het doel is om een harmonisch beleid na te streven. Elkaar ondersteunende componenten in tegenstelling tot elkaar tegenwerkende componenten. In een multi-disciplinair samenwerkingsverband wordt er vaak over een holistische benadering gesproken wanneer er sprake is van samenwerking tussen diverse disciplines rondom het paard, zoals hoefsmid, osteopaat, rij-instructeur en zadelmaker. In mijn optiek is er in zo’n situatie verwarring met het woord “integraal”. Ook wordt er over een holistische behandelingswijze gesproken om uit te drukken dat er binnen het gehele (paarden)lichaam faktoren een rol kunnen spelen en dat men zich niet puur op de symptomatische aanpak richt. In dit geval zou “causaal” binnen het fysieke lichaam meer de lading dekken van wat men exact bedoelt. Ik noem hier het lichaam met opzet het fysieke lichaam, als een begrip om het holisme nader te verklaren. Er zijn momenteel verschillende visies op het begrip holisme zoals het eigenlijk bedoeld is. Algemene deler is het feit dat een levend wezen (mens of dier) opgebouwd is uit verschillende onderdelen, verschillende lagen, ook wel verschillende lichamen genoemd. Bij het holisme worden al deze delen even serieus genomen en als één functionerende eenheid in het leven gezien. De één niet superieur of inferieur aan de ander. Elke ziekte vindt zijn ontstaan op een veel dieperliggend niveau dan het louter lichamelijke. Ziekte is slechts een symptoom van iets dat veel dieper ligt. Het ontkiemt heel diep in de mens of het dier en manifesteert zich uiteindelijk in het lichaam. Het lichaam spreekt een ‘taal’. Het lichaam verwoordt datgene wat innerlijk ‘goed’ of ‘fout’ loopt. Het lichaam spreekt de taal van datgene wat het voortdurend vormt, laat bestaan in leven brengt en houdt: de taal van de innerlijke levenskern, in elk levend organisme aanwezig! Wat wij ‘ziekte’ noemen en ‘pijn’, zijn symptomen van innerlijke dysharmonie. In de literatuur zijn door diverse auteurs, vanuit verschillende visies, modellen vervaardigd om het holisme weer te geven en hanteerbaar te maken. 8 Figuur 1: De verschillende lichamen (bron: [11]) In Figuur 1 is een fysiek lichaam weergegeven met een bezielend centrum. Vanuit dit bezielende centrum gezien is het fysieke lichaam het verste weg en de meest concrete expressie. Het astrale lichaam is het gevoelslichaam, het geheel van gevoelens. Het fysieke lichaam bevindt zich als een verdicht energiesysteem in het astrale lichaam. Het volgende lichaam is het mentale lichaam: het lichaam van de gedachten. Dit is iets wat bij dieren minder duidelijk is dan bij mensen. Hoe meer je jezelf ervaart als de bron van je gedachten, je gevoelens en je fysieke bestaan, hoe meer je de werking van deze lichamen bij jezelf en anderen kunt waarnemen. Het fysieke lichaam heeft een tegenhanger: het etherische lichaam. Dit lichaam geleidt de vitale energie, de levensenergie, die de motor is voor elke beweging in het lichaam. Als hierna gesproken wordt over het fysieke lichaam wordt daarmee de totaliteit van het etherisch en fysieke lichaam bedoeld. 1.1.2. Belang van emoties binnen osteopathie Omdat het fysieke lichaam een eenheid vormt met het astrale lichaam (de gevoelens) vind ik emoties van groot belang binnen de osteopathie. Vanuit de holistische gezondheid gezien (zie paragraaf 1.1.1.) is genezing alleen mogelijk, wanneer je de verschillende lichamen allemaal even serieus neemt. Humaan is er in de westerse maatschappij een soort splitsing opgetreden zowel bij de aangeboden specialismen, als ook per individu. Een mens bepaalt zelf (vaak bewust) hoe en hoeveel hij laat zien van zijn of haar klachten. Daarbij spelen het verleden en de toekomst vaak een grote rol. Ook wil een mens vaak begrijpen hoe de ziekte c.q. behandeling in elkaar steekt. Paarden leven veel meer dan mensen in het ‘hier en nu’. 9 Natuurlijk spelen bij paarden ook sociale contexten een rol (m.n. in de kudde) bij het al dan niet laten zien van beperkingen. Mijn ervaring m.b.t. het behandelen van paarden met osteopathie is, dat er duidelijk sprake is van: ‘What you see is what you get’. Wat er op een bepaald moment, het moment van behandeling, aan de orde is, wordt ook daadwerkelijk getoond. Het kan zijn dat er verschillende klachten ‘onder liggen’. Die komen dan later (tijdens dezelfde behandeling of in een vervolgbehandeling) aan bod. Dit heeft m.i. niet te maken met het niet ‘willen’ laten zien (als bewust genomen besluit), maar meer met een soort wijsheid van het systeem. Het systeem biedt aan wat er het eerst aan de orde is met betrekking tot het uitvoeren van een adequate behandeling. 1.2. Definitie van emoties Het woord ‘emotie’ is afgeleid van het Latijnse emoverre, waarin de e staat voor ‘uit’ en moverre voor ‘beweging’. 1.2.1. Wetenschappelijke kijk op emoties Recentelijk zijn er diverse boeken verschenen met als algehele deler het wetenschappelijk onderbouwen van items, die tot dusver geheel buiten de wetenschap gehouden werden. Je kunt hierbij denken aan onderwerpen als intuïtie, intentietheorie, kwantum fysica, etc. In het boek ‘The emotional lives of animals’ van Marc Bekoff worden de gevoelens van dieren steeds meer wetenschappelijk onderbouwd. De auteur (zelf wetenschapper) merkt hierbij op, dat het wat hem betreft gaat over de combinatie van wetenschap, intuïtie en gezond verstand. Hier sluit ik mij bij aan. Onderzoeker Marc Bekoff vraagt zich af, waarom emoties zijn geëvolueerd op de manier waarop ze zijn geëvolueerd en welk doel zij dienen. Evolutionaire continuïteit is volgens hem niet iets wat zich alleen in anatomische structuren voordoet, maar ook in de hersenfuncties en geässocieerde cognitieve en emotionele capaciteiten. Emoties, empathie en het onderscheid maken tussen goed en kwaad zijn volgens hem de sleutels tot overleven. Hij benadrukt dat wij emoties van onze voorouders gekregen hebben. “Wij hebben ze, net als andere dieren” (...). 1.2.2. Hebben dieren (paarden) emoties? Humaan is er sprake van 6 basisemoties: geluk, verdriet, walging, verbazing, woede en angst. Het deel van emoties, dat ingebakken zit in je hersenen, bevindt zich in het limbisch systeem. Dat is een wat dieper gelegen deel van je hersenen, dat alle zoogdieren in de evolutie hebben meegekregen. Het zijn zes instinctieve, automatische, emotionele reacties van het lichaam op de buitenwereld (externe stimuli). Deze stimuli komen veelal binnen via de zintuigen (zie paragraaf 2.3.). Het veld van animale emoties is een specifiek gebied binnen de grotere wetenschappelijke discipline: cognitieve ethologie (de studie van de animale geest). De focus ligt hierbij op onderzoek over of en hoe dieren denken en wat ze voelen. Het is een vergelijkende, evolutionaire en ecologische wetenschap. Charles Darwin is de eerste wetenschapper geweest met serieuze aandacht voor het bestuderen van emoties. Inmiddels is zijn visie over evolutionaire continuïteit algemeen geaccepteerd. In zijn boek ‘The expression of the emotions in man and animals’ beschrijft Bekoff het volgende doel van emoties: sociale binding bij in groepen levende dieren en mensen. 10 In zijn boek praat Bekoff over ‘nonhuman animals’ omdat hij vindt dat we allemaal dieren zijn. Voor het gemak maak ik zelf dit onderscheid niet. Ik zie mens en paard wel beide als zoogdieren die overeenkomstige chemische en neurobiologische systemen/reacties hebben. Dit komt tevens terug in medicijnonderzoek, voor humaan gebruik, op muizen en ratten. Onderzoek heeft uitgewezen dat zelfs reptielen de basisemoties ervaren! De mogelijkheid om een emotioneel leven te hebben, dateert uit de tijd van amfibieën en vroege reptielen. Onderzoek heeft uitgewezen dat ook vissen pijn en angst ervaren; de mogelijkheid bestaat dat vissen hier meer onder lijden door het gebrek om hierop te reageren met gevarieerde responsen en minder flexibel gedrag hebben. Dus: ‘keep an open mind’! We kunnen wetenschap, en ook osteopathie, het beste bedrijven met een ‘open mind‘. Over de locatie van emoties zijn er een hoop tegenstrijdige onderzoeken. In de vijftiger jaren begon o.a. prof. Olds met dieren te experimenteren, die een elektrode in hun hoofd hadden op bepaalde plekken in het limbisch systeem. Stroomstootjes op sommige plekken zorgden voor intens genot, maar een stukje verderop kleine impulsjes toedienen, kon een kat plotseling tot razernij drijven. De plotselinge emoties bleken binnen een bepaalde diersoort vrijwel altijd op hetzelfde punt in de hersens opwekbaar te zijn. Recentere PET-scans laten een iets genuanceerder beeld zien. Walging heeft een duidelijk gebied, dat erbij betrokken is: de insula. Ook bij angst zijn er bepaalde structuren te ontdekken, die dan duidelijk meer hersenactiviteit vertonen. Voor de andere emoties is dit niet zo duidelijk aangetoond. De conclusie van deze paragraaf is, wellicht ten overvloede, dat paarden emoties hebben. 1.2.3. Emotie versus Gevoel In de paragraaf ‘Hebben dieren emoties?’ is te lezen, dat je bij emoties te maken hebt met instinctieve, automatische reacties van het lichaam op de buitenwereld. Gevoelens daarentegen zijn lichamelijke reacties, die ontstaan vanuit gedachten. Men spreekt dan van secundaire emoties, welke meer complex zijn en waarbij hogere hersenfuncties, amygdala en cerebrale cortex, betrokken zijn. Deze secundaire emoties zijn dus niet automatisch. De mogelijkheid om te denken, maakt het mogelijk om verbindingen te leggen tussen gevoelens en acties. Variabiliteit en flexibiliteit in gedrag zijn hier een gevolg van, m.a.w. : ‘doing the right thing’. Bewustzijn (humaan duidelijk aanwezig) en psychische functies zijn natuurlijk niet voor niets in de evolutie onstaan. Het maakte een betere adaptatie aan de omgeving mogelijk, zodat de ‘survival-kans’ in gunstige zin beïnvloed werd. Een paard, dat plotseling gevaar ziet, krijgt adrenaline in het bloed en loopt daardoor harder. Door de emotie ‘angst’ of ‘schrik’ loopt het paard bovendien in de goede richting: weg van het gevaar. Doordat aangename en onaangename emoties kunnen optreden, is een extra gerichtheid van het gedrag ontstaan. Bepaalde probleemsituaties kunnen daardoor meer adequaat worden opgelost. Een paard dat voedsel nodig heeft, krijgt honger, totdat het hongergevoel weg is. Door emoties ontstaat bovendien een doelmatige richting van het leren: gedrag dat tot positieve gevoels leidt, krijgt meer kans. Humaan werden relatief 11 laat in de evolutie cognitieve functies aan de emotionele toegevoegd: de aanpassing aan en instelling op de omgeving kon hierdoor nog effectiever worden. Onderzoek en verhalen indiceren, dat dieren ook secundaire emoties ervaren. Tot nu toe is dit niet wetenschappelijk bewezen, maar dit is een proces in ontwikkeling. Je komt dan in de discussie terecht omtrent ‘Hebben dieren zelfbewustzijn’. De hamvraag is: ‘Kunnen dieren lijden?’. Marc Bekoff benadrukt het volgende: lijden is niet persé gekoppeld aan zelfbewustzijn of intelligentie! Zelfs als dieren niet weten wie zij zijn, kunnen zij lijden en zich bewust zijn van hun gevoelens. Hoe weten we of dieren iets voelen of denken? Dit is af te leiden uit flexibiliteit in gedrag. Flexibiliteit in gedrag is namelijk een van de onderscheidende testen voor bewustzijn, voor werkende gedachten. Ledoux: “Emoties zien als neurale impulsen die motorische aktiviteit uitlokken, in plaats van zich bezig te houden met het vraagstuk van het complexe functioneren van het bewustzijn. Zodoende kunnen emoties kwantitatief bestudeerd worden en makkelijker begrepen worden”. Een emotie wordt vaak omschreven als een innerlijke beleving of gevoel van bijvoorbeeld angst, die door een bepaalde situatie wordt opgeroepen of spontaan optreedt. In een meer algemene of biologische zin kan men een emotie echter ook definiëren als een reactie van onze hersenen op een positieve of negatieve gebeurtenis. Dit komt, zowel bij mensen als dieren, tot uiting in een bepaald patroon van gedrag (bijv. vluchten, zie hoofdstuk 3) en fysiologische reacties. Het gevoel kan dan gezien worden als een speciale uiting of vorm van emoties die typisch is voor mensen, namelijk de bewuste beleving of reflectie van een emotie. Nb.: de orbitofrontale cortex is betrokken bij secundaire emoties, waarbij een meer complex circuit betrokken is. Deze emoties gaan vaak wel gepaard met bewuste beleving. Mede op grond van dieronderzoek is er veel bekend over hersenfuncties die emoties reguleren. De betrokken structuren maken deel uit van het limbisch systeem. Onderzoekers als Edmund Rolls en Antonis Damasio menen, dat emoties gestuurd worden door een affectief netwerk, waarvan structuren als amygdala, hypothalamus en orbitofrontale cortex deel uitmaken. In dit netwerk hebben deze structuren een verschillende functie (zie hoofdstuk 2). 1.2.4. Verschillende visies op ontstaan van emoties. Volgens “Cannon” worden emoties en lichamelijke reacties ongeveer gelijktijdig door de thalamus tot stand gebracht. Later onderzoek maakte echter duidelijk dat de thalamus niet specifiek betrokken is bij verwerking van affectieve prikkels. Moderne emotie-onderzoekers als Panksepp, LeDoux, Rolls en Damasio menen, dat emoties en lichamelijke reacties parallel en ongeveer gelijktijdig worden opgeroepen. 12 Figuur 2: Een parallel model van emoties (bron: [12]) Uit Figuur 2 blijkt dat latere niveaus (zoals gevoelens of lichamelijke reacties, die het gevolg zijn van de eerdere evaluatie) weer kunnen terugkoppelen naar het vroegere stadium, de evaluatie van de affectieve prikkel. Het laatste betekent, dat er sprake is van feedback van zowel de lichamelijke reactie als van de emotie naar de evaluatie van de gebeurtenis. Ook elementen van de theorie van JamesLange en die van Cannon zijn dus in het model opgenomen. Evaluatie van affectieve prikkels vindt vermoedelijk plaats binnen structuren van het limbisch systeem (zie paragraaf 2.1.2.3.). De door evaluatie opgeroepen processen worden deels door hogere gebieden in de hersenen als hypothalamus (lichamelijke reacties) gecontroleerd. 1.3. Het uiten van emoties 1.3.1. Uitingen van emoties Net als lichaam en emoties onafscheidelijk verbonden zijn, zijn emoties en gedrag nauw met elkaar verbonden. Dit geldt nog meer voor paarden dan voor mensen (die censuur toepassen met behulp van de meer ontwikkelde lobus frontalis). In paragraaf 1.1.1 is te lezen dat het lichaam een ‘taal’ spreekt. Het aktief uiten van emoties vindt plaats d.m.v. lichaamstaal en/of gedrag. Maar er is nog een stap vóór. Wanneer je een paard observeert en waarneemt wat er is krijg je ook informatie over de verschillende emoties die bij het paard leven (zie paragraaf 4.3.2.). Er is sprake van de actuele situatie in het ’hier en nu’, maar ook wat langer bestaande emoties die overheersen hebben de tijd gehad om ‘neer te slaan’ in vaste vorm, in het fysieke lichaam (zie hoofdstuk 3). Als osteopaat zijn wij in staan om de beweeglijkheid van de weefsels in het fysieke lichaam te palperen. 13 In paragraaf 2.1.2.4. (amygdala) is te lezen hoe de ‘neurale thermostaat’ werkt bij het uiten van emoties. 1.3.2. Gedrag en de hersenen Relatief recent werd geaccepteerd dat de ‘mentale staat’ van mensen en dieren, de emotionele, instinctieve en cognitieve fundamenten van gedrag, onafscheidelijk zijn van hun somatische aspecten. De schijnbare scheiding tussen psychologie en neurologie begon meer dan 4 eeuwen geleden, toen de filosoof René Descartes het humane lichaam in zijn totaliteit bestudeerde. Hij kwam in conflict met de katholieke kerk, die het niet eens was met deze benaderingswijze van God’s creatie. Descartes sprak met de kerk af zich te beperken tot het bestuderen van het fysieke lichaam, terwijl het mentale, spirituele terrein het exclusieve domein van de kerk zou blijven. Deze kunstmatige splitsing is een leidraad geworden op medisch en wetenschappelijk gebied. Bij paarden zijn (nog) geen klassieke psychiatrische beelden helder gedefinieerd. Kennis van basis neuroanatomie en neurofysiologie is fundamenteel om de invloed op neuropathologie, psychopharmacologie en gedrag van paarden te begrijpen. Wij brengen de gevoelens van dieren in kaart door hun gedrag te observeren, geleid door de overeenkomsten in onszelf en we doen het zeer betrouwbaar! Antropomorfisme (emoties attribueren aan dieren) is een geëvolueerde perceptuele strategie. Wij zijn gevormd door natuurlijke selectie, door op die manier naar dieren te kijken. Het is niets ‘negatiefs’, maar een zeker kwaliteit! Bij het ontbreken van een gemeenschappelijke taal zijn emoties de meest effectieve manier van crossspecies communicatie. Door het paard osteopathisch te behandelen, maken wij kontakt met het lichaam, waarin de emoties worden uitgedrukt. Definitie van gedrag (vanuit de ethologie): “Systeem om veranderingen in de omgeving op te meten en hierop gepast te reageren door zich aan te passen aan de gewijzigde situatie. Het is een aktie die ontstaat als een reactie op een prikkel uit de omgeving”. Je kunt gedrag dus zien als een uiting van emoties. Paarden communiceren met behulp van oren, geuren, geluiden, hoofd-hals houding, staart en algemene lichaamshouding. Een opgewonden paard zal bijvoorbeeld het hoofd en de hals omhoog brengen, de oren spitsen en de staart omhoog brengen, terwijl een angstig paard de staart juist zal aanknijpen. Ook de gelaatsexpressie, de vorm van de mond, neusgaten en oogleden, speelt een rol bij de onderlinge communicatie. 1.3.3. Mimiek De gezichtsmusculatuur bestaat uit een diepe en een oppervlakkige laag. De oppervlakkige gezichtsmusculatuur is verantwoordelijk voor de mimiek. De gebruikelijke indeling van de somatische spieren naar oorsprong, met duidelijk gedefinieerde aanhechtingspunten is op de mimische musculatuur niet echt van toepassing. De mimische musculatuur is ofwel direct aan het periost 14 aangehecht of komt voort uit naburige spierren waarmee ze in verbinding staan en zijn met hun andere uiteinde aangehecht aan andere mimische spieren of aan het bindweefsel van de huid. Doordat de mimische musculatuur aan de huid aanhecht, kan zij de huid van het gezicht bewegen en zorgt voor de verschillen in mimiek. Bovendien heeft ze een beschermende functie (oog dicht knijpen) en staat zij in dienst van de opname van voedsel (sluiten van de mond tijdens het slikken). De mimische musculatuur verschilt sterk per individueel paard. Alle mimische spieren worden geïnnerveerd door takken van de n. facialis. De n. facialis innerveert de oppervlakkige gezichtsmusculatuur (en het voorste 2/3-gedeelte van de tong sensibel). Verloop n. facialis: • vanuit de hersenstam • door de meatus acusticus interne • door de canalis facialis • komt uit de schedel door het foramen stylomastoideum • takje door foramen lacerum en canalis pterygopalatinum De mimische spieren zijn als volgt in te delen: • spieren van het voorhoofd en de oogleden (innervatie door de bovenste tak van de n. facialis) • overige mimische spieren (innervatie door andere takken van de n. facialis). 15 a. Samentrekking van de m. orbicularis oculi ter hoogte van de buitenste ooghoek drukt bezorgdheid uit; b. Samentrekking van de m. corrugator supercilii bij schel zonlicht: ‘denkersvoorhoofd’; c. Samentrekking van de m. nasalis verkleint het neusgat en geeft een vrolijk-begerige gezichtsuitdrukking; d. Sterkere samenstrekking van de m. levator labii superioris alaeque nasi aan beide kanten is een teken van ontevredenheid; e. Samentrekking van de m. orbicularis oculi signaleert vastbeslotenheid; f. Samentrekking van de m. buccinator signaleert voldoening; g. Samentrekking van de m. zygomaticus major bij glimlachen; h. Samentrekking van de m. risorius drukt handelen uit; i. Samentrekking van de m. levator anguli oris signaleert gevoel van eigenwaarde; j. Samentrekking van de m. depressor anguli oris signaleert droefenis; k. Samentrekking van de m. depressor labii inferioris laat de onderlip dalen en drukt standvastigheid uit; l. Samentrekking van de m. mentalis drukt besluiteloosheid uit. Figuur 3: Veranderingen in mimiek bij samentrekking van de mimische musculatuur en interpretatie van deze mimiek (bron: [19]) Hoewel in Figuur 3 mimiek beschreven wordt vanuit de humane invalshoek, kun je stellen dat dit te vertalen is naar de mimiek van het paard. 1.3.4. Woede uitbarsting In Figuur 4 is een momentopname van een woede uitbarsting weergegeven en niet de timing van begin, proces en einde. 16 Figuur 4: Neurale, neuroendocriene en systemische componenten van een woede uitbarsting (bron: [14]) De complexe mix van neurale, neuroendocriene en systemische faktoren bij emoties en emotionele uitingen en de vele gaten in de kennis van de werking van het centrale zenuwstelsel en chemische transmitters, sluiten een volledige verklaring van gedrag (bijv. bij boosheid) uit. Toch zijn wij bekend met de reacties waarmee een woede uitbarsting gepaard gaat. Figuur 4 toont, in schematische vorm, een aantal van de talrijke neurale structuren, endocriene klieren en target organen of orgaansystemen die deelnemen aan een woede uitbarsting, waar met name de onderlinge afstemming van belang is! Deelnemende componenten zijn (zonder volledig te willen zijn): • orbitofrontale cortex • hypothalamus • limbisch systeem • bloedvezels van de huid • hartspier • sympathische en parasympatische delen van het autonome zenuwstelsel • de n.facialis (VII) (zie vorige paragraaf, mimische musculatuur) en de n.trigeminus (V) zijn betrokken bij een woede uitbarsting Iedere component neemt op zijn eigen specifieke manier deel aan het proces: door excitatie of inhibitie, contrictie of dilatatie, activatie of onderdrukking van activiteit. Het tegengestelde gebeurt in een reactie van plezier! 17 Na de initiëring komt de programmering (basale kernen zijn van belang bij de emotionele bewegingen) en de laatste fase is de uitvoering (‘execution’): de impulspatronen worden op de motor-units losgelaten. In alle fasen, d.w.z. vooraf, tijdens en na een handeling speelt het cerebellum een belangrijke rol. In het algemeen kun je zeggen dat de 2 delen van het autonome zenuwstelsel antagonistische effecten op hun targetorganen hebben, hoewel deze generalisatie geen adequate blik werpt op de complexiteit van locale autonome interactie en balans. Samenvatting De voornaamste conclusie uit dit hoofdstuk is dat paarden wel degelijk emoties hebben. Emoties zijn instinctieve, automatische reacties van het lichaam op de buitenwereld. De 6 basisemoties zijn: geluk, verdriet, verbazing, walging, woede en angst. Omdat ik van mening ben dat daadwerkelijke genezing op 3 niveau’s geschiedt, houd ik mij als osteopaat onder meer bezig met het onderwerp ‘emoties’. Verbindingstekst Wie of wat binnen het lichaam is er nu daadwerkelijk verantwoordelijk voor het ontstaan, ervaren en opslaan van emoties? 18 2. Anatomie, neurologie en fysiologie van emoties Inleiding Om antwoord te geven op de vraag wie of wat binnen het lichaam er nu daadwerkelijk verantwoordelijk is voor het ontstaan, ervaren en opslaan van emoties, zijn de hersenen het beginpunt van nader onderzoek. De relatieve hersenomvang blijft in het kader van emoties een mysterie. Er is in ieder geval geen bewijs dat dieren met een kleiner ratio geen rijk emotioneel leven hebben! Wij delen oude delen van de hersenen (o.a. limbisch systeem en amygdala) met de dieren. Ons alleen focussen op de relatieve hersenomvang is misleidend. We zouden aandacht moeten besteden aan wat en niet aan hoeveel we met de dieren delen. Mensen hebben emoties die toegewezen kunnen worden aan bepaalde hersenstructuren. Wetenschappelijk wordt aangenomen dat dieren dezelfde emoties ervaren, omdat zij dezelfde of soortgelijke hersenstructuren bezitten. Emoties lijken lastig wetenschappelijk te onderbouwen, maar toch: wat vindt er in de hersenen en de rest van het lichaam plaats in het proces van ontstaan, tot het eventueel uiten van emoties? Daar kun je best enige zinnige dingen over zeggen. In dit hoofdstuk volgt een uiteenzetting van de opbouw van het zenuwstelsel en de functionele systemen die een rol hebben bij het ervaren en uiten van emoties. Hierbij is ook aandacht besteed aan de specifieke taakomschrijving van de zintuigen. 2.1 Welke anatomische structuren hebben een functie in ‘emoties’? 2.1.1. Anatomisch en functioneel totaaloverzicht van de hersenen 2.1.1.1. Hiërarchische opbouw van het zenuwstelsel De structuren van het zenuwstelsel zijn in de evolutie in een bepaalde volgorde ontstaan. Er zijn steeds nieuwe structuren toegevoegd aan de oude, reeds bestaande structuren. De filogenetisch oude systemen verdwijnen dus niet, maar blijven ‘onder hoger toezicht’ functioneren (superpositie). Bij de ontwikkeling van het embryo naar veulen en uiteindelijk volwassen paard herhaalt dit proces zich in zekere zin. Filogenetisch oude structuren ontstaan in het algemeen vroeg in de embryonale periode. De filogenetisch jongste structuren van het zenuwstelsel ontwikkelen zich pas na de geboorte en zijn pas tegen de tijd dat het paard volwassen is volledig ontwikkeld. Kennelijk bestaat er een analogie tussen de filogenese en ontogenese. 19 De filogenetisch nieuwe structuren hebben een sturende, modulerende invloed op de oudere structuren. De functie wordt daardoor verfijnder en de verschillende niveaus werken daardoor als een geheel. De opbouw van het zenuwstelsel in hiërarchische niveaus kun je schematisch weergeven. Figuur 5: Hiërarchische niveaus in het zenuwstelsel: Filogenetisch model (bron: [5]) 1. Archi-niveau (het filogenetisch oudste niveau): • grijze stof van het ruggemerg • formatio reticularis • archi-cerebellum (evenwichtsinformatie) • functie: meest automatische bewegingen (waaronder de meeste reflexen) 2. Paleo-niveau (filogenetisch later ontstaan): • hypothalamus • limbisch systeem • basale kernen • paleo-cerebellum (informatie uit proprio- en exterosensoren) • functie: complexe automatische functies 3. Neo-niveau (het filogenetisch jongste systeem; komt pas na de geboorte volledig tot ontwikkeling). Dit is wat betreft volume het grootste gedeelte van de hersenen: • grootste deel van de hersenschors (neo-cortex) • cerebellum (neo-cerebellum) • corpus callosum en thalamuskernen: de belangrijkste verbindingssystemen tussen hersenschors en cerebellum 20 • functie: van belang voor de cognitieve (mentale) processen, nauwkeurige vaardigheden (humaan), nauwkeurige waarneming (optisch systeem) en voor herkenningsprocessen (‘wat is iets’?, i.t.t. de lager niveaus die waarschuwen ‘dat er iets is’) • het neo-niveau is bij paarden minder ontwikkeld dan humaan. De niveaus werken niet geïsoleerd, maar als één geheel. Een prikkel wordt via alle niveaus parallel verwerkt, dus kan deels in het bewustzijn doordringen, deels automatisch verwerkt worden. Bij iedere actie zijn alle niveaus in een zekere verhouding, afhankelijk van de situatie, bij elkaar betrokken. De functionele samenhang tussen de niveaus komt tot stand, doordat de hogere niveaus de lagere ‘in het gareel’ houden. De anatomische ligging van de niveaus is in onderstaande Figuur 6 weergegeven Figuur 6: Hiërarchische niveaus in het zenuwstelsel: Anatomische ligging (bron: [5]) Lagere niveaus houden zich meer met automatische bewegingspatronen bezig, welke meer van belang zijn bij paarden: reflexmatige bewegingen op spinaal niveau (grote ‘vlinder’ in de grijze stof van de medulla spinalis: er komt véél afferente informatie binnen). Vanuit de hersenen ontvangen de alpha en gamma-motoneuronen tevens impulsen vanuit hogere, supraspinale motorische centra (gelegen in de hersenstam en het cerebrum). De afdalende banen uit de supraspinale motorische centra worden onderverdeeld in: • pyramidebaan (tractus corticospinalis): vezels vanuit de cortex rechtstreeks naar het ruggemerg. De meeste vezels kruisen in de hersenstam (in decussatio pyramidum). • extrapyramidale banen: vezels afkomstig van kernen in de hersenstam, die onder invloed staan van de cortex (vezels lopen niet door de decussatio pyramidum). Het extrapyramidale systeem is filogenetisch ouder dan het pyramidale systeem. Het pyramidale systeem is bij de mens zeer sterk ontwikkeld en staat vooral in dienst van de bewuste willekeurige en aangeleerde fijnere motoriek. 21 In Figuur 6 wordt de vergelijking gemaakt tussen het pyramidale en extrapyramidale systeem van de mens, het paard en de hond. Te zien is dat het extrapyramidale systeem bij het paard het meest ontwikkeld is, terwijl het pyramidale systeem het minst ontwikkeld is. Figuur 7: Schematische vergelijking in kolommen tussen het pyramidale (P) en extrapyramidale (E) systeem van de mens, het paard en de hond (bron: [7]) 2.1.1.2. Cortex cerebri De cortex cerebri bestaat uit 2 helften (linker en rechter) met ieder 4 onderdelen: • lobus occipitalis (functie: ontvangen, integreren en verwerken van visuele informatie) • lobus temporalis (functie: gehoor functies humaan, ook: verbaal geheugen en spraak) • lobus parietalis (functie: verwerking van informatie/signalen uit spieren en gewrichten. Ook: integratie van zintuigimpulsen. Humaan, ook: vermogen tot ruimtelijk denken) • lobus frontalis (persoonlijkheid, motivate of onderdrukking van gedrag, redeneren, termijnplanning, ontwikkelen tijdens pubertijd) 22 Figuur 8: Cerebrale lobuli (bron: [16]) Vijftig miljoen jaar geleden hadden (en nog steeds hebben) de hersenen van een paard een relatief kleine omvang, met m.n. een kleine, onontwikkelde lobus frontalis. Bij onderzoek naar en preparatie van hersenen van de voorvaderen van onze huidige, gedomesticeerde paarden is men in de jaren ’70 tot de conclusie gekomen, dat voorgaand onderzoek naar de hersenen per abuis gebaseerd was op de hersenen van een ‘condylarth’ (een zeer primair zoogdier). Wanneer je kijkt naar de hersenen van de ‘hyracotherium’ (het oudste paard en een van de vroegste ‘perissodactyla’, on-evenhoevigen) vind je een relatief grotere hersenomvang met een meer uitgebreide neocortex dan die bestond in de condylarth. N.b.: Het deel van de cortex cerebri (een laag van 2-4 mm), dat uit 6 lagen bestaat, is de neocortex, terwijl het deel van de cortex cerebri dat uit minder dan 6 lagen bestaat alllocortex genoemd wordt. 2.1.2. Bepaalde craniale structuren en hun relatie met emoties Inleiding Onderstaand beschrijf ik de functies van de verschillende hersenonderdelen, welke een rol spelen bij het onderwerp ‘emotie’. Om het leesbaar te houden heb ik er voor gekozen om een korte beschrijving van de anatomische structuur te geven en vervolgens de meest relevante functies van deze structuur. Het is niet mijn intentie geweest om van iedere structuur alle anatomische deelgebieden en functies volledig te benoemen, maar wel om meer specifiek te kijken naar waar er een link gelegd kan worden naar het onderwerp ‘emotie’. 23 2.1.2.1. Thalamus Het is een eivormige, grijze stof, bestaande uit een 30-tal kernen (met ieder een eigen functie) gelegen in beide hersenhelften. Wordt ook wel dorsale thalamus genoemd. Hij is aan de onderkant vergroeid met de hypothalamus en aan de zijkant met de grote hersenen. De thalamus speelt een belangrijke rol bij de selectie van prikkels, die doorgegeven moeten worden aan de verschillende delen van de hersenschors. Het gaat om de gehoor- en gezichtszintuigen, de waarneming van pijn, temperatuur, tast en om de waarneming van de stand waarin het lichaam zich bevindt. De thalamus is betrokken bij de motoriek en geeft informatie door vanuit de kleine hersenen en de basale ganglia naar de motorische hersenschors. De thalamus is betrokken bij de bewustwording van bepaalde prikkels waaraan de hersenschors een preciezere betekenis hecht. Het gaat hierbij vooral om de emotionele associaties, die een gebeurtenis oproept. 2.1.2.2. Hypothalamus en Hypofyse Hypothalamus Figuur 9: Ligging van de hypothalamus (bron: [19]) De hypothalamus is een klein kerngebied centraal van de thalamus. Het weegt 4 gram en neemt minder dan 1 procent van het hersenvolume in beslag. De hypothalamus bestaat uit meer dan tien afzonderlijke kernen en heeft nauwe verbindingen met het limbisch systeem en de cortex cerebri. De hypothalamus speelt de hoofdrol bij het reguleren van het autonome zenuwstelsel. De hypothalamus is het regelcentrum dat zorgt voor het handhaven van het interne milieu (homeostase). Dit gebeurt zowel direct als indirect. Direct door de aansturing van het autonome zenuwstelsel en indirect door het veroorzaken van psychisch emotionele factoren die het organisme motiveren bepaald gedrag te vertonen, bijvoorbeeld eten als de hypothalamus een hongergevoel veroorzaakt. Om de homeostase in stand te houden, bezit de hypothalamus ook thermoreceptoren voor de regulering van de lichaamstemperatuur en osmoreceptoren voor de regulering van de osmolariteit. Een belangrijke taak van de hypothalamus is de besturing van het hormonale systeem. Dit gebeurt op twee manieren: direct door de aanmaak van de hormonen en indirect via de bloedbaan door beïnvloeding van de hypofyse. 24 Figuur 10: Kerngebieden in de hypothalamus (bron: [19]) In Figuur 10 worden drie kerngroepen onderscheiden met de volgende functies: 1. de voorste (anteriore, rostrale) kerngroep (in het groen) synthetiseert de hormonen die door de neurohypofyse worden afgegeven en bestaat uit: • nucleus preopticus • nucleus paraventricularis • nucles supraopticus 2. De middelste (tuberale) kerngroep (in het blauw) stuurt de hormoonafgifte door de adenohypofyse aan en bestaat uit: • nucleus dorsomedialis • nucleus ventromedialis • nuclei tuberales 3. De achterste (mammillaire, posteriore) kerngroep (in het rood) activeert bij stimulering de sympathicus; daarom wordt dit gebied ook wel de dynamogene zone genoemd. Het bestaat uit: • nucleus posterior • nuclei mammillares (in corpora mammillaria gelegen) 25 Tabel 1: Functies van de hypothalamus (bron: [19]) Hypofyse De hypofyse ligt anatomisch in de sella tursica op de basis van het os sphenoïdale. De hypofyse bestaat uit 3 delen: • hypofysevoorkwab (adenohypofyse): peptiden hormonen • zone intermedia: melanotroop hormoon • hypofyseachterkwab (neurohypofyse): ADH en oxytoxine Figuur 11: Hypofyse (hersenaanhangsel, glandula pituitaria) (bron: [19]) De hypofyse is verantwoordelijk voor de afgifte van hormonen. De hypofysevoorkwab scheidt een groot aantal glandotrope hormonen af, waardoor de meeste endocriene klieren onder controle staan van het hypothalamische-hypofysaire systeem. 26 Tabel2: Hormonen van de adenohypofyse (bron: [19]) Het hypothalamische-hypofysaire systeem De hypothalamus heeft neuronale verbindingen met de neurohypofyse. Hier zijn het de zenuwuitlopers die de hormonen van de achterkwab afscheiden (neurosecreten). De relatie tussen de hypothalamus en de adenohypofyse is van geheel andere aard. 27 Figuur 12: Verbindingen van de hypothalamuskernen met de adenohypofyse (bron: [19]) De hypothalamus en de adenohypofyse communiceren via aansturingshormonen, die via de bloedbaan worden getransporteerd. Om dit mogelijk te maken vormen de aa. hypofysiales superiores van beide lichaamshelften in het infundibulum een vaatnetwerk, waar axonen van neuronen uit kerngebieden van de hypothalamus eindigen. Deze axonen scheiden aansturingshormonen af in de vaatlussen (zie Figuur 12). Het aldus met hormonen verrijkte bloed verzamelt zich in kleine venen en wordt in de vorm van een tweede veneuze bloedsomloop naar de adenohypofyse geleid. Net zoals bij de lever spreekt men over een ‘portale bloedsomloop’. De adenohypofyse heeft dus een extra veneuze bloedtoevoer met bloed dat met aansturingshormonen verrijkt is. Deze bloedsomloop voorziet de hypofyse voor ongeveer 80% van bloed. De resterende 20% is afkomstig van kleine aftakkingen van de a. hypophysialis inferior. De aansturingshormonen beïnvloeden de afgifte van hormonen van de adenohypofyse door middel van de aaneengeschakelde effectorcellen. Er zijn twee tegengestelde soorten aansturingshormonen: • ‘releasing hormones’ (liberines), die de hormoonafgifte in de cellen van de adenohypofyse opwekken • ‘releasing inhibiting hormones’ (statines), die de hormoonafgifte remmen. 2.1.2.3. Limbisch systeem Het limbisch systeem is niet één afzonderlijk deel van de hersenen, maar bestaat uit een aantal onderling verbonden gebieden. Het ringvormige systeem ligt rond de bovenkant van de hersenstam. Het ligt dubbelzijdig mediaal in beide hemisferen. 28 Figuur 13: Het limbisch systeem (bron: [3]) Het limbisch systeem heeft zowel verbindingen met de hersenschors als met de hersenstam. Het limbisch systeem is betrokken bij onbewust, instinctief gedrag, bij emoties en stemmingen en bij de lichamelijke reactie daarop. Maar ook bij regulering van de emotionele reactie. Daarnaast is het betrokken bij leren en geheugenwerking en bij het reuksysteem. Ook is het van belang voor het tot stand komen van de affectieve component van de sensorische gewaarwording van de motoriek. Het limbisch systeem combineert 'primitievere' hersenfuncties zoals instinctief gedrag met 'complexere' hersenfuncties zoals het bijsturen van emotionele reacties. De centra die met het emotionele gedrag te maken hebben blijken tal van structuren te omvatten met: a) de hypothalamus als het belangrijkste middelpunt b) daaromheen liggend een aantal subcorticale kernen zoals de area preoptica, het septum pellucidum, de area para-olfactoria, de epithalamus, de voorste kernen van de thalamus, delen van de basale kernen, de hippocampus en de amandelkernen (amygdala, zie paragraaf 2.1.2.4.) c) hieromheen ligt het gedeelte van de cortex dat het oudst is in de ontwikkeling en dat, direct aansluitend bij de hersenstam, a.h.w. een hilus vormt. d) de area orbitofrontalis, de gyrus cinguli, de gyrus hippocampi, de area prepyriformis en de uncus hippocampi. Dit deel van de cortex dat de hilus omzoomt, wordt wel de limbische schors (limbus: rand, zoom) genoemd. Het gehele systeem dat met het emotionele gedrag te maken heeft, d.w.z. inclusief de subcorticale en hypothalamische centra, noemt men het limbisch systeem. 29 2.1.2.4. Amygdala Anatomie De amygdala (Latijn: corpus amygdaloideum) is een amandelvormige kern van neuronen. Het ligt diep (mediaal) in de temporale kwab van de hersenen; beide hersenhelften hebben er één (een ‘few inches’ van elk oor). De 2 kernen zijn 15 mm breed en 17 mm lang. Figuur 14: Corpus amygdaloideum (bron: [19]) N.b. In Figuur 13 in voorgaande paragraaf is de amygdala op de dwarsdoorsnede ook terug te vinden. De amygdala maakt deel uit van het limbisch systeem. Zonder de amygdala zijn er geen emoties mogelijk. Er lopen zenuwen doorheen, waardoor de kernen informatie krijgen: • uit de hersenschors over alle zintuigmodaliteiten • van de frontale gebieden over de sociale context. De amygdala kernen vervullen een functie bij de regulering van het emotionele gedrag, zoals dat animaal (via het motorisch apparaat) en vegetatief (via het hypothalamische-hypofysaire systeem) tot uiting komt. 30 Figuur 15: Schematisch overzicht van de amygdalakernen De amygdala bestaat eigenlijk uit verschillende, afzonderlijk functionerende kernen (schematisch overzicht) a) Laterale kern van de amygdala: De laterale amygdala ontvangt signalen van de sensorische kernen in de thalamus en sensorische gebieden in de cortex. De laterale kern stuurt deze informatie door naar de basolaterale en basale kernen, die op hun beurt weer naar de centrale kern projecteren. b) Centrale kern van de amygdala: De centrale kern is het belangrijkste outputstation van de amygdala. Er vindt projectie plaats naar diverse kerngebieden in de hersenstam (hypothalamus, pons, het tegmentum, de medulla oblongata). Deze gebieden reguleren o.a. reacties van het autonome zenuwstelsel (bijv. schrikreacties: gezichtsspieren die angst uitdrukken, via kernen van de n. trigeminus en de n. facialis. Zie paragraaf 1.3.3. Mimiek). In deze gebieden vindt ook regulatie plaats van de activatie van dopamine, acetylcholine en noradrenaline via de ventrale en dorsale tegmentale kernen en de locus caeruleus. De arousaltoestand van de cortex (zie paragraaf 2.4.3.) wordt hier gereguleerd (via de formatio reticularis). Samengevat kan men stellen dat de centrale kern vooral betrokken is bij de expressie van emotionele reacties op aversieve of bedreigende prikkels. N.b.: de centrale kern speelt tenslotte ook een belangrijke rol bij vreesconditionering en de versterkte schrikreacties via klassieke conditionering. c) Basolaterale kern van de amygdala: De basolaterale kern heeft eveneens veel outputconnecties: met het ventraal striatum en de dorsaal-mediale kern van de thalamus. Het eerste gebied is vooral belangrijk voor affectief leergedrag, zoals leren vermijden van negatieve of bedreigende prikkels via operante conditionering. Via projecties naar de dorsaal-mediale kern van de thalamus zijn er ook veel verbindingen met de orbitofrontale cortex. Dit gebied vormt, samen met de hypothalamus, amygdala en de cortex de ‘cingularis anterior’, het netwerk dat verantwoordelijk is voor de controle 31 van affectieve processen. Het basolaterale complex kan verder onderverdeeld worden in de laterale, de basolaterale en de ‘ondergeschikte’ basale kern (Latijn: nucleus basalis accessorius). d) Mediale kern van de amygdala: De mediale kern ontvangt input van de bulbus olfactorius en de piriforme cortex. Hij is gevoelig voor geurprikkels en feromonen (lichaamsgeuren, zie paragraaf 2.3.2.1.) en heeft output naar hypothalamus en tegmentum. Figuur 16: Verbindingen van de amygdala (anatomisch overzicht) (bron: [15]) Functies (specifiek m.b.t. emoties) In zijn boek besteed LeDoux de meeste aandacht aan de basisemoties angst. Deze emotie, en de ermee gepaard gaande reacties, lijkt voornamelijk te maken te hebben met de amygdala. LeDoux heeft op basis van conditioneringsstudies met ratten een model ontwikkeld dat beschrijft hoe angstreacties tot stand komen. Hij onderscheidde daarbij een snelle automatische route die via de laterale kernen van de amygdala allerlei fysiologische en reflexmatige reacties oproept, en een langzamere route van amygdala naar cortex die meer bewuste emotionele reacties tot stand brengt. De amygdala beoordeelt met grote snelheid situaties op mate van bedreigendheid. De snelheid waarmee dat gebeurt, is verbazingwekkend te noemen. Een snelle reactie van de amygdala kan ervoor zorgen dat we al aan een levensbedreigende situatie zijn ontsnapt, voordat we ons ervan bewust worden, dat we ons in zo’n situatie bevinden (zie paragraaf 1.2.3. voor de evolutionaire betekenis). In de haast gaat er echter ook weleens wat mis. De amygdala werkt ‘quick and dirty’ en neemt daardoor ook weleens de verkeerde beslissingen. Dit zie je bijvoorbeeld wanneer je onwillekeurig terugdeinst, wanneer een gifslang naar je uitvalt, ook als het duidelijk is dat het beest zich achter een dikke laag glas bevindt. De amygdala is dus een ‘psychologische schildwacht’ die de signalen van de zintuigen onderzoekt: de prikkels uit de zintuigen bereiken eerst de amygdala en pas daarna de neocortex (zie ook paragraaf 2.3. Zintuigen). De amygdala kan het lichaam al in actie laten 32 komen, terwijl de iets langzamere, maar volledig geïnformeerde, neocortex nog bezig is een verfijnder actieplan op te stellen. Er bestaat bovendien een ‘neurale thermostaat’ voor onze emoties die uitbarstingen van de amygdala en het limbisch systeem tempert: dit is de prefrontale-cortex (waarbij opgemerkt dient te worden dat dit bij paarden minder het geval is dan humaan). Emotionele uitbarstingen zijn momenten dat het limbisch systeem de bovenhand neemt op de neocortex. Dit is te zien wanneer humaan iemand erg primair reageert. Paarden uiten zich in de regel primair en laten geen ruimte voor onduidelijkheid in hun communicatie. Relaties De amygdala heeft een grote invloed op het functioneren van de rest van de hersenen, maar kan zelf moeilijk beïnvloed worden. Dit hangt samen met de innervatie van de hersenen: vanuit de amygdala lopen er vele verbindingen naar alle delen van de hersenen, maar er lopen maar relatief weinig verbindingen vanuit de hersenschors naar de amygdala. Een van de bekendste vezelbundels (tussen amygdala en hypothalamus) is de stria terminalis. De stria terminalis maakt deel uit van angst en stress responsen. Een groot deel van de emotionele processen in de hersenen berust op een samenspel van hypothalamus, amygdala en orbitofrontale cortex. Voornaamste taak: vaststellen wat de valentie of affectieve betekenis is van prikkels uit de omgeving en nagaan of er reden bestaat tot actie. De amygdala is cruciaal bij het signaleren van gevaar. Dankzij de verbindingen met de thalamus – een ander belangrijk schakelstation voor zintuiglijke informatie in het brein - kunnen we zonder dat er sprake is van een bewuste waarneming, zeer snel reageren op prikkels die gevaar betekenen. Er is onderzoek gedaan waarbij een vergelijking werd gemaakt tussen cerebrale bloedstroom veranderingen geassocieerd met acute angst situaties versus de veranderingen geassocieerd bij een situatie van voortdurende angst. Resultaat uit het onderzoek: • Acute angst situatie: verhoogde cerebrale bloedstroom in de linker amygdala • Bij voortdurende angst: verhoogde cerebrale bloedstroom in de rechter hippocampus, midcingulate gyrus, prefrontale cortex, middenhersenen: ductale grijze stof, thalamus, bilaterale ventrale striatum en parieto-occipitale cortex. Conclusie van het onderzoek: Deze studie laat duidelijk de neurale netwerken zijn die betrokken zijn bij angst (zowel acute angst als voortdurende angst). Onderzoeksresultaten wijzen over het algemeen steeds meer in de richting van het belang van de netwerken, en niet van de structuur op zich. In dit geval is het netwerk tussen de frontale corticale regio’s van de hersenen bepalend in het reguleren van emoties en het aansturen van emotiegerelateerd gedrag. 33 Opslaan van emoties De amygdala blijkt van betekenis voor het vormen en opslaan van herinneringen aan emotionele gebeurtenissen. In het limbisch systeem onthoudt de hippocampus de feiten, terwijl de amygdala de emotionele kleur hierbij geeft. Dit systeem is echter ook slordig: sommige responsen zijn gedateerd. De amygdala reageert immers voordat er al rationele verklaringen zijn ontwikkeld door de neocortex. De amygdala speelt een belangrijke rol in het positief conditioneren. Het lijkt erop dat distincte neuronen reageren op positieve en negatieve stimuli, maar er is geen clustering van de distincte neuronen tot duidelijke anatomische kernen. Voor de relatie met ‘angst’ verwijs ik naar Hoofdstuk 3. Overige feiten Er is wetenschappelijk aangetoond, dat de amygdala een zeer belangrijke rol speelt bij de verwerking van emoties. Tevens is aangetoond, dat bij verschillende diersoorten de grootte van de amygdala positief correleert met agressief gedrag. Bij mensen is het de meest seksueeldimorfe structuur in de hersenen. Volgend op castratie kan het tot meer dan 30% krimpen. Slot De amygdala is al reeds lange tijd gekoppeld aan de mentale en emotionele staat, waarin mens en dier verkeren. Condities als angst, autisme, depressie en posttraumatische stress-stoornis zijn mogelijk een gevolg van abnormaal functioneren van de amygdala door beschadiging, een ontwikkelingsstoornis of onbalans in neurotransmitters. Recent heeft onderzoek uitgewezen van hoeveel belang de amygdala in feite is: ze wordt nu geassocieerd met een range van mentale omstandigheden. De amygdala is de focus geworden van vele research projecten. 2.2 Voeding van de hersenen Een structuur is voor zijn functioneren afhankelijk van een goede vascularisatie. (zie paragraaf 4.1.2.). 2.2.1. Vascularisatie van de hersenen In voorgaande paragrafen zijn de belangrijkste hersenstructuren beschreven, welke een relatie hebben met het onderwerp ‘emoties’. In deze paragraaf beschrijf ik de anatomie van de vascularisatie die verantwoordelijk is voor de voeding (en daardoor voor het functioneren) van de hersenstructuren. 34 2.2.1.1. Anatomie van de vascularisatie Arterieel De grote cerebrale vaten liggen, zonder uitzondering, op het hersenoppervlak. Van hieruit dringen arteriën en arteriolen loodrecht de hersenen binnen en splitsen zich dan. Het capillairnet is in de grijze stof zeer dicht (in de witte stof zijn de mazen beduidend wijder). De hersenen worden door vier grote arteriën verzorgd: • 2 aa. carotides internae: a. carotis interne sinistra en dextra, deze verzorgen 80% van de bloedvoorziening • 2 aa. vertebrales: a. vertebralis sinistra en dextra deze verzorgen 20% van de bloedvoorziening. De bloedvoorziening naar de hersenen komt met name vanuit de Cirkel van Willis, die een verbinding vormt tussen het carotis- en het vertebralis-basilarissysteem. De a. basilaris, ontstaan uit de a. vertebrales, splitst zich in 2 aa. cerebri posterior. Figuur 17: Cirkel van Willis (bron: [14]) Vanuit de Cirkel van Willis (rondom sella turcica) gaan talrijke korte arteria naar de kernen van de hersenen die o.a. een rol spelen bij ‘emoties’. 35 Figuur 18: Bloedvoorzieningsgebieden van de grote hersenarteriën (bron: [19]) In de schedel loopt de arterie carotis interna door de sinus cavernosus en geeft takken af naar de hersenvliezen, oogholte hypothalamus en hypofyse. Natuurlijk is er ook een belangrijke taak voor de veneuze drainage. Een goede voedingstoestand is een balans tussen optimale aanvoer én afvoer. Veneus De belangrijkste halsvene is de v. jugularis interna. Deze vene zorgt voor drainage van het bloed uit de inwendige schedel, inclusief de hersenen. In de v. jugularis interna draineren de grote venen van het hoofd (v. temporalis superficialis en de v. facialis). De v. jugularis interna mondt uit in de v. brachio-cephalica. Vanuit het gebied van de dorsale hals wordt het bloed afgevoerd via de v. jugularis externa (uitmonding in de v. subclavia). Een goed werkend primair ademhalingsmechisme (zie paragraaf 2.4.4..) is afhankelijk van een goede veneuze drainage in de sinus sagitalis (schedel) en de abdomen. 2.2.1.2. Fysiologie De hersenen, met name de grijze stof, hebben zeer hoge metabole vereisten en de arteriële voorziening is hier evenredig aan: 15 – 20 procent van de cardiale output gaat naar de hersenen! Desondanks zijn de bloedvezels die daadwerkelijk de hersenen binnentreden allemaal erg klein. De intracerebrale anastomosen zijn zeer nauw en verbinden veelal functionele eindarteriën. Dit feit, gekoppeld aan de zeer beperkte herstelmogelijkheid van hersenweefsel, laat zien waarom ernstige konsekwenties het gevolg kunnen zijn van een afsluiting of ruptuur van een klein bloedvat, omdat dit kleine vaatje solitair verantwoordelijk kan zijn voor een vitale nucleus of baan. Onder normale omstandigheden ontvangen de humane hersenen circa 750 ml bloed per minuut; indien dit afneemt tot 450 ml treden reeds uitvalsverschijnselen op. Voor paarden zijn mij dit soort waarden niet bekend. Globaal kun je vaststellen dat de hersendoorstroming bij paarden op z’n minst 36 kritisch te noemen is. De bloedtoevoer per massa-eenheid grijze stof is ongeveer vier keer zo groot dan die van de witte stof. De hoeveelheid bloed die door de hersenen gevoerd wordt, is afhankelijk van de druk in de toevoerende arteriën en van de perifere weerstand van de hersenciculatie, dus van de wijdte van de arteriolen. De druk in de toevoerende arteriën, waarvan de aa. carotis internae de belangrijkste zijn, wordt nerveus geregeld. De barosensoren in de sinus caroticus bewaken de ‘poort’ van de hersencirculatie. De hersenvaten zelf staan niet onder nerveuze controle; de algemene reflectoire vasoconstrictie die gewoonlijk optreedt als gevolg van een bloeddrukdaling vindt in de hersenen dan (gelukkig) ook niet plaats. Wel is er een chemische autoregulatie aanwezig (waarin de n. X een rol speelt). Een verhoging van het CO2-gehalte in het bloed of in de weefselvloeistof heeft een sterke vasodilatatie tot gevolg. Een zelfde effect, zij het in geringere mate, wordt teweeggebracht door een zuurstoftekort. Het gaat hierbij om een actieve vasodilatatie, d.w.z. om een direct effect op de spierlaag van de arteriolen. 2.2.2. De rol van de liquor cerebrospinalis Zoals in bovenstaande paragraaf te lezen is, is de voeding van hersenen van groot belang. Ook de liquor cerebrospinalis heeft hierin een functie. De bloedtoevoer voedt, naast de hersenstructuren, ook de verschillende plexus choroidea (via de a. choroidea), die de liquor produceert. De liquor zorgt voor voeding van de oppervlakkige weefsels die de hersenholten bekleden. Het transporteert voedingsstoffen en zuurstof naar de hersencellen toe, voert afvalstoffen af en dient als medium voor de diffusie van neuroendocrine stoffen en neurotransmitters. Zodoende is liquor cerebrospinalis werkzaam in het onderhouden van de homeostase van het zenuwstelsel. De liquor omgeeft de craniale en spinale zenuwen en hun oorsprong. 37 Figuur 19: Liquor cerebrospinalis(bron: [10]) In feite fungeert de liquor cerebrospinalis als lymfatisch systeem voor de hersenen (functie in de immuniteit). De functionele werking van liquor wordt ondermeer mogelijk gemaakt door het primair ademhalingsmechanisme (zie paragraaf 2.4.4.). 2.2.3. De Bloed-hersen- en bloed-liquorbarrière Figuur 20: Normaal hersenweefsel met bloed-hersenbarrière (bron: [19]) Bij normaal hersenweefsel bestaat de bloed-hersenbarrière vooral uit compacte ‘thight junctions’ van het capillaire endotheel. Deze maken dat er in het centrale zenuwstelsel geen paracellulaire doorgifte van hydorfiele stoffen mogelijk is vanuit de capillairen naar het omringende weefsel, noch in omgekeerde richting. Belangrijke hydrofiele stoffen die het centrale zenuwstelsel zelf nodig heeft, 38 moeten via speciale transportmechanismen door de barrière worden gesluisd (een voorbeeld hiervan is glucose, dat de barrière omzeilt via een insuline-afhankelijk transportmechanisme). Figuur 21: Bloed-liquorbarrière in de plexus choroideus (bron: [19]) In de plexus choroideus vindt de doorgifte van stoffen uit het bloed naar het hersenweefsel en omgekeerd ongehinderd plaats door middel van gevensterd capillair endotheel. Hier is dus géén sprake van een bloed-hersenbarrière. De barrière tussen hersenweefsel en ventrikelliquor en omgekeerd wordt hier gevormd door ‘tight junctions’ in het erboven gelegen ependym (plexusepitheel). De diffusiebarrière is dus verplaats van het vaatendotheel naar de ependymcellen, respectievelijk de plexuscellen. 2.3. Zintuigen en Emoties De rol van de zintuigen als ontvanger van de prikkel die leidt tot emoties. 2.3.1 De zintuigen Het animale zenuwstelsel is verantwoordelijk voor de communicatie van het paard met zijn omgeving en zorgt voor de coördinatie bij het voortbewegen. Het autonome zenuwstelsel coördineert daarentegen de werking van de inwendige organen. Het verschijnsel dat het zenuw- en zintuigstelsel in staat is om zeer diverse prikkels uit de omgeving waar te nemen, wordt sensibiliteit genoemd. Voor dergelijke vormen van communicatie met de omgeving zijn er de zintuigen: waarnemingsorganen die alleen op bepaalde plaatsen in het lichaam voorkomen . Figuur 22: De 5 specifieke Zintuigen (bron: [19]) 39 2.3.2. Reuk Binnen de 5 specifieke zintuigen vervult de reuk een speciale rol in het kader van emoties. Paarden maken kennis met elkaar en met vreemde, nieuwe objecten door te ruiken. Sociale uitwisseling door elkaars adem te ruiken (met of zonder open mond) is een belangrijk onderdeel van het ritueel wanneer paarden elkaar begroeten. Geforceerde uitademing helpt mee om lucht uit de neusholte te blazen voorafgaand aan diepe inhalatie die het paard de mogelijkheid geeft om de geur moleculen te ‘proeven’. Mensen geven paarden maar zelden de tijd om dit soort informatie bij hen te verzamelen. Paarden kunnen uiterst kleine concentraties gasvormige stoffen ruiken op grote afstand. Doordat toeof afname van concentratie kan worden waargenomen is een gerichte motoriek mogelijk: op de bron af (positieve chemotaxis) of de bron vermijdend (negatieve chemotaxis). Dit principe is bij paarden in het wild van groot belang voor het vinden van voedsel en partner. Vergeleken met ogen en oren is de functie van de neus, de reuk, een fylogenetisch oud zintuig. Het behoort tot het paleopallium. Dit komt onder andere tot uiting in het feit dat de centrale reukverbindingen nogal afwijken van de andere sensorische baansystemen: de reukbanen schakelen niet in de thalamus en de n. olfactorius treedt direct in de grote hersenen (onderzijde lobus frontalis). Figuur 23: Hersenen van het paard (lateraal aanzicht) (bron: [7]) Reukreceptoren die de ‘reuk’ voortbrengen zijn te vinden in het bovenste gedeelte van de neusholte, in het slijmvlies (nasaal mucosa, ook wel olfactoir mucosa). Het olfactoire mucosa bedekt de laterale wand en de ethmoidale conchae in het caudale gedeelte van de neusholte. Het olfactoire mucosa is 40 slecht te zien, hoewel sommigen zeggen dat het iets ‘geelachtiger’ is dan het respiratoire mucosa (rostraal ervan). Geurmoleculen binden zich met deze receptoren en kunnen neurale signalen initiëren. Zo kunnen sterke associaties van sociale of sexuele aard opgeroepen worden. N.b. Een paard met een lange neus heeft een evenredig groot gebied met neusslijmvlies en kan dus beter ruiken! 2.3.2.1. Vomero-nasale orgaan (VNO) en feromonen Behalve het conventionele reukorgaan (zoals humaan) hebben paarden nog een systeem in de vorm van het vomero-nasale orgaan (VNO), dit is ook bekend onder de naam: orgaan van Jacobson. Dit gepaarde, tubulaire (buisvormig) orgaan is ook aanwezig bij veel andere dieren. Het bevindt zich binnen in de neus van het paard in het harde verhemelte. Figuur 24: Het vomero-nasale orgaan van een (knaagdier) (bron: ) Het VNO is moeilijk toegankelijk tijdens het ademen. Om activiteit in het VNO te veroorzaken, moet het eerst worden geopend zodat feromonen toegang hebben tot de receptoren van de zenuwcellen van het orgaan. De prikkel die de opening van het VNO veroorzaakt, is de geur van het feromoon. Een feromoon is een chemische stof die boodschappen overbrengt tussen individuen van eenzelfde soort. De paarden gebruiken hun VNO gedurende de flehm-reactie waarbij zij hun hoofd heffen en hun bovenlip opkrullen, waardoor lucht met een geurtje vanuit de nausholte in de VNO gestuurd wordt. In contrast met andere diersoorten heeftt de VNO van paarden geen rechtstreekse opening naar de mondholte. Paarden zijn uniek in het feit dat zij kunnen flehmen in response op vluchtige substanties die in de lucht zitten (in plaats van perse direct contact te moeten maken met urine met de lippen of tong, zoals dit bij andere diersoorten het geval is). Hengstveulens tonen meer flehm-gedrag dan merrieveulens en 41 veulens van beide geslachten flehmen vaker dan hun moeders. Het gedrag heeft een rol in de ontwikkeling van sexuele ontwikkeling en feromone processen. Bij volwassen paarden is te zien dat hengsten gebruik maken van flehmen om te kunnen discrimineren of een merrie zich in de oestros of anoestros fase van de cyclus bevindt; deze mogelijkheid is niet puur aan het reukorgaan te danken, maar wordt ondersteund door visuele en auditieve informatie. Vanuit het VNO lopen zenuwbanen rechtstreeks naar het limbischsysteem in de hersenen, waar emotionele reacties worden gereguleerd Feromonen hebben dus wel bepaalde geureigenschappen, maar werken op een andere manier dan normale geuren. De reacties die feromonen veroorzaken in de waarnemer, worden beschouwd als aangeboren. Leren speelt echter een belangrijke rol, doordat de geuren en prikkels in de omgeving worden geassocieerd met de reactie veroorzaakt door het feromoon. De afgelopen tien jaar is de kennis over de samenstelling en functie van feromonen enorm toegenomen. Men is erin geslaagd van een aantal feromonen een synthetische versie te vervaardigen. Deze producten worden steeds vaker gebruikt tijdens de behandeling van gedragsproblemen (voor zover mij bekend tot nog toe alleen bij honden). Het plaatsen van een verdamper met bepaalde, geruststellende feromonen in een situatie die stress veroorzaakt (bijv. verhuizing) zal de emotionele verstoring van de nieuwe situatie verminderen (emotionele homeostase waarborgen), waardoor het aanpassingsproces wordt vergemakkelijkt. Een minder gestresst dier zal eerder de verontrustende prikkels in zijn omgeving accepteren, deze sneller onderzoeken en er vertrouwd mee raken waardoor zijn capaciteit om zich aan te passen in situaties toeneemt en zijn totale welzijn wordt vergroot. 2.3.2.2. Affectiviteit Het is niet verwonderlijk dat de centrale reukbanen (tractus olfactorius) nauw verbonden zijn met de hypothalamus (honger- en verzadigingscentra, centra voor agressief en defensief gedrag), de hippocampus (mediaal in de lobus temporalis, van belang voor het geheugen) en het limbisch systeem, waaronder de amygdala (centra voor emoties en seksuele functies): het evolutionair interessante trias ‘reuk-geheugen-emotie’. Deze close link zou het sterke effect van reuk stimuli op eten, sexueel gedrag en ander affectief gedrag kunnen verklaren. In Figuur 25 zijn schematisch de volgende verbindingen te zien in het kader van ‘aantrekkingskracht’: 1. met de reukschors: de bewuste reukgewaarwording 2. met het limbische systeem: emoties, seksuele functies. Van hieruit: 3. reflectoire speeksel- en maagzuursecretie via n. facialis (VII), n. glossopharyngeus (XI) en n. vagus (X) via parasympathische vezels 4. afdalende invloed op sacrale ruggemerg voor seksuele reflexen. 42 Figuur 25: (Reuk) Reflexen (bron: [6]) 43 2.4. Functionele systemen In de voorgaande paragrafen zijn er vele structuren beschreven. Echter: de anatomische structuur is niet zozeer direct te relateren, maar het proces is van belang. 2.4.1. Psychosomatische wegen nader bekeken In deze paragraaf een bespreking van de vele psychosomatische wegen, om de eenheid binnen het lichaam weer te geven (zie ook Figuur 26). Psychomatische effecten die mogelijk zijn, ingedeeld volgens de weg waarlangs het effect tot stand komt: A. Neurohormonaal 1. Via de hypofyse invloed op hormonen • Thyroxine (metabolisme) • Groeihormonen (groeivertraging bij emotionele verwaarlozing) • Corticosteroiden (glucosespiegel, bloeddruk, allergische reacties, verminderde weerstand via invloed op lhet lymfesysteem, verminderd herstelvermogen) • Geslachtshormonen (invloed op menstruele cyclus) • ADH (invloed op waterhuishouding) 2. Via bijniermerg: secretie van adrenaline (effecten op circulatie en metabolisme, ergotroop gericht) 3. Via eilandjes van Langerhans (pancreas): invloed op insulinesecretie (via n. Vagus) B. Autonoom zenuwstelsel 1. Sympathisch (via grensstreng): • pupildilatatie • hoge bloeddruk, bleek zien, hartversnelling • pilo-erectie • zweten • obstipatie • remming mictie, urine retentie 2. Parasympatisch (via hersenstamkernen en sacrale zijhoorn) • pupilconstrictie • speekselsecretie • tranen van de ogen • bronchiale en nasale hypersecretie (astma, hooikoorts) • hartstilstand, flauwvallen • braken, hypersecretie van maagzuur • mictie C. Psychisch (invloed op hersenschors) 1. Kwantitatief (arousal, altertheid, extreme prikkelbaarheid, sufheid, slaap, bewusteloosheid 2. Kwalitatief: angst, schrik, wrevel, woede libido 44 D. Somatisch (invloed via motoneuronen op dwarsgestreep spierweefsel) • hypertonie • hypotonie • ventilatie Figuur 26: Psychosomatische eenheid (bron: [5]) In Figuur 26 worden primaire ‘psychosomatische centra’ (formatio reticularis, hypthalamus, limbisch systeem) met grijs aangeduid als gebieden in het centraal zenuwstelsel die belangrijk zijn voor het slaan van een brug tussen psychische en somatische functies worden hersenschors, motorische voorhoorncellen, hart-, circulatiecentra, ademcentra, sympathische zijhoorn, parasympathische kernen (klopt dit? welke dan?) en hypofyse beïnvloed (zie pijlen op Figuur 26). De psychosomatische eenheid wordt verstoord door de ontkoppeling van psychische en fysieke stress. Talrijke lichaamsfuncties worden op een niveau ingestseld, dat anticipeert op lichamelike actie; deze actie blijft echter achterwege. Op den duur ontstaan hierdoor fysiologische veranderingen (verstoorde homeostase) en kunnen er zelfs anatomische afwijkingen ontstaan. Een stress-toestand brengt men in het algemeen in verband met sympathicusactivatie: in zijn algemeenheid is dit echter onjuist, men kan beter spreken van ergotrope en trofotrope functies. 45 Ergotrope functies bereiden het lichaam op actie voor. De reacties hebben alle tot doel om het lichaam slagvaaardig te maken: de bloeddruk stijgt, glucose wordt gemobiliseerd onder invloed van cortisol en adrenaline, de ventilatie wordt intensiever, de spiertonus stijgt, de prikkelbaarheid van hersenschorsneuronen neemt toe. 2.4.2. Functies vanuit het limbisch systeem bekeken Het perifere vegetatieve zenuwstelsel wordt vanaf verschillende niveaus door hogere centra beïnvloed. Het hoogste niveau dat invloed uitoefent is het limbisch systeem, dat via centra in de hypothalamus, medulla oblongate en het ruggenmerg efferent ingrijpt in de processen van perifere effectoren (waaronder het hart, de longen, de darmen en de sympathicotonus, bijv. door doorbloeding van de huid). Hoe hoger het reguleringscentrum ligt, des te geringer en complexer is de invloed die het uitoefent op de effector. Omgekeerd is er ook sprake van afferente terugkoppelings-mechanismen die vanuit de effectoren doorlopen tot aan het limbisch systeem. Figuur 27: Aansturing van het perifere vegetatieve zenuwstelsel door hogere centra (naar Klinke en Silbernagl) (bron: [19]) De centrale nucleus van de amygdala heeft een functie bij het optreden van emotionele responsen. Bij het reguleren van het autonome zenuwstelsel ontvangt de centrale kern viscero-sensore input van nucleï in de hersenstam. Omgekeerd projecteert de centrale nucleus naar de dorsale motor nucleus van de n. vagus (en andere parasympathische kernen in de hersenstam) en dichtbij gelegen delen van de formatio reticularis. Het limbisch systeem is moeilijk te bestuderen, vanwege de uitgebreide hoeveelheid verbindingen tussen de vele structuren binnen en buiten het limbisch systeem. Wat is de functie van deze talloze verbindingen? Veel van de verbindingen van het limbisch systeem zijn gerelateerd aan het uitdrukken van emoties in gedrag. Complexe polysynaptische banen verbinden structuren van het limbische systeem met de drie 46 effector systemen van de gedragsmatige expressie van emotie: het endocriene, autonome en somatische systeem. Zie onderstaand schematisch overzicht. Figuur 28: (bron: [15]) De meeste recht toe recht aan gedragsmatige uitingen van emotie, zoals de ‘fight or flight’ reactie, komen tot stand door door acties van het limbische system op het somatische motore systeem, specifieker: de reticulospinale banen. Er zijn directe (en indirecte) projecties van de hippocampus, septale nucleï en amygdala naar de laterale hypothalamus, die op zijn beurt het reticulospinale systeem kan beïnvloeden. Deze verbindingen kunnen van belang zijn bij het triggeren van stereotype defensieve reacties. Experimentele studie bij dieren hebben aangetoond dat de peri-aquaductale grijze stof zorgt voor gedrag dat typisch is voor speciefieke soorten, zoals grommen bij carnivoren. De peri-aqyaductale grijze stof ontvangt input van de centrale amygdala kern, net als de hypothalamus. Het limbisch systeem kan somatische motore functies beïnvloeden in meer complex en flexibel gedrag door de limbische lus van de basale ganglia (deze bestaat uit: het ventrale striatum, ventrale pallidum en de medio-dorsale thalamus kern). Corticale input naar deze lus komen vanaf de limbische associatie gebieden en de hippocampus. De output van de limbische lus is naar de limbische associatie gebieden van de lobus frontalis. 47 Figuur 29: De 4 input-output lussen door de basale ganglia (bron: [15]) 2.4.2.1. Neurotransmitters Alle belangrijke neurotransmitter regulatie systemen hebben projecties in het limbisch systeem. De neurotransmitter systemen hebben directe en uitgebreide verbindingen met het limbisch systeem. Er is sprake van de volgende projecties in het limbisch systeem: Dopamine projectie Oorsprong: vanuit de ventrale tegmentale regio en de substantia nigra pars compacta Verloop: door de mediale voorhersenen en nigrostriatale tractus Synapteren: prefrontale associatie gebieden, limbische associatie cortex in de mediale lobus frontalis, gyrus dingulate, striatum, amygdala en hippocampus. 48 Opmerking: humaan worden dopamine receptor blokkers als anti-psychotica ingezet; excessieve dopamine afgifte in limbische structuren dragen bij aan schizofrenie. Serotonine projectie Oorsprong: dorsale en mediale raphe nucleus Verloop: 3 banen, mediale voorhersenen bundel, dorsale longitudinale fasciculus en mediale longitudinale fasciculus Synapteren: amygdala, hyppocampus, striatum en cerebrale cortex Opmerking: medicijnen die serotonine opname blokkeren zijn effectief in de behandeling van stemmingsstoornissen, inclusief angststoornissen en obsessief-compulsieve stoornissen. Noradrenaline projectie Oorsprong: locus ceruleus Beïnvloeding: gehele cerebrale cortex, inclusief de limbische associatie gebieden, limbische en andere subcorticale structuren. Opmerking: dit systeem heeft samen met serotonine een rol in depressie. Cholinerge projectie Oorsprong:grote neuronen vlakbij het ventrale telencephale oppervlak Verloop: basale nucleï, mediale septal nucleus en de nucleus van Broca. Synapteren: gehele neocortex, inclusief de limbische associatie cortex, de amygdala en de hippocampus. Opmerking: de ziekte van Alzheimer begint met het verliezen van de basale cholinerge neuronen. Deze neurotransmitters zijn dus direct betrokken bij de controle van emoties. Ze zijn niet alleen een gevolg of correlaat van emoties, maar kunnen ook emoties moduleren via terugkoppeling naar gebieden in de hersenen. 2.4.2.2. Endorfines Er zijn in de grijze stof 2 groepen neurotransmitters aangetoond die dezelfde werking hebben als morfine. De eerste groep wordt enkefalinen genoemd. Voor een deel scheiden zij serotonine als neurotransmitter af. Zij zijn in staat de transmissiecellen in de achterhoorn te inhiberen en hebben eenzelfde uitwreking als morfine. De tweede groep is die van de endorfines. Endorfines zijn grote polypeptiden waarvan vooral het ß-endorfine een krachtige analgetische werking heeft. ß-endorfine ontstaat uit dezelfde molecule als waaruit ACTH vrijkomt. ß-endorfine blijkt echter niet alleen in de hypofyse, maar ook door bepaalde cellen in het centrale zenuwstelsel zelf gevormd te kunnen worden. Het zijn dus lichaamseigen stoffen. In levensbedreigende omstandigheden, of sress in het algemeen, worden (op nog niet geheel verklaarbare wijze) enkefalinen en endorfinen afgescheiden die neuronen van de ductale en periventriculaire grijze stof beïnvloeden. Van hieruit gaan impulsen naar de raphekernen (in de hersenstam), die ze doorschakelen via de dorsolaterale afdalende vezels in het ruggemerg naar de schakelcellen in de achterhoorn. Hier zou de overdracht van nocisensorische impulsen op de schakelcellen worden geblokkeerd. Het gaat dus om invloed van 49 supraspinale centra op de schakeling in het ruggemerg. Mogelijk heeft ß-endorfine ook rechtstreeks invloed op neuronen in de achterhoorn. Hoewel de endorfines toevallig in staat zijn dezelfde receptoren te activeren als de morfine-derivaten, heeft de chemische bouw van morfine weinig tot geen overeenkomst met die van de endorfines. Endorfines werken in de eeste plaats pijnonderdrukkend, maar activatie van de receptor geeft ook een prettig, plezierig, of minder bedreigend gevoel. In hoofdstuk 3 meer aandacht voor de rol van endorfines bij vluchtgedrag van het paard. Bij deze wil ik benadrukken dat geluk, als één van de basisemoties, mede veroorzaakt wordt door de werking van endorfines. Endorfines zorgen ook voor euforie, zoals de ‘runners high’ bij duursporters. Opium en heroïne werken op dezelfde receptoren als endorfine. Bij de smaakervaring van suikers, vetten en chocolade wordt eveneens endorfine geproduceerd in het lichaam. Ook bij automutilatie werkt deze verslavende stof zeer actief. 2.4.3. Arousal Onder ‘arousal’ wordt de activatietoestand van het zenuwstelsel verstaan. Dit geldt ook voor functies van de cortex. Aangenomen wordt dat corticale arousal samenhangt met de graad van mentale altertheid of bewustzijn. Globaal kunnen we daarbij onderscheid maken tussen toestanden als : lage arousal (zoals bij slaperigheid), gemiddelde arousal (de ontspannen waaktoestand) en over-arousal (bij overmatige stress, inspanning, opwinding of angstigheid). Veranderingen in de arousaltoestand kunnen diverse oorzaken hebben: • spontane fluctaties kunnen optreden • fluctuaties door stimulatie van buitenaf (hierbij zijn vooral de collateralen van de afferente zintuigbanen die projecteren naar de reticulaire formatie van belang; deze kunnen via het eerder genomede reticulo-thalamo-corticale circuit de cortex activeren) • cognitieve taken (m.n. humaan van belang) • sterke emoties: gaan gepaard met met arousaltoename (mogelijk t.g.v. terugkoppeling van structuren in het limbisch systeem naar de formatio reticularis). Veranderingen in arousal kunnen vrij langzaam verlopen (zoals bij de overgang tussen waken en slapen) of relatief snel (zoals bij het schrikken van een hard geluid). De fysiologische mechanismen die de arousaltoestand van de hersenen reguleren zijn grotendeels gelegen in de hersenstam, en wel in het gebied dat aangeduid wordt als formatio reticularis. Deze mechanisme worden samen ook wel RAS (Reticulair Activatie Systeem) genoemd. Het RAS staat ook wel bekend als ARAS (Ascending Reticulair Activatie Systeem). Het RAS ontvangt input van de afferente zintuigbanen via de collaterale zenuwvezels. De cotricale activatie wordt vanuit het RAS via twee verschillende subsystemen gereguleerd. Het reticulo-thalamo-corticale system regelt via non-specifieke kernen in de thalamus de arousaltoestand van de cortex. Een tweede subsysteem, het buitenthalamisch systeem, doet dit buiten de thalamus om (via banen die rechtstreeks naar de cortex gaan). 50 Figuur 30: Arousal Dit systeem berust voornamelijk op de werking van neurotransmitters als noradrenaline, serotonine, acetylcholine en dopamine. Deze neurotransmitters worden op diverse lokaties in de hersenstam geproduceerd en bereiken vervolgens via deels diffuse en deel meer gelokaliseerde circuits gebieden in de cortex. De formatio reticularis regelt niet alleen corticale, maar ook autonome, spier- en reflexfuncties via een circuit naar het ruggemerg (reticulo-spinaal systeem). Het aspecifieke systeem heeft intensieve verbindingen met de hypothalamus en het limbisch systeem. Via deze ‘verbindingen’ (eigenlijk vormen ARAS en limbisch systeem één geheel) komt de emotionele component van een gewaarwording tot stand en, daaraan gekoppeld, de autonome, motorische en psychische reacties. 2.4.4. Primair ademhalingsmechanisme (PAM) Inleiding De hersenen zijn voor hun functioneren afhankelijk van een goed functionerend PAM. In deze paragraaf wordt de werking van het PAM beschreven. Stoornissen in dit systeem en de relatie met ‘emoties’ worden beschreven in hoofdstuk 4. Liquor cerebrospinalis In paragraaf 2.2. werd de functie in de voeding van de hersenen beschreven. Naast deze functie vervult liquor cerebrospinalis de volgende functies: • mechanisch (bescherming) • het vormen van een buffer voor chemische stoffen. De liquor bevindt zich tussen de pia mater en de arachnoidea (zie ‘meningen’). Het systeem dat zorgt voor de verspreiding en verversing van liquor cerebrospinalis is het primair ademhalingsmechanisme (PAM). 51 Schedelbotten (die van belang zijn voor het PAM): • ongepaard: os occiput, os sphenoidale (waartussen art. SSB) en os frontale • gepaard: os temporale en os parietale Sutura • sutura squamosa (tussen os temporale en os parietale) • sutura occipito-mastoidea (relatie met foramen jugulare n.IX, n.X en n.XI). Meningen De meningen (hersenvliezen) bestaan uit 3 lagen: • pia mater • arachnoidea • dura mater (van binnen naar buiten). Dura mater Voor het functioneren van het PAM spelen de aanhechtingsplaatsen van de dura mater een cruciale rol. De dura mater is stug (waardoor de fluctuaties goed door het hele lichaam doorgegeven kunnen worden) en heeft de volgende aanhechtingsplaatsen: • in de schedel • occiput • C1 en C2 • sacrum Membranen (ontstaan vanuit de dura mater): • Falx Cerebri (scheiding linker en rechter helft van het cerebrum) • Falx Cerebelli (scheiding linker en rechter helft van het cerebellum) • Tentorium Cerebelli links (scheiding cerebrum en cerebellum) • Tentorium Cerebelli rechts (scheiding cerebrum en cerebellum) Fulcrum van Sutherland: Aanhechting van alle vier de membranen aan processus tentoricus van os occipitale (dus:mechanische relatie) Diafragma Sellae: drie aanhechtingen komen samen (falx cerebri en tetorium cerebelli links en rechts. Deze liggen bij en over de hypofyse in de sella turcica). De belangrijkste rol in het cranio-sacrale systeem is weggelegd voor de membranen. 52 Figuur 31: Membraansysteem (bron: [18]) Abnormale spanningen en trekkrachten in het gehele lichaam werken door op de membranen en daarmee op het cranio-sacrale ritme. SSB-gewricht Bij paarden met een flexie-laesie van het SSB-gewricht zie je de volgende kenmerken: • het hoofd is breed en rond • het voorhoofd is afgevlakt en breed • de ogen puilen een klein beetje uit (omdat de anterior-posterior doorsnede van de orbita bij flexie kleiner wordt) • de onderkaak is breed en neigt richting caudaal • vaak is de flexie-laesie gecombineerd met een ramskop met grote neusgaten en een korte mondspleet. Relatie: recidiverende sinusitus en hormonale en immunologische stoornissen. 53 Figuur 33: Flexie-type (bron: [18]) Figuur 32: Flexie-laesie (bron: [18]) Bij paarden met een extensie-laesie van het SSB-gewricht zie je de volgende kenmerken: • het hoofd is smal • het voorhoofd is hoog en smal • de ogen liggen diep (t.g.v. grote orbita in extensie) • het rostrale deel van de onderkaap is smal en door de endorotatie van het os temporale naar anterior verschoven Paarden die zeer nerveus en gespannen zijn, neigen naar extensie-laesies. Figuur 34: Extensie-laesie (bron: [18]) Figuur 35: Extensie-type (bron: [18]) N.b. het wil niet zeggen dat bijv. alle barokke paarden een flexie-leasie hebben, of alle Amerikaanse dravers een extensie-laesie. Wanneer er echter een leasie in het SSB-gewricht optreed, zal dit wel in die betreffende richting zijn. Samenvatting Door te onderzoeken wat er in de hersenen en de rest van het lichaam plaatsvindt bij het ontstaan, ervaren, opslaan en uiten van emoties is duidelijk geworden dat er sprake is van een zeer nauwe samenwerking van functionele structuren en (deel)systemen. In dit samenwerkingsverband staat het 54 limbisch systeem, waar de hypothalamus deel van uit maakt, centraal. Van de zes basisemoties speelt ‘angst’ bij het paard een prominente rol. De amygdala is specifiek betrokken bij de emotie ‘angst’. De zintuigen vervullen hierbij met betrekking tot emoties een initiërende functie. Voor een goed functionerend geheel zijn een goede vascularisatie van betrokken structuren en de werking van neurotransmitters cruciaal. Het totale proces wordt gereguleerd door het centrale zenuwstelsel. Binnen dit hoofdstuk is te lezen dat zowel het animale als autonome zenuwstelsel betrokken is bij het onderwerp ‘emoties’. Verbindingstekst De emotie ‘angst’ neemt een specifieke rol in bij een vluchtdier als het paard. Wat vindt er in de hersenen en de rest van het lichaam plaats wanneer een paard bang is? 55 3 Angst bij paarden Inleiding Zoals in hoofdstuk 1 beschreven is (‘psychosomatische eenheid’), hebben we te maken met twee aspecten van emotie, een fysiek en een psychisch aspect. In dit hoofdstuk, angst bij paarden, wil ik de aspecten van de emotie ‘angst’ nader bekijken. Angst is de emotie waar het meest onderzoek naar gedaan is bij dieren en waar zodoende de meeste informatie over te vinden is. 3.1. Het paard als vluchtdier We (humaan) raken relatief gemakkelijk overmand door angst, terwijl we er anderzijds vaak maar nauwelijks in slagen om angst te onderdrukken, hoezeer we ons daartoe ook inspannen (zie paragraaf 2.1.2.4.). Wanneer we kijken naar het paard (als vluchtdier), kunnen we de conclusie trekken dat het vluchtgedrag niet of nauwelijks te onderdrukken valt. Ten gevolge van domesticatie (huidige paardenhouderij) wordt een paard zijn vluchtgedrag ontnomen door het op stal te zetten. Bovendien missen de meeste paarden de veiligheid van een kudde. Anatomisch, fysiologisch en gedragsmatig bekeken is het paard een sprinter. Zijn instinct is om weg te vluchten van daadwerkelijk of ingebeeld gevaar. Angst is de activator van het vluchtgedrag. Paarden zijn zich zeer goed bewust van hun omgeving. Hun zintuigen (zie paragraaf 2.3.) zijn specifiek hiervoor goed ontwikkeld en een klein signaal kan voldoende zijn om weg te sprinten. Het paard heeft de snelste respons tijd (dit is de tijd tussen het ontvangen van een stimulus en er op reageren) van alle gedomesticeerde dieren. Vluchtgedrag betreft het hele lichaam van het paard. Gedragsdeskundigen beschrijven de verschillende niveaus van angst als de hypothalamus-hypofyse-adrenaline as. Deze naam draagt de oorsprong van vluchtgedrag in zich, namelijk de hersenen en de bijnieren. Nadat de amygdala bepaalt of een stimulus al dan niet beängstigend is komt het vluchtgedrag op gang. De vluchtreactie is variabel. Hij kan volledig of gedeeltelijk plaatsvinden. Wanneer paarden de vluchtreactie regelmatig of gedurende langere tijd ervaren, ontwikkelen zij hogere niveaus van stress hormonen zoals cortisol. In onderzoeken is aangetoond dat cortisol een betrouwbare indicator is van stress en dat het een schadelijk effect heeft op de fysiologie van het paard. Langdurige spanning kan ook resulteren in een toestand van constante angst, agressie en zelfs auto-mutilatie. Een vluchtreactie is een verdedigingsmechanisme dat bij paarden (en mensen) optreedt als er acuut gevaar dreigt. Ten gevolge hiervan produceert het lichaam grote hoeveelheden adrenaline en cortisol. De bloeddruk en hartslag gaan omhoog. Spieren worden gespannen, haren komen rechtop te staan. De zintuigen worden scherper (pupillen verwijden, oren staan rechtop) en de pijngevoeligheid daalt naar een zeer laag niveau (endorfinestimulus). Hierdoor is het lichaam voorbereid om op de vlucht te 56 slaan. Als het gevaar geweken is, produceert het lichaam endorfinen en dopamine om de balans weer te herstellen. 3.2. Anatomie, neurologie, fysiologie van angst 3.2.1. Van prikkel naar effect Prikkels uit de omgeveing (dus óók prikkels die je als osteopaat geeft) kunnen allerlei emoties uitlokken zoals bijv. angst en daarbij behorende reacties met betrekking tot bloeddruk, ademhaling, spiertonus, etc. Figuur 36: Wegen waarlangs de effecten van prikkels tot stand komen (bron: [5]) De hypothalamus geeft een sgnaal dat leidt dot het produceren van stresshormonen. De belangrijkste zijn: • ACTH • Norepinefrine • Epinefrine • Noradrenaline • Cortisol • Adrenaline. Deze hormonen leiden ertoe dat het lichaam in een staat komt waarin adequaat kan worden gehandeld: • de hartslag wordt verhoogd 57 • de ademhaling wordt versneld • de pupillen gaan wijder open. De reactie op de productie van deze hormonen is dat het paard in een staat van angst komt. De zwaarte van deze angst wordt bepaald door de hoeveelheid hormonen en niet door de hoeveelheid gevaar. Om van de angst af te komen is er maar één ding echt van belang en dat is: vluchten! Door deze actie worden hormonen in het lichaam verbruikt en omgezet in andere stoffen. Doordat het aantal stresshormonen afneemt, neemt de stress af. Testosteron en adrenaline zorgen er samen voor dat het lichaam actie kan ondernemen. Deze twee hormonen dienen de juiste verhouding te hebben ten opzichte van elkaar. Testosteron zorgt voor de daadkracht, terwijl adrenaline zorgt voor de actie. Bij een teveel aan testosteron spreken we van agressie. Testosteron geeft een lager niveau van de emotionele beleving. Bij teveel adrenaline is er te weinig daadkracht. Dit kan bij een paard variëren van apathie tot de ‘freeze’ reactie. Het gevoel van angst blijft hierdoor bestaan, waardoor er in toenemende mate adrenaline wordt aangemaakt. Er ontstaat een viscieuze cirkel door het niet handelen. 3.2.2. Rol van de amygdala Uit veel verschillende onderzoekslaboratoria met een variëteit aan onderzoekstechnieken en gebruikte diersoorten is er bewijs dat de amygdala een cruciale rol speelt in geconditioneerde angst. Vele projectiegebieden in de amygdala hebben een kritisch onderscheidingsvermogen inzake de specifieke signalen voor angst. Electrische stimulatie van de amygdala laat een patroon van gedrag zien dat natuurlijke of geconditioneerde angst weergeeft. 3.2.3. Neurofysiologie van angst De niet gespecifeerde fysiologische respons op angst (ter voorbereiding van ‘fight or fligh’) wordt gevolgd door een langzamer, meer gedetailleerder psychologisch onderzoek van de situatie, terwijl het dier zich bewust wordt van angst. De amygdala zorgt er, samen met de hypothalamus, voor dat de eerste fysieke reactie gecontroleerd wordt. Wanneer een dier een visuele, auditieve of andere sensorisch stimulus ontvangt die herkend wordt als potentieel gevaarlijk, sturen de neuronen van het oog of andere zintuigen een signaal naar de amygdala. De amygdala stimuleert vervolgens de hypothalamus om corticotropine-releasing hormoon (CRH) af te scheiden. De release van CRH triggert de afgift van adrenocorticotrope hormonen (ACTH), die op hun beurt de cortisol secretie in de bijnieren stimuleren. Cortisol wordt ook wel het stresshormoon genoemd, het beschermt het lichaam ondermeer tegen een te heftig verloop van ontstekingsprocessen en stimuleert in de lever de omzetting van aminozuren in suikers voor de ergotrope ondersteuning (gluconeogenese). Het remt ook de werking van de fibroblasten in het gezonde bindweefsel en de specifieke immuuncellen. De eventuele overgang van een tijdelijke angst naar een voortdurende stress situatie is niet wenselijk (zie paragraaf 3.3.2.). Studies naar neurale activiteit in de hersenen geven weer dat de prefrontale cortex, een cognitief en emotioneel leer centrum data help om sensore stimuli te interpreteren, verantwoorelijk is voor het bewust onderzoeken van gevaar. Nadat sensore informatie de amygdala is gepasseerd, wordt het doorgezonden naar de cortex. Daar wordt de stimulus in detail onderzocht en 58 wordt er besloten of heer al dan niet sprake is van een daadwerkelijke bedreiging. Gebaseerd op deze informatie, zal de amygdala gesignaleerd worden om ofwel door te gaan met de fysieke respons ofwel te stoppen met de fysieke respons. Omdat de amygdala verhoogde prikkeling is voordat de cortex de situatie acccuraat kan inschatten, is het mogelijk om de fysieke effecten van angst zelfs ervaren als er sprake is van ‘vals alarm’. Andere studies hebben uitgewezen dat schade aan de prefrontale cortex de onderdrukking van angst moeilijk maakt. Er is een directe relatie aangetoond (rhesus aapjes en mensen) tussen de hoeveelheid ACTH in het bloed en de duur en hevigheid van reacties op stress. De dieren met een lager ACTH-concentratie in het bloed lieten middelmatig defensief gedrag zien voor een kortere duur dan dieren met hogere ACTH-concentratie. Bij kinderen met een lager cortisol niveau vertoonden minder stress en geremd gedrag dan die in een de groep met een verhoogd niveau. Tijdens het onderzoek werd ontdekt dat de jonge dieren en kinderen gedragspatronen ontwikkelden die vergelijkbaar waren aan die van hun ouders. Op de leeftijd van vijf maanden hadden de aapjes een stress-geïnduceerd ACTH niveau dat gelijk was aan die van hun moeder. Veel kinderen hadden overbezorgde ouders. 3.3. Is het angst, pijn of fysieke stress? 3.3.1. Angst of pijn De gedragsmatige en lichamelijke problemen van een paard zijn vaak aan elkaar gerelateerd. Een aantal gezondheidsproblemen kunnen een oorzaak zijn voor ‘gedragsproblemen’. Lichamelijke aandoeningen aan de mond of het gebit, de luchtwegen, de maag, rug en/of spijsverteringssysteem kunnen aanleiding geven tot probleemgedrag. De gezondheid van een paard heeft dus veel te maken met het gedrag dat hij vertoont. Gedragsproblemen ontstaan mede door: • een grote prestatiedruk in het huidige sportklimaat • een gebrekkig inzicht van de ruiter/eigenaar • leefomstandigheden van het paard. Wanneer dieren blootgesteld worden aan voortdurende stressoren, zullen neurale en hormonale mechanismen een variëteit aan fysiologische veranderingen veroorzaken die het dier helpen met adapteren. Zowel angst als pijn kunnen lijden veroorzaken. Bij het zoeken naar criteria voor ‘lijden’ bij dieren zou psychologische stress, wat stress is die gekoppeld is aan angst, als even belangrijk beschouwd moeten worden als lijden veroorzaakt door pijn. Grandin (1997) en Bateson (1991) gaven het belang weer van het maken van onderscheid tussen stress gerelateerd aan angst en fysieke stress. Angst is dusdanig krachtig dat het pijn kan overrulen. 59 Alle hierarchische niveaus van het zenuwstelsel zijn gebouwd volgens identieke functionele principes. Angst is meer werkzaam in het primitievere subcorticale hersencircuit (vgl. met pijn). Wanneer de cortex verwijderd wordt, kan een dier niet langer pijn lijden, maar het kan nog steeds een geconditioneere angstreactie aanleren (die geldt voor zowel mensen als paarden). Activatie van de prefrontale cortex verhoogd de pijn perceptie, maar reduceert de angst response. Het is aannemelijk dat pijn lijden veroorzaak in alle vertebraten (en mogelijk in de octopus vanwege een zeer ontwikkeld zenuwstelsel!). Pijn perceptie verijst meer hogere associatie circuits dan de response op angst. De prefrontale cortex (wat het meest ontwikkelde hersengebied is) helpt een dier om zijn reactie op angst uitlokkende prikkels te controleren, maar verhoogd de pijn perceptie. De prefrontale cortex heeft op pijn en angst een tegengesteld effect! Het is waarschijnlijk dat, wanneer je een stapje omlaag doet op de fylogenetische schaal, er dieren zijn die lijden van angst maar niet van pijn. Wanneer je onderzoek doet naar lijden moet je onderscheid maken tussen pijn en angst. Beide kunnen zowel tegelijktijdig als onafhankelijk van elkaar optreden. Hoewel onderzoekers de verschillende neurale wegen van pijn uitgebreid hebben onderzocht en vastgelegd, is er relatief weinig discussie over hoe signalen geïnterpreteerd worden in hogere associatie gebieden van de cortex, en de emotionele circuits in het limbische systeem. Met andere woorden, het is niet bekend hoe het limbische systeem en de neocortex reageren op pijnprikkels. 3.3.2. Van angst naar stress Angst triggert de “fight or flight’ response, gepaard gaand met verhoogde hartslag, ademhaling en spierspanning, die het dier de mogelijkheid bieden om aan gevaar te ontsnappen (of zichzelf te verdedigen). Gebaseerd op de aanwezigheid of afwezigheid van een stimulus, zullen de hersenen de mate en duur van dit coping mechanisme nauwkeurig reguleren. Echter, wanneer dit regelsysteem dysfunctioneert, kan het leiden tot buitensporige angstigheid in bepaalde dieren. Op de een of andere manier hebben deze dieren er moeite mee om het antwoord van het lichaam op stress af te remmen. Terwijl er veel onderzoek is gedaan naar de mechanismen die de trigger van angst responses initialiseren, is de precieze methode van ‘turning them off’ niet bekend. Talrijke lichaamsfuncties worden op een niveau ingesteld dat anticipeert op lichamelijke actie, terwijl deze actie achterwege blijft. Op den duur ontstaan hierdoor fysiologische en zelfs anatomische afwijkingen. In het boek ‘de grote sprong’ wordt de volgende definitie van emotie gegeven: Een aan het lagere denken gekoppelde golf van energie, die op iets gericht wil worden en het organisme in spanning brengt als dat niet gebeurt. Bij het paard anticiperen veel reacties op actie; wanneer deze, zoals vaak voorkomt, consequent uitblijft is een verstoring van de homeostase het gevolg. Door de langdurig afwijkende waarden van de variabele adapteren de regelsystemen en wordt een bepaalde ‘psychosomatische toestand’ fysiologisch vastgelegd. Bij vaak verhoogde bloeddruk zouden op de deze wijze achtereenvolgens de barosensoren en de nieren adapteren aan het hogere bloeddrukniveau en daarna alles in het werk stellen om dit verhoogde bloeddrukniveau in stand te houden (arteriolen in een continue contractietoestand waardoor anatomische veranderingen in de spierwand van de arteriolen ontstaan, zodat de hoge bloeddruk ook nog eens anatomisch ‘geconsolideerd’ wordt. 60 3.4. Getraumatiseerde paarden 3.4.1. Herinneren van emoties In paragraaf 3.1. is te lezen dat wanneer een paard geleerd heeft dat hij ergens niet bang voor hoeft te zijn, hij dat niet meer vergeet. Hetzelfde geldt wanneer een paard geleerd heeft bang te zijn voor iets of iemand. Het geheugen van een paard is bijna niet te overtreffen (dit geldt voor zowel positieve als negatieve herinneringen). Het is namelijk zo dat paarden de ervaringen die zij opdoen categoriseren in situaties van angst die te negeren valt en situaties van angst gekoppeld aan vluchten. In feite komt het er op neer dat angst snel is aangeleerd en niet makkelijk vergeten wordt door het paard. Dit veroorzaakt vaak problemen in de gedomesticeerde situatie. Onderzoek op ratten heeft ertoe bijgedragen dat de link tussen geheugen en emotie (waaronder angst) beter te begrijpen werd. Er vond tijdens het onderzoek conditionering plaats door gebruik te maken van het toedienen van een electrische schok gecombineerd met een geluidstoon (stimulus). Het autonome zenuwstelsel werd hierdoor geactiveerd. Slechts na herhaald toedienen van de stimulus zónder de elektrische schok vond er uitdoving van de fysieke reactie plaats. Het interessante van dit onderzoek is dat de activiteit die in de cortex werd gemeten, voortduurde, zelfs nadat de fysieke reactie verdwenen was! Uit deze informatie werd geconcludeerd dat de herinnering aan een traumatische ervaring kan voortbestaan tot lang na de daadwerkelijke gebeurtenis. De amygdala kernen spelen een rol bij geconditioneerde angsten. Er is sprake van een combinatie tussen het amygdalasysteem dat zorgt voor de opslag van (soms niet-bewuste) emotionele ervaringen en het hippocampale systeem waar de bedreigende of beangstigende gebeurtenis feitelijk wordt opgeslagen. Post-traumatische stress komt ook bij paarden voor en berust waarschijnlijk op ontoepasselijke reacties van de amygdala. Schade aan de amygdala beschadigt zowel het vermogen tot het aanleren als het uitdrukken van Pavloviaanse angstconditionering (een vorm van klassieke conditionering) van emotionele reacties. Onderzoek wijst erop dat tijdens angstconditionereing, sensorische stimuli het basolaterale complex bereiken, in het bijzonder de laterale kern van de amygdala, alwaar ze verbonden worden. Hierbij spelen vooral outputcircuits tussen basolaterale en basale kernen van amygdala naar de hippocampus een rol. Mogelijk blijft deze verbinding tussen stimuli en aversieve gebeurtenis in stand dankzij een vorm van langdurige synaptische plasticiteit. Herinneringen aan emotionele ervaringen die opgeslagen liggen in de synapsen van de laterale kern lokken angstig gedrag uit via connecties met de centrale kern van de amygdala, een kern betrokken bij het ontstaan van vele angstreacties waaronder immobiliteit, tachycardia (versnelde hartslag), versnelde ademhaling en de afgifte van stresshormoon. Mogelijk berusten deze effecten op de productie van bepaalde neurotransmitters, zoals noradrenaline, door de amygdala. Deze neurotransmitters kunnen op hun beurt het consolidatieproces in de hippocampus of de naburige entorhinale schors intensiveren. 61 3.4.2. Training Het vluchtgedrag van het paard wordt bij de training van paarden vaak als grootste tegenstander ervaren. Ondanks dat het paard al eeuwen gedomesticeerd is en ondanks selectief fokken, is het vluchtgedrag als basis instinct van het paard nooit verdwenen. De hoeveelheid vlucht gevoelens in een paard verschilt per ras en per paard. Maar toch beïnvloedt dit gedrag alle paarden tot op een zekere hoogte en meer dan men gemiddeld genomen zou willen. Er moet dan ook ter dege rekening mee worden gehouden en eigenlijk zelfs als een positieve eigenschap van het paard gezien worden. Het zou een uitdaging van de trainer moeten zijn om de sterke overlevingsdrang van het paard te integreren in de training en van het sportpaard een levendig en zelfdenkend paard te maken. Dit is één van de grondbeginselen van de klassieke rijkunst. De Fédération Equestre Internationale (FEI) definieert het sportpaard als ‘happy horse athlete’. Vanuit osteopathisch oogpunt willen wij graag dat een paard zich weer beter gaat voelen. Zo kan het paard beter beantwoorden aan de verwachtingen van de paardenhouder. Juist omdat het paard een vluchtdier is, vindt desensibilisatie veel sneller plaats dan bij andere dieren. Wanneer een paard geleerd heeft dat hij ergens niet bang voor hoeft te zijn, vergeet hij dat ook niet meer. Het snelle leervermogen van paarden beperkt zich niet tot het gebied van desensibilisatie, maar geldt ook voor training in het algemeen. Onderzoeksresultaten suggereren dat de amygdala niet alleen betrokken is bij angstconditionering, maar tevens in de extinctie van angstreacties. Extinctie vindt plaats wanneer angstsignalen verscheiden keren afzonderlijk (dus zonder de aversieve stimulus) gepresenteerd worden. Dit levert een reductie op van de angstreacties op deze signalen. Extinctietraining wist het geheugen betreffende de angst niet uit, er wordt aangeleerd de oorspronkelijke angst te onderdrukken. Samenvatting Wanneer je het fysieke en emotionele aspect van angst nader onderzoekt, zie je dat beide aspecten over en weer in elkaar opgaan en dat ze niet van elkaar te scheiden zijn. Het is van belang om als behandelend osteopaat stil te staan bij het feit dat de emotionele toestand van het paard vergaande gevolgen heeft voor het functioneren van het lichaam. In de huidige paardenhouderij is te verwachten dat er veel paarden zijn waarbij angsten (veelal niet geuit) overgegaan zijn in een situatie van voortdurende stress. Verbindingstekst Wanneer je er vanuit gaat dat emoties bij ieder paard, dus bij iedere ‘casus’ een rol spelen, kun je je afvragen of en zo ja, hoe deze door de osteopaat zijn waar te nemen. Vervolgens is het interessant om na te gaan welke osteopathische relaties er zijn en of er aanknopingspunten zijn voor een osteopathische behandeling. 62 4 Osteopathische visie Inleiding Inmiddels zal duidelijk zijn dat bij de behandeling van het paard, waarbij wij als osteopaat direct op het fysieke lichaam inwerken, de emotionele staat van het paard altijd een rol speelt en ook aangeraakt wordt. In voorgaande hoofdstukken is aandacht besteed aan de structuren en processen die een rol spelen wanneer je je focust op de emotionele component bij de behandeling van het paard. In dit hoofdstuk volgt een overzicht van hoe deze structuren en processen zich tot elkaar verhouden en hoe deze te beïnvloeden zijn door een osteopathische behandeling. 4.1. Osteopathische Principes 4.1.1. Bewegingsverlies ‘Structure governs function’, dit wil zeggen dat een levend organisme niet normaal kan functioneren als zijn ondersteunende structuren hun mobiliteit hebben verloren. Of in normaal Nederlands: een mens of dier kan niet normaal functioneren als zijn botten, spieren, bindweefsel niet bewegen zoals ze behoren te doen. Hoe ontstaat bewegingsverlies van weefsels? Dit ontstaat door oorzaken van buiten af en/of door processen in het lichaam zelf. Overbelasting van weefsels speelt hierbij een centrale rol. Te grote krachten van buitenaf tasten de kwaliteit van weefsels aan, dit leidt tot verhardingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een harde val of kneuzing (ook in het verre verleden), een operatie, botbreuk of een gecompliceerde tandheelkundige behandeling. Processen vanuit het lichaam zelf verlopen ingewikkelder. Erfelijkheid kan een rol spelen; bepaalde families (ook: bepaalde bloedlijnen bij paarden) hebben van nature een hardere of stuggere bouw. Ontstekingen in weefsels kunnen littekens achter laten. Overbelasting door verkeerde voeding kan uiteindelijk leiden tot ophoping van gifstoffen, waardoor de weefsels verharden. Heel andere interne krachten, en veel subtieler, zijn emoties. Organen en andere weefsels worden hierdoor beïnvloed. Het gaat over gewone, dagelijks voorkomende emoties, maar het negatieve effect is het gevolg van het langdurig bestaan daarvan. De uitingsvorm is het verliezen van de, voor het betreffende weefsel, normale mogelijkheid om te bewegen. 4.1.2. ‘Arterial rule’ ‘The rule of the artery is sovereign’, dit wil zeggen dat als de bloedcirculatie verslechterd is, het bijbehorende weefsel verzwakt wordt. Hierdoor kan het zijn functie niet goed uitvoeren of er kan gemakkelijk een infectie ontstaan. Een orgaan kan bijvoorbeeld de groei van bacteriën of virussen niet tegengaan. Een structuur kan dus niet goed functioneren wanneer de vascularisatie niet optimaal is. Dit geldt vooor alle weefsels (organen, spieren, botten, zenuwweefsel, etc.).Een verminderde vascularisatie naar de weefsels kan verschillende oorzaken en gevolgen hebben. 63 Oorzaken: • compressie in het verloop van de arterie (osseus, verloop door foramen, verloop door fascia, etc.) • orthosympatische tuning van het autonome zenuwstelsel, waardoor pre-cappilaire sfincters naar organen gesloten (en naar ledematen geopend) worden. Gevolgen: • door te weinig aanvoer van zuurstof ontstaat een zuur milieu • er komen te weinig voedingsstoffen bij de weefsels • hormonen komen niet aan bij targetorganen • veneuze circulatie wordt negatief beïnvloed (er is te weinig druk), waardoor er afvalstoffen achterblijven in de weefsels. Dus wanneer ergens een blokkade is, kijk dan waar het vandaan komt. Ga op zoek naar relaties met andere structuren en vergeet daarbij niet om aan de ‘arterial rule’ te denken! Bijvoorbeeld verminderde vascularisatie in de arterie lumbalis ten gevolge van een geblokkeerde lumbale wervel, waardoor hypertonie en verzuring (en triggerpoints) ontstaan van de autochtone lumbale musculatuur. In het tweede gedeelte van dit hoofdstuk, wordt aandacht besteed aan de vascularisatie van de ‘specifieke aandachtsgebieden’ met betrekking tot emoties. 4.1.3. Homeostase en Zelfgenezend vermogen Elk mens en ieder dier heeft van nature een innerlijke kracht die er naar streeft het lichaam zo gezond mogelijk te houden, zich te verdedigen en aan te passen, waardoor ziekte overwonnen kan worden. Ook wel bij naam genoemd als: vis medicatrix naturae – de helende kracht van de natuur. De natuur, of meer specifiek, de natuurlijke helingmechanismen van het lichaam. Dit befreft het immuunsysteem, de capaciteit om wonden te helen, en talloze andere regulatoire en corrigerende mechanismen. Eén van de belangrijkste principes van dit zelfgenezend vermogen is de kracht van het lichaam om de vloeistofstroom in de weefsels op gang te houden. Het lichaam blijft gezond zolang de vloeistofstroom intact blijft en de weefsels soepel, elastisch en beweeglijk zijn. Wanneer weefsels hun beweeglijkheid verliezen vermindert de aan- en afvoer van de vloeistofstroom en het weefsel verzuurt en de cellen worden zwak of ziek. Ze kunnen hun taak niet meer goed uitoefenen. Dit kan pijnklachten geven en verstoort allerlei mechanismen, waardoor iemand uiteindelijk ziek kan worden. Als de vloeistofstroom in de weefsels zich niet op eigen kracht herstelt, dan bevordert de osteopaat dit door de beweeglijkheid van de weefsels te verbeteren en daardoor neemt het het zelfgenezend vermogen van het lichaam neemt weer toe. Om de homeostase in stand te houden is er een samenwerkingsverband tussen het animale en het vegetatieve zenuwstelsel (zie Figuur 37). 64 Figuur 37: Animale en vegetatieve functies (bron: [3]) 4.1.4. Balans - Dysbalans Na een trauma of ongeval zal het lichaam in eerste instantie zelf herstellen, zoals een wond die heelt. Zo kan het ook gaan met ingrijpender gebeurtenissen, op fysiek en/of emotioneel niveau. Afhankelijk van de aard van de gebeurtenis is daar tijd en eventueel ondersteuning in de vorm van een behandeling voor nodig. Het is namelijk zo dat wanneer het trauma te groot is, of het zoveelste trauma op rij, het lichaam soms niet meer in staat is zichzelf te herstellen. Dit is het geval als er sprake is van een optelsom van verzwakkende omstandigheden waardoor het lichaam niet meer kan adapteren: op momenten van emotionele, fysieke of chemische overbelasting. 65 De grens waarbij alarm wordt geslagen is per individu verschillend. Bij ‘gevoelige’ paarden kan de grens waarbij de verzwakking als onacceptabel wordt ervaren en er alarm wordt geslagen erg laag liggen. Zij lopen dus makkelijk een nieuwe (emotionele) blokkade op. Je zou kunnen zeggen dat verzwakte paarden qua belasting bijna continu aan hun tax zitten en er dus makkelijk overheen gaan. Dat verklaart tevens waarom paarden die reeds blokkades hebben er makkelijk blokkades bij krijgen. 4.1.5. Belasting – Belastbaarheid Vele weefsels in het lichaam hebben de mogelijkheid zich aan te passen aan de aangeboden belasting (de wet van Wolff). De aanpassing vindt plaats door veranderingen in de balans tussen opbouw en afbraak. Als je kijkt naar bijv. bindweefsel in fascia gebeurt dit door fibroblasten. Inwerkende krachten leveren een vervorming op van het bindweefselmateriaal. Proteoglycanen en collageen schuiven langs elkaar en er ontstaan lokaal electrische fluctuaties. Hoe grote de krachten, hoe grote de vervorming en de electrische veranderingen. Deze stimuli zetten fibroblasten aan tot het produceren van matrix- en collageenmoleculen, tot het moment dat de vervorming door de toegenomen hoeveelheid bindweefselmateriaal is genormaliseerd. Het weefsel is onder invloed van de stimuli gehypertrofieerd. In een periode van immobilisatie valt de weefselvervormende prikkel grotendeels weg en overheerst de afbraak. De gehalten proteoglycanen en collageen nemen af en het weefsel wordt minder sterk. De afname in kwantiteit heet atrofie. Dit is dus een puur fysiologisch proces en niet pathologisch. Spier- en bindweefseleiwitten die niet gebruikt worden, kunnen in dat licht bezien beter omgezet worden in voor het lichaam nuttige energie. Bij een herstelproces tijdens een ernstige ziekte kiest het lichaam dus voor de prioriteit van het ongedaan maken van beschadigingen en het ondersteunen van het immuunsysteem. Die processen gebruiken de beschikbare energie- en bouwstoffen en de bindweefselopbouw heeft op dat moment een lage prioriteit. Belasting is een puur fysisch gegeven en kan worden uitgedrukt in krachten en momenten. De term overbelasting is te omschrijven als een zodanige belasting dat daaruit een beschadiging van het belaste weefsel ontstaat. Het begrip belastbaarheid is veel complexer. Al naar gelang de bouw van het paard, de sterkte van de spieren, de algehele conditie, de voedingstoestand en de mate waarin een paard vermoeid of uitgesrust, gespannen of ontspannen is, wordt bepaalt of een belasting een overbelasting wordt. Hier zijn dus interindividuele verschillen, maar ook een en dezelfde prikkel kan bij dezelfde persoon, al naar gelang de situatie van het moment, al dan niet ervaren worden als overbelasting. De lokale prikkel die de fibroblasten aanzet tot het vormen van bindweefsel is slechts één van de factoren die hierin meespelen. Er zijn namelijk ook nog: de samenstelling van de lichaamsvloeistoffen, de afstemming van alle inwendige processen en de controle door het zenuwstelsel, kortom de gehele homeostasis bewerkstelligt het effect van een opgelegde belasting. Het zenuwstelsel en de hormoonhuishouding hebben een sturende invloed op de samenstelling en aanpassingsmogelijkheden van het bindweefsel. Een juiste balans tussen activiteit en rust geeft het bindweefsel enerzijds belastingprikkels en anderzijds bouwstoffen om de aanpassing mogelijk te maken. 66 Figuur 38: De balans van de ergotope en trofotrope processen onder sturende inlvoed van het limbisch systeem en de hypothalamus (bron: [13]) 4.2. Autonoom Zenuwstelsel 4.2.1. ‘Tuning’ van het autonome zenuwstelsel Men moet het ergotrope en trofotrope systeem opvatten als diffuse, gedeeltelijk in elkaar vervlochten neuronen netwerken. De activiteit van ergo- en trofotrope systemen hangt samen: als het ergotrope systeem actief is, is het trofotrope systeem normaliter inactief en omgekeerd. 67 Figuur 39: Tuning van het autonome zenuwstelsel (bron: [5]) In Figuur 39 zijn de vier basismogelijkheden van tuning schematisch weergeven. 1. Ergotrope tuning (E-tuning): relatief sterke ergotrope reacties, terwijl het trofotrope system op nonactief staat. 2. Trofotrope tuning (T-tuning): trofotrope toestand, er is een relatief sterke prikkel nodig om deze tuning te wijzigen. 3. Reversal-reacties: een dusdanig hoge activiteit van het trofotrope systeem dat het ergotrope systeem niet meer reageert (nuttige biologische oorsprong: bijv. hypersecretie van maagzuur bij stress). 4. Ergo- en trofotrope reacties tegelijk: de reciproke inhibitie is uitgeschakeld; beide systemen zijn tegelijk actief. 4.3. Behandeling 4.3.1. Informatie rondom de behandeling Wanneer er niets aan de causale omstandigheden verandert waarin het paard zich bevindt, vraag je dan als osteopaat af of en zo ja, in welke mate, het paard gebaat is bij de behandeling. Dit geldt heel duidelijk voor paarden met emotionele problemen. Het opslaan van emoties in het lijf kan een vorm zijn omdat ze er verder niet mee kunnen ‘dealen’ (de emoties slaan als het ware neer in het lijf). Dus: goed kontakt maken met het paard en blijven opletten wat hij je aangeeft! Bij nerveuze paarden, paarden uit balans, is er sprake van een lagere prikkeldrempel van het hele systeem. Hier is met het behandeling rekening mee te houden in de zin van dosering en behandelinterval. 4.3.2. Anamnese en Observatie Tijdens het afnemen van de anamnese kun je bij het stellen van vragen specifiek inzoomen op de emotionele gesteldheid van het paard. Dit geeft extra informatie. Hoewel bij de paardenhouder de fysieke problemen vaak op de voorgrond staan, kan hij meestal ook wel aangeven hoe het paard in 68 zijn vel zit (en of dit aan verandering onderhevig is). Bij de observatie van het paard kan de osteopaat een moment bewust afstemmen op zijn of haar eigen gevoel en nagaan of het paard een bepaald gevoel oproept. We zien veel wanneer we alleen al naar het paard kijken (observatie), dit zegt iets over het fysieke lichaam, maar ook altijd over het emotionele. Bij de observatie neemt het hoofd een speciale plaats in: • uitdrukking van emotie in het oog • mimische musculatuur (zie paragraaf 1.3.3.) • flexie-type of extensie-type (zie paragraaf 2.4.4.) 4.3.3. ‘Treat what you find’ Het is nauwelijks voorspelbaar hoe een individu met een bepaalde situatie omgaat. Natuurlijk geldt het principe ‘treat what you find’ bij iedere osteopathische behandeling. Echter, je kunt je wel bewust focussen op het onderwerp ‘emoties’ of emotionele problemen en gedragsproblemen van het paard. Wanneer je vervolgens (theoretisch) verder redeneert zijn er een aantal structuren en regio’s die specifiek aandacht vragen en een probleemgebied kunnen zijn (zie paragraaf 4.4.). 4.3.4. Cranio-sacraal therapie en emoties In hoofdstuk 2 is in paragraaf 2.4.4. beschreven hoe het primair ademhalingsmechanisme (PAM) functioneert. Cranio-sacraal therapie grijpt aan op dit mechanisme. Cranio-sacraat therapie biedt een lichamelijke toegang om inzicht te krijgen in de oorsprong van ziekte en/of probleem. Via aanraking en dialoog wordt een beroep gedaan op het zelfherstellend vermogen van het lichaam. Voor het craniosacraal ritme is het van belang dat de beweging nergens belemmerd wordt. Na een trauma of ongeval zal het lichaam in eerste instantie zelf herstellen, zoals een wond die heelt. Zo kan het ook gaan met ingrijpender gebeurtenissen, op fysiek en/of emotioneel niveau. Afhankelijk van de aard van de gebeurtenis is daar tijd en eventueel ondersteuning in de vorm van een behandeling voor nodig. Het is namelijk zo dat wanneer het trauma te groot is, of het zoveelste trauma op rij, het lichaam soms niet meer in staat is zichzelf te herstellen. Dit is het geval als er sprake is van een optelsom van verzwakkende omstandigheden waardoor het lichaam niet meer kan adapteren: op momenten van emotionele, fysieke of chemische overbelasting (verstoring van de homeostase). In zo’n situatie kan het lichaam overgaan op een tweede mogelijkheid: het zo efficiënt mogelijk ‘inkapselen’. Wat overblijft is een soort van litteken. Er bestaan littekens in verschillende lagen van het lichaam, zowel bewust als onbewust. Lichamelijk, emotioneel en in de ziel. De last en pijn van de gebeurtenis blijft zich steeds melden, de functie blijft verstoord en dit zorgt voor aanpassingen van het bindweefsel, wat als het ware verhardt. Op deze ‘verharde’ plaatsen is het cranio-sacraal ritme verminderd voelbaar. Beweging, emotie en mentale herinnering worden daar opgeslagen en kunnen op onverwachte momenten in het dagelijks leven ineens weer ‘geraakt’ worden, waarbij de pijn, emotie en/of herinnering van die gebeurtenis opnieuw ervaren wordt. Het zijn deze littekens die mogelijk verantwoordelijk zijn voor het voortbestaan van klachten of het steeds terugkeren van klachten. Tijdens de behandeling kunnen in bepaalde gebiede warmte of kou sensaties optreden, spaning of ontspanning gevoeld worden of kunnen er herinneringen naar boven komen, eventueel gepaard 69 gaande met het vrijkomen van emoties. Het kan zijn dat het paard tijdens de behandeling spontaan een bepaalde houding aanneemt met zijn lijf, of een bepaalde beweging uitvoert. Dit proces wordt door John E. Upledger D.O. de somato-emotionele release genoemd. Het geugen aan het trauma geldt dus niet alleen voor de spanning in het bindweefsel, maar ook voor de eventueel daaraan gerelateerde emotionele spanning. 4.3.4.1. Somato-emotionele release (SER) Is de somato-emtionele release (volgens Upledger) ook van toepassing bij de behandeling van het paard? Definitie SER: SER is de expressie van emoties die, om redenen die voor het onderbewustzijn van het individu zinvol waren, in het lichaam zijn vastgehouden, onderdrukt en geïsoleerd. Upledger beschrijft in zijn boek ‘SomatoEmotional Release, decivering the language of life’ hoe hij het SER concept ontwikkelt heeft. 1. Het opheffen van compressie (decompressie in voor- achterwaartse richting) 2. Decompressie van de ossa temporalia rechtstreek proberen uit te voeren 3. het lichaam begint onwillekeurig te bewegen (een arm of been dat beweegt wordt gevolgd en zeker niet tegengehouden 4. Doordat het lichaam beweeglijk werd, was Upledger niet in staat de decompressie rechtreeks via de ossa temporalis uit te voeren, zo ontstond decompressie van de ossa temporalia via ‘ear-pull’ – technieken. 5. Vervolgens zag hij de onwillekeurige, automatische bewegingen van het lichaam heviger worden, terwijl de patiënt zelf in een diepe staat van ontspanning was. 6. Uiteindelijk stopten de bewegingen weer, alsof er een soort eindpunt was bereikt, Upledger noemt dit de ‘therapeutic position’. Het was alsof de therapeutische fascilitatieve aanraking de noodzakelijke energie toevoegde om het proces te initiëren, aldus Upledger. Het lichaam kan zodoende emoties vrijlaten die bijdroegen aan de dysbalans binnen de patiënt. Wanneer we het paard behandelen kunnen we bovenstaande in ogenschouw nemen. Hoewel een paard ‘staande’ wordt behandeld (in tegenstelling tot de humane patient die veelal liggend wordt behandeld), kan het volgen van een beweging kan ook geïnterpreteerd worden als het mogelijk maken van, het ruimte geven aan (intenties van) bewegingen. Upledger beschrijft dat de onwillekeurige bewegingen veelal in een been beginnen, en dan uitbreiden naar romp, nek en hoofd. 4.3.5. De Fascia De fascia in het lichaam hebben verschillende functies. Ze begeleiden de beweging, het is de plaats waar voedingsstoffen voor het lichaam uitgewisseld worden (homeostase), ze staan garant voor een 70 goede zenuwgeleiding en spelen een rol in het neuro-endocriene en immunitaire systeem. Het ononderbroken karakter van de fascia draagt bij tot de eenheid van het lichaam, maar verklaart eveneens waarom een probleem in een bepaald deel van het lichaam secundaire problemen op afstand met zich mee kan brengen. De fascia worden gewoonlijk gewaardeerd om hun mechanische eigenschappen, terwijl de neurale dynamiek en fasciale plasticiteit vaak wordt vergeten. Vanuit evolutionair perspectief adapteren dieren langzaam om zich aan te passen aan wat het lichaam gedurende lange tijd gevraagd wordt. Hiernaast hebben dieren ook een meer snel reagerend systeem ontwikkeld die de plasticiteit in de zin van vorm en lokale weefselspanning aanpast aan tijdelijke eisen die aan het lichaam opgelegd worden. Dit heeft direct te maken met het in stand houden van de homeostase. Traditioneel wordt dit systeem het zenuwstelsel genoemd. De facia’s bestaan uit bindweefsel. Bindweefsel heeft een tonus (gladde musculatuur). Bindweefsel wordt orthosympatische geïnnerveerd en heeft viscerale links (huidzones). 4.3.5.1. Fascia en emoties De fascia zijn zeer gevoelig voor alle vormen van fysieke, psychische of biologische agressie. Tijdens een stresssituatie verkort de fascia zich. Deze aanpassingsreactie is in principe omkeerbaar, maar vaak nestelen deze spanningen zich en verstoren daarbij het algemene evenwicht van het organisme. Door deze bijzondere vorm van lichaamsgeheugen worden fysieke en psychische trauma’s bewaard in het lichaam, buiten ons weten om. Er ontstaat een vorm van kwetsbaarheid, die aan de basis van meer ernstige pathologieën kan liggen. 4.3.5.2. Fascia Technieken In vrijwel iedere osteopathische behandeling wordt gebruik gemaakt van fascia technieken. De technieken kunnen, wat betreft lokalisatie, overal in het paard worden uitgevoerd. De fascia wordt geïnnerveerd door mechanoreceptoren die reageren op manuele druk. Stimulatie van deze receptoren lijdt tot verlaging van de sympatico-tonus en lokaal tot verandering van de viscositeit van het weefsel. 71 Figuur 40: Processen die betrokken zijn bij het uitvoeren van fascia technieken (bron: [26]) 4.4. Specifieke aandachtsgebieden m.b.t. emoties In dit gedeelte van de thesis volgt een opsomming vanuit verschillende anatomische gebieden (zie hoofdstuk 2) van waaruit een link gelegd worden naar osteopathische relaties en behandeltechnieken. Er wordt dus beschreven hoe je de specifieke anatomische structuren die een rol spelen bij emoties kunt beïnvloeden met osteopathie. Omdat de vascularisatie een cruciale rol speelt binnen de osteopathie (zie paragraaf 4.1.2.), wordt er aandacht besteed aan de oorsprong, het verloop en mogelijke obstructie lokaties van de arteria. 4.4.1 Neurologie 4.4.1.1 De Hersenen Ook voor de hersenen geldt de ‘arterial rule’ m.b.t. de vascularisatie. Van belang hierbij zijn: Aorta cranialis – a. carotis communis – a. carotis externa en interna. Dit in verband met de vascularisatie van de hersenfuncties met betrekking tot ‘emoties’. Figuur 41: Relatie van het foramen lacerum en het canalis caroticus met de a. carotis interna (bron: [19]) 72 Verloop en mogelijke obstructie lokaties: • de a. carotis interna loopt via het foramen lacerum de schedelholte binnen • de a. carotis interna loopt in de schedel door de sinus cavernosus • de a. carotica interna doorboort bij de hypofyse de dura mater • a. vertebralis verloopt door foramina in processi transversi. • a. basilaris (vanuit a. vertebralis) treedt via foramen magnum de schedel binnen Innervatie van de hersenen (takken vanuit ganglion cervicale craniale): • rami vasculares vanuit plexus carotis int./cavernosus innerveren de aa. Cerebri • rami choroideï vanuit plexus carotis int./cavernosus innerveren de plexus • choroïdeus De volgende craniale zenuwen hebben een relatie met ‘emoties’: • n. I (Olfactorius): reuk (zie paragraaf 2.3.2.) • n. V (Trigeminus): woede uitbarsting (zie paragraaf 1.3.4.) • n. VII (Facialis): mimiek (zie paragraaf 1.3.3.) • n. X (Vagus): belangrijke functie in de balans van het autonome zenuwstelsel 4.4.1.2 Hypothalamus Algemene info Hypothalamus heeft invloed op de autonome processen. Relaties Innervatie: vanuit de hypothalamus lopen descenderende vezelbanen naar: • invloed op de hypofyse (neuraal en hormonaal) • formatio reticularis • visceromotorische kernen van de hersenzenuwen • nucleus intermediolateralis. Afferente informatie vanuit: • cortex cerebri • amygdala • limbisch systeem • thalamus • hippocampus • formatio reticularis 4.4.1.3 Hypofyse Algemene info Tyroxine-metabolisme, groeihormonen, corticosteroiden, geslachtshormonen, ADH. 73 Vascularisatie Het hormonale systeem is afhankelijk van vascularisatie naar de hypophysis en hypothalamus (r. hypofysialis). De r. hypofysiales komen vanuit de nervi carotici interni (die samen met a. carotis interna lopen). Mogelijke lokaties van obstructie van de plexus carotis internus/plexus cavernosus: • in de canalis caroticus • sinus cavernosus • bij passage door de dura mater (samen met de a. carotis interna), ter hoogte van de processus clinoïdeï (os sphenoïdale). Relaties • • Functioneel: - de hypothalamus heeft via een portaal bloedvatsysteem - invloed op de werking van de adenohypofyse (via hormonen) Anatomisch: - via de hypofyse steel (infidibulum) is de hypofyse met de hypothalamus verbonden (deze verbinding is zowel anatomisch als functioneel) - sella tursica - diafragma sella Via ritmische beweging van het PAM inclusief de intracraniale intraspinale membranen, wordt de hypofyse beïnvloedt. Een goed ritme is direct van belang van het afgeven van hormonen en indirect voor de aanmaak van serotonines, dopamines en endorfinen. Technieken PAM beïnvloeden via os frontale, os parietale os temporale, os sphenoidale en het sacrum. 4.4.1.4 Relaties Orthosympathische Ganglia • Ganglion cervicale craniale: - Via de rami hypofysialis: bij OS overprikkeling wordt de doorbloeding van de hypofysesteel verminderd en gaat de hypofyse dysfunctioneren. - Via de rami vasculares vermindert (bij OS overprikkeling) de doorbloeding in de schedel, waardoor ook de werking van de hypothalamus beïnvloed wordt. - Via de rami choroideï:naar de plexus chorideus - Via de n. Jugularis maakt de n. Vagus contact met het ganglion cervicale craniale is oorsprong n. carotici externi (lopen samen met carotis communis: thyroïd) - OAA - Ganglion stellatum (via ramus interganglionaris) Technieken Via OAA 74 • Ganglion stellatum: - 1e rib - C7 – T2 (en n. phrenicus) - a. carotis communis (o.a. thyroid) - via nervi cardiaci naar plexus cardiacus (en n. vagus) - ganglion cervicale craniale (via ramus interganglionaris) - diafragma (via n. phrenicus) - doorbloeding van het hoofd Technieken • bovenste thoraxopening (fasciaal) • via OAA, C7 – T2 en 1e rib. 4.4.2 Cranio-sacraal systeem 4.4.2.1 PAM Craniale stoornissen kunnen zowel veranderingen in bewegingsritme als in amplitude veroorzaken. Hierdoor wordt het hormonale systeem beïnvloed (via liquor en de functie van de a. hypofysialis). Oorzaken: trauma (geboorte merrie/veulen, val: schedel/sacrum, parietaal systeem (C1 of C2 blokkade, sacrum en eerste drie coccygeale wervels). Atlas blokkade/ganglion cervicale craniale: ritme en amplitude beïnvloeding. Een traag functionerend PAM, soms met een frequentie tot minder dan 4 x per minuut en weinig uitslag komt voor bij depressiviteit. De hypofyse (ligt ter hoogte van het 3e ventrikel) en hormonale organisatie die hieruit voortvloeit is verstoord. Bij een hyperactief paard vind je een snel werkend PAM. Bij obstructie in de canalis caroticus kunnen door druktoename problemen ontstaan (vanwege de veneuze plexus carotis interna die in het kanaal loopt). Dit is tevens het geval bij verminderde beweeglijkheid van het os temporale (verminderde drainage van de canalis caroticus). Technieken Craniaal: - PAM listening, lifting van de schedelbotten, ear-pull technieken Sacrum: - PAM normaliseren - Fasciaal: sacrum, overgang L6, tail-pull, Jones-techniek 4.4.2.2 Hersenvliezen Algemene info De dura mater vormt de falx cerebri (tussen cerebrum beiderzijds) en daarna tenotrium cerebelli die naar de sella tursica loopt. Hier wordt de hypofyse bedekt als diafragma sellae en zodoende wordt de 75 hypofyse van de hypothalamus gescheiden. Storingen in het tentorium kunnen (via inwerking op de hypofyse) de hormonale regulatie beïnvloeden. Vascularisatie Plexus choroideus van het 4e ventrikel: a. cerebelli inferior posterior (vanuit a. basilaris – a. a. cerebri posterior) Innervatie Dura mater: n. Vagus Relaties • Bij krachten op de dura mater kan dit invloed hebben op bijv. de plaats waar de a.caroitis interna en de plexus carotis interna door de dura gaan. Dit leidt tot verminderde functie wat mogelijk een invloed heeft op de regulatie van de doorbloeding. • Het tentorium cerebelli is verbonden met: os sphenoïdale het occiput, os parietale en os temporale. Door aanhechting van tentorium cerebelli aan os temporale, heeft de beweeglijkheid van os temporale invloed op het diafragma sellae. Het os temporale wordt vaak in verband gebracht met emoties. Technieken • Falx cerebri: parietaal lift • Tentorium cerebelli: schuine ‘ear-pull’ • Os temporale: temporaal lift (fasciaal of via ‘ear-pull’). 4.4.2.3 Liquor Algemene info Door de mediane ligging van het limbisch systeem is er een nauwe relatie met de ventrikels. De functie van het limbisch systeem is ondermeer afhankelijk van de humorale beïnvloeding vanuit het liquor-systeem. Doorbloeding Plexus choroideus Technieken Een goed functionerend PAM zorgt voor een optimale kwaliteit en functie van de liquor. 4.4.3 Parietaal systeem 4.4.3.1 Hypertonie musculatuur algemeen: Tijdfaktor van verhoogde spierspanning bij paarden t.g.v. stress uit omgeving!!! Veel paarden hebben een verhoogde basale spierspanning. Oorzaken: • onverwerkte psychische spanningen • stress vanuit de omgeving 76 4.4.3.2 Hypertonie autochtone rugmusculatuur: Bij een blokkade in de wervelkolom gaat er via interneuronen verstoorde orthosympatische informatie naar de ramus dorsales en ontstaat er een hypertonie van deze musculatuur. Door hypertonie van de rugmusculatuur vermindert de bewegingsmogelijkheid van de wervelkolom, hierdoor is er minder prikkeling van de kapselreceptoren en zo kunnen de blokkads in de thoracal wervelkolom zich uitbreiden, waardoor weer meer verstoorde orthosympatische informatie naar de viscera gaat. 4.4.3.3 Hypertonie respiratoire diafragma Innervatie n. Phrenicus (C5 – C7) Relaties • C5 – C7 (doorbloeding en efferente innervatie) • Sternum • Rib 7- 8 • L2 – L3 (anatomisch) • m. psoas major en minor • viscera: lever, nieren, bijnieren, maag (fasciaal) • ventrale keten: - richting craniaal naar cervico-thoracale diafragma • via os hyoïdeum naar atlas en thyroïd • richting caudaal naar bekkendiafragma Technieken • motiliteit van het diafragma (rechtstreeks) • via motiliteit van de lever • tonus en beweging van het diafragma • via bij ‘relaties’ genoemde items 4.4.3.4 Overige diafragma’s Voorste thoraxopening (als belangrijkst diafragma m.b.t. emoties) De cervicothoracale overgang wordt vanwege doorlopende bloed- en lymfevaten ook wel voorste thorax opening genoemd. Deze lokatie is kwetsbaar voor restrikties. Wanneer spieren en fascia zo gespannen zijn, dat ze de doorgang van arteriën, venen en lymfebanen belemmeren, komt het tot een ophoping van vocht binnen de schedel. De vrije beweeglijkheid van het cranio-sacrale systeem wordt dan dusdanig beinvloed dat psychische en fysiologische stoornissen het gevolg zijn. Empirisch wordt gesteld dat bij doorgemaakte trauma in het verleden, dit terug te vinden is in de beweging van de voorste thoraxopening. De techniek voor behandeling is vergelijkbaar met de fascia techniek. 77 4.4.3.5 OAA Relaties (atlas blokkade) • hypothalamus en hypofyse beïnvloeding, met als mogelijk gevolg een gestoorde hormonale afgifte naar endocriene organen. Vervolgens: ten gevolge van hormonale terugkoppeling verdere verstoring in de hormoonregulatie • ganglion cervicale craniale • n. vagus • os hyoïdeum • foramen jugulare • foramen magnum • SSB-gewricht/PAM • tentorium en falx • lig. nuchae • musculatuur (korte nekspieren en m.splenius) Technieken • fasciale listening • distractie • Jones • manipulatie 4.4.3.6 Os Hyoïdeum Relaties • OAA • os temporale • PAM • Thyroïd (via OAA en hypofyse) • Ventrale keten • 1e rib en pericard (fasciaal) Techniek Rechtstreeks via fasciale listening (indirect via de bij ‘relatie’ genoemde). Het paard wordt tijdens het uitvoeren van deze techniek rustig vanwege invloed op het thyroid, het ganglion stellatum en het pericard. 4.4.3.7 Glandula Thyroïdea Bij angst en/of stress vindt er een stijging plaats van afgifte van hormonen door het thyroïd. Dit veroorzaakt een verhoogd metabolisme. Doorbloeding a. caroticus communis (relatie ganglion cervicale craniale) 78 Relaties • os hyoïdeum • OAA • hypothalamus • hypofyse • n. vagus (n. laryngeus) • C1 Techniek Niet rechtstreeks te benaderen (wel via OAA regio en os hyoïdeum) 4.4.4 Visceraal systeem Ook voor de viscera geldt de ‘arterial rule’. De aorta caudale komt (op het laagste punt van de ‘koepel’) dóór het diafragma via hiatus aorticus. Naast de rol van de vascularisatie is tevens de autonome innervatie van het orgaan van onderscheidend belang voor het functioneren van de organen. Ten gevolge van storingen in efferentie gaat het betreffende orgaan dysfunctioneren (bijv. vermindering van secretie). Hierdoor ontstaat vervolgens verstoorde afferente informatie. 4.4.4.1 n. X (Vagus) Innervatie • • • Sensibel - abdominale viscera - dura mater - uitwendige gehoorgang en deel van de oorschelp - pharynx - oesophagus - bronchiën - hart - grote bloedvaten Motorisch - pharynx - larynx (links: cornage) - gedeelte van de oesophagus - musculatuur rondom intestinum en bronchiën Secretorisch - digestieve en respiratoire mucosale klieren Oorsprong Hersenstam 79 Verloop • uittrede schedel door foramen jugulare (vorming ganglion) langs ganglion cervicale craniale • samen met een sympatische tak (truncus vagosymphaticus) • samen met a. corotis interna en communis en de v. Jugularis interna in een bindweefselschedein de hals naar beneden en door de bovenste thorax opening • rechts: via a. carotis communis dextra • links: via a. carotis communis sinistra (loopt verder door) • in abdomen (langs de maag); vormt de plexus solaris • parasympatische viscera (m.u.v. rectum, blaas en geslachtsorganen). N.b.: N. vagus is sterkste parasympatische zenuw van het autonome zenuwstelsel (is de tegenhanger van het orthosympatische zenuwstelsel). Overige relaties • OAA • Ganglion cerivale craniale (via n. jugularis) 4.4.4.2 n. Phrenicus Innervatie Vliezen van buikorganen (sens.) en m.diafragma (mot.) Oorsprong C5 – C7 (plexus brachialis) Techniek Via C5 – C7 (manipulatie, Jones) 4.4.4.3 Bijnieren Vascularisatie Orthosympatische innervatie: niveau Th. 16 – L2 Stoornis Verminderde afgifte van cortisol (cortex) en (nor)adrenaline (bijniermerg). Relaties • Functioneel: hypofyse/hypothalamus • Anatomisch: m. psoas major en minor Technieken • thoracale wervelkolom: reboud/fasciaal/Jones • motiliteit via motiliteit van de nieren 80 4.4.4.4 Pancreas Vascularisatie a. mesenterica cranialis Orthosympatische innervatie Niveau Th. 10 – Th. 15 Parasympatisch innervatie n. X Stoornis Verminderde secretie van insuline Relaties • Functioneel - • hypofyse/hypothalamus, pancreas: cortisol beïnvloed direct de secretie van glucose Anatomisch - maag - m. psoas major en minor Technieken • thoracale wervelkolom: rebound/fasciaal/Jones • de pancreas is niet rechtstreeks te benaderen, evt. wel via motiliteit van de lever, het caecum (en de nieren). 4.4.4.5 Lever: Algemene info • afbraak van hormonen die o.a. bij emoties en stress vrij komen • belangrijke functie in de homeostase (glucose opslag en afbraak) • mogelijke overbelasting van de lever bij voortdurende overgang van bijv. angst naar stress Vascularisatie • truncus coeliacus (a. en v. hHepatica) • vena porta (vanuit spijsverteringsorganen Orthosympatische innervatie • plexus coeliacus • niveau Th. 8 /Th 9 – Th 13/14 Parasympatische innervatie n. X 81 Stoornis Verminderde afbraakfunctie Relaties • • Functioneel - via v. porta in relatie tot alle spijsverteringsorganen!!! - pancreas (glucose metabolisme) Anatomisch: - diafragma (via lig. triangulare en coronarium) - maag (via omentum minus en lig. hepatica gastricum - nieren, m.n. rechter nier (via lig. hepaticorenale) - duodenum (via lig. hepaticoduodenale) Technieken • thoracale wervelkolom: rebound/fasciaal/Jones • lever motiliteit Samenvatting In dit hoofdstuk heeft een uiteenzetting plaatsgevonden van de relatie tussen structuren en systemen die gerelateerd zijn aan het onderwerp ‘emoties’. Vanuit de onderliggende filosofie zijn de osteopathische relaties en behandelmogelijkheden beschreven. Binnen het fysieke lichaam spelen vele factoren een rol bij het onderwerp ‘emotie’. Deze factoren kun je alleen in totaliteit bekijken, en niet afzonderlijk. De behandeling zal moeten bestaan uit het terugbrengen van de balans binnen het autonome zenuwstelsel, waardoor de totale balans binnen het lichaam en daardoor tussen lichaam en emotionele staat zich kan herstellen. Verbindingstekst In dit hoofdstuk heeft een puur theoretische uiteenzetting plaatsgevonden. In het volgende hoofdstuk wordt er aandacht besteed aan ervaringen uit de praktijk. 82 5: Ervaringen uit de praktijk Inleiding In dit hoofdstuk wordt er aandacht besteed aan ervaringen uit de praktijk. Om te beginnen beschrijf ik de bevindingen naar aanleiding van een enquête, gehouden onder osteopaten van de Icreo-opleiding. Hierna volgen 2 korte casuïstiek beschrijvingen en een voorbeeld ‘sportpaard’. 5.1. Enquête Er is een vragenlijst verstuurd naar 27 osteopaten die de Icreo-opleiding gevolgd hebben. Er zijn zes inhoudelijke reacties gekomen (vijf ingevulde vragenlijsten en één reactie met informatie buiten de vragenlijst om). Voor de vragenlijst (inclusief antwoorden) verwijs ik naar de bijlage 1. De antwoorden heb ik zonodig samengevat. Uit de reacties blijkt met name dat het begrip ‘emotie’ op uiteenlopende wijze wordt geïnterpreteerd. Over het algemeen is men er wel bewust mee bezig dat er emoties bij het paard bestaan. De respondenten spreken achtereenvolgens over gedrag (als uiting van emoties), karakter of persoonlijkheid en pijn wanneer er gevraagd is de emotionele gesteldheid van het paard te benoemen. In hoofdstuk 1 is de volgende indeling in 6 basisemoties gegeven: angst, woede, verbazing, verdriet, walging en geluk. Bij te behandelen paarden wordt ‘angst’ het vaakst geconstateerd en daarna woede. Na de behandeling wordt er gesproken over een ‘blij’ (gelukkig?) paard. Het thema ‘pijn’ wordt in de antwoorden gekoppeld aan gedragsmatige problemen.Er wordt veelal gesproken over nerveuze, gestresste en gevoelige paarden versus rustige paarden. Dit interpreteer ik als de ‘tuning’ van het autonome zenuwstelsel, waarbij meer balans komt door het ondergaan van een osteopathische behandeling. De respondenten spreken over het behandelen van de hele keten (pariëtaal, visceraal en cranio-sacraal) en het herstellen van de innerlijke balans. Ongetwijfeld voelen de osteopaten de verschillende paarden onder hun handen op hun eigen wijze reageren. Dit is echter moeilijk in woorden uit te drukken en viel niet binnen de vraagstelling. Mijn persoonlijke stellingname dat er meer bewuste aandacht mag komen voor de rol van emoties binnen de osteopathie (zie inleiding van de thesis), is hiermee bevestigd. Wat ik hieraan toe wil voegen is dat het nodig is om meer gericht bezig zijn met het onderwerp ‘emoties’ om het daadwerkelijk een plek te geven binnen de osteopathische behandeling. 83 5.2. Casuïstiek Jacob (Fries, ruin, 5 jaar oud), 1 dag na de behandeling: “Ik kan nog geen directe veranderingen waarnemen alleen dat hij heel erg aanhankelijk is. Als ik 'm loslaat in de bak en vervolgens wegloop om te mesten oid wordt hij erg onrustig. Het lijkt er zelfs op dat hij de bak dan uit wilt achter mij aan?! Ik houd 't er maar op dat hij erg blij met mij is!!” Paard (kwpn-er): “Het was altijd een teruggetrokken paard. Tijdens de eerste behandeling was er puur met fasciale technieken gewerkt. In de tweede behandeling, na een manipulatie t.h.v. T13/T14, werd het paard ontzettend boos en explosief. Vervolgens vertelde de eigenaar dat het paard in de periode na de behandeling veel opener en toegankelijker was dan voorheen. 5.3. Voorbeeld ‘Sportpaard’ Wanneer een sportpaard door bijv. veranderde omstandigheden in zijn leefomgeving (verhuizing, voeding, nieuwe kudde, etc.) of door bijv. voor het eerst op een concoursterrein te zijn in een toestand van verhoogde stress raakt gebeurt er het volgende. Onder die omstandigheden zal vanuit delen van de hersenschors die de emotionele processen sturen (limbische cortex) een voortdurende ergotrope toestand gecreëerd worden om de ‘dreigingen’ het hoofd te bieden. Zoals beschreven in 3.2.2. is het effect van de drie stimuli (sympathicus, adrenaline en cortisol) voor een kortdurende ergotrope toestand bijzonder nuttig, maar een aanhoudende alarmfase door stress blokkeert de trofotrope processen in de weefsels. Het herstel na trainingen en wedstrijden vermindert namelijk hierdoor en de opbouw stagneert. Er ontstaat een verhoogde blessuregevoeligheid, omdat van een niet optimaal functionerend lichaam hoge prestaties worden geëist. Na verloop van tijd ontwikkelen zich opeenvolgend kleine en grotere blessures en chronische pijnklachten en herstel blijft uit. Achtereenvolgens terugname van de trainingsactiviteit, een osteopathische behandeling en vervolgens een verantwoorde afwisseling tussen inspanning en rust zijn een voorwaarde om herstel van het lichaam te doen slagen. Lange trofotrope perioden per dag zorgen ervoor dat een goede voeding door een volledige vertering ten goede komt aan de weefsels. Groeihormoon stimuleert de opname van aminozuren in de cellen, zodat de aanmaak van collageen en matrix door de fibroblasten weer toeneemt en herstel inzet. Vanuit deze situatie kan een trainingsopbouw weer effectief worden opgepakt. Samenvatting Uit de reacties van de respondenten op de enquête en uit eigen ervaring blijkt dat het moeilijk is om emoties binnen de osteopathie een plek te geven. Je komt al snel uit op de mate van (ont)spanning in plaats van op ‘emoties’. Dit zijn twee verschillende items, maar wel direct aan elkaar verbonden. 84 Verbindingstekst Om het begrip ‘emoties’ beter hanteerbaar te maken en te kunnen integreren in de osteopathische behandeling is het naar mijn mening zinvol om naar andere invalshoeken te kijken. Zijn er wellicht alternatieven die iets te bieden hebben? 85 6. Alternatieven Inleiding In deze thesis is tot dusver puur naar de anatomische kant van emoties gekeken. Dit is echter maar een beperkt deel van de waarheid! Zoals in hoofdstuk 1 beschreven is, vormt het fysieke lichaam een eenheid met het astrale lichaam (de gevoelens) en vind ik emoties van groot belang binnen de osteopathie. Immers, vanuit de holistische gezondheidsvisie gezien is genezing alleen mogelijk, wanneer je de verschillende lichamen allemaal even serieus neemt. In dit hoofdstuk volgt een beknopte weergave van andere invalshoeken die een relatie hebben met het onderwerp ‘emoties’, en welke wellicht meer inzicht bieden. De insteek van dit hoofdstuk is niet om bij iedere osteopathische behandeling van het paard een alternatieve therapie toe te passen. De insteek van dit hoofdstuk is om kennis uit andere gebieden te vergaren en te kijken of er mogelijk handvaten uitkomen die te gebruiken zijn binnen de osteopathie. 6.1. Algemeen Om het belang van emoties te benadrukken het volgende. Als een paard agressieve gevoelens heeft, maar die niet kan uiten door daadwerkelijk aan te vallen, kunnen die gevoelens zich tegen hemzelf richten. Psychische pijn wordt dan lichamelijke pijn. Het lichaam drukt uit wat in de ziel speelt. Door de pijn lichamelijk te ervaren wordt de psyche ontlast van de druk van onverwerkte emoties en kan nieuwe ervaringen opdoen. Het is een vorm van wegdrukken, verdringing. Lichamelijk lijden is naar, maar psychisch lijden is erger. Het lichaam is ervoor om onze ziel te laten ontwikkelen, koste wat het kost. 6.2. De Chakra’s en Diafragma’s van het paard 6.2.1. De Chakra’s Alle levende wezens zijn omgeven door een krachtenveld, zo ook paarden. In het lichaam omvat dit krachtenveld een aura en zeven lagen energie, de chakra’s. Het krachtenveld beheerst het lichamelijke welzijn en de emotionele stabiliteit. In de literatuur zijn er vanuit diverse denkwijzen (m.n.Oosters, bijv. vanuit de ayurveda) verschillende theorieën over de chakra’s. Hieronder een samenvatting, van welke theorie er als leidraad door diverse opvattingen heen loopt. De aura is een beschermende koepel van energie waarbinnen zich alle energie bevindt. Als de aura door ziekte en/of stress verzwakt, kan ze onmogelijk haar hele energiecapaciteit behouden. Vergelijkbaar is het gat in de ozonlaag, waardoor schadelijke uiltra-violette stralen in de atmosfeer 86 terecht kunnen komen. Een aangetast aura in het energiesysteem van het paard doet iets vergelijkbaars als het verstoord is. Een sterk energieveld daarentegen verzekert tegen een externe invasie, die emotionele en lichamelijke klachten kunnnen veroorzaken. Wanneer een paard gehouden wordt met aandacht voor welzijn op alle gebieden heeft dit een sterk auraveld tot gevolg. Dit onderdeel van de thesis gaat over de manier waarop de energieën in het paard het paardelichaam in beweging brengt en de geest weerspiegelt. Het is een uiterst verfijnd systeem. Subtiele energie wordt duidelijk wanneer we kijken naar de manier waarop emoties en de lichamelijke gezondheid beïnvloedt worden. Er zijn in totaal 7 energielichamen, die elk deel van het wezen beïnvloeden. De 7 chakra’s (energiewielen) kunnen ‘open’ of ‘dicht’ zijn en hebben onderling vele relaties. Ze bestaan op lichamelijk niveau en gaan door naar meer gedifferentieerde en verfijnde lagen energie. Energie stijgt vanuit de aarde naar de lagere chakra’s en beïnvloedt het paardelichaam. De energie veranktert de geest in de materiële realiteit. Er daalt ook energie vanuit kosmos neer in de bovenste chakra’s welke het denken, voelen en de spiritualiteit beïnvloedt. Figuur 42: Indeling in zeven Chakra-gebieden van het paard Mijn intentie is om bewustzijn te krijgen op de aanwezigheid emoties bij het paard c.q. van de chakra’s bij het osteopathisch behandelen van een paard. Als osteopaat kun je als volgt de Chakra’s waarnemen: • letterlijk de energie voelen (op enige afstand van het lichaam) • het aura van het paard visueel waarnemen (in kleuren) • een interpretatie maken van wat er speelt in een bepaalde regio, waarbij de emotionele factor meegenomen wordt. Denk hierbij aan de viscera (zie paragraaf 6.3.) en de diafragma’s (zie paragraaf 6.2.2..). 87 Het is niet de bedoeling om in deze thesis dieper in te gaan op alternatieve behandelmogelijkheden voor genezing van het evenwicht in de chakra’s. Tabel 3 is een overzichtstabel van de chakra’s in relatie tot een diversiteit aan items, waaronder behandelmogelijkheden. Dit ter informatie en om duidelijk te maken hoeveel invalshoeken gerelateerd zijn aan de chakra’s. Tabel 3: Indeling in 7 Chakra-gebieden (bron: [17]) 88 6.2.2. De Diafragma’s Praktisch gezien is een ‘diafragma’ overal in het lichaam te creëen tussen beide handen van de osteopaat. Er zijn echter specifieke diafragma’s in het paard aanwezig. Deze diafragma’s zijn opgebouwd uit verschillende anatomische structuren en zijn middels fascie technieken (diep!) te beïnvloeden. De diafragma’s hebben een belangrijke functie in de totale behandeling van het paard. Door een ‘listening’ techniek toe te passen ter hoogte van een diafragma kun je veel informatie krijgen. Bijvoorbeeld over leasies in aangrenzende regio’s, maar ook verderop in het paard. Figuur 43: De vijf diafragma’s van het paard Overzicht van de diafragma’s en hun osteopathische relaties: 1. Diafragma sellae: • Fulcrum of Sutherland • os hyoideum 2. Diafragma van het os hyoideum: • os occipitale • os temporale • ventrale keten • thyroïd • 1e rib (pericard en respiratoir diafragma) 3. Cervico-thoracaal diafragma: • 1e rib (m. scaleni en ganglion stellatum) • passage van zenuwen, arteriën en venen (tussen hoofd/hals en romp) 4. Respiratoir diafragma: • viscera • ventrale keten (diafragma 3 en 5) • dorsale keten (m. iliopsoas) • n. phrenicus 89 5. Diafragma van het bekken: • m. iliopsoas • voortplantingsorganen. 6.2.3. Relatie tussen Chakra’s en Diafragma’s Overzicht van de verschillende chakra’s en diafragma’s: 1 Kroonchakra 2 Voorhoofdchakra Diafragma sellae (1) 3 Keelchakra Diafragma van het os hyoideum (2) 4 Hartchakra Cervico-thoracaal diafragma (3) 5 Zonnevlechtchakra (plexus solaris) Respiratoir diafragma (4) 6 Sexuelechakra Diafragma van het bekken (5) 7 Wortelchakra. Wanneer je naar bovenstaande vergelijking tussen de lokaties van de chakra’s en de diafragma’s kijkt, zie je dat er 7 chakra’s zijn en 5 diafragma’s. Craniaal en caudaal van het paard bevinden zich het kroonchakra en het wortelchakra. Dit zijn plaatsen waar energie het paard kan binnenstromen. In feite zijn de diafragma’s gelokaliseerd op de overgangsgebieden van het ene chakra naar het andere. Je zou kunnen aannemen dat, wanneer er geen goede energetische doorstroom en dus geen goede emotionele balans is, dit merkbaar is in een of meerdere diafragma’s. Andersom zou je kunnen stellen dat een goede energetische doorstroming door de chakra’s, afhankelijk is van goed functionerende diafragma’s. Wanneer je bij een paard merkt dat er een bepaalde regio, een bepaald diafragma gebied, hardnekkig is tijdens de behandeling. Zou je je meer kunnen gaan verdiepen in de emotionele oorzaak hiervan en zodoende van 2 kanten aan een oplossing werken. 6.3. Het uitdrukken van emoties in de viscera Bij de beleving van emoties spelen de organen ook een rol. Langdurige stress en spanning veroorzaken overbelasting van o.a. de (bij)nieren en de dunne darm. De lever en de gal hebben het zwaar te verduren als woede, bijvoorbeeld uit onmacht, te vaak opgekropt wordt. Als paarden angstig zijn, ook al is de angst niet reëel, is dit merkbaar in nieren en longen. Het zijn normale emoties die ieder mens en ieder dier voortdurend ervaart. Wanneer emoties echter langdurig aanwezig zijn, zal het lichaam er met blijvende verharding op reageren. Voor een osteopaat is dit voelbaar als een verandering in de motiliteit. Vanuit de traditionele chineze geneeskunde (waaronder o.a. acupunctuur) worden de organen geassocieerd met specifieke emotionele kwaliteiten. Iedere deficiëntie of excess in de energie van een bepaald orgaan zal zich uitdrukken als een dysbalans in het emotionele leven van de patiënt. Op deze manier worden bij een acupuncturistische behandeling fysieke symptomen met emotionele kwaliteiten geïntegreerd. Upledger (zelf osteopaat) beschrijft in zijn boek Somato-Emotionele Release dat hij de onderstaande ‘viscero-emotionele’ correspondentie betrouwbaar zou willen noemen vanwege het voorkomen bij patiënt na patiënt. 90 Opsomming volgens Upledger: • Lever – boosheid en depressie • Hart – vreugde,liefde en angst om emotioneel beschadigd te worden • Pericard – beschermer van het hart • Longen – verdriet • Nieren – doodsangst • Milt – teleurstelling, bezorgdheid • Maag – walging. Het gaat tever om binnen deze thesis verder in te gaan op de Oosterse visie op de relatie tussen de organen onderling. 6.4. Theorie van Christiane Beerlandt Om binnen de holistische kijk de fysieke en emotionele laag aan te vullen met genezig vanuit het spirituele vlak, biedt de theorie van Christiane Beerlandt handvaten. Haar theorie is integraal toepasbaar, in feite een soort levensfilosofie. Zij houdt zich bezig met de vraag ‘waarom’ een bepaalde ziekte zich manifesteert. Zij gaat ervan uit dat iedere ziel zijn eigen pad volgt. Wanneer een ziel niet vrij tot uiting kan komen, ontstaat er bewegingsverlies en eventueel ziekte. Bepaalde ziekten en bepaalde lokaties in het lichaam vragen voor hun genezing om het ‘onderbelichte’ deel van de ziel meer in te zetten, zodat de totale ziel zich kan manifesteren. Uit ervaring weet ik dat niet iedereen ervan overtuigd is dat een dier een individuele ziel heeft. Wanneer je hier echter wel van uit gaat, geeft dit verder inzicht en diepgang in het holistische genezingsproces. Christiane Beerlandt maakt onder andere gebruik van onderstaande basis indeling (naar het paard vertaald): • linker lichaamshelft staat voor emoties • rechter lichaamshelft staat voor daadkracht • ventrale zijde van het lichaam staat voor toekomst • dorsale zijde van het lichaam staat voor verleden. 6.5. Het paard en zijn omgeving 6.5.1. Systemisch denken Het systemisch denken (en andere theorieën, vanuit bijv. de kwantum fysica) krijgen steeds meer voet aan de grond. Algemene deler van deze zienswijzen is dat ervan uit gegaan wordt dat alles energie is en dat alles met elkaar verbonden is. Ook gaat men daarbij uit van een andere tijdsbeleving. Ook verleden, heden en toekomst zijn een geheel. De bekendste systemische denker van deze tijd is Bert Hellinger. Vanuit de door hem opgerichtte instituten wordt het systemisch denken toegepast in de praktijk. De vorm die hiervoor vaak gekozen 91 wordt zijn de ‘familieopstellingen’. Wanneer je het systemische denken toepast op deze thesis, osteopathische visie op emoties bij paarden, betekent dit dat er naast het energieveld van het paard zelf (zie begin van dit hoofdstuk) ook andere energievelden een rol spelen. Deze krachten kunnen dusdanig verstorend zijn dat zij een genezing in de weg staan. Om de osteopathische behandeling te optimaliseren daarom aandacht voor: • emoties van de paardenhouder • emoties van de osteopaat • relaties tussen paarden op stal c.q. in de kudde • sfeer op stal • traumatische ervaringen van het paard in het verleden 6.5.2. Hartslag van het paard spiegelt humane emoties Paarden staan bekend om hun sensitiviteit voor hun omgeving. Het hartritme van het paard geeft zijn emotionele staat weer. Er is een pilot-onderzoek gedaan naar de variabiliteit van het hartritme tussen paarden en mensen. Conclusie uit het onderzoek is dat het hartritme van het paard kan reageren op de emotionele staat van een mens die in de buurt is. Verder onderzoek hiernaar wordt momenteel gedaan. Samenvatting Bij de ‘alternatieven’, wat betreft visie en behandelwijze, zijn er raakvlakken. Bijvoorbeeld tussen de chakra’s en de diafragma’s. Ook zijn er complementaire zienswijzen die het resultaat van de osteopathische behandeling op een hoger plan kunnen tillen. De in dit hoofdstuk beschreven visies (de theorie van Christiane Beerlandt en de systeem theorie) kunnen je bewuster maken van de in- en uitwerking van ‘emoties’. Het is niet mijn bedoeling om iedere osteopathische behandeling met een alternatief aan te vullen. Ik wil er bovendien de nadruk op leggen dat de alternatieve behandelwijzen allemaal op zich hun eigen kracht hebben door ze compleet in te zetten. Om dit te doen moet je specialist zijn op een bepaald gebied. Hiervoor kun je als osteopaat samenwerken met bijv. een acupuncturist of natuurgeneeskundige. 92 7 Conclusie In deze thesis is onderzoek gedaan naar de rol van emoties binnen de osteopathie voor paarden. Voor het verzamelen van informatie is gebruik gemaakt van literatuuronderzoek en een enquête. De voornaamste conclusie in deze is dat het paard een dier is met emoties, welke onlosmakelijk verbonden zijn met zijn lichaam. Het ontstaan, ervaren en uiten van deze emoties gebeurt door nauwe afstemming van diverse, met name neurologische, processen. Hoewel het limbisch systeem (dat bestaat uit diverse anatomisch functionele structuren) een bepalende rol speelt bij ‘emoties’, is het niet mogelijk gebleken om aan de hand van dit systeem het wel en wee van ‘emoties’ separaat te verklaren. Het animale zenuwstelsel en het autonome zenuwstelsel werken hierbij samen. Binnen het autonome zenuwstelsel is de ‘tuning’ (ergotroop of trofotroop) bepalend. Vanwege het feit dat het paard een vluchtdier is, is de emotie ‘angst’ aan, of vlak onder, de oppervlakte aanwezig. Mede door de domesticatie van paarden en de huidige paardenhouderij zijn er veel paarden waarbij angst is overgegaan naar een voortdurende aanwezigheid van stress. Wanneer je onderverdeling in parietaal-, visceraal- en cranio-sacraalsysteem beschouwt , is duidelijk dat alle drie subsystemen een specifieke functie hebben bij het ontstaan, ervaren en uiten van emoties. Binnen de osteopathische behandeling wordt het principe ‘treat what you find’ gevolgd. Hierbij zullen, wanneer de osteopaat zijn of haar aandacht hierop richt, de mogelijke gevolgen van eventuele angst of stress bij het te behandelen paard naar voren komen. De behandeling zal moeten bestaan uit het terugbrengen van de balans binnen het autonome zenuwstelsel, waardoor de totale balans binnen het lichaam en daardoor tussen lichaam en emotionele staat zich kan herstellen. Emotioneel in balans leven betekent in staat zijn om te adapteren.Voor de osteopathie is hier zowel een curatieve als preventieve rol weggelegd. 93 Literatuurlijst Boeken [1] Allison K., The holistic management of horses, Allen & Company Limited, 1996 [2] Beerlandt C., De Sleutel tot Zelf-Bevrijding, Beerlandt Publications, 2004 [3] Bernards, J.A., Bouman, L.N., Fysiologie van de mens, Bohn Stafleu Van Loghum, 1998 [4] Budras K.D., Anatomie van het paard, Bloemendal, 2005 [5] Cranenburg van, B., Inleiding in de toegepaste neurwetenschappen – Neurofilosofie, De Tijdstroom, 1989 [6] Cranenburg van, B., Schema’s Fysiologie, via www.stichtingiton.nl/boeken [7] Dyce, Sack, Wensing, Textbook of Veterinary Anatomy, Saunders Company, 1996 [8] Ehdin S., Handboek holistische gezondheid, Servire, 2005 [9] Evrard P., Kraniosakrale Pferdeosteopathie für Tierärzte, Sonntag-Verlag, 2004 [10] Kahle W. e.a., Sesam Atlas van de Anatomie – Zenuwstelsel en Zintuigen, Bosch en Keuning, 1982 [11] Korteweg H., Korteweg-Frankhuisen H., Innerlijke leiding, Servire, 2000 [12] LeDoux, Joseph E., The emotional Brain, Simon & Schuster Inc., 1998 [13] Morree de, J.J., Dynamiek van het menselijk bindweefsel, Bohn Stafleu Van Loghum, 1993 [14] Netter F.H., The Ciba Collection of Medical Illustrations, volume I part I, CIBA 1986 [15] Martin J.H., Neuroanatomy, Text and Atlas, McGraw-Hill, 1996 [16] McGreevy P., Equine Behavior, Saunders, 2004 [17] Povel, W., Het grote Bachbloesem naslagwerk, Ajña, 2001 [18] Salomon W, Bäcker B., Kraniosakrale Therapie bei Pferden, Sonntag-Verlag, 2003 [19] Schüncke M., e.a., Prometheus – Hoofd en zenuwstelsel, Bohn Stafleu van Loghum, 2007 [20] Upledger J.E., SomatoEmotional Release, North Atlantic Books, 2002 [21] Wauters, A., Chakra’s Ontcijferd, Librero, 2005 Artikelen [22] Deesing M., Grandin T., Distress in Animals: Is it Fear, Pain or Physical Stress?, American Board of Veterinary Practitioners – Symposium 2002 [23] Hasler G. e.a., Cerebral Blood Flow in Immediate and Sustained Anxiety, The Journal of Neuroscience, June 6, 2007 [24] Radinsky, L., Oldest Horse Brains: More Advanced Than Previously Realized, Science Volume 194, Issue 4265, pp. 62-627, November 1976 [25] Schleip R., Fascial plasticity – a new neurobiological explanation Part 1, Journal of Bodywork and Movement Therapies, January 2003 [26] Schleip R., Fascial plasticity – a new neurobiological explanation Part 2, Journal of Bodywork and Movement Therapies, April 2003 [27] Wood R., Horse Heart Rates May Mirror Human Emotions, Medical News Today, 16 january 2007 94 Thesissen [28] Kooman, W., Het Os Temporale bij het paard, Thesis ICREO, juni 2006 [29] Slebos, H., Pijn en Stress bij Paarden, Thesis ICREO, augustus 2008 [30] Wilschut, M., De Pancreas, Een osteopathische visie op insulineresistentie bij het paard, Thesis ICREO, juni 2006 Cursussen [31] Alen, S., Paardenosteopathie ICREO, 2005-2008 [32] Dirckx F., Paardenosteopathie ICREO, 2005-2008 [33] ITIP, Toegepaste Integrale Psychologie, 2004-2007 Internetsites [34] www.college-sutherland.nl [35] www.equiral.nl/content/oerpaard [36] www.fascia-info.be [37] www.hersenstichting.nl [38] www.jneurosci.org [39] www.natuurinformatie.nl [40] www.robertmmiller.com [41] www.serendip.brynmawr.edu/exchange [42] www.steljevraag.nl [43] www.upledger.nl [44] www.vivat.be 95 Lijst van illustraties Lijst van figuren Figuur 1: De verschillende lichamen (bron: [11]) Figuur 2: Een parallel model van emoties (bron: [12]) Figuur 3: Veranderingen in mimiek bij samentrekking van de mimische musculatuur en interpretatie van deze mimiek (bron: [19]) Figuur 4: Neurale, neuroendocriene en systemische componenten van een woede uitbarsting (bron: [14]) Figuur 5: Hiërarchische niveaus in het zenuwstelsel: Filogenetisch model (bron: [5]) Figuur 6: Hiërarchische niveaus in het zenuwstelsel: Anatomische ligging (bron: [5]) Figuur 7: Schematische vergelijking in kolommen tussen het pyramidale (P) en extrapyramidale (E) systeem van de mens, het paard en de hond (bron: [7]) Figuur 8: Cerebrale lobuli (bron: [16]) Figuur 9: Ligging van de hypothalamus (bron: [19]) Figuur 10: Kerngebieden in de hypothalamus (bron: [19]) Figuur 11: Hypofyse (hersenaanhangsel, glandula pituitaria) (bron: [19]) Figuur 12: Verbindingen van de hypothalamuskernen met de adenohypofyse (bron: [19]) Figuur 13: Het limbisch systeem (bron: [3]) Figuur 14: Corpus amygdaloideum (bron: [19]) Figuur 15: Schematisch overzicht van de amygdala Figuur 16: Verbindingen van de amygdala (anatomisch overzicht) (bron: [15]) Figuur 17: Cirkel van Willis (bron: [14]) Figuur 18: Bloedvoorzieningsgebieden van de grote hersenarteriën (bron: [19]) Figuur 19: Liquor cerebrospinalis(bron: [10]) Figuur 20: Normaal hersenweefsel met bloed-hersenbarrière (bron: [19]) Figuur 21: Bloed-liquorbarrière in de plexus choroideus (bron: [19]) Figuur 22: De 5 specifieke Zintuigen (bron: [19]) Figuur 23: Hersenen van het paard (lateraal aanzicht) (bron: [7]) Figuur 24: Het vomero-nasale orgaan van een (knaagdier) (bron: ) Figuur 25: (Reuk) Reflexen (bron: [6]) Figuur 26: Psychosomatische eenheid (bron: [5]) Figuur 27: Aansturing van het perifere vegetatieve zenuwstelsel door hogere centra (naar Klinke en Silbernagl) (bron: [19]) Figuur 28: (bron: [15]) Figuur 29: De 4 input-output lussen door de basale ganglia (bron: [15]) Figuur 30: Arousal Figuur 31: Membraansysteem (bron: [18]) Figuur 32: Flexie-laesie (bron: [18]) Figuur 33: Flexie-type (bron: [18]) 96 Figuur 34: Extensie-laesie (bron: [18]) Figuur 35: Extensie-type (bron: [18]) Figuur 36: Wegen waarlangs de effecten van prikkels tot stand komen (bron: [5]) Figuur 37: Animale en vegetatieve functies (bron: [3]) Figuur 38: De balans van de ergotope en trofotrope processen onder sturende inlvoed van het limbisch systeem en de hypothalamus (bron: [13]) Figuur 39: Tuning van het autonome zenuwstelsel (bron: [5]) Figuur 40: Processen die betrokken zijn bij het uitvoeren van fascia technieken (bron: [26]) Figuur 41: Relatie van het foramen lacerum en het canalis caroticus met de a. carotis interna (bron: [19]) Figuur 42: Indeling in zeven Chakra-gebieden van het paard Figuur 43: De vijf diafragma’s van het paard Lijst van tabellen Tabel 1: Functies van de hypothalamus (bron: [19]) Tabel2: Hormonen van de adenohypofyse (bron: [19]) Tabel 3: Indeling in 7 Chakra-gebieden (bron: [17]) 97 Bijlage 1: Vragenlijst ICREO osteopaten Ben jij in jouw werk als dierenosteopaat bewust bezig met de emotionele component van osteopathie? Zo ja, hoe? Antwoord: Ja, ik probeer aan te voelen met wat voor persoonlijkheid ik te maken heb en daar stem ik mijn behandeling op af. In het eerste contact laat ik het dier aan mij snuffelen. Door zelf een neutrale houding aan te nemen probeer ik aan te geven dat ik goede bedoelingen heb. Ja, ik kijk naar het gedrag van het paarden zijn gedragingen tegenover osteopaat en het baasje. Het is altijd een meespelende factor. Ja, ik let altijd op de gesteldheid van het het paard (nerveus, rustig, angstig, etc.). Ja, ik vraag de eigenaar uit over de gedragingen. Of de eigenaar bepaalde dingen aanvoelt: angst, onzekerheid, boosheid, etc. Vraag 2: Zie jij over het algemeen veel of weinig emotionele problematiek bij paarden? En van welke aard is deze problematiek dan? Antwoord: Ik denk dat het ene paard emotioneel zwaarder belast is dan het andere. Afhankelijk van eigenaar, omgeving en voorgeschiedenis. Welke aard: gevoeligheid, gestresst paard, angstig paard. Regelmatig; meestal in de vorm van nerveusheid/stress. Bij paarden komt het vaak voor de er ‘stoute’ paarden zijn volgens de baas terwijl achteraf blijkt dat er dan rugproblemen zijn. Best veel, dat kan zich uiten in een schrikachtig paard of een paard met veel looplust. Mensen begrijpen het paard vak niet en daardoor ontstaat frustratie (bij beide) en gaat het in het rijden niet altijd goed. Ja, eigenaren geven vak aan dat het paar ‘zuurder’ is en niet meer zo vriendelijk als voorheen. 98 Vraag 3: Kun je iets zeggen over de specifieke emotionele gesteldheid van bepaalde ‘groepen’ paarden (denk bijv. aan ras, tak van de paardensport, ziektebeeld, leeftijd, of anders)? Antwoord: Ik merk niet echt verschil. Pony’s zijn over het algemeen stouter dan paarden. Dravers zijn onafhankelijker dan dressuur- of springpaarden. Friezen vind ik heel gevoelig. Het zijn volgens mij binnenvetters. Ijslanders zijn ook gevoelig, maar vergeleken met Friezen sneller beledigd waardoor ze zich afsluiten, terwijl een Fries toegankelijker blijft. Duitse paarden zijn te vergelijken met de KWPN-ers rugstiger op stal en in de omgang, maar met een enorme werklust. Lusitano’s zijn zeer heetgebakerd. Ik denk dat de manier waarop de eigenaar met het paard omgaat hier een rol speelt. Paarden met Jazz-bloed zijn vaak iets meer gespannen, net als paarden die pas verhuisd zijn naar een andere stal. Vraag 4: Ben je je over het algemeen bewust van de emoties van het paard tijdens de osteopathische behandeling? Zo ja, kun je hier iets meer over vertellen? Antwoord: Ja, de blik in hun ogen. Naarmate de behandeling vordert, krijg ik meer vertrouwen en kan ik dieper werken. Er zijn technieken die het paard even ‘wakker schudden’ (bijv. manipulaties) en meerdere technieken waarbij het paard een bepaalde loomheid over zich krijgt. Ja, ik probeer mij dat wel bewust te zijn. Je merkt dan wanneer het paard het genoeg vindt of wanneer je nog even door kunt gaan met behandelen. Ik zie wel het verschil tussen een paard dat heen en weer dribbelt omdat hij verwent is (en een snoepje wil) en een paard dat heen en weer dribbelt omdat hij het lastig vindt. Ja, ik pas mijn behandeling aan op het gedrag van het paard. Een heel nerveus en bang paard zal ik niet direct manipuleren, maar eerder via cranio-sacraal technieken weer wat tot rust brengen. Paarden komen tijdens en na de behandeling tot rust. Ik merk aan het paard wat er goed is en wat nog behandeld moet worden. 99 Vraag 5: Kun je 1 of meer voorbeeld(en) geven van het uiten van emoties van een specifiek paard tijdens de behandeling? Antwoord: Een gestresst paard die in het begin de behandeling moeilijk toelaat, maar na ee paar minuten begint zijn hoofd te zakken, lip ontspant, ogen puilen minder uit, etc. Casus: Quarter Horse, 14 jaar oud. Paard zag er erg slecht uit: mager, slecht bespierd, haren recht overeind. Ik wilde het paard onderzoeken (3-min. Test), maar kwam niet verder dan de schoft. Toen begon het paard gericht te schoppen. Ik heb een paard behandeld die steeds beet en trapte. Het bleek dat hij een geblokkeerde rib had. Het paard was na behandeling van de rib al een volledig ander paard: rustiger, hij beet en sloeg niet meer. Ik heb een keer een paard behandeld die ik de eeste behandeling niet kon manipuleren, zo bang was hij. Ik heb alleen fasciaal en cranio-sacraal behandeld. De tweede behandeling (na 6 weken) kon ik gewoon alles doen! Binnen de behandeling van elk paard is er een emotionele reactie van het paard; voor mij is dit niet specifiek gekoppeld aan een bepaalde casus. Vraag 6: Kun je iets zeggen over de effekten van de behandeling op de emotionele gesteldheid van behandelde paarden in het algemeen? Antwoord: De meeste eigenaren zeggen dat hun paard na de behandeling vrolijker en vriendelijker is in de omgang. De paarden zitten weer beter in hun vel. In het algemeen heeft de behandeling een rustgevende uitwerking. Als de paarden chagrijnig zijn van pijn verandert het. Maar het karakter blijft toch wel hetzelfde, vind ik. De paarden worden rustiger, beter in omgang. Paarden worden rustiger tijdens en na de behandeling. 100 Vraag 7: Kun je 1 of meer voorbeeld(en) geven van emotionele veranderingen van een specifiek paard na de behandeling? Antwoord: Een paard dat bang is om voorbij een bepaalde poort te lopen en na de behandeling er geen probleem meer mee heeft. Niet meer bijten en trappen na de behandeling (terwijl hij het daarvoor wel deed). Een merrie die altijd gericht bijt bij het vastmaken van de borstsluiting van de deken deed dit direct na de behandeling niet meer en heeft het nooit meer gedaan. Een in zichzelf gekeerd, apatisch paard wat daarna weer zichzelf terug vond. Zie ook de antwoorden op vorige vragen. Vraag 8: Wanneer je na de behandeling veranderingen ziet in de emotionele gesteldheid van het paard, waar is dit dan m.n. aan te danken volgens jou? Antwoord: Dat hangt af van wat het probleem was. Volgens mij omdat je de pijn weghaalt en het werk voor het paard gemakkelijker maakt. Aan het behandelen van een gehele keten (pariëtaal en visceraal) en vooral aan de invloed vanuit het cranio-sacraalsysteem. Dat de blokkades weg zijn en de innerlijke balans van het paard weer hersteld is, waardoor het paard zich in het geheel beter voelt. Een hersteld evenwicht. De rust en het evenwicht die je creëert in het lichaam. 101 Vraag 9: Zie jij relatie(s) tussen het onderwerp emoties en de osteopathische deelgebieden pariëtaal/visceraal/cranio-sacraal? Zo ja, welke? Antwoord: Alle 3! Ja, met alle gebieden. Je kunt de systemen niet los van elkaar zien. Alles in het lichaam is een geheel. Ja, pariëtaal: mobiliteit vergroten en daardoor het werk makkelijker maken. Visceraal: zie chinese geneeskunde (lever-woede, nieren-angst, longen-verdriet, etc.). Cranio-sacraal: mechanische inwerking op de hersenen (hypothalamus, hypofyse, hormoonhuishouding, doorbloeding van de hersenen). Angst in relatie met nier, stress in relatie met darmen, hyperactiviteti met lever (ofwel totaal omgekeerd: loomheid). Aan het behandelen van een gehele keten (pariëtaal en visceraal) en vooral aan de invloed vanuit het cranio-sacraalsysteem. Vraag 10: Wil je verder nog iets kwijt? Antwoord: Vooral de eerste maanden van het veulen zijn bepalend voor het sociale gedrag en de emotionele ontwikkeling. In deze fase wordt het emotionele brein voor een groot gedeelte bepaald. Als je een paard behandelt, en je voelt bepaalde emotionele problemen, spreek er dan met de eigenaar over. Leuk idee. Leuk onderwerp. 102