De erfenis van de utopie

advertisement
Michel Onfray - Het lichaam, het leven en het lijden.
Michel Onfray werkt al jaren aan een filosofie van het goede leven, een bepaald soort hedonisme dat gestoeld is op
drie principes. Het eerste principe haalt hij bij de antieke filosoof Epicurus, grondlegger van het hedonisme. Het
houdt in dat de individuele moraal gebaseerd is op het nastreven van genot als hoogste goed en het vermijden van
pijn. Het tweede principe is dat van het utilitarisme: doel is het grootste geluk voor het grootste aantal na te streven.
Dit vormt het uitgangspunt voor Onfrays sociale theorie en ethiek. Hij staat immers niet een individualistisch maar
een sociaal hedonisme voor. Het laatste principe heeft betrekking op zingeving, ontologie en kennisleer: het houdt
een radicaal pleidooi in voor materialisme en immanentie. Onfray pleit voor een volstrekt atheïsme. Hij trekt van
leer tegen elke vorm van dualisme en beschouwt de ziel als even materieel als (de rest van) het lichaam. Zingeving
moet gezocht worden in het nastreven van geluk hier en nu en niet in wat voor vorm van transcendentie dan ook.
Het mag duidelijk zijn dat het hedonisme van Onfray veel meer is dan een gerichtheid op het bevredigen van lust,
begeerte en driften, zaken waar hedonisme vaak en onterecht mee geassocieerd wordt.
In een reeks boeken tracht Onfray deze basisprincipes thematisch uit te werken. Eerder paste hij ze toe op de
esthetiek en de kunst (Levenskunst, 1991), de moraal (De kunst van het genieten, 1991) en de politiek (Politique du
rebelle, 1997). Michel Onfray wordt op zijn achtentwintigste geveld door een zware hartaanval. Later krijgt zijn
vrouw borstkanker. Een lange periode van ziekenhuisopnames, chemotherapie en uiteindelijk borstamputatie volgen.
Deze ingrijpende persoonlijke ervaringen vormen de aanzet voor dit nieuwe boek waarin Onfray zijn hedonistische
filosofie toepast op de kwesties van de bio-ethiek.
In dit boek ligt de nadruk sterk op het derde principe, dat van de materialistische ontologie. Onfray geeft een
Faustiaanse invulling aan het menselijk lichaam. Vertrekkende vanuit de medische mogelijkheden ziet hij een lichaam
ontstaan dat losgekoppeld wordt van de natuur en deels kunstmatig wordt. Prothesen, chirurgische ingrepen,
transplantatie maar ook klonen en transgenese beschouwt hij als variaties op het zelfde thema. Ze horen er volgens
Onfray enkel toe bij te dragen dat de mens tijdens zijn leven gelukkiger wordt en meer kan genieten, en dat de vijand
- pijn - vernietigd of minstens uitgesteld wordt. Het geheel staat in het teken van uitgebreide individuele vrijheden:
zich voortplanten of niet, een natuurlijke ziekte ondergaan of kiezen voor kunstmatige gezondheid. Anticonceptie,
abortus, begeleide zelfdoding, euthanasie, dat zijn zaken waar individuele vrijheid maximaal hoort te zijn en waar
overheidsbemoeienis zoveel mogelijk uit den boze is. In zijn eigen woorden: De constructie van een faustiaans lichaam is
geenszins afhankelijk van het besluit van een derde, zij is alleen van belang voor degene die er zelf toe besluit. Een bio-ethiek die kansen
schept, valt niet samen met een biopolitiek die de kansen inperkt als zij zich niet duidelijk op het libertaire vlak plaatst. Deze
libertaire ethiek bakent Onfray echter nadrukkelijk af van een liberale opvatting over bio-ethiek, die het werk, de
research, de vondsten, de successen enkel of hoofdzakelijk in dienst van geldgewin en handelsactiviteiten stellen.
Vanuit deze materialistische zijnsleer bekritiseert Onfray scherp en genadeloos het religieuze mensbeeld dat het
leven in dienst stelt van een onbestaand transcendentaal hiernamaals, van een cultus van de pijn, van een afkeer van
de lichamelijkheid en fysiek genot.
Het boek valt uiteen in vijf delen die verschillende levensfasen volgen. Het eerste gedeelte behandelt problemen van het
ontstaan van het leven, de fases van preëmbryo, embryo, foetus. Interessant in dit deel zijn de beschouwingen over de
potentialiteit. Het begrip "potentieel persoon" beheerst de debatten over stamcelonderzoek, gebruik van (pre-)embryo's
voor research en abortus. Tegenstanders gebruiken dit concept als een belangrijk argument tegen de genoemde
medische handelingen. Onfray deconstrueert dit begrip als een essentialistisch en religieus concept. "Potentiële persoon"
houdt in dat de mens in zijn essentie reeds volledig aanwezig is vanaf de eerste celdeling. Dat is voor Onfray een louter
virtueel en theologisch concept dat niet te rijmen val met zijn materialisme. Een mens kan niet tegelijkertijd volledig zijn
en slechts in potentie zijn. Het begrip potentiële persoon is bedacht is om de aandacht weg te houden van wat meetbaar
en verifieerbaar is. . Volgens Onfray moet er onderscheid gemaakt worden tussen het levende en het menselijke. Het
embryo wordt onterecht gekoppeld aan ideeën: aan de idee mens, de idee ziel, de idee lichaam. En dit terwijl het gaat
om een biologische of fysiologische toestand (het levende) dat voorafgaat aan en losstaat van de existentie van een
volwaardig mens (het menselijke). Het leven dat in een organisme aan het werk is en het feit dat het deel uitmaakt van
het menszijn vallen geenszins samen.
Vanuit die visie zal het duidelijk zijn dat Onfray vrij makkelijk een antwoord kan bieden op een aantal ethische
problemen: eiceldonatie, onderzoek op preëmbryo's, stamcelonderzoek, eugenetica, kloning, geslachtskeuze,
transgenese. Onfray verdedigt het allemaal en ziet geen enkel fundamenteel bezwaar behalve één: hij billijkt alle
genoemde biotechnische innovaties mits ze volkomen los gebeuren van markt, handel en geld.
Deel twee en drie behandelen ethische kwesties die te maken hebben met de geboorte en het leven zelf. Het gaat onder
meer over de keuze om al dan niet voort te planten, anticonceptie als eerste vorm van macht over het eigen lichaam,
abortus, eugenetica en transplantaties. Weer hekelt Onfray het religieuze denken dat jarenlang gepoogd heeft en nog
steeds poogt om anticonceptie en abortus te verbieden of in te perken. Belangrijke vraag in dit deel is of de maatschappij
(de overheid) mag overgaan tot zwangerschapsonderbreking en sterilisatie bij personen die overduidelijk niet in staat zijn
zelf de beslissing over hun lichaam te kunnen nemen en evenmin in staat zijn eigen kinderen groot te brengen (personen
met een zware verstandelijke handicap, psychiatrische patiënten, …). Onfray fietst niet om de dilemma's heen. Het
volstaat volgens hem niet om m.b.t. dergelijke praktijken te blijven verwijzen naar de eugenetica van de nazi’s, aldus de
auteur. Een postmoderne eugenetica bouwt immers enkel een wezen op dat volledig over zijn mogelijkheden beschikt
terwijl de eugenetica van de nazi's er op gericht was alles te vernietigen wat niet aan de fictie van de arische superioriteit
voldeed. Er is volgens hem nood aan een openbaar debat waar deze vragen in alle openheid gesteld kunnen worden
aan waarbij echte argumenten hun rol kunnen spelen. Onvermoeibaar ontkracht Onfray argumentaties tegen eugenetica,
klonen en andere vormen van kunstmatige verbeteringen aan de menselijke fysiek. Hij bestrijdt het dualisme, de
religieuze intolerantie en de angst van vrijzinnige en progressieve ethici en politici die geen keuzes durven maken. En dit
terwijl de realiteit inhoudt dat in tal van labo's zonder degelijk kader en zonder controle aan eugenetica, klonen e.d.
gewerkt wordt, vaak voor liberale doeleinden: winstbejag i.p.v. de techniek in dienst te stellen van een betere wereld en
een beter leven.
In het vierde deel stelt Onfray de vraag naar bestaanscriteria. Wat is identiteit? Is iemand dezelfde als hij het hart van een
ander, van een dode in zijn borst voelt kloppen? Wat als we naast hart, huid, oog en lever ook zenuwen kunnen
transplanteren, waardoor het mogelijk wordt een hoofdtransplantatie uit te voeren en bijv. een verlamde aan een nieuw
lichaam te helpen. Volgens Onfray geen kwestie van of het zal gebeuren, maar van wanneer… Hier is een nieuw
dilemma waar de ethiek nog een rol kan spelen. In dit deel is ook de kwestie van pijn en pijnbestrijding aan de orde.
Weer viseert Onfray vooral de katholieke zorginstellingen. Met voorbeelden toont hij aan dat het ziekenhuisbeleid vaak
doordrongen is van een religieus pijnconcept: pijn is nodig, door smarten komt men dichter bij god, pijn heeft een
boetvaardige, heilbrengende functie. Het moet aanvaard worden om zich bij het lijden van Christus betrokken te
voelen,… Voor de hedonist Onfray is pijn de grote vijand, het absolute kwaad dat met alle mogelijke middelen
bestreden moet worden. In een laatste deel tenslotte worden - steeds vanuit hetzelfde perspectief - kwesties rond het
levenseinde besproken: de euthanasie, zelfdoding en palliatieve zorgverstrekking.
Onfray is in dit boek erg duidelijk en overtuigend in zijn verdediging van allerlei medische praktijken en mogelijkheden.
Zijn argumentatie is volstrekt consistent. Hij houdt zich volledig aan zijn hedonistisch-utilitair referentiekader en
realiseert zo een volstrekt vrijzinnige bio-ethiek.
Toch heb je als lezer regelmatig het gevoel dat hij soms wel erg kort door de bocht gaat. Zo is het makkelijk om te
pleiten voor een innovatieve medische praktijk m.b.t. pakweg klonen tenzij dat gebeurt uit winstbejag. De medische
sector is er nochtans één die bij uitstek gedreven wordt door vrijhandel, patenten en economische belangen. Dit
terugschroeven is makkelijker gezegd dan gedaan. Een pleidooi voor het universele beheer van
gezondheidsvraagstukken met een billijke verdeling van winsten en kosten is bovendien zonder meer naïef.
Ook de stelling dat klonen en andere medische technieken op zich neutraal zijn, maar dat het gebruik ervan niet neutraal
is, is een ietwat makkelijke aanname. De liberale uitspattingen die Onfray hekelt: draagmoederschap uit geldnood,
klonen voor de meestbiedende, handel in organen, ongecontroleerd gebruik van genetische manipulaties gebeuren de
facto. Moet je het kind in die gevallen dan wel met het badwater weggooien?
De grote waarde van dit boek schuilt echter in twee zaken. Ten eerste maakt Onfray werkelijk alles bespreekbaar, ook
de taboes van eugenetica en gedwongen sterilisatie. Hij haalt dergelijke praktijken uit de hoek waar ze door de nazipraktijk waren achtergelaten en pleit voor een open debat met goede argumenten. Ten tweede deconstrueert Onfray
een aantal algemeen geldende discours. Zo legt hij overtuigend het concept potentiële persoon bloot als een
essentialistisch, dualistisch en in se religieus concept dat in debatten nochtans door zowel gelovige als vrijzinnige ethici
wordt gebruikt. Hetzelfde doet hij met concepten als identiteit, pijn en lichaam. Zoals gezegd realiseert hij daarmee een
radicaal vrijzinnige bio-ethiek. Het is daarbij confronterend te moeten vaststellen dat ook de meest vooruitstrevende
ethici zich bedienen van concepten die verdoken religieus en dualistisch zijn. Na lectuur van dit boek is dat niet meer
mogelijk en mag de lezer zelf op zoek naar antwoorden.
Jan De Craemer
De website van Michel Onfray: perso.wanadoo.fr/michel.onfray
Download