Het Spat ervan af! ijs (E.G.Z.O.) ZwemOnderw t h ic er G gs n rokkenheid Ervari inden en bet ev b el w gt o o ! verh de resultaten en verbetert Zwemschool ‘Drie Essen’ uit Erp/Beek en Donk hanteert een ErvaringsGerichte aanpak om kinderen te leren zwemmen. Martin en Claartje Driessen runnen met hun zonen de zwemschool. Eén van hun kinderen zat een aantal jaren op een E.G.O.-school. Zij lieten zich inspireren door het onderwijs op die school en bij het ontwikkelen van een nieuwe zwemmethode. Niet meer een badmeester aan de rand van het bad, geen rijtjes wachtende kinderen. Maar samen met de lesgever, die aandacht heeft voor elk kind, ‘spelend leren’. De opdrachtjes die kinderen krijgen staan ook op pictogrammen (stuurkaarten), zodat de kinderen al snel zelf aan de slag kunnen. In die tijd instrueren de zwemleraren de kinderen individueel. Maar altijd dicht bij de groep met oog voor alle kinderen. Thijs Driessen is continu aanwezig om het hele bad te overzien. Hij coacht de zwemleraren op hun stemgebruik, overzicht, spelvormen en het continu verhogen van welbevinden en betrokkenheid. Welbevinden en betrokkenheid als criteria De afgelopen jaren is er een groeiende behoefte aan vernieuwing op de zwembadvloer en een zoektocht naar een nieuwe invulling voor het zwemonderwijs. Hierbij is de snelheid van leren een belangrijk criterium geworden. Er wordt vanuit gegaan dat ouders willen dat hun kinderen zo snel mogelijk hun diploma’s kunnen halen. Oplossingen worden vaak gezocht in keuzes voor bepaalde motorische leerlijnen, hulpmiddelen en variatie in waterdieptes. Voor de pedagogische aspecten is meestal weinig aandacht. ‘Drie Essen’ bewijst dat het ook anders kan. Het hoofddoel van het hele team is dat kinderen huppelend naar de zwemles komen en gaan. Zij zijn ervan overtuigd dat flink in zetten op het welbevinden en betrokkenheid van de kinderen een goede invloed heeft op het verloop van het leerproces. In eerste instantie gebeurt dit door het creëren van een goede, veilige sfeer voor de kinderen. De lesgevers zijn (letterlijk) dicht bij de kinderen. Je vindt ze dan ook niet op de rand van het water, maar voornamelijk in het zwembad samen met de kinderen. Constructivisme en klittenbandeffect Zwemles begint al vroeg. Kinderen beginnen al met zwemles op vijfjarige leeftijd. Zelfs peuters kunnen tegenwoordig in het programma ‘peutersurvival’ leren zich in het water op hun eigen manier te redden, zonder in paniek te raken. Vanwege de steeds lagere leeftijd waarop kinderen deelnemen aan de zwemlessen ontstond de noodzaak om de zwemmethode aan te passen aan jonge kinderen. In samenwerking met voortrekkers uit de zwembadbranche is binnen ‘Drie Essen’ het modern zwemonderwijs ontwikkeld. Belangrijk is het inzicht dat ze een grote bewegingsdrang hebben en zich in hun eigen tempo moeten ontwikkelen. Daar wilde Claartje gebruik van maken. Gebleken is dat de kleuter leert bewegen, in dit geval zwemmen, door het opdoen van bewegingservaringen, maar wel in de juiste volgorde en op het juiste moment. In het zwemonderwijs wordt hiervoor de term ‘klittenband leren’ gebruikt. Waar het E.G.O. zich baseert op het constructivisme baseert het modern zwemonderwijs zich op dit klittenbandeffect: iedere ervaring plak je weer op een nieuwe ervaring. In de zwemlessen wordt dus veel tijd besteed aan het opdoen van ervaringen. Bijvoorbeeld: Het klittenbandeffect zorgt dat kinderen zo het ‘watergevoel’ op een steeds dieper niveau ontwikkelen. Dit heeft een positief effect bij het aanleren van de zwemslagen. Het plezier spat ervan af! 1 Zwemonderwijs richten op de ervaringsstroom In de meeste zwembaden ligt de visie over zwemonderwijs vastgelegd in een lesplan. Hierin staat dan beschreven in welke volgorde de oefenstof moet worden aangeboden, binnen bepaalde tijd. Hoe de didactische en pedagogische aspecten vorm moeten krijgen, wordt niet beschreven, maar veelal overgelaten aan de lesgevers zelf. De organisatie- en aanbiedingsvormen zijn meestal in het verleden bepaald en staan niet of nauwelijks ter discussie. Dit in tegenstelling tot hoe het gaat bij ‘Drie Essen’. Deze zwemschool kiest bewust voor het concept ‘ErvaringsGericht ZwemOnderwijs’. 3 Pijlers 3 Pijlers geven richting aan het ErvaringsGericht ZwemOnderwijs. 1. Vrij initiatief. Wanneer kinderen de ruimte krijgen om zelf activiteiten te kiezen komt dit tegemoet aan de van nature aanwezige drang tot onderzoeken. Zij zullen daarbij de activiteiten kiezen die het dichtst bij hun mogelijkheden liggen. Hierdoor groeit het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid, waardoor het kind zich verder zal willen ontwikkelen. Voor zwemonderwijs betekent dit ‘vrij spelen’ niet alleen een leuke afsluiting, maar vooral als het moment waarop kinderen het geleerde laten zien in een toepassing die ze zelf kiezen. Een prachtig moment waarop de lesgever het niveau kan observeren. 2. Rijk milieu. Om het vrije initiatief zinvol te laten zijn zal de omgeving van het kind voldoende prikkels moeten bieden. Een omgeving vol uitdagingen, nodigt uit om je te ontwikkelen. Voor zwemonderwijs betekent dat enerzijds uitdagende materialen en activiteiten en anderzijds de creativiteit en inventiviteit van de lesgever. Het zwembad is voor veel kinderen vanzelf al een rijk milieu. In het water kun je van alles doen. Toch is de rol van de lesgever cruciaal. De lesgever motiveert en inspireert kinderen om maximaal deel te nemen door creatieve vormen te bedenken waarin de oefenstof wordt verpakt. 3. Ervaringsgerichte dialoog. Dit is een inlevende manier van communiceren die zich richt op wat er in de belevingswereld van het kind afspeelt. Het vraagt onverdeelde aandacht voor alle signalen die het kind afgeeft. De communicatie met kinderen in de zwemles was vaak alleen gericht op het geven van aanwijzingen en correcties, vanuit de gerichtheid op het motorische aspect. Communicatie die gericht is op de beleving en ervaringsstroom van het kind gaat verder dan dat. De lesgever probeert bij de kinderen aan te sluiten en kan dat alleen als hij het vermogen heeft ontwikkeld om attent en invoelend te zijn naar de beleving van elk kind. 2 Het plezier spat ervan af! ‘Ervaringsgericht’ betekent gericht op de ‘ervaringsstroom van kinderen; wat hen raakt en boeit en wat ze nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen. Het gaat dus om de totale beleving van onderwijsleersituaties. Dat is nieuw binnen het zwemonderwijs. De focus van aandacht van de lesgever lag voorheen op de motorische ontwikkeling van het kind. Hierin is een verschuiving opgetreden naar een focus op de beleving van die motorische ontwikkeling. Claartje: “De zwemleraren van ‘Drie Essen’ realiseren zich dat de motorische ontwikkeling altijd samenhangt met de ontwikkeling op sociaal, emotioneel en cognitief vlak, maar vooral ook met hoe het kind zich voelt.” Betrokkenheid kun je verhogen Thijs: “Wij willen natuurlijk bereiken dat kinderen zich op zwemgebied goed ontwikkelen. Gezien het feit dat betrokkenheid van wezenlijk belang is voor de maximale ontwikkeling, is het aan de lesgever om de kans op betrokkenheid zo groot mogelijk te laten zijn. Een aantal factoren is daarbij bepalend en vergroten de kans op maximale betrokkenheid. Die aspecten zijn terug te vinden in de lessen van ‘Drie Essen’ ”. Goede sfeer en ontspannen relaties tussen lesgever en kind en kinderen onderling bevorderen het gevoel van veiligheid in het water en dus ook de zwemontwikkeling. Bij zwemonderwijs is de rol van de lesgever bepalend. Hij probeert er voor te zorgen dat het kind zich vertrouwd en veilig voelt, maar vooral ook gewaardeerd. In de praktijk zien we bij ‘Drie Essen’ dat de lesgever de kinderen in het water begeleidt, binnen handbereik is en zoveel mogelijk op ooghoogte met kinderen communiceert. Er wordt bewust gekozen om niet in lengtebaden te zwemmen, anders zijn kinderen buiten bereik van de lesgever. Kinderen die voor het eerst op zwemles zijn, starten in een kleiner vak. Ze voelen zich dan dicht bij de lesgever en merken ook dat de afstanden haalbaar zijn. Een voorwaarde voor echte betrokkenheid is op eigen niveau kunnen werken. Werken op het goede niveau vraagt van de lesgever dat hij goed zicht heeft op het niveau van elk kind, zodat hij afwisselend oefenstof aan kan bieden die op niveau is, maar ook oefenstof die net boven dat niveau is. Binnen een groep zijn er grote verschillen in vaardigheden. Daarom zorgt de lesgever voor een variatie aan opdrachten voor groepjes kinderen. ‘Drie Essen’ kiest ervoor om kinderen gedurende de opleiding steeds bij dezelfde lesgever en in dezelfde groep te laten zwemmen. Claartje: “Het is vooral belangrijk dat kinderen niet gefrustreerd raken. Soms ontwikkelt een kind zich op zwemgebied minder goed. Dan volgt een gesprek met de ouders en kan gekozen worden voor zwemmen in een kleine groep van maximaal drie kinderen met een speciale lesgever. Vaak zien we dat kinderen zich dan beter ontwikkelen.” In de zwemlessen wordt gedifferentieerd met behulp van stuurkaarten met pictogrammen, waarop oefeningen staan aangegeven. Kinderen kunnen deze oefeningen zelfstandig uitvoeren maar ook samen. Hierdoor heeft de lesgever de ruimte om individuele kinderen te helpen. Claartje: “Iedere les moet een succeservaring zijn voor de kinderen, zodat ze met een goed gevoel naar huis gaan.” Activiteiten die werkelijkheidsnabij zijn, raken de belevingswereld van het kind. Dat maakt dat een activiteit als interessant en dus zinvol wordt ervaren. Alleen al het feit dat de lessen in het water plaatsvinden, draagt al bij aan de werkelijkheidsnabijheid. Ook leren de kinderen zwemmen in diep water. Ze zwemmen met pakjes aan die EasySwim heten; deze pakjes vervangen de zwembandjes. Het is gebleken dat dit zorgt voor een hoger leerrendement. De pakjes zorgen voor veel meer bewegingsvrijheid en ze prikkelen ook om te bewegen. Meer bewegen, betekent meer ervaren, dus meer leren. Iedere les gaan de pakjes ook even uit om de zelfredzaamheid te oefenen. Zelfredzaamheid leidt tot zelfvertrouwen. En dat zorgt ervoor dat kinderen zich vrij snel in het water zelf kunnen redden. Survival in het water is een belangrijk onderdeel van de zwemles. “Werkvormen die een duidelijk zichtbaar doel dienen met betrekking tot survival zijn bijvoorbeeld: leren om al vroegtijdig zelfstandig naar de kant te komen na te water gaan, ademhalen onder de boot, onder de boot doorzwemmen, je vriendje redden, met kleren aan zwemmen en je eigen schoenen opduiken. Om dicht bij de belevingswereld van de kinderen te blijven, werken we met materiaal als opblaasboten, schelpen, gekleurde stenen, drijvend speelgoed en zinkend speelgoed,” zegt Claartje. Een hoge intensiteit in de activiteiten nodigt uit tot meer betrokken deelname. Zwemles betekent ‘bewegen’. De lesgever kiest steeds werkvormen, waarbij de activiteit door de kinderen hoog is. Werken vanuit rijtjes is dan geen goede keus, omdat kinderen dan steeds op elkaar moeten wachten. Beter is kiezen voor het werken in een doorlopende bewegingsbaan of zelfstandig in groepjes werken. Er wordt dus regelmatig een beroep gedaan op de zelfstandigheid van kinderen, terwijl er ook alert wordt opgelet of kinderen de technieken goed aanleren. Het kiezen voor hoge intensiteit heeft direct invloed op de motorische ontwikkeling, omdat het motorisch leren verloopt door het aaneenschakelen van bewegingservaringen. Dit betekent dus dat veel bewegen leidt tot het opdoen van veel bewegingservaring en dus tot beter ontwikkelen. Vanuit vrij initiatief de eigen activiteiten mogen kiezen maakt dat het kind de mogelijkheid heeft om een keuze te maken op de grens van mogelijkheden en uitdaging. Dit is volgens Claartje waarschijnlijk voor lesgevers in het huidige zwemonderwijs nog het lastigst te implementeren. Het betekent namelijk dat je kinderen de vrijheid geeft te bepalen wát ze doen en hóe ze het doen. Daarbij gaat het om de kunst van loslaten; geen eisen stellen aan tempo, uitvoeringswijze en techniek, maar alleen sturen op veiligheid. Materiaal aanbieden dat dusdanig aantrekkelijk is dat kinderen op elk niveau worden uitgedaagd is een must. De essentie is dat je vertrouwen hebt in kinderen en dat hij/zij gewoon kiest voor datgene wat op dat 3 moment aansluit bij de ontwikkeling. In de eerste fase van de zwemopleiding wordt regelmatig gewerkt in een vrije organisatie met open opdrachten. Hierbij mogen kinderen dan weliswaar niet kiezen wát ze doen, maar wel hóe ze het doen. Ook wordt er geoefend met materiaal zonder dat er een duidelijke opdracht bij is. Kinderen mogen dan niet alleen kiezen hóe ze iets doen, maar ook wát ze doen. In de fase waarin het aanleren van de zwemslagen steeds meer centraal komt te staan wordt de eigen inbreng van kinderen meestal ingeperkt. “Toch zou ook hier oefenen vanuit vrije keuze een passende activiteit kunnen zijn,” vindt Claartje. “Je kunt dan bijvoorbeeld werken met stuurkaarten kiezen of materiaalarrangementen aanbieden aan (een deel van) de groep.” Werken met materiaalarrangementen wordt op dit moment binnen ‘Drie Essen’ doorontwikkeld. Verbondenheid als voorwaarde en doel De ‘Drie Essen’ vindt het contact met ouders erg belangrijk. De kinderen krijgen dan ook allemaal een eigen persoonlijke pagina op hun eigen internetdossier, waarop hun leervorderingen worden bijgehouden door de lesgevers. Zo zijn kinderen en ouders goed op de hoogte van het ontwikkelingsproces van de kinderen. Verbondenheid met kinderen, lesgevers en ouders is het belangrijkst van allemaal. Het management zet zich in om te waarborgen dat de lesgevers zich goed, veilig en gewaardeerd voelen. Als lesgevers het welbevinden en de betrokkenheid van de kinderen willen stimuleren, is het van belang dat hun eigen welbevinden en betrokkenheid óók hoog is! Het plezier spat ervan af De ouders zien, vanuit een vriendelijk ingerichte ruimte, hoe hun kinderen in groepjes naar hun eigen gedeelte van het bad gaan. Het grote bad is in zes vakken verdeeld De lesgevers ontvangen de kinderen en gaan met hen het water in. Ze spelen, instrueren en maken samen plezier. Plezier (welbevinden) en optimaal ontwikkelen (betrokkenheid) spatten er van af ! 4 Het plezier spat ervan af! Janneke Mezenberg, Ingrid van Reede van Oudtshoorn en Marcel van Herpen www.drie-essen.nl www.ervaringsgerichtonderwijs.nl Literatuur: Herpen van, M., (2005) ErvaringsGericht Onderwijs; van oriëntatie tot implementatie. Antwerpen/Apeldoorn: Garant De feiten: Zwemschool ‘Drie Essen’ staat in Erp en in Beek en Donk (N.Br.) Eigenaar: Familie Driessen (Martin en Claartje) Zonen werken mee in het bedrijf. Zoon Thijs is coach Site: www.drie-essen.nl Concept E.G.Z.O. is direct afgeleid van het ErvaringsGericht Onderwijs Criteria: Welbevinden en Betrokkenheid 3 Pijlers: 1. Vrij initiatief 2. Rijk milieu 3. Ervaringsgerichte dialoog Betrokkenheidverhogende factoren: 1.Goede sfeer en ontspannen relaties 2. Op eigen niveau kunnen werken 3. Werkelijkheidsnabijheid 4. Intensiteit in de activiteiten 5. Vrij initiatief