Image Acts and Visual Communities: Everyday Nationalism in Contemporary Turkey A. Kuryel Samenvatting In dit proefschrift onderzoek ik de verbeeldingspolitiek van alledaags nationalisme in hedendaags Turkije, en analyseer ik hoe beelden van de natie circuleren in verschillende hoedanigheden. Mijn uitgangspunt is dat een kritische bestudering van beelden een zeer productief beginpunt kan zijn voor een beter begrip van de vaak tegenstrijdige onderhandelingen die een nationale identiteit en gemeenschap (re)produceren en (de)formeren. Ik focus daarom niet zozeer op een officiële staatsgeschiedenis van nationalistische verbeelding, maar juist op de productie van nationalistische verbeelding door gewone mensen in het alledaagse leven. Deze mensen kijken niet alleen naar beelden, maar nadrukkelijk ook met beelden. Het is mijn doel om bij te dragen aan het begrip van hedendaagse uitoefeningen van nationale identiteit, evenals de populistische, belichaamde en affectieve mechanismes van de nationalistische verbeelding in Turkije, en tot slot aan de algemene theorievorming rondom de wisselwerking tussen nationalisme en beelden. In dit onderzoek heb ik vijf verschillende typen beelden geïdentificeerd die ieder op eigen wijze de werking van nationale identiteitsformaties en beeldenpolitiek inzichtelijk maken: gecommodificeerde beelden, bio-beelden, spookachtige beelden, mediabeelden, en desoriënterende beelden. Met koopwaar, maskers, tatoeages, reclames, films, schaduwverschijningen, monumenten en kunstwerken als mijn analyseobjecten, onderzoek ik hoe beelden zowel kunnen begrenzen als doorbreken, en wat de culturele en politieke implicaties zijn van de ‘visuele gemeenschappen’ die rondom beelden worden gevormd. Zo onderzoek ik hoe visuele gemeenschappen reeds bestaande begrippen van nationale taal, ras, etniciteit en gender weerspiegelen, maar ook hoe ze de ‘imaginaire’ dimensies van de natie verhullen en zo haar fictieve status transformeren in een tastbare realiteit, met alle materiële gevolgen van dien. Mijn studie over ‘image-acts’ en visuele gemeenschappen beschouwt niet alleen de specifieke context van Turkije sinds 2000, maar biedt ook bruikbare theorieën en concepten om de vervlechtingen tussen nationalisme en visuele cultuur elders ter wereld te kunnen bestuderen. Het afgelopen decennium zag zowel een opkomst als een crisis van officieel nationalisme in Turkije. Gedurende deze periode groeide een nieuw Islamitisch conservatief nationalisme dat de historische validiteit van het officiële Kemalistische nationalisme in twijfel trok. Hierdoor won het gestaag aan politieke en economische hegemonie. Als gevolg van deze hegemoniale machtsverschuiving verspreidde de aanhang en uitoefening van een Kemalistische seculiere nationale identiteit zich op een meer diffuse en diverse wijze in het alledaagse leven. De toenemende zichtbaarheid van alternatieve nationalistische representaties, zoals het neoliberaal Islamitisch conservatisme van de AKP (Adalet ve Kalkınma Partisi / Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) of de verschillende Koerdische en linkse verbeeldingen, versterkten ook de nostalgie naar het traditionele Kemalisme en zodoende de ingebeelde noodzaak van nieuwe overlevingstechnieken. De rol van het lichaam en populaire cultuur werden steeds belangrijker in het produceren en beoefenen van nationale identiteit. Dit suggereert een nieuw samenwerkingsverband tussen nationalisme, populaire cultuur, en lichamelijke praktijken, en daarmee een nieuwe visuele grammatica, die om een rigoureuze analyse vraagt. De onderbouwende stelling van mijn benadering is dat beelden zowel projecties zijn van reeds bestaande ideologieën als actieve elementen in de totstandkoming van nieuwe ideologische contexten. Het is daarom niet zozeer mijn doel om te definiëren wat beelden zijn, maar juist om te begrijpen wat ze doen: hoe ze handelen, welke vormen ze aannemen, en op welke manieren ze bemiddelen in sociale relaties. W.J.T. Mitchell stelt dat in veel visueel onderzoek het een algemene aanname is dat beelden sociale constructies zijn en ideologisch geladen, maar dat “een dialectisch concept van visuele cultuur geen genoegen mag nemen met definities die hun object slechts als een sociale constructie van het visuele veld zien, ze zouden juist de omdraaiing van zulke stellingen moeten benadrukken: de visuele constructie van het sociale veld” (2002: 171, cursief in origineel).1 Deze stelling kan doorgetrokken worden naar het domein van nationalisme, aangezien beelden een cruciale rol spelen in de verankering van begrippen van natie, gemeenschap en identiteit. Ik beschouw beelden dus als performatief: ze spelen een actieve rol in de totstandkoming van hetgeen ze verbeelden, in plaats van dat ze slechts een reeds bestaande realiteit weerspiegelen. Net als J.L. Austins idee van ‘speech-acts’ - taaluitingen die doen wat ze uitspreken - moeten ‘image-acts’ begrepen worden als handelaars die directe effecten en consequenties produceren. Mijn begrip ‘image-act’ verwijst naar twee simultane en onafscheidbare processen: beelden die handelingen van mensen kunnen afdwingen enerzijds, en mensen die kunnen handelen door middel van beelden anderzijds. Dit tweezijdige proces is met name van belang in het verkennen van nationalisme, aangezien hier de verhoudingen tussen object en subject, beeld en lichaam, en tactiek en strategie voortdurend opnieuw onderhandeld worden. In het eerste hoofdstuk benader ik de opkomst in Turkije van nationalistische beelden als koopwaar. Dit proces begon in de jaren negentig en werd steeds zichtbaarder in het daaropvolgende decennium. Ik analyseer kettingen, ringen en aanstekers met vlagsymbolen of plaatjes van Atatürk, alsmede t-shirts met daarop verschillende nationalistische symbolen en citaten. Zo verken ik de manier waarop beelden van de natie onderdeel worden van het alledaagse leven en in steeds handzamere formaten beschikbaar zijn. Dit verschilt aanzienlijk van de manier waarop meer vertrouwde patriottische voorwerpen zoals vlaggen en beelden in de publieke ruimte functioneren. Aangezien dit een vrij recente ontwikkeling betreft in de geschiedenis van de Turkse natie-staat, 1 Translation by Thijs Witty. onderzoek ik zowel de politieke motivaties voor als de consequenties van deze transformatie van officiële, collectieve symbolen in makkelijk verkrijgbare koopwaar. Ik beargumenteer dat dit proces begrepen moet worden als een reactie op de crisis die het Kemalistische nationalisme onderging in de jaren na de millenniumwisseling. Deze gecommodificeerde ‘image-acts’ onthullen dan ook meer dan routineuze markt- en toerismestrategieën: ze houden namelijk niet alleen de aura intact die zo karakteristiek is voor nationalistische symboliek, maar staan mensen eveneens toe hun eigen alledaagse rituelen te ontwikkelen rondom de nationalistische verbeelding. Met andere woorden: deze ogenschijnlijk vulgaire koopwaar maakt het mogelijk dat de nationalistische verbeelding op meer diffuse wijze verspreid wordt in het alledaagse leven, zowel lichamelijk als affectief. Naast de specifieke handelingen van zulke verbeeldingen, gaat dit hoofdstuk ook over het gebruik van beelden door mensen: in het algemeen over hoe men deze gecommodificeerde beelden in het alledaagse leven introduceert, in het bijzonder over de verhalen die hiermee gecreëerd worden. Mieke Bals conceptualisering van de collectieverzameling als een vertelling in relatie tot consumptie helpt mij dit aspect uit te diepen en inzicht te krijgen in de wijze waarop deze vertellingen betekenis krijgen in concrete ontmoetingen tussen mensen. Dit laatste benadrukt hoezeer de crisis van het nationalisme als iets banaals en alledaags ervaren wordt. Het idee van de fetisj biedt een middel om de samenkomst tussen mensen en gecommodificeerde beelden beter te duiden. Ik maak hierbij gebruik van Sigmund Freuds theorie over de fetisj als substituut en Louise Kaplans focus op de strategische functies van fetisjisme in relatie tot nationalisme. Ook onderzoek ik welke rol koopwaar speelt bij het creëren van een nationalistisch sentiment in de context van een waargenomen crisis. Met deze invalshoek zet ik de materialiteit van koopwaar af tegen de zogenaamde ‘immaterialiteit’ van nationale identiteit. In het tweede hoofdstuk verschuif ik mijn focus naar het lichaam en introduceer ik het begrip ‘bio-beelden’: beelden die onderdeel worden van het lichaam of uit lichaamsdelen bestaan, zoals maskers, tatoeages, of vlaggen beschilderd met bloed. Bio-beelden zijn een tastbaar bewijs van een nationale identiteit die strijdt voor haar voortbestaan, maar ze onthullen ook hoe het lichaam tot een prothese van de hedendaagse Turkse natie-staat – gekenmerkt door verlies en trauma – gemaakt kan worden. In dit lichaam komen kracht en kwetsbaarheid, vitaliteit en kwetsbaarheid samen, een paradoxaal gegeven dat resoneert met de eerder beschreven gelijktijdige opkomst en crisis van het hedendaagse Turkse nationalisme. Elk afzonderlijk onderdeel van dit hoofdstuk gaat in op een specifiek deel van het lichaam: als eerste de Atatürk-maskers die tijdens nationalistische demonstraties opgezet worden, dan tatoeages van nationalistische symbolen, en als laatste een voorval waarbij een groep middelbare scholieren een Turkse vlag maakte met hun eigen bloed en zodoende hun lichamen omzetten in een extern beeld. De begrippen van het carnavaleske (Bakhtin), de panopticon (Foucault), en tactiek en strategie (de Certeau) helpen mij in de formulering van verschillende uitgangspunten voor de discussie over een type beeld dat niet uitsluitend kijkt of bekeken wordt, maar waar nadrukkelijk ook mee gekeken wordt. In het derde hoofdstuk staan spectrale verschijningen en monumenten centraal die, als ‘image-acts’, de natie produceren middels het spookachtige lichaam van Atatürk: een schim die een constante beweging lijkt te maken tussen dood en wederopstanding. Het begrip van het spookachtige benadrukt het grensgebied waaraan deze beelden raken en verwijst in algemenere zin ook naar de status van een nationale identiteit die constant heen en weer beweegt tussen af- en aanwezigheid. De analyse bestaat uit close readings van een jaarlijkse gefêteerde ‘verschijning’ van Atatürk in de vorm van een schaduw langs een bergwand, en een reusachtig Atatürk-reliëf dat voor het eerst werd onthuld in 2009. Deze twee figuren tonen het spookachtige karakter van nationalistische ‘image-acts’ die “de natie in het leven roepen door de geschiedenis van haar verbeelding te omzeilen” (Rafael 610).2 De schaduw van Atatürk wordt een monument, terwijl het reusachtige beeld (beschouwd als een spookachtig fenomeen) het onderscheid tussen vergankelijkheid en soliditeit doet vervagen. Met deze vergelijkend analyse benadruk ik dus de vloeibaarheid van de verschillende verschijningsvormen en locaties van nationalistische ‘imageacts’. In hoofdstuk vier staan twee meer gehumaniseerde beelden van Atatürk in visuele media centraal: een televisiereclame waarin Atatürk door een acteur gespeeld wordt (Isbank, 2007) en de eerste blockbusterfilm over zijn leven (Mustafa, regie: Can Dündar, 2008). De wijze waarop Atat, 2 beweegt, spreekt, en lijdt op het grote of kleine scherm herziet de notie van de nationale held door een ‘oude held met nieuwe manieren’ te crend m. Ik bestudeer de metaforische, allegorische en mythische elementen van deze nieuwe gehumaniseerde figuur, en reflecteer op de verschillende motieven en methodes waarmee Atatürk een beeld aangemeten wordt dat past bij de verwachtingen van de populaire mediacultuur. Gecommodificeerde beelden, bio-beelden, spookachtige beelden, monumenten en mediarepresentaties proberen elk een geünificeerd beeld van de natie in het leven te roepen. Deze visuele grammatica is echter niet de enige manier waarop nationalisme gereproduceerd wordt in het alledaagse leven, noch het enige middel waarmee men de sociale wereld begrijpt of zich tot anderen verhoudt. Het is daarom noodzakelijk om ook naar beelden te kijken die deze grammatica juist problematiseren. Daarom besteed ik in het laatste deel van mijn onderzoek aandacht aan beelden die de nationalistische verbeelding ontwrichten en tot discussiepunt maken, en zoek ik naar de semantische en politieke potentie die ‘desoriënterende’ beelden kunnen hebben. Ik conceptualiseer 2 Translation by Thijs Witty. desoriëntatie als een opschudding van een bestaande oriëntatie, als het verlies van een bestaande richting en als iets wat een gevoel van ambiguïteit losmaakt in plaats van een herwonnen stabiele orde tot stand te brengen. In hoofdstuk vijf benader ik drie verschillende tactieken van desoriëntatie, die ik identificeer in relatie tot een buste van kunstenaar Vahit Tuna die in 2011 tijdens de tentoonstelling ‘We were always spectators…’ in de galerie DEPO te Istanbul onthuld werd. De drie tactieken van desorikenende zijn: ruimtelijke reconfiguratie, de samenkomst van verschillende visuele elementen, en de opening naar affectieve reacties. De analyse van deze tactieken gaat voorbij de installatie in kwestie en laat de functie van afstand zien: de correlatie tussen fysieke nabijheid en de mogelijkheid om een beeld te kunnen vatten. Ook verken ik de mogelijkheden voor subversie die het genre van portrettering biedt en beschouw ik de rol van affect in het betwisten van de vastigheid van nationalistische symbolen. Ik kijk in mijn concluderende hoofdstuk dus naar de mogelijke effecten van desoriëntatie, zowel in de context van Turkije als in relatie tot algemene discussies over politiek en esthetiek. Deze laatste discussies zijn nauw verbonden met het besef dat er een andere wereld mogelijk is, waar de beperkende kaders van een uitsluitend nationale identiteit radicaal kunnen worden doorbroken.