Infectieziekten - Arbocatalogus Provincies

advertisement
HANDBOEK
BEROEPSRISICO'S IN DE
MUSKUSRATTENBESTRIJDING
I
VOORWOORD ( voorzitter LCCM)
II
INLEIDING
III
INFECTIEZIEKTEN
3.
4.
5.
Infectieziekten algemeen
Ziekten die zich uiten met maag-darm-klachten.
Ziekten die via (verwondingen in) de huid ontstaan
en zich uiten met huidklachten.
Ziekten als gevolg van tekenbeten.
Diverse ziektebeelden.
Bijzondere ziektebeelden.
IV
OVERIGE RISICO’S
1.
2.
3.
4.
5.
Overige risico’s algemeen
Bot-en gewrichtletsels
Brandwonden
Elektriciteit / Bliksem
Klimatologische omstandigheden
Adviezen hoe te handelen bij:
1.
2.
-wonden algemeen
-wonden door insectenbeet
-wonden door knaagdierbeet
V
BRONVERMELDINGEN
Definitieve versie, juli 2003
pagina 1
I VOORWOORD
pagina 2
II Inleiding.
Beroepsrisico’s in de muskusratten bestrijding.
Uw beroep als muskusratten bestrijder is een mooi beroep. U werkt verreweg het
grootste deel van uw werktijd in de natuur; de vrije natuur die in Nederland zo schaars
wordt en die u elke dag uw werkplek kunt noemen.
Het is wel een fysiek zwaar beroep; u klimt watergangen in en uit, waadt door het water
en werkt in weer en wind. Voor wie echter één is met de natuur en houdt van het
buitenleven, blijft het een mooi beroep.
Het is echter wel van belang om niet alleen de mooie kanten van het beroep te zien,
maar u blijvend te realiseren dat uw beroep bepaalde risico’s kent, net als ieder beroep
zijn bijzondere beroepsrisico’s heeft.
In uw werk kunt u in contact komen met micro-organismen; bacteriën, virussen,
schimmels en andere ééncellige organismen. Van deze organismen is een groot deel
voor de mens gelukkig onschuldig, ze zijn de vaste bewoners van de grond en het water.
Een klein deel is echter wel in staat om bij de mens een infectie te veroorzaken of
ziekteverschijnselen op te wekken door de uitscheiding van bepaalde gifstoffen (toxines).
Over deze organismen, die in uw beroep een risico kunnen vormen, gaat hoofdstuk III
van het handboek; infectieziekten.
Daarnaast zijn er nog andere risico’s in het werk aanwezig, die te maken hebben met de
aard van het werk en de werkomgeving. Het betreft letsels van de spieren, gewrichten en
botten in verband met het lichamelijk belastend werk dat u doet langs de waterkant.
Daarnaast is er een zeker risico van het oplopen van brandwonden.
Een laatste belangrijke categorie van risico’s betreft letsels en aandoeningen als gevolg
van de blootstelling aan koude en warmte.
Over deze risico’s gaat hoofdstuk VI in het handboek; overige risico’s.
Kennis van de risico’s en je hiervan bewust zijn in het werk,
zijn de sleutels tot het voorkomen van ongewenste gevolgen.
De risico’s die u in het werk loopt zijn bekend, ze staan beschreven in dit handboek. Het
is dus van groot belang om via dit boek kennis te nemen van deze risico’s en u in het
werk bewust te zijn van het risico dat u in principe kunt lopen.
Door zorgvuldig en met beleid te werken, door de juiste beschermingsmiddelen te
gebruiken, door u goed te kleden en door andere voorzorgen te nemen, heeft u zelf de
grootste invloed op de veiligheid van het werk.
Wat betreft deze maatregelen, de voorzorgen die u zelf kunt nemen, vindt u in dit
handboek uitgebreide informatie per onderwerp. Deze informatie staat in het onderdeel
“algemeen” en per onderwerp deels apart vermeld.
pagina 3
Ik hoop dat u in grote getale kennis neemt van de inhoud van dit handboek en er de
informatie in vindt, die voor u van praktisch belang is. Dit betreft in eerste instantie de
informatie gericht op preventie, maar ook de informatie die u kunt gebruiken als zich
onverhoopt toch de ongewilde effecten voordoen van bepaalde werkomstandigheden
waar u onvermijdelijk mee te maken heeft.
Ik wens u een goede gezondheid en veel plezier in u werk toe.
Goes, 18 maart 2003
J.Groenewegen van der Weiden,
bedrijfsarts ArboUnie Zuidwest
De inhoud van het handboek is met de grootste zorgvuldigheid tot stand gekomen en mag worden beschouwd
als en betrouwbare weergave van de werkelijkheid volgens de huidige stand van kennis en inzichten.
Heeft u vragen over de informatie uit dit handboek, neem dan contact op met uw bedrijfsarts, de
veiligheidsverantwoordelijke of arbocoördinator binnen uw organisatie of uw direct leidinggevende.
pagina 4
III Overzicht van de infectieziekten.
Tijdens het werk als muskusrattenbestrijder kunt u, vooral via contact met oppervlakte
water, in aanraking komen met allerlei micro-organismen; bacteriën, virussen en andere
kleine organismen. Bij dit contact loopt u een zeker risico om besmet te raken, waardoor
zich allerlei ziekteverschijnselen kunnen ontwikkelen, afhankelijk van de aard van het
organisme.
In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de ziektebeelden, die kunnen ontstaan als
gevolg van besmetting met enkele organismen, die in uw werksituatie een risico vormen.
De indeling is als volgt:
Infectie ziekten algemeen
6. Ziekten die zich uiten met maag-darm-klachten.
7. Ziekten die via (verwondingen in) de huid ontstaan
en zich uiten met huidklachten.
8. Ziekten als gevolg van tekenbeten.
9. Diverse ziektebeelden.
10. Bijzondere ziektebeelden.
Per beschreven ziektebeeld is de opbouw van het verhaal steeds hetzelfde. Bovenaan de
pagina staat de naam en eventuele synoniemen en daaronder de verwekker.
Belangrijk is daarna het kopje besmettingswegen, waarin wordt uitgelegd hoe u met dit
organisme in contact kunt komen. Het voorkomen in Nederland zegt iets over de mate
waarin het ziektebeeld hier wordt gezien; hieruit is af te leiden wat het risico uw werk zou
kunnen zijn.
Het ziektebeeld wordt beschreven in twee delen: de klachten in de eerste fase van de
ziekte, staan beschreven onder het kopje: > ziektebeeld > eerste klachten.
Als bekend is dat de infectie vervolgens kan leiden tot een uitgebreider ziektebeeld met
complicaties, staat dit beschreven onder het kopje: > ziektebeeld > beloop / complicaties.
Tenslotte wordt er nog iets gezegd over behandelmogelijkheden en zaken waar u in het
werk en in uw thuissituatie op moet letten.
pagina 5
Infectieziekten algemeen
Organismen en hun oorsprong.
De organismen in het water en de bodem, die voor de mens een risico vormen (infecties
en toxines), komen voor een klein deel van nature daar voor. Sommige van de
organismen zijn afkomstig van de mens en komen met de ontlasting/urine in het riool
terecht. Door riooloverstort en de lozing van effluent uit de zuivering, is er de kans dat ze
in het oppervlaktewater verschijnen. Ook zijn veel organismen, die voor de mens een
risico vormen, afkomstig van dieren; vee, huisdieren, in het wild levende zoogdieren,
vogels en vissen. Ziekten die een gevolg zijn van overdracht van het dier naar de mens
noemen we zoönosen.
In uw werk als muskusratten bestrijder zijn de belangrijkste bronnen van besmetting het
water en de bodem. Contact met dieren; muskusratten, vee en in het wild levende dieren,
vormen een andere belangrijke bron.
Het ontstaan van infecties.
Het contact met water, aarde en/of dieren (en ook de uitwerpselen) kan heel
onopgemerkt verlopen, het onderkennen van risicosituaties is derhalve in de praktijk
lastig. Hierna worden een aantal situaties genoemd, die in uw werkpraktijk kunnen
voorkomen en waarbij een risico op besmetting met organismen mogelijk is.
Tijdens het werk kan water (soms zijn het maar druppels) opspatten en terechtkomen op
het gezicht, op de lippen en in de mond. Als u daarna het gezicht afveegt of in een reflex
met de tong langs de lippen gaat, kunnen er inmiddels organismen in uw mond gekomen
zijn, die vervolgens met het speeksel worden doorgeslikt. Een infectie via het maag-darm
kanaal kan zo snel ontstaan.

Tijdens het werk kunnen de handen bevuild raken met water, aarde, dierlijke
uitwerpselen of organisch materiaal waarop zich organismen bevinden. Als u
daarna, dit gaat geheel onbewust, een keer door het gezicht of over de lippen
wrijft, is overdracht van organismen naar de mond en het maag-darm kanaal
mogelijk.

Eten, drinken en roken tijdens het werk is een beruchte manier om besmet te
raken met infectieuze organismen. Als de handen bevuild zijn en niet of
onvoldoende worden gereinigd, kan langs deze weg een infectie optreden via de
mond en het maag-darm kanaal.

Als de huid beschadigd is of raakt door krassen, kloofjes of door diepere
verwondingen, kunnen organismen door deze doorbroken barrière in het lichaam
komen.
NB. bedenk wel dat sommige organismen in staat zijn om door de intacte huid en
slijmvliezen heen te dringen.

Beten van bepaalde dieren kunnen een infectie overbrengen. Het gaat dan in
Nederland inmiddels niet meer om beten van honden of vossen met
hondsdolheid, maar wat vaak voorkomt om beten van besmette teken.
pagina 6

Inademen van organismen is een bekende wijze van besmet raken, iedere griep
komt zo tot stand. Of dit in uw werk een grote rol zal spelen, mag worden
betwijfeld. Als een grote waterpartij onder invloed van een harde wind, wordt
opgestuwd en er ontwikkelt zich een waternevel dan zou inademen van heel fijne
druppels mogelijk zijn.
Onder minder extreme omstandigheden zal deze blootstellingsweg niet de
grootste risico-situatie vormen.
Welke beschermende maatregelen zijn noodzakelijk.
Om het risico op een infectie te minimaliseren, is het nodig om een aantal beschermende
maatregelen te nemen, op de risicomomenten zoals die hierboven zijn beschreven.

Draag tijdens het werk altijd handschoenen, bij werken in het water altijd een
lange uitvoering. Draag de handschoenen minimaal vanaf het moment dat u het
water ingaat tot en met het moment waarop alle vangmateriaal en kadavers zijn
opgeborgen.

Beperk het uittrekken van de handschoenen tot een minimum; alleen als u
anders niet met het werk door kunt (een handeling is niet uit te voeren met
handschoenen aan). Ga na dit moment meteen naar uw wagen terug en was de
handen met desinfecterende zeep voordat u verder gaat.

Gebruik tijdens het hanteren van de muskusrat kadavers altijd handschoenen.

Laat kadavers van andere zoogdieren, (water-) vogels en vissen liggen.

Was altijd uw handen en gezicht met desinfecterende zeep voordat u eet, drinkt
of rookt tijdens het werk.

Ververs regelmatig het water wat u bij u heeft, drink dit water niet.

Maak uw laarzen, waadbroek, jassen en handschoenen regelmatig aan de
buitenzijde schoon.

Douche u elke dag na het werk. Tijdens het tekenseizoen, van maart tot en met
november, is het noodzakelijk iedere dag uw lichaam te controleren op
aanwezige teken. Verwijder een teek direct en doe dit volgens de voorschriften
die staan gegeven in paragraaf 3; ziekten door tekenbeten.

Vermijd vooral in het tekenseizoen het doorkruisen van dichte begroeiing en
struikgewas.

Draag ter voorkoming van tekenbeten zoveel mogelijk een lange broek en stop
de pijpen in de sokken.

Voorkom beschadiging van de huid dus werk zoveel mogelijk met handschoenen.
Was de handen regelmatig en verzorg ze met een neutrale handcrème.

Huidverwondingen moeten meteen met jodium worden gedesinfecteerd. Bedek
de wond daarna met een waterafstotende, afsluitende pleister. Verzorg de wond
goed, tot deze geheel genezen is.
pagina 7

Vervoer kadavers altijd in een lucht- en vloeistof dichte ton en maak deze
geregeld van binnen schoon.

Vermijd het eten van producten uit de vrije natuur zoals wilde vruchten (bessen,
bramen) en waterplanten (wilde waterkers).
Vaccinatie.
Tegen een bepaald aantal infectieziekten kan de mens worden beschermd door middel
van vaccineren (inenten). Dit wordt momenteel in uw beroep gedaan voor tetanus, maar
er zijn ook andere ziekten waarvoor dit mogelijk is.
De betrouwbaarheid van deze vaccinaties is echter lang niet zo groot en de risico’s in het
werk, de echte kans om een infectie op te lopen, zijn niet exact bekend. Dit is er de reden
voor, dat het vaccinatiebeleid zich momenteel beperkt tot tetanus.
Het risico op infectieziekten en de weerstand van de mens.
Bij contact met organismen, die bij de mens infectieziekten kunnen veroorzaken, wordt
niet altijd iedereen en in gelijke mate ziek. Ons afweersysteem (onze weerstand) probeert
de gevolgen van besmetting tegen te gaan. Er zijn situaties bekend, waarbij de
menselijke afweer slechter functioneert; het risico op het krijgen van een infectie ziekte
neemt toe en de gevolgen zullen ernstiger zijn.
Onder welke omstandigheden doet zich dit voor:





bij mensen die lijden aan kanker of worden behandeld hiervoor met
chemotherapie,
bij mensen met bloedafwijkingen (bloedziekten) en met AIDS,
bij mensen met suikerziekte (diabetes),
na een orgaantransplantatie, vooral bij niertransplantaties,
wanneer mensen worden behandeld met ontstekingsremmende medicijnen,
in het bijzonder prednison.
Verder is het nog waard om te vermelden dat vrouwen die zwanger zijn, bij het oplopen
van een infectieziekte risico lopen voor het ongeboren kind. Van diverse infectieziekten is
bekend dat ze schade aan het kind kunnen geven.
Wanneer u komt te verkeren in één van de bovengenoemde situaties, is het belangrijk
om dit te melden aan uw bedrijfsarts. Deze kan, desnoods in overleg met uw
behandelend artsen, het risico afwegen en u en uw werkgever adviseren over de te
nemen maatregelen.
Het hoofdstuk Infectieziekten van het handboek
In het navolgende stuk worden, in vijf paragrafen, de belangrijkste, meest relevante
organismen en de bijbehorende ziektebeelden besproken.
Heeft u na lezing van het handboek vragen, dan kunt u altijd terecht bij uw bedrijfsarts
voor aanvullende informatie.
Indien u in de toekomst ooit een ziekteperiode doormaakt, die mogelijk met het werk in
verband staat en die u herkent uit het handboek, neem dan bij contact met de huisarts dit
handboek mee en vertel hem/haar over uw werksituatie en wijs op de mogelijke risico’s.
pagina 8
Wordt er bij u een infectieziekte vastgesteld, die staat vermeld in het handboek of
waarvan u zelf het idee heeft dat deze met het werk te maken heeft, informeer dan ook
uw bedrijfsarts. Over de risico’s die u in het werk als muskusratten bestrijder loopt, is
weinig bekend. Melding maken van gezondheidsklachten is dus van belang om de kennis
en de inzichten te vergroten.
Overzicht van de genoemde ziekten naar voorkomen en ernst.
relatief vaak voorkomend
relatief onschuldig/voorbijgaand
virale maag-darminfecties
Giardia lamblia
Cryptosporidium
Salmonellose
Campylobacteriose
Shigellose
Yersiniose
E.coli infecties
Lyme ziekte
Blauwalgen vergiftiging
Trichobilharzia
Mycobacterium marinum
Hepatitis A
Toxoplasmose
Leptospirose
Hantaan infecties
Botulisme
Tetanus
Ehrlichiose
Teken encephalitis
Toxocariase
Listeriose
Tularemie
Rabies
Legionellose
Ecchinococcose
virale maag-darminfecties
Giardia lamblia
Cryptosporidium
Campylobacteriose
Shigellose
Mycobacterium marinum
Salmonellose
Yersiniose
Trichobilharzia
E.coli infecties
Toxoplasmose
Hantaan infecties
Legionellose
Toxocariase
Tularemie
Blauwalgen vergiftiging
Ehrlichiose
Leptospirose
Listeriose
Lyme ziekte
Hepatitis A
Teken encephalitis
Ecchinococcose
Botulisme
Tetanus
Rabies
relatief zeldzaam
ernstig ziektebeeld
NB. de indeling is indicatief
pagina 9
III. 1. Ziekten die zich uiten via maag-darm klachten
De infectieziekten die in deze groep worden beschreven, hebben als kenmerk gemeen,
dat ze beginnen met een ziektebeeld van een maag-darm infectie. De eerste klachten zijn
meestal een mengeling van: misselijkheid, braken, buikpijn en krampen en diarree.
Koorts is daarbij soms wel en soms niet aanwezig
Bij een aantal van de beschreven ziekten blijft het meestal bij deze klachten. Na een
ziekteperiode van enkele dagen tot maximaal een week, zal er een spontaan herstel
optreden. Gerichte behandeling met antibiotica is veelal niet nodig, een contact met de
huisarts zal in veel gevallen niet noodzakelijk zijn. In enkele gevallen kan de ziekte zich
verder ontwikkelen; er ontstaan dan meerdere aanvullende klachten en er kan sprake zijn
van complicaties.
In dit hoofdstuk vindt u informatie over infecties met:
Giardia lamblia,
Cryptosporidium parvum,
Salmonella of buiktyfus,
Campylobacter,
Shigella of bacillaire dysenterie,
Yersinia enterocolitica,
Escherichia coli of reizigersdiarree,
Virale gastro-enteritis of buikgriep.
Naast de hierboven genoemde organismen zijn er nog vele andere bacteriën, virussen en
andere organismen, die een maagdarminfectie kunnen veroorzaken. In vele gevallen
betreft het dan onschuldige infecties, waarvan de patiënt weer snel herstelt.
Op de volgende bladzijden worden voorbeelden genoemd van maag-darminfecties, die
kunnen ontstaan na contact met verontreinigd oppervlakte water. Enkele van deze
infecties kennen een bijzonder verloop en kunnen gepaard gaan met bijzondere
complicaties die het apart vermelden van dit ziektebeeld rechtvaardigen.
pagina 10
III.1.1. Giardiasis
Verwekker:
Giardia lamblia, een klein, eencellig organisme (protozo).
Besmettingswegen:
Cysten van de Giardia (een soort eitjes), worden uitgescheiden met de ontlasting van
mens en dier. Door riooloverstort, effluent lozing en door dierlijke ontlasting kan het
oppervlakte water verontreinigd raken. Via spatten in de mond of op de lippen of via
vervuilde handen kunnen de cysten van de protozo bij de mens in het maag-darm kanaal
komen en klachten geven.
Er zijn zeer weinig ziektekiemen nodig om verschijnselen te veroorzaken.
Voorkomen in Nederland:
Infecties met de Giardia zijn relatief veel voorkomend.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
De eerste klachten zijn buikpijn, diarree met soms een schuimende waterige ontlasting en
dan weer een brij-achtige, stinkende ontlasting. Soms ontwikkelen zich na besmetting
geen ziekteverschijnselen.
Beloop/complicaties:
Bij lang aanhoudende ziekteperioden, kan de patiënt verzwakken door een slechte
vertering in de darmen als gevolg van de infectie.
Behandeling:
Er zijn speciale antibiotica waarmee de Giardia kan worden behandeld
Waar u zelf op moet letten:
Voor besmetting met de Giardia is een zeer gering aantal ziektekiemen voldoende.
De infectie is ook zeer besmettelijk naar uw collega’s en huisgenoten.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 11
III.1.2. Cryptosporidiose
Verwekker:
Cryptosporidium parvum, een klein, eencellig organisme (protozo).
Besmettingswegen:
Oocysten (een soort eitjes) van de Cryptosporidium, worden uitgescheiden met de
ontlasting van mens en dier, onder andere van knaagdieren en met name de muskusrat.
Door riooloverstort , effluent lozing en door dierlijke ontlasting kan het oppervlakte water
verontreinigd raken. Via spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde handen
kunnen de oocysten van de protozo bij de mens in het maag-darm kanaal komen en
klachten geven.
Er zijn zeer weinig ziektekiemen nodig om verschijnselen te veroorzaken.
Voorkomen in Nederland:
De ziekte is in Nederland regelmatig voorkomend.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
De eerste klachten die optreden zijn: hevige buikkrampen, en waterdunne diarree. Soms
wordt dit vergezeld van misselijkheid, braken en lichte koorts. Soms ontwikkelen zich na
besmetting geen ziekteverschijnselen.
Beloop/complicaties:
Alleen complicaties bekend bij mensen met een slecht werkende afweer.
Behandeling:
Compensatie van het vochtverlies
Waar u zelf op moet letten:
Voor besmetting met de Cryptosporidium is een zeer gering aantal ziektekiemen
voldoende. De infectie is zeer besmettelijk naar uw collega’s en huisgenoten.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 12
III.1.3. Salmonellose: ook wel genoemd: zomergriep, buiktyfus
Verwekker:
Diverse stammen van de Salmonella bacterie, soms de soort S.typhi / S. paratyphi
Besmettingswegen:
De Salmonella bacterie kan via de ontlasting van besmette dieren (kip, varken, kalf) in het
oppervlakte water terecht komen. Via spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde
handen kan de bacterie bij de mens in het maag-darm kanaal komen en klachten geven.
Er zijn relatief veel ziektekiemen nodig om verschijnselen te veroorzaken.
Voorkomen in Nederland:
Een infectie met de Salmonella komt in Nederland als voedselvergiftiging relatief vaak
voor. Infecties met de soorten S. typhi en paratyphi, die de buiktyfus kunnen veroorzaken,
zijn minder talrijk.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Als eerste klachten ontstaan koorts, buikpijn en soms een opgezette buik, daarnaast
(zeker in het begin) een waterdunne diarree, waardoor veel vocht verloren gaat. De
diarree kan vermengd zijn met bloed en slijm.
Beloop/complicaties:
De ziekteverschijnselen duren in de regel maximaal een week en kunnen spontaan
genezen.
Bij besmetting door de Salmonella typhi/paratyphi, ontstaat een ernstiger ziektebeeld met
stijgende koorts, hoofdpijn, een ernstig ziektegevoel, een opgezette buik en huiduitslag
op de romp. Dit is het beeld van de buiktyfus.
Behandeling:
Het is belangrijk om vooral in het begin het vochtverlies door extra drinken te
compenseren.
Waar u zelf op moet letten:
---Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 13
III.1.4. Campylobacteriose.
Verwekker:
De Campylobacter bacterie, waarvan er meerdere soorten zijn.
Besmettingswegen:
De meeste infecties zullen door een slechte hygiëne tot stand komen via voedsel
(voedselvergiftiging) en via gebruiksvoorwerpen.
De Campylobacter bacterie kan worden uitgescheiden met de ontlasting door mensen die
de ziekte doormaken. Door riooloverstort en effluent lozing kan het oppervlakte water
verontreinigd raken. De bacterie kan via spatten in de mond of op de lippen of via
vervuilde handen bij de mens in het maag-darm-kanaal komen en klachten geven.
Voor infectie is een relatief groot aantal ziektekiemen nodig.
Voorkomen in Nederland:
Komt in Nederland geregeld voor als voedselvergiftiging, door contact met
oppervlaktewater zal de kans op besmetting kleiner zijn.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Plotseling optredende maag-darm-infectie met diarree, soms met bloed- en slijmbijmenging en hevige buikkrampen. Soms begeleid door koorts en braken.
Beloop/complicaties:
Meestal ontstaat een spontaan herstel in 2-7 dagen.
Behandeling:
Het is belangrijk om vooral in het begin het vochtverlies door extra drinken te
compenseren.
Waar u zelf op moet letten:
Het is belangrijk om thuis goed op de (voedsel-) hygiëne te letten; de infectie is zeer
besmettelijk naar uw collega’s en huisgenoten.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 14
III.1.5. Shigellose, ook wel bacillaire dysenterie.
Verwekker:
De Shigella bacterie.
Besmettingswegen:
De meeste infecties zullen door een slechte hygiëne tot stand komen via voedsel
(voedselvergiftiging) en via gebruiksvoorwerpen.
De Shigella bacterie kan worden uitgescheiden met de ontlasting door mensen die de
ziekte doormaken of die drager zijn van de bacterie (zonder klachten). Door riooloverstort
of effluentlozing kan het oppervlakte water verontreinigd raken. De bacterie kan via
spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde handen bij de mens in het maagdarm-kanaal komen en klachten geven.
Voor infectie is een relatief groot aantal ziektekiemen nodig.
Voorkomen in Nederland:
Komt in Nederland geregeld voor als voedselvergiftiging, door contact met
oppervlaktewater zal de kans op besmetting kleiner zijn.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Plotseling begin met hoge koorts (39-40°C), koude rillingen, buikpijn en loze aandrang,
daarna dunne diarree met bloed- en slijm-bijmenging. Misselijkheid, braken en een
algemeen ziektegevoel treden eveneens op.
Beloop/complicaties:
Meestal ontstaat een spontaan herstel in 2-7 dagen.
Behandeling:
Compenseren van het vochtverlies door de diarree. Het toedienen van antibiotica kan
nodig zijn.
Waar u zelf op moet letten:
Het is belangrijk om thuis goed op de (voedsel-) hygiëne te letten; de infectie is zeer
besmettelijk naar uw collega’s en huisgenoten.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 15
III.1.6. Yersiniose.
Verwekker:
De bacterie Yersinia enterocolitica.
Besmettingswegen:
De meeste infecties zullen door een slechte hygiëne tot stand komen via voedsel
(voedselvergiftiging) en via gebruiksvoorwerpen.
De Yersinia bacterie kan worden uitgescheiden met de ontlasting van mensen die de
ziekte doormaken en dieren (varkens, vogels en knaagdieren). Door riooloverstort,
effluentlozing en door de ontlasting van dieren kan het oppervlakte water verontreinig
raken. De bacterie kan via spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde handen bij
de mens in het maag-darm-kanaal komen en klachten geven.
Voor infectie is een relatief groot aantal ziektekiemen nodig.
Voorkomen in Nederland:
Komt in Nederland geregeld voor als voedselvergiftiging, door contact met
oppervlaktewater zal de kans op besmetting kleiner zijn.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Begint als acute maag-darm-infectie met koorts, diarree, soms met bloed- en
slijmbijmenging, gedurende 1 tot 3 weken. Het beeld kan lijken op een blindedarm
ontsteking.
Beloop/complicaties:
Na enkele weken kan een algemeen ziektegevoel optreden met gewichtsverlies en het
optreden van gewrichtsklachten. De gewrichtspijn kan zich op meerdere plaatsen uiten
en een wisselend beloop vertonen.
Behandeling:
Het is belangrijk om vooral in het begin het vochtverlies door extra drinken te
compenseren.
Waar u zelf op moet letten:
Het is belangrijk om thuis goed op de (voedsel-) hygiëne te letten; de infectie is zeer
besmettelijk naar uw collega’s en huisgenoten.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 16
III.1.7. Infecties met Coli bacterien, ook wel reizigersdiarree,
hamburgerziekte.
Verwekker:
De bacterie Escherichia coli. Veel coli bacteriën kunnen bij de mens aanwezig zijn als
onschuldige darmbewoners. Andere soorten, zoals de enterohemorrhagische soort,
geven maag-darm-infecties met complicaties zoals hier beschreven.
Besmettingswegen:
Veel voorkomend als voedselinfectie (voedselvergiftiging) via onvoldoende verhit vlees
(vandaar de naam Hamburgerziekte).
De E.coli bacterie kan worden uitgescheiden met de ontlasting door mensen die de ziekte
doormaken. Door riooloverstort en effluentlozing kan het oppervlakte water verontreinigd
raken. De bacterie kan via spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde handen bij
de mens in het maag-darm-kanaal komen en klachten geven.
Voor infectie is een relatief groot aantal ziektekiemen nodig.
Voorkomen in Nederland:
Komt in Nederland niet bijzonder veel voor, lijkt als ziekteverwekker wel van toenemend
belang.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Een lichte besmetting kan voorbij gaan als een periode met lichte diarree. Bij een
zwaardere besmetting met vooral de enterohemorrhagische coli, kan een ernstiger beeld
ontstaan met plotselinge hevige buikkrampen, soms met braken en zonder koorts. Na
ongeveer 24 uur volgt een waterdunne, bloederige diarree.
Beloop/complicaties:
Bij de meeste patiënten gaan de klachten vanzelf over. In een klein deel van de gevallen
(enkele procenten), kan de infectie met E.coli gepaard gaan met ernstige complicaties.
Het betreft dan een versnelde afbraak van rode bloedcellen en verslechtering van de
nierwerking. Dit laatste kan leiden tot het stoppen van de urineproductie en een
verhoging van de bloeddruk. Ook is aantasting mogelijk van andere inwendige organen.
Deze beschadigingen kunnen deels blijvend zijn.
Behandeling:
Tijdens de periode met diarree moet het vochtverlies via extra drinken worden
gecompenseerd. Bij optreden van de beschreven complicaties, is uitgebreide
behandeling nodig, veelal via opname in het ziekenhuis.
Waar u zelf op moet letten:
Vermindering van de urineproductie kan een gevolg zijn van het vochtverlies door de
diarree, maar kan ook een voorteken zijn van nieraantasting.
De infectie is besmettelijk naar uw collega’s en huisgenoten.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 17
III.1.8. Virale gastro-enteritis; ook wel buikgriep.
Verwekker:
Diverse virussen van o.a. de soorten: Echo, Rota, Adeno en Norwalk.
Besmettingswegen:
De virussen kunnen worden uitgescheiden met de ontlasting door mensen die de ziekte
doormaken en het virus bij zich dragen. Door riooloverstort en effluentlozing, kan het
oppervlaktewater worden verontreinigd. De virussen kunnen door spatten in de mond of
op de lippen of via vervuilde handen bij de mens in het maag-darm kanaal terechtkomen
en klachten geven.
Voor infectie is een relatief klein aantal virussen nodig, ze zijn zeer besmettelijk!
Voorkomen in Nederland:
Maag-darm infecties door de genoemde virussen komen in Nederland zeer algemeen
voor, wellicht vele duizenden per jaar. De meeste gevallen zullen zich voordoen van
mens op mens in de thuissituatie en niet speciaal via de werksituatie.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Het ziektebeeld ontwikkelt zich plotseling met als belangrijkste klachten: misselijkheid,
overgeven, buikkrampen en waterige diarree. Soms is er een lichte koorts, hoofdpijn en
spierpijn.
Beloop/complicaties:
In praktisch alle gevallen herstelt de patiënt spontaan in enkele dagen. Door een groot
vochtverlies (overgeven / diarree) kan uitdroging optreden.
Behandeling:
Het is belangrijk om vooral in het begin het vochtverlies door extra drinken te
compenseren.
Waar u zelf op moet letten:
Deze virus infecties zijn erg besmettelijk onder collega’s en huisgenoten.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 18
III. 2. Ziekten die via (verwondingen in) de huid ontstaan
en zich uiten met huidklachten.
Sommige infectieziekten kunnen ontstaan doordat micro-organismen in de huid of
eventueel de slijmvliezen doordringen en lokaal of elders in het lichaam
ziekteverschijnselen veroorzaken. Soms zijn hiervoor wondjes of kleine beschadigingen
noodzakelijk, maar sommige organismen kunnen ook door de intake huid of slijmvliezen
dringen.
De hier behandelde voorbeelden zijn:
Botulisme
Tularemie
Blauwalgen vergiftiging
Tetanus
Trichobilharzia
Mycobacterium marinum
Voor Botulisme, Tularemie, Tetanus en Mycobacterium marinum geldt dat ze via
wondjes in de huid het lichaam binnendringen. Voorkomen dat er in het werk wondjes
ontstaan en verzorging van aanwezige verwondingen is van groot belang om de risico’s
te verkleinen.
De effecten van Blauwalg vergiftigingen en Trichobilharzia kunnen zich manifesteren
zonder beschadigingen in de huid.
Voorzorgen:
werk altijd met handschoenen, vermijd contact met het oppervlakte water,
was de handen regelmatig en verzorg ze met een neutrale handcrème,
huidverwondingen moeten meteen met jodium worden gedesinfecteerd. Bedek de wond
daarna met een waterafstotende, afsluitende pleister. Verzorg de wond goed, tot deze
geheel genezen is.
pagina 19
III.2.1. Botulisme.
Verwekker:
De Clostridium Botulinum, een bacterie die overal in de grond voorkomt en sporen vormt
die langdurig kunnen overleven.
Besmettingswegen:
Botulisme kennen we vooral als voedselvergiftiging, als door onvoldoende hygienisch of
onjuist inmaken of bereiden van voedsel de bacterie (sporen) zich in het voedsel
ontwikkelen en een sterke gifstof (toxine) produceren. Besmetting treedt op na het
nuttigen van voedsel waarin het toxine is gevormd.
De risico’s in het werk als muskusrattenbestrijder zullen klein zijn. De toxinen die kunnen
vrijkomen bij eendenbotulisme, worden in het water vrij snel afgebroken en zijn tevens
voor een deel niet gevaarlijk voor de mens.
Daarnaast kan wondbotulisme voorkomen, wanneer een wond vervuild is geraakt met
aarde en de C. botulinum in de wond toxinen gaat produceren.
Voorkomen in Nederland:
Over het voorkomen van gevallen van wondbotulisme zijn geen concrete gegevens
bekend. Het ziektebeeld zal niet veel voorkomen.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
De klachten bij wondbotulisme zijn hetzelfde als bij een voedselvergiftiging. Ze zullen
alleen minder snel ontwikkelen, daar bij wondinfectie eerst de bacterie zich moet
vermenigvuldigen en toxinen moet gaan produceren.
Eerste klachten zijn vooral: algemene zwakte, vermoeidheid en duizeligheid. Vervolgens
ontstaan klachten als een zeer droge mond, obstipatie en moeilijk kunnen plassen,
zonder koortsreacties. Weer later ontstaan er verschijnselen als dubbelzien, moeilijk
spreken en nog later een verlamming van de spieren.
Beloop/complicaties:
Het verlammen van de spieren kan ook de ademhalingsspieren betreffen. Hierdoor kan
de ademhaling zwak worden of uitvallen, hetgeen uiteraard een dodelijke complicatie is.
Behandeling:
Waar u zelf op moet letten:
Wees bij verwondingen altijd waakzaam; verzorg deze goed en werk nadien voorzichtig
totdat de wond genezen is.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 20
III.2.2. Tularemie.
Verwekker:
De bacterie Francisella tularensis
Besmettingswegen:
Directe besmetting kan plaats vinden via de huid (wondjes) en slijmvliezen b.v. bij het
hanteren van kadevers die met Francisella zijn besmet. Dieren die een rol hierbij spelen
zijn ratten, muskusratten en muizen. Overdracht kan ook plaats vinden via vliegen of
teken.
De bacterie Francisella kan worden uitgescheiden met de ontlasting door onder andere
knaagdieren (muskusratten). Via spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde
handen kunnen de bacteriën bij de mens in het maag-darm kanaal komen en klachten
geven.
Er zijn zeer weinig ziektekiemen nodig om verschijnselen te veroorzaken.
Voorkomen in Nederland:
De ziekte Tularemie is in Nederland zeer zeldzaam.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Tularemie begint gewoonlijk met een abrupte temperatuurstijging, hoofdpijn, spierpijn en
koude rillingen. Ook buikpijn en diarree, gewichtsverlies, een algemeen ziektegevoel en
vergrote lymfeklieren kunnen optreden. Deze klachten kunnen langdurig aanhouden.
Beloop/complicaties:
Na contact via de huid, kan er op de infectieplaats een rode, pijnlijke zwelling ontstaan
die gaat zweren. Aansluitend gaan in de directe omgeving lymfeklieren opzetten.
Na besmetting via water (maag-darmkanaal), ontstaat keelpijn, zwelling van de
amandelen en andere lymfeklieren in de hals. Andere klachten zijn buikpijn en diarree.
Behandeling:
Tularemie kan worden behandeld met antibiotica.
Waar u zelf op moet letten:
Hanteer de gevangen muskusratten altijd met handschoenen aan, voorkom direct contact
met het kadaver. Vermijdt verder ieder contact met de kadavers van andere dode dieren
die in of langs het water liggen.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 21
III.2.3. Blauwalgen vergiftiging.
Verwekker:
Een groep bacteriën met de verzamelnaam cyanobacteriën, die in staat zijn om gifstoffen
te produceren met schadelijke effecten op de mens.
Besmettingswegen:
De cyanobacteriën, blauwalgen in de volksmond, vinden we in het buitenwater, meestal
vanaf juli tot eind september. Sommigen vormen een drijflaag op het water met een
groen-blauwe kleur, anderen zweven in het water. De gifstoffen (toxinen) kunnen in het
maag-darm-kanaal komen via spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde handen
en daar klachten geven.
Ook door directe contact met de huid of de slijmvliezen van de ogen kunnen klachten
ontstaan. Klachten als gevolg van opname door de mond zullen pas ontstaan na inname
van grotere hoeveelheden water.
Voorkomen in Nederland:
Betrouwbare gegevens ontbreken doch bij zwemmen in besmet water kunnen vrij snel
klachten ontstaan.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
De meest voor de hand liggende blootstelling zal in de muskusrattenbestrijding via de
huid zijn. Dit resulteert in jeuk op de contactplaats en met eventuele vorming van een
rode huiduitslag en kleine blaartjes.
Bij blootstelling aan blauwalgen toxinen via de mond, zullen de eerste klachten
misselijkheid, buikpijn en diarree zijn.
Beloop/complicaties:
Hoewel bekend is dat de blauwalgen toxinen ernstige schade kunnen geven in het
lichaam (o.a. leverbeschadiging), zal dit risico in het werk als muskusratten bestrijder
zeer gering zijn.
Behandeling:
Geen, de huiduitslag en de jeuk verdwijnen spontaan.
Waar u zelf op moet letten:
Wees bij waterpartijen met een groen-blauwe drijflaag op uw hoede; voorkom contact met
het water. Bedenk echter wel dat niet alle blauwalgen een kenmerkende drijflaag vormen.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 22
III.2.4. Tetanus
Verwekker:
De bacterie Clostridium tetani, die een toxine (gifstof) produceert dat voor de mens
schadelijk is en zenuwverlammend werkt.
Besmettingswegen:
De Clostridium bacterie leeft in de grond en komt voor in staatvuil. Verder kan de bacterie
aanwezig zijn in de darmen van mensen en dieren.
Infectie kan plaatsvinden als een verwonding (ook kleinere wonden) besmet raakt met
grond, straatvuil of ander materiaal dat verontreinigd is met menselijke of dierlijke
uitwerpselen. Ook oppervlakte water kan verontreinigd zijn met bacteriën of sporen. De
sporen van de Clostridium kunnen zeer lang overleven en infectie veroorzaken.
Vooral wonden waarin weefselversterf plaatsvindt (necrose), zijn zeer gevoelig voor
besmetting met tetanus bacteriën.
Voorkomen in Nederland:
Doordat in Nederland veel mensen goed zijn beschermd door inentingen (vaccinaties),
komt tetanus betrekkelijk weinig voor; wellicht minder dan 10 gevallen per jaar.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Het eerste begin van de ziekte wordt gekenmerkt door klachten die weinig zeggend zijn
over de oorzaak; rusteloosheid, geprikkeldheid en hoofdpijn. Lokaal, rond de verwonding,
kan spierstijfheid optreden.
Beloop/complicaties:
Zonder adequate behandeling ontwikkelt in 80% van de gevallen het ziektebeeld zich
verder en ontstaan er ook elders in het lichaam klachten.
Eerste tekenen zijn; kramp in de onderkaak, stijfheid in de nek en rompspieren en
slikklachten. De romp kan geheel verstijven, waarbij ook de ademhalingsspieren in een
kramptoestand geraken, waardoor de ademhaling stokt. Door het ontstane
zuurstofgebrek, kan hersenbeschadiging optreden en kan de ziekte dodelijk verlopen.
Behandeling:
Als iemand een verwonding oploopt die vervuild is met grond, straatvuil en oppervlakte
water, moet bescherming worden geboden door het toedienen van antistoffen tegen het
toxine van de tetanus bacterie. Nadien moet de patiënt volledig worden gevaccineerd of
moeten er herhalingsvaccinaties plaats vinden, dit laatste te beoordelen door de
behandelend arts.
Waar u zelf op moet letten:
Het is belangrijk om de beschermingsgraad van de vaccinatie op peil te houden. Hiertoe
zou tenminste iedere 15 jaar een herhalingsvaccinatie moeten worden gegeven.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 23
III.2.5. Trichobilharzia, ook wel zwemmerseczeem
Verwekker:
Larven van de Trichobilharzia ocellata, een parasitaire worm.
Besmettingswegen:
De Tricholbilharzia leven in eenden en andere watervogels; eieren van de parasiet
komen met de uitwerpselen in het water terecht. Daarna maken de larven een
ontwikkelingsfase door in zoetwaterslakken, waarna de larven weer vrij in het water
komen en op zoek gaan naar een nieuwe gastheer. In deze fase kan de mens worden
geïnfecteerd. Besmetting vindt plaats via direct contact met water waarin vrij zwemmende
larven voorkomen. De larven kunnen in de intacte huid dringen, wondjes of
beschadigingen zijn daarvoor niet nodig.
Voorkomen in Nederland:
Trichobilharzia komt in Nederland niet bijzonder vaak voor, wellicht minder dan 100
gevallen per jaar.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Op de plaats waar de larve de huid is binnen gedrongen ontstaan bultjes, die gepaard
gaan met een intense jeuk, die meestal binnen 12 uur weer verdwijnt. De larven komen
niet verder dan de oppervlakkige huidlagen, andere verschijnselen elders in het lichaam
ontwikkelen zich niet.
Beloop/complicaties:
Na herhaalde infectie kan een allergie ontstaan voor de Trichobilharzia larven. Bij een
eerstvolgende infectie zullen de klachten zoals hierboven genoemd, veel langer
aanhouden, wel 1-3 weken. In dat geval kunnend bijkomende klachten optreden als:
koorts en hoofdpijn.
Behandeling:
Gerichte behandeling tegen de infectie is niet mogelijk. Met behulp van bepaalde crèmes
en zalven kunnen de lokale klachten als jeuk, worden geremd.
Waar u zelf op moet letten:
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 24
III.2.6. Mycobacterium marinum, ook wel zwemmers-granuloom.
Verwekker:
De bacterie Mycobacterium marinum, die voorkomt bij vissen, maar ook vrij in het
oppervlakte water is te vinden
Besmettingswegen:
Als de beschadigde huid in contact komt met water waarin zich de Mycobacterium
bevindt, kan besmetting optreden via kleine wondjes en schrammen in de huid.
Voorkomen in Nederland:
De Mycobacterium komt wereldwijd en vrij algemeen voor. Over het exact voorkomen
van deze infectie in Nederland is weinig bekend. Onderzoek elders heeft uitgewezen dat
werken langs de waterkant of werken met vissen een verhoogde kans op infectie geeft.
Ziektebeeld;
Op de plaats van de infectie, ter plaatse van de huidbeschadiging, ontstaat een roodbruine verkleuring van de huid. Daarna kunnen er pukkels/wratachtige plekken op de huid
ontstaan, die later gaan zweren en etteren.
Beloop/complicaties:
Geen
Behandeling:
Gerichte behandeling is mogelijk.
Waar u zelf op moet letten:
Wees bij verwondingen altijd waakzaam; verzorg deze goed en werk nadien voorzichtig
totdat de wond genezen is.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 25
III. 3. Ziekten als gevolg van tekenbeten.
Teken zijn kleine, spinachtige parasieten, die in hun leven een aantal ontwikkelingsstadia doormaken. In de eerste stadia is de teek heel klein, slechts enkele millimeters.
Voor het doorlopen van deze levenscyclus, zijn ze afhankelijk van bloed, dat ze zuigen bij
een gastheer: een mens of dier. Tijdens het zuigen van bloed kunnen ze ziektekiemen
overbrengen van de ene gastheer op de andere.
Teken vinden we in hoog gras en laag struikgewas, de teek is actief van begin maart tot
eind november. Wanneer een geschikte gastheer passeert, een mens of dier, zal te teek
proberen zich vast te klampen aan de kleding, vacht of onbedekte huid. Daarna zoekt de
teek een geschikte plaats om zich vast te bijten in de huid, waarbij de snuit zich in de huid
dringt. De tekenbeet en het zuigen van bloed is voor de mens als zodanig niet schadelijk.
Het gevaar zit hem in het overbrengen van ziektekiemen, vanuit de teek in de bloedbaan
van de gastheer.
Voorkomen van tekenbeten.
De volgende maatregelen kunnen een tekenbeet voorkomen of de gevolgen beperken:




probeer tijdens het werk het doorkruisen van dicht struikgewas te vermijden,
draag zoveel mogelijk goed sluitende kleding, bij voorkeur een broek met lange
pijpen, die in de sokken worden gestopt,
controleer op het einde van de dag het lichaam op teken,
verwijder een vastgebeten teek zo snel mogelijk en op de juiste wijze!
Het verwijderen van een teek.







pak rond de teek een huidplooi tussen duim en wijsvinger en maak van deze plooi
een heuveltje,
neem een speciaal tekenpincet en open deze met de andere hand,
plaats de pincet over de kop van de teek, zo dicht mogelijk op de huid en laat de
pincet zich weer sluiten,
draai vervolgens de pincet, totdat de teek spontaan los komt: TREK NOOIT AAN DE
TEEK !! (als na het losdraaien de snuit van de teek in de huid blijft zitten, is dat niet
erg, deze komt vanzelf los en vormt geen besmettingsgevaar),
de teek mag voor het verwijderen NOOIT met alcohol, jodium of andere middelen
worden bewerkt,
desinfecteer na het verwijderen de beetwond met alcohol 70% of jodium,
onthoud de datum van de beet, dit kan van belang zijn als u later klachten krijgt die
misschien in verband staan met de tekenbeet.
Drie ziektebeelden die in Nederland van belang zijn in verband met tekenbeten:
Lyme ziekte
Teken-encefalitis
Ehrlichiose.
pagina 26
III.3.1. Lyme ziekte
Verwekker:
De bacterie Borrelia burgdorferi
Besmettingswegen:
De ziekte kan worden overgedragen door een teek die besmet is met de Borrelia.
Voorkomen in Nederland:
De kans op het oplopen van de ziekte van Lyme is relatief groot. In Nederland zijn vrij
veel teken drager van de Borrelia en Lyme ziekte in zijn vroege vorm wordt in Nederland
wellicht vele duizenden malen door huisartsen gezien.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
De eerste uiting van een besmetting is het ontstaan van een rode verkleuring in de huid
rond de plaats van de tekenbeet. Deze rode vlek ontwikkelt zich enkele dagen tot weken
na de beet en moet dan minimaal zo’n 5 cm in diameter zijn. Karakteristiek is verder dat
de rode vlek groter wordt en tegelijk in het centrum weer verbleekt, alwaar de normale
huidkleur weer terug komt.
Dit beeld kan gepaard gaan met griepachtige klachten zoals, algemeen ziektegevoel,
koortsigheid, vergrote lymfeklieren en wisselende pijn in spieren en gewrichten. We
noemen dit stadium de “vroege Lyme ziekte”.
Beloop/complicaties:
Als na dit eerste stadium de bacterie zich verspreid door het lichaam, kunnen diverse
ziektebeelden zich ontwikkelen, als vervolg op de vroege vorm.
Neuroborreliose, is het aantasten van de hersenvliezen en het zenuwstelsel door de
borrelia. Klachten die hieruit kunnen ontstaan zijn o.a.: dubbel zien, verlamming van de
spieren in het gezicht (scheve mondhoek en openhangend ooglid), heftige pijn in de
romp, armen of benen, met soms tintelingen en krachtsverlies in armen of benen.
Gewrichtsaandoeningen, komen in Europa waarschijnlijk niet of weinig voor. De
klachten zijn gezwollen en pijnlijke gewrichten.
Hartklachten kunnen ontstaan in de vorm van ritmestoornissen.
Behandeling:
De ziekte van Lyme kan met antibiotica worden behandeld.
Waar u zelf op moet letten:
Tijdens of kort na een tekenbeet kan op de beetplaats een kleine rode vlek zichtbaar zijn
van 1-2 cm groot. Dit is een onschuldige lokale reactie op de beet. Pas als een grote, zich
uitbreidende rode vlek ontstaat (5cm in diameter of groter), is dit een teken van infectie
met de Borrelia. Als u dit waarneemt bij uzelf, is het zaak om de huisarts te raadplegen.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
Let wel: de ziekte van Lyme kan zich ook ontwikkelen zonder dat er
een karakteristieke rode vlek zichtbaar is geweest.
pagina 27
III.3.2. Teken-encefalitis,
ook wel FSME (Fruhsommer-Meningo-Encefalitis) of
MiddenEuropese Tekenkoorts
Verwekker:
Een virus.
Besmettingswegen:
Nog maar sinds kort wordt deze ziekte in verband gebracht met een beet door een
besmette teek.
Voorkomen in Nederland:
In Nederland is een wisselend deel van de teken met het virus besmet. Het risico voor de
volksgezondheid is niet goed bekend; teken-encefalitis is in Nederland nog sporadisch bij
mensen vastgesteld.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Ongeveer 7-14 dagen na de tekenbeet, kunnen de eerste klachten ontstaan zoals:
koorts, algemeen ziektegevoel, een soort griepachtig beeld. Veel mensen die
geïnfecteerd raken, ontwikkelen geen ziekteverschijnselen.
Beloop/complicaties:
Nadat men enkele dagen ziek is geweest, kunnen de klachten verdwijnen. Bij ongeveer
20% van de mensen met een infectie, ontstaan er tekenen van ontsteking van de
hersenen of hersenvliezen: koorts, hoofdpijn, stijfheid in de nek (nekkramp) en braken.
De ziekte kan in een klein percentage dodelijk verlopen.
Behandeling:
geen
Waar u zelf op moet letten:
Als er, kort na een tekenbeet, klachten ontstaan die lijken op het hier beschreven beeld,
is het raadzaam de huisarts te raadplegen.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 28
III.3.3
Ehrlichiose.
Verwekker:
De Ehrlichia phagocytophilia, een bacterie-achtig micro-organisme.
Besmettingswegen:
Nog maar sinds kort wordt deze ziekte in verband gebracht met een beet door een
besmette teek.
Voorkomen in Nederland:
In Nederland is een wisselend deel van de teken met de Ehrlichia besmet. Het risico voor
de volksgezondheid is niet goed bekend; Ehrlichiose is in Nederland nog sporadisch bij
mensen vastgesteld.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
De eerste klachten zijn koorts, ziektegevoel, zware hoofdpijn en spierkrampen; een beeld
dat lijkt op een “zware griep”. Bijkomende verschijnselen kunnen zijn, braken, hoesten en
soms een rode, vlekkerige uitslag op de huid. De klachten treden meestal binnen een
week na de tekenbeet op.
Beloop/complicaties:
Vaak treedt na enkele dagen een spontaan herstel op. Soms wordt de patiënt ernstiger
ziek met stoornissen in de werking van de lever en nieren, veranderingen in het bloed en
soms het optreden van verwardheid.
Behandeling:
De Ehrlichiose kan worden behandeld met antibiotica.
Waar u zelf op moet letten:
Als er, kort na een tekenbeet, klachten ontstaan die lijken op het hier beschreven beeld,
is het raadzaam de huisarts te raadplegen.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 29
III. 4. Diverse ziektebeelden.
In dit hoofdstuk staan een aantal ziektebeelden genoemd, die niet echt zijn te
rangschikken onder de hiervoor genoemde groepen.
De kans om tijdens het werk een infectie op te lopen met één van deze organismen is
reëel aanwezig. De grootte van het risico in Nederland is echter maar ten dele bekend.
Het betreft de volgende infectieziekten:
Leptospirose; de Ziekte van Weil
Hepatitis A
Toxoplasmose
Hanta virus infecties
Listeriose
pagina 30
III.4.1. Leptospirose, Ziekte van Weil, melkerskoorts, modderkoorts
Verwekker:
Bacterien van de soort Leptospira komen voor in verschillende variëteiten. Welk
ziektebeeld zich ontwikkelt hangt af van de variëteit waarmee men wordt besmet. Het zijn
allen zoonosen, infecties die van dier op mens worden overgebracht. De Leptospiren
leven in de nieren van hun natuurlijke gastheren en worden met de urine uitgescheiden.
Belangrijke dierlijke reservoirs zijn: bruine ratten, muskusratten, veldmuizen en runderen.
De bruine rat is de belangrijkste drager van de Leptospira Icterohemorrhagiae, de
veroorzaker van de Ziekte van Weil, een ernstiger vorm van Leptospirose.
Besmettingswegen:
Besmetting kan plaats vinden via direkt contact met de (dode) gastheer of zijn urine. De
urine vinden we in het oppervlaktewater, op planten en in modder. Infectie vindt
uiteindelijk plaats via wonden, via slijmvliezen of mogelijk ook via zachte huid. Ook het
inademen van fijne vochtdeeltjes (water/urine) in de vorm van een aërosol zou tot infectie
kunnen leiden.
Voorkomen in Nederland:
Per jaar worden in Nederland ongeveer 30 gevallen van, meestal ernstige vormen van,
Leptospirose vastgesteld. Buiten-beroepen zoals muskusrattenbestrijding vallen
nadrukkelijk onder de risicogroepen.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
De eerste klachten bij een infectie met een Leptospira zijn: plotselinge koorts (tot 3940C), koude rillingen, buikpijn, braken, spierpijn (vooral in de kuiten) en rode slijmvliezen
aan de ogen. Zowel de Ziekte van Weil als ook de modderkoorts en melkerskoorts
kunnen zich openbaren met deze verschijnselen.
Beloop/complicaties:
Vooral bij een besmetting met de Ziekte van Weil, kunnen ernstiger klachten optreden.
Het betreft het ontstaan van geelzucht (aantasting van de lever), vermindering of stoppen
van de urineproductie (aantasting van de nieren), huidbloedingen, hoofdpijn en pijn in de
nek. Deze verschijnselen ontwikkelen zich enkele dagen na de eerste klachten.
De modderkoorts en melkerskoorts verlopen meestal goedaardiger, de klachten kunnen
vrij snel weer verdwijnen en de patiënt herstelt.
Behandeling:
De infectie met de Leptospira is met antibiotica te behandelen.
Waar u zelf op moet letten:
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 31
III.4.2. Hepatitis-A
Verwekker:
Het Hepatitis- A virus.
Besmettingswegen:
Het virus wordt uitgescheiden met de ontlasting van mensen die de ziekte doormaken.
Door riooloverstort of effluentlozing kan het oppervlakte water verontreinigd raken. Het
virus kan via spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde handen bij de mens in
het maag-darm-kanaal komen en klachten geven.
Besmetting kan ook optreden door het nuttigen van voedsel en drank dat met het virus is
besmet.
Voorkomen in Nederland:
Hepatitis-A komt in Nederland nu minder voor dan zo’n 30-40 jaar geleden. Toch worden
ieder jaar 800-1200 gevallen van Hepatitis-A gemeld. Contact met rioolwater, of
oppervlakte water dat hiermee is verontreinigd, wordt gezien als een risicofactor.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
De ziekte begint meestal vrij plotseling met een algemeen ziektegevoel, koorts, gebrek
aan eetlust, misselijkheid en buikklachten. Na enkele dagen kan geelzucht ontstaan die
meestal gepaard gaat met donkere urine en lichtgekleurde ontlasting.
Deze fase kan worden vergezeld van klachten als vermoeidheid, vermagering of jeuk.
Beloop/complicaties:
Bij een klein deel van de patiënten ontwikkelt zich een ernstige leverontsteking, die
uiteindelijk weer kan genezen. In een zeer klein deel van de gevallen kan een Hepatitis-A
dodelijk verlopen.
Veel mensen geboren voor 1950-1960 hebben in hun jeugd een lichte vorm van
Hepatitis-A doorgemaakt. De immuniteit (weerstand) die hierdoor ontstaat zou in principe
levenslang beschermen; een 2e infectie komt niet voor.
Behandeling:
Geen gerichte behandeling mogelijk. De patiënt herstelt het beste door bedrust en
strenge alcohol onthouding. Het herstel kan enkele maanden duren.
Waar u zelf op moet letten:
De infectie is zeer besmettelijk naar uw collega’s en huisgenoten. Het stoppen van het
werk, tot een week nadat de geelzucht is begonnen is dringend gewenst, in verband met
het risico op besmetten van anderen.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 32
III.4.3. Toxoplasmose
Verwekker:
De parasiet Toxoplasma gondii.
Besmettingswegen:
De oocysten (soort eitjes) van de Toxoplasma worden door katten en katachtigen met de
ontlasting uitgescheiden en kunnen zo in het oppervlakte water terecht komen.
Via spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde handen kunnen de oocysten van
de protozo bij de mens in het maag-darm kanaal komen en klachten geven. Ook als de
handen vervuild raken met grond waarin katten uitwerpselen zitten, kan infectie via handmond contact optreden.
Er zijn zeer weinig ziektekiemen nodig om verschijnselen te veroorzaken.
Voorkomen in Nederland:
Infectie met Toxoplasma wordt in Nederland vastgesteld in aantallen van enkele
honderden per jaar.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
De gevolgen van een Toxoplasma infectie zijn vaak niet opvallend of meteen herkenbaar.
Klachten zijn: soms wat koorts, moeheid en lusteloosheid. In enkele gevallen kan dit
gepaard gaan met opgezette lymfeklieren, spierpijn, vergrote lever en milt.
De klachten verdwijnen vaak weer spontaan, de zieke herstelt zonder restverschijnselen.
Beloop/complicaties:
Voor zwangeren is een infectie met Toxoplasma bijzonder gevaarlijk. Het kan leiden tot
ernstige aangeboren afwijkingen bij het kind.
Behandeling:
Een Toxoplasma infectie kan met antibiotica worden behandeld.
Waar u zelf op moet letten:
Besmetting met Toxoplasma van mens op mens is nooit beschreven. Zwangeren lopen
dus geen risico om via een geïnfecteerde partner/huisgenoot besmet te raken.
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 33
III.4.4. Hantaan infecties
Verwekker:
Het Hanta-virus.
Besmettingswegen:
Het virus kan door besmette dieren, waaronder de woelmuis en ratten, worden
uitgescheiden via urine en speeksel. Als dit op de grond komt en indroogt, kunnen
virusdeeltjes via de lucht worden verspreid en worden ingeademd.
Voorkomen in Nederland:
De ziekte komt in Nederland relatief weinig voor, hooguit 10-100 gevallen per jaar. De
belangrijkste risicogebieden zijn in Nederland het oosten en zuidoosten.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
De eerste klachten zijn divers van aard, weinig opvallend en omvatten; koorts, hoofdpijn,
spierpijn, roodheid van de slijmvliezen rond de ogen, misselijkheid, braken, diarree en
pijn in de onderrug.
Beloop/complicaties:
In ruim 90% van de gevallen verdwijnen de bovenbeschreven klachten vanzelf in enkele
dagen tot weken. In ernstige gevallen kan aantasting van de nieren optreden; de
urineproductie vermindert sterk of valt uit.
Behandeling:
In de eerste fase is er geen behandeling mogelijk. Bij niercomplicaties kan uitgebreide
behandeling nodig zijn, meestal via ziekenhuis opname.
Waar u zelf op moet letten:
---Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 34
III.4.5. Listeriose
Verwekker:
De bacterie Listeria monocytogenes, een bacterie die in de grond voorkomt.
Besmettingswegen:
De bacterie kan met de ontlasting worden uitgescheiden door mensen en dieren die de
ziekte doormaken en zo het oppervlaktewater verontreinigen. Ook door riooloverstort en
effluentlozing kan het water verontreinigd worden. De bacteriën kunnen door spatten in
de mond of op de lippen of via vervuilde handen bij de mens in het maag-darm kanaal
terecht komen en klachten geven.
Voorkomen in Nederland:
Listeriose is in Nederland relatief zeldzaam en geeft dan vooral ernstige
ziekteverschijnselen bij mensen met een slechte afweer en zwangeren.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Bij mensen met normale afweer kan de infectie voorbij gaan zonder merkbare klachten.
Wanneer er wel klachten optreden, gaat het meestal om een korte periode met lichte
koorts en klachten als spierpijn, misselijkheid en diarree.
Beloop/complicaties:
Bij gezonde mensen verdwijnen de bovenbeschreven klachten eigenlijk altijd spontaan.
Een ernstig beloop treedt bijna alleen op bij mensen met een slechte afweer, bij
zwangeren (risico voor het kind; abortus) en pasgeborenen.
De complicaties die dan optreden zijn o.a. ontstekingen van de hersenen en
hersenvliezen en ontstekingen van de hartspier.
Behandeling:
Alleen bij een beloop met complicaties zal behandeling met antibiotica nodig zijn.
Waar u zelf op moet letten:
---Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 35
III. 5. Bijzonder ziektebeelden.
In het werk als muskusratten bestrijder kunt u in de vrije natuur in contact komen met
diverse micro-organismen, die in principe een infectie gevaar kunnen vormen.
Het zijn infectieziekten die snel met het werk in verband worden gebracht.
Toch geldt voor vele van deze risico’s, dat ze wel aanwezig zijn, maar in de praktijk geen
groot probleem met zich meebrengen.
De infectieziekten die worden beschreven zijn:
Rabies
Legionellose
Toxocariase
Echinococcose
pagina 36
III.5.1. Rabies, ook wel hondsdolheid.
Verwekker:
Het rabies virus, uit de familie van de rhabdoviridae
Besmettingswegen:
Rabies is een ziekte van zoogdieren, waarbij verschillende dieren van oudsher het virus
bij zich dragen en als reservoir dienen. Dieren die in het verleden in Nederland een rol
speelden zijn: vossen, wolven, vleermuizen, vee, katten en honden. In Nederland zijn
sinds 1987 de vleermuizen het enige overgebleven reservoir.
Infectie komt tot stand door de beet van een besmet dier, waarbij het virus op de
beetplaats in het lichaam van het slachtoffer binnendringt.
Voorkomen in Nederland:
De laatste gevallen van menselijke rabies in Nederland dateren van meerdere jaren
geleden en waren ontstaan door contact met dieren buiten Nederland. Het risico mag als
extreem klein worden beschouwd.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Het rabies virus tast het zenuwweefsel aan en geeft klachten van neurologische aard.
Eerste klachten zijn rillingen, koorts, ziektegevoel, braken en hoofdpijn. Naarmate de
aantasting van het zenuwstelsel vordert, ontstaan er klachten als nekstijfheid,
verlammingen en vrees voor water (drinken).
Beloop/complicaties:
Uiteindelijk kunnen de ademhalingsspieren verlamd raken waardoor de patiënt in coma
raakt en overlijdt.
Waar u zelf op moet letten:
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 37
III.5.2. Legionellose, ook wel legionellapneumonie, veteranenziekte.
Verwekker:
De bacterie Legionella pneumoniae, die voorkomt in waterige milieus en vochtige
bodems. De bacterie overleeft tussen 0-50°C, groeit tussen 20-50°C en groeit optimaal
rond 37°C.
Besmettingswegen:
De meest aannemelijke besmettingsweg is via het inademen van kleine vochtdeeltjes,
aerosolen, waarin zich de bacterie bevindt. Aerosolen vormen zich onder natuurlijke
omstandigheden niet zo snel, een mogelijkheid is bij voorbeeld een hard wind die over
een groot wateroppervlak blaast en zo het water opstuift.
Voorkomen in Nederland:
Infecties met Legionella pneumoniae worden in Nederland geregeld gemeld, zo’n 150 per
jaar, maar komen waarschijnlijk veel meer voor.
Daarbij moeten we wel bedenken dat alle beschreven infecties steeds in verband
gebracht konden worden met een of ander watersysteem; een douche, whirlpools,
warmwatersystemen of luchtbehandeling installaties.
Recent is in Nederland onderzoek gedaan naar het risico van blootstelling aan Legionella
op waterzuiveringen. Hieruit is gebleken, dat in deze werkomgeving, het risico van een
infectie met Legionella wel aanwezig is, maar zeer onaannemelijk is.
Afgaande op de werksituatie op een zuivering en uw werksituatie als muskusratten
bestrijder, mag het risico in het werk als bijzonder laag worden geschat.
Ziektebeeld:
Een groot deel van de infecties verloopt wellicht zonder dat er zich klachten ontwikkelen.
Wanneer zich wel klachten ontwikkelen is dit in de vorm van een longontsteking met
koorts, kortademigheid, hoesten, slijm ophoesten en een duidelijk ziektegevoel.
Waar u zelf op moet letten:
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 38
III.5.3. Toxocariase, ook wel larva migrans visceralis.
Verwekker:
De spoelworm Toxocara canis (van de hond) of de Toxocara cati (van de kat).
Besmettingswegen:
De wormeieren worden door dieren, die de toxocara bij zich dragen, met de ontlasting
uitgescheiden. Via de grond en wegspoelen met regenwater, kan het oppervlaktewater
worden besmet. Eieren blijven in de grond jarenlang in staat om infectie te veroorzaken.
De eieren kunnen via spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde handen bij de
mens in het maag-darm-kanaal komen en klachten geven.
Voorkomen in Nederland:
Het aantal gevallen is in Nederland waarschijnlijk beperkt tot minder dan 100/jaar.
Ziektebeeld;
De eieren die in het maag-darm kanaal komen gaan zich als larven door het lichaam
verspreiden, wat meerdere maanden kan duren. Uiteindelijk vestigen zich de meeste
larven in de lever en longen, soms in de hersenen en andere organen, waar ze
ontstekingen veroorzaken.
De eerste klachten in de zwerffase zijn: koorts, hoesten, kortademigheid, opgezette
lymfeklieren en een gespannen buik door opzetten van de lever.
Waar u zelf op moet letten:
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 39
III.5.4. Echinococcose, lintworminfecties.
Verwekker:
De parasiet Echinococcus granulosis (hondenlintworm) en de Echinococcus multilocularis
(vossenlintworm).
Besmettingswegen:
De wormeieren worden door dieren, die de Echinococ bij zich dragen, met de ontlasting
uitgescheiden. Via de grond en wegspoelen met regenwater, kan het oppervlaktewater
worden besmet. Eieren blijven in de grond jarenlang in staat om infectie te veroorzaken.
De eieren kunnen via spatten in de mond of op de lippen of via vervuilde handen bij de
mens in het maag-darm-kanaal komen en klachten geven.
Voorkomen in Nederland:
Infecties met de hondenlintworm (E. granulosus) komen in Nederland relatief zelden voor.
Infecties met de vossenlintworm (E. multilocularis) zijn in Nederland bij mensen over de
afgelopen jaren ooit één maal vastgesteld.
Vossen die besmet zijn met de Echinococ vinden we vooral in midden Europa. Echter,
het aantal besmette vossen in Duitsland, langs de grens met Nederland neemt toe en ook
in het oosten van Nederland vinden we besmette vossen. Daarnaast spelen ook
beverratten een rol bij de verspreiding vanuit Duitsland. We moeten er dan ook ernstig
mee rekenen, dat in de komende jaren de vossenlintworm zich verder gaat verspreiden
over Nederland.
Uit onderzoek in midden europa blijkt dat het vooral agrariërs zijn die het meeste risico
lopen. Voor uw beroep is tot op heden geen verhoogd risico beschreven om een infectie
met de vossenlintworm te krijgen. Dit laatste neemt echter niet weg, dat met grote
zorgvuldigheid moet worden gewerkt volgens de regel zoals beschreven in hoofdstuk III.
Ziektebeeld;
Eerste klachten:
Na infectie met de Echinococ ontstaan er in diverse organen vochtblazen; de
zogenaamde cysten. Deze vinden we het meeste in de lever en longen, maar in principe
kunnen ze zich overal in het lichaam vormen. Veel van de cysten geven geen klachten en
worden niet ontdekt, ze groeien heel langzaam.
Cysten in de lever geven een drukkend gevoel in de bovenbuik en soms ontwikkelt zich
geelzucht. Bij cysten in de longen kunnen zich klachten ontwikkelen als kortademigheid,
hoesten en bloed opgeven.
Beloop/complicaties:
Zoals al gezegd kunnen cysten zich ontwikkelen zonder dat er klachten optreden.
Complicaties zijn meestal een gevolg van druk door de cyste op de omliggende weefsels.
Als een cyste open barst, kan uitgebreide verspreiding van kiemen door het hele lichaam
plaats vinden.
Let wel: de ziekte is moeilijk te behandelen en verloopt bij een deel dodelijk!
Waar u zelf op moet letten:
Zie voor beschermende maatregelen het hoofdstuk “Infectieziekten algemeen”.
pagina 40
IV OVERIGE RISICO’S
Naast het risico van het krijgen van een infectieziekte, zijn er nog andere beroepsrisico’s
waar u terdege op bedacht moet zijn en moet weten hoe te handelen. Het gaat om
ongevallen waarbij bot- en gewrichtsletsels, brandwonden en andere verwondingen
kunnen optreden.
Daarnaast kunnen zich in uw werkveld ongevallen voordoen met elektriciteit en bliksem
en kunt u problemen krijgen als gevolg van de blootstelling aan extreme
klimaatomstandigheden.
In dit vierde hoofdstuk van het handboek vindt u informatie over de onderstaande risico’s.
Wat u in de gegeven situatie moet doen bij wijze van EHBO, staat steeds per onderwerp
onder een apart kopje vermeld.
Het gaat hierbij om EHBO maatregelen die u voor uzelf kunt nemen en als hulpverlener
aan anderen (collega’s) kunt bieden.
1. bot-en gewrichtsletsels
-kneuzingen en verstuikingen
-ontwrichtingen en breuken
-specifieke botbreuken
2. brandwonden
3. elektriciteit / bliksem
4. klimatologische omstandigheden
5. adviezen hoe te handelen bij:
-wonden algemeen
-wonden door insectenbeet
-wonden door knaagdierbeet
pagina 41
IV OVERIGE RISICO’S ALGEMEEN
Bot- en gewrichtsletsel.
Tijdens uw werk kunt u op diverse manieren te maken krijgen met bot- en
gewrichtsletsels. U kunt vallen, uitglijden of misstappen en daarbij ergens tegenaan
vallen of een gewricht verdraaien
Zorg dat u uw mobiele telefoon in het veld bij u draagt
Denk aan de organisatie op en rond de plaats van het ongeval.
Bepaal ook hier weer of er een levensbedreigende toestand heerst en behandel deze.
Richt u vervolgens tot het plaatselijke letsel en ga na:
-
wat voelt het slachtoffer (hebt u pijn?);
wat ziet de hulpverlener (waar heeft u pijn?);
wat kan de gewonde (kunt u het lichaamsdeel bewegen?).
Koude en warmte letsels/aandoeningen.
Tijdens het werken in de buitenlucht, wordt u soms blootgesteld aan extreme
klimatologische omstandigheden, zowel koude als warmte. Het is dan ook van groot
belang om extra aandacht te besteden aan de kleding die u draagt.
Schaf niet alleen goede kleding aan, maar draag ook de kleding die past bij het weer dat
voor de komende werkdag is voorspeld en neem ook altijd extra kleding mee, zowel
dikker als dunner.
Lucht is een slechte warmtegeleider. Het warmte-isolerend vermogen van winterkleding
wordt voornamelijk door de luchthoudendheid bepaald: 20% van de isolatie geschiedt
door het materiaal zelf, 50% door de lucht die in de kleding gevangen zit en 30% door de
luchtlaag die van buitenaf aan het materiaal hecht. Door vuil en vocht gaat het grootste
deel van dit isolerend vermogen (het luchtaandeel) verloren.
Ook handschoenen en schoeisel dienen zo ruim mogelijk te zijn, dat er een luchtlaag om
het lichaamsdeel kan ontstaan. Al naar gelang de mate van inspanning dient men kleding
aan of uit te trekken. Dit laatste bij een zodanige arbeid, dat men dreigt te gaan
transpireren. Bij arbeid dient men kleding ook voldoende open te houden, zodat door
ventilatie de vochtige lucht kan ontsnappen. In rust sluit men de kleding weer en trekt
men extra kleding aan.
De kleding dient gedragen te worden volgens het meerlagen-principe.
Meerdere lagen kleding houden het lichaam warmer dan één dik kledingstuk, omdat er zo
meerdere luchtlagen tussen de kleding worden gevangen. De lagen kleding moeten van
verschillende samenstelling zijn. De binnenste laag moet luchthoudend zijn,
lichaamsvocht kunnen opnemen en regelmatig verwisseld worden (bv katoenen
ondergoed). De middelste lagen moeten vooral luchthoudend zijn (wol, bont). De
buitenste laag moet water-en winddicht zijn (winddicht omdat anders de gevangen lucht
steeds vervangen wordt door koude buitenlucht).
pagina 42
Te strakke kleding belemmert de bloedsomloop, waardoor het risico op koudeletsel groter
wordt. Te losse kleding laat een luchtstroom toe, met onnodig warmteverlies als gevolg.
Schoeisel:
Het principe van isolatie door luchtlagen geldt ook voor schoeisel. Het mag dan ook niet
te strak zitten en de bekleding dient uit meerdere lagen te bestaan, bijvoorbeeld
meerdere lagen sokken (de binnenste katoen), de schoenen zelf (met bijvoorbeeld
bontvoering) en overschoenen. Een luchthoudende inlegzool kan ook prima isolering
tegen de kou vanuit de bodem betekenen, mits ruimte in de schoen dit toe laat.
Bij verblijf in kou is men niet snel geneigd de kleding/schoenen uit te trekken, ook niet in
onderkomen. De luchthoudendheid en daarmee het isolerende vermogen van kleding en
schoeisel vermindert door huidvet en zweet. Trek daarom schoenen en kleding uit en
droog de voeten af. Het ruim aanbrengen en daarna weer afwrijven van voetpoeder is
ook een methode om de voeten droog te maken. Masseer de voeten voorzichtig.
Verwissel eventueel sokken en ondergoed en shirt voor droge kleren. Klop vuil van
buitenkleding en schoenen.
Pas op voor afknelling van de bloeddoorstroming. Geen strakke elastische veters en
koorden. Niet te lang achtereen gehurkt zitten.
Bescherm bij erge kou eventueel oren, neus en lippen door insmeren met vet.
Preventie:
Het voorkomen en beperken van frost-bite in een zo vroeg mogelijk stadium is essentieel.
Wees bedacht op witte plekken van de huid en gevoelloosheid van tenen en vingers.
Indien u niet alleen bent, controleer bij twijfel elkaars gezicht. Beweeg gelaatsspieren,
vingers en tenen regelmatig om ze warm te houden en gevoelloze plekken te ontdekken.
Raak bij lage temperaturen geen metalen met de blote hand.
pagina 43
VI.1 BOT-EN GEWRICHTLETSELS.
Bot- en gewrichtsletsels kennen we in ruwweg vier verschillende vormen; de kneuzing,
verstuiking, ontwrichting en de botbreuk.
Deze letsels kunnen veel op elkaar lijken. Behandel bij twijfel alsof wij met een
botbreuk te maken hebben en neem daarbij dan wellicht meer maatregelen en wees
voorzichtiger dan misschien nodig is.
VI.1.1 Kneuzing
Een kneuzing is de lichtste vorm van letsel. De huid is intact, het onderhuidse weefsel of
de onderliggende spieren zijn echter verscheurd. We spreken dan van een onderhuidse
of spierkneuzing.
Oorzaak: een val, slag of stoot.
VI.1.2. Verstuiking of verzwikking
Bij een verstuiking wordt de gewrichtskop gewelddadig iets uit de gewrichtskom gerekt
maar komt er weer in terug. Hierdoor treedt een overrekking of scheuring van
gewrichtskapsel, gewrichtsbanden en omgevend weefsel op met soms een fikse
bloeduitstorting. Wij spreken van een gesloten wond.
Verstuikingen komen vooral voor aan enkel, pols, duim en knie.
Oorzaak: Een abnormale beweging in het gewricht door mis te stappen (val, slag, stoot)
Verschijnselen:
De verschijnselen bij een kneuzing of verstuiking lijken veel op elkaar en zijn:
pijn, spontaan en bij druk;
zwelling door een bloeduitstorting of vochtophoping onder de huid, later een
blauwe plek;
bewegen van het getroffen lichaamsdeel is in het begin nog wel mogelijk, maar
pijnlijk. Later neemt de mogelijkheid voor bewegen meestal af.
Eerste hulp:
deze is afhankelijk van de ernst (pijn, grootte van de bloeduitstorting, wat de man er nog
mee kan doen) en van de omstandigheden.
Indien de behandeling mogelijk en nodig is:
-
-
Indien koel/koud water aanwezig, dan eerst en snel het lichaamsdeel koelen
gedurende minimaal10 minuten. Voor het koelen mag naast leidingwater ook
slootwater of ijs(blokjes) worden gebruikt.
Daarna een drukverband aanleggen om de inwendige bloeding en vochtophoping
tot staan te brengen en de pijn te verminderen.
Getroffen lichaamsdeel stil en hoog leggen (bij een ernstige kneuzing).
Afvoeren.
pagina 44
VI.1.3. Ontwrichting
Bij een ontwrichting wordt de gewrichtskop gewelddadig uit de gewrichtskom gerukt en
blijft zo geklemd, dat de gewrichtsvlakken niet meer op normale wijze tegen elkaar staan.
Dit gaat gepaard met overrekking of scheuring van omgevend kapsel, banden en
weefsel. Ontwrichtingen komen vooral voor aan de schouder, vingers en heup. Men
noemt deze gesloten wond vaak "uit de kom zijn".
Oorzaak: een abnormale beweging door mis te stappen, een val, slag of stoot.
Verschijnselen:
Pijn spontaan en bij druk en beweging.
Bewegen en gebruik van het ontwrichte lichaamsdeel is vaak onmogelijk.
Zwelling; door de bloeding onder de huid is soms zo sterk dat men de abnormale
stand moeilijk kan vaststellen. Later een blauwe plek.
Een abnormale stand
Een abnormale beweeglijkheid
Vergelijk het getroffen gewricht met hetzelfde aan de gezonde kant.
Eerste hulp:
Het getroffen lichaamsdeel zo onbeweeglijk mogelijk houden.
Geef rust en steun aan het getroffen lichaamsdeel in de positie waarin het werd
aangetroffen.
Probeer nooit een ontwrichting op te heffen, dit kan tot grotere schade leiden.
Zorg voor deskundige hulp.
LET OP:
Wanneer er mogelijk sprake is van een ontwrichting, maar een botbreuk kan niet
worden uitgesloten, behandel het letsel dan als een botbreuk.
pagina 45
VI.1.4. Botbreuken
Er zijn twee soorten botbreuken:
a.
De gesloten botbreuk- niet gecompliceerde fractuur.
Hierbij vindt men geen wond in omgeving van het gebroken bot. Er bestaat geen
open verbinding tussen het gebroken bot en de buitenwereld.
b.
De open botbreuk- gecompliceerde fractuur.
Hierbij vindt men een open wond in de omgeving van het gebroken bot, er
bestaat een open verbinding tussen het gebroken bot en de buitenwereld.
- Men ziet het bot soms in de diepte liggen
- De botstukken steken door de huid.
Oorzaak:
Beschadiging van delen van het beenderstel door val, slag of stoot.
Verschijnselen:
-
-
Hevige pijn op de breukplaats, spontaan en bij druk en beweging.
Bewegen en gebruik van het ontwrichte lichaamsdeel is onmogelijk.
Zwelling; door de bloeding onder de huid is soms zo sterk dat men de abnormale
stand moeilijk kan vaststellen. Later een blauwe plek.
BEDENK WEL: met het breken van het bot scheuren de bloedvaten in het bot en
de omliggende weefsels. Daardoor kan zowel bij een gesloten als open breuk
kan veel bloed en plasma verloren gaan.
Een abnormale stand
Een abnormale beweeglijkheid
Een uitwendige wond: de open beenbreuk.
Vergelijk het getroffen lichaamsdeel met de gezonde kant.
LET OP:
botbreuken kunnen al deze verschijnselen hebben, maar het hoeft niet. Wanneer
men er aan twijfelt of een gewonde een botbreuk heeft, behandel hem dan alsof hij
een botbreuk heeft.
De uiteinden van een gebroken bot zijn vaak scherp en kunnen door de spieren,
bloedvaten, zenuw en huid snijden.
Een ruwe behandeling zal de beschadiging verergeren en hiermede de:
-
zuurstofnood in de cellen vergroten;
bloed- en plasmaverlies doen toenemen;
veel pijn veroorzaken;
de kans op shock zeer groot maken.
De gevaren bij botbreuken zijn bloedverlies, shock en infectiegevaar.
pagina 46
Eerste hulp, algemene regels:
-
De eerste hulp is op bovenstaande gevaren gericht, werk volgens het vertrouwde
beginsel.
Neem maatregelen tegen ademhalings-, circulatie- en bewustzijnstoornissen.
Bescherm de wond en stelp de bloeding, immobiliseer het gewonde
lichaamsdeel.
Leg het geïmmobiliseerde lichaamsdeel hoog, maar zo, dat het onder de volle
lengte ondersteund wordt.
Voorkom shock.
Liggend afvoeren, indien mogelijk.
pagina 47
Voorbeelden van breuken en hun EHBO.
Fracturen van en boven de elleboog (bovenarm, schouderstreek, sleutelbeen).
Verschijnselen:
zie algemeen deel
Eerste hulp:
Eventueel aanwezige wonden worden beschermd en bloedingen gestelpt.
De arm wordt in de elleboog gebogen en ondersteund in en om de nek
aangelegde brede das of in het jasje aan de andere zijde gestoken.
De brede das moet steun geven onder de pols en middenhand..
Afvoer kan lopend of zittend.
Fracturen onder de elleboog (onderarm, pols, hand).
Verschijnselen:
zie algemeen deel
Eerste hulp:
Eventueel aanwezige wonden verbinden en bloedingen stelpen.
De arm wordt in de elleboog gebogen en ondersteund in een mitella, een
verwonde hand wordt verbonden in de functionele stand.
Afvoer kan lopend of zittend.
pagina 48
Boven- en onderbeenfractuur:
Verschijnselen:
zie algemeen deel
Eerste hulp:
Eventuele aanwezige wonden verbinden.
Het been immobiliseren door er iets tegen aan te leggen (in de gevonden stand).
Afvoeren:
Indien, door omstandigheden de gewonde moet worden vervoerd,
immobiliseer dan als volgt.
Een jas of deken tussen de benen en enkels.
Een lus boven en onder de breuk.
Een lus boven en onder de naastliggende
gewrichten, zodat het een stijf geheel wordt.
Liggend op een van de geïmproviseerde methodes afvoeren.
Gebroken rug, wervelfractuur:
Het is vaak moeilijk uit te maken of iemand zijn rug gebroken heeft. Verdenk ieder letsel
aan de rug, in het bijzonder wanneer iemand een felle slag tegen de rug kreeg, de rug
sterk werd gebogen of op zijn rug is gevallen. De gebroken stukken van de wervel
kunnen het ruggenmerg beschadigen wanneer de gewonde zich beweegt of wanneer hij
bewogen wordt.
Verschijnselen:
Hevige pijn in de rug op de plaats van de breuk, spontaan en bij beweging.
Soms een zichtbare zwelling boven de breukplaats.
De gewonde kan zich niet oprichten.
Is tevens het ruggenmerg beschadigd, dan treden bovendien op: tintelingen of
gevoelloosheid en verlammingen in armen en/of benen.
Eerste hulp:
Laat het slachtoffer liggen zoals u hem aantreft.
Voorkom iedere beweging van de wervelkolom van het slachtoffer.
Zorg voor deskundige hulp!
Het veiligstellen van de ademhaling gaat voor alles; een bewusteloos slachtoffer
dat spontaan ademt moet altijd in stabiele zijligging worden gedraaid.
ECHTER:
verdenkt u het slachtoffer van rug- of nekletsel, laat hem dan op de rug liggen
zolang u bij het slachtoffer kunt blijven en de ademhaling permanent kunt
controleren en de ademhaling ongestoord is.
Indien u genoodzaakt bent om het slachtoffer alleen te laten, b.v. om hulp te halen,
dan is er geen andere keuze dan betrokkene in stabiele zijligging te draaien.
pagina 49
Gebroken nek, halswervelfractuur:
Een gebroken nek is een uiterst gevaarlijke toestand, daar de stukken van de wervels het
ruggenmerg en het verlengde ruggenmerg kunnen beschadigen.
Bewegen kan ademstilstand en de dood veroorzaken!
Verschijnselen:
Pijn in de nek. (de gewonde mag onder geen voorwaarde bewegen).
Soms een zichtbare zwelling boven de breukplaats.
De gewonde kan zich niet oprichten.
Is tevens het ruggenmerg beschadigd, dan treden bovendien op: tintelingen of
gevoelloosheid en verlammingen in armen en/of benen.
Eerste hulp:
Laat het slachtoffer liggen zoals u hem aantreft.
Voorkom iedere beweging van de wervelkolom van het slachtoffer.
Indien er verwondingen aanwezig zijn: voorzichtig verbinden.
Zorg voor deskundige hulp!
Het veiligstellen van de ademhaling gaat voor alles; een bewusteloos slachtoffer
dat spontaan ademt moet altijd in stabiele zijligging worden gedraaid.
ECHTER:
verdenkt u het slachtoffer van rug- of nekletsel, laat hem dan op de rug liggen
zolang u bij het slachtoffer kunt blijven en de ademhaling permanent kunt
controleren en de ademhaling ongestoord is.
Indien u genoodzaakt bent om het slachtoffer alleen te laten, b.v. om hulp te halen,
dan is er geen andere keuze dan betrokkene in stabiele zijligging te draaien.
Bekkenbreuk
Verschijnselen:
Pijn in de bekkenstreek.
Pijn bij voorzichtig zijdelings aandrukken van het bekken.
Vaak is de urinebuis of blaas verwond; dit is zeker als er wat bloed uit de
urinebuis komt.
Eerste hulp:
Tracht te voorkomen dat de patiënt urineert. Praat er daarom niet over en laat
hem nooit drinken.
Indien een wond aanwezig is, behandel deze.
Immobiliseer de benen met een jas of deken tussen de benen en voeten en bind
deze vast bij enkels, kuiten en boven de knie.
Afvoeren:
Liggend op de rug (een bewusteloze op de buik; nooit op de zij).
Indien mogelijk door deskundig personeel, anders zo snel mogelijk
liggend op een van de geïmproviseerde methodes.
pagina 50
VI. 2 BRANDWONDEN
De kans dat een muskusrattenbestrijder een brandwond oploopt is aanwezig. Gezien het
gevaar van brandwonden en de ernst besteden wij er aandacht aan.
Oorzaak:
-
door directe aanraking met vuur (brandende benzine etc.);
door verzenging (hittestraling of langdurige zonnestraling).
door blikseminslag
door elektriciteit
Wij delen brandwonden in naar factoren die de ernst van de verbranding bepalen:
-
de diepte van de verbranding in de huid en onderliggend weefsel;
de uitgebreidheid van de verbranding over het lichaamsoppervlak;
de plaats van de verbranding
Al naar gelang de diepte van de verbranding onderscheidt men drie graden;
Eerste graad:
Verschijnselen:
Tweede graad:
Verschijnselen:
Derde graad:
Verschijnselen:
Verbranding van de opperhuid. (na zonnebrand of lichte
stoomverbranding).
Pijn, roodheid en zeer geringe zwelling.
Verbranding tot en met een gedeelte of de gehele lederhuid.
(de huid is aan meer hitte blootgesteld).
De bloedvaten in de huid gaan open staan en lekken.
Grote zwelling en blaren, hevige pijn, roodheid.
Verbranding tot en met onderhuids vet. Weefsels als huid,
spieren, pezen en zelfs botten kunnen geheel verkoold zijn.
Er is veel plasmaverlies, en het infectiegevaar is groot. De
genezing geschiedt niet vanzelf, er is altijd en chirurgische
ingreep nodig.
Geen pijn; witte, grauwe of zwarte verkleuring, verschrompeld
gelooid uiterlijk.
pagina 51
De uitgebreidheid van de verbranding in procenten ("de regel van negen"):
-
hoofd en hals 9%;
één arm 9%;
één been 18%;
de romp 36% (voor 18% en achter 18%)
de geslachtsorganen 1%.
De plaats van de verbranding:
Het gelaat:
Ogen en handen:
Geslachtsdelen en anus:
grote kans op verbranding van de ademweg met
verstikking door zwelling als gevolg.
dreigen de gewonde in bijzondere mate invalide te
maken.
nog meer als andere verbrandingen infectiegevaar.
Complicaties en eerste hulp
Ademhalingsstoornis:
Shockgevaar:
Infectie:
Invaliditeit:
altijd aan denken bij een gelaatsverbranding en
verbranding in afgesloten ruimtes (inademing).
bij een tweede en derde graadsverbranding van meer
dan 9% (oppervlakte) is er al kans op shock.
Bij 20%-verbranding of meer treedt er altijd shock op.
Bij onsteriele behandeling van tweede en derde graad
brandwonden.
Tengevolge van een infectie wordt de beschadiging
ernstiger.
Bij vooral derde graadsverbranding treden
dwangstanden op.
Het herstel gaat gepaard met hinderlijke littekens.
Eerste hulp
-
Organisatie op en rond de plaats van het ongeval.
Zorg dat de gewonde niet in paniek al brandend wegloopt (schoorsteeneffect).
Laat hem rollen of wikkel hem zo snel mogelijk in doeken.
-
Altijd koelen met liefst koud zachtstromend water. Desnoods slootwater.
-
Bescherm de wond, peuter niets los en kom niet aan de wond.
NIETS op de wond smeren.
Altijd droog steriel verbinden (eventueel met gemetalliseerd verband).
-
Leg het lichaamsdeel hoog en immobiliseer het.
Houdt de ademweg vrij.
Afvoer is afhankelijk van de ernst.
Bekijk aan de hand van de regel van negen hoeveel % verbranding sprake is.
Dit kan van belang zijn bij een melding aan deskundige hulpverleners.
pagina 52
VI. 3.
ELECTRICITEIT EN BLIKSEM
In uw werk als muskusratten bestrijder kunt u in het veld te maken krijgen met electriciteit.
Ongevallen met electriciteit doen zich meestal voor met machines en leidingen, maar ook
schrikdraad of hoogspanningsinstallaties kunnen voor u gevaar opleveren.
Elektriciteit die door het lichaam gaat kan de volgende gevolgen hebben.
-
-
Stoornissen in het hartritme, met als risico stilstand van de bloedsomloop.
Brandwonden op die plaatsen waar de stroom het lichaam in en uit is gegaan en
door vuurverschijnselen.
Deze verbrandingen kunnen soms zeer diep zijn met beschadiging van
bloedvaten en zelfs met beschadiging van het bot, terwijl de verbranding van de
huid in deze gevallen soms niet zo ernstig lijkt.
Beschadiging van de hersenen, met als gevolg bewusteloosheid.
Ademstilstand, met als gevolg zuurstoftekort
Spierkramp. Het slachtoffer kan daardoor de stroombron niet meer loslaten.
Een slachtoffer dat in contact staat met elektriciteit, terwijl de stroomtoevoer niet
kan worden verbroken, bevrijdt u als volgt.
-
Ga op een droog, niet metalen voorwerp staan (droge plank, deken, jas of
rubbermat).
Omwikkel uw handen met een dikke laag droog textiel of een ander nietgeleidend materiaal (papier, rubber, leren of wollen handschoenen).
Verwijder dan met een droge stok de onder stroom staande draad of het
apparaat van het slachtoffer, of trek het slachtoffer weg aan zijn kleding, als die
niet nat is.
Die eerder genoemde handelingen nooit bij een gebroken hoogspanningsleiding, tramen treinleidingen. Het gevaar voor u zelf is dan te groot. Bel in zo’n geval de brandweer of
de politie.
Te treffen maatregelen.
Het slachtoffer is bij bewustzijn:
- stel het slachtoffer gerust;
- handel bij brandwonden zoals is aangegeven bij hoofdstuk “brandwonden”;
- laat deskundige hulp alarmeren.
Het slachtoffer is bewusteloos en ademt:
- houd de ademweg vrij;
- laat deskundige hulp alarmeren;
- blijf de ademhaling controleren;
- handel bij brandwonden zoals is aangegeven bij hoofdstuk “brandwonden”.
Het slachtoffer is bewusteloos en ademt niet:
- begin onmiddellijk te beademen;
- laat deskundige hulp alarmeren.
pagina 53
Het slachtoffer is diep bewusteloos en heeft geen bloedsomloop:
- laat deskundige hulp alarmeren;
- begin onmiddellijk met uitwendige hartmassage en beademing.
Bij een stilstand van de bloedsomloop of alleen van de ademhaling als gevolg van een
elektriciteitsongeval zijn de kansen op succes bij onmiddellijk reanimeren groot.
Bliksem
Bliksem is één van de gevaarlijkste weersverschijnselen. De weersverwachting van het
KNMI geeft informatie over het te verwachten onweer maar hoe zwaar de buien werkelijk
worden is in de regel pas kort tevoren vast te stellen. In ieder geval kondigt onweer zich
luid en duidelijk aan door het optreden van donder en bliksem.
Een gevaarlijk verschijnsel bij onweer is de bliksem. Gemiddeld worden in Nederland
enkele mensen per jaar dodelijk door de bliksem getroffen. Het risico bij onweer is dus
veel kleiner dan het risico dat u loopt in het verkeer.
Daarnaast kunnen zich plotselinge windstoten, zware regen of hagel voordoen.
Zoek bescherming.
Het is absolute noodzaak om bescherming te zoeken, zeker wanneer het onweer nabij is
en de tijd tussen bliksem en donder minder dan 10 seconden bedraagt. Bij naderend
onweer kunt u het best naar binnen gaan en de ramen gesloten houden. Ook dient u
meren, vaarten en de zee, vanwege plotselinge windstoten, te verlaten; op of in het water
is het dan levensgevaarlijk. Ook bij een inslag dicht in de buurt kunt u verwondingen
oplopen; het is dus altijd beter om vóór een flink onweer een schuilplaats te zoeken.
Veilige schuilplaatsen zijn een afgesloten auto of metalen caravan, omdat bij een
blikseminslag de lading direct wordt afgevoerd. De restlading die op de auto achterblijft is
zo gering dat u na een inslag niet tegen een paaltje hoeft te rijden. Wacht echter met
uitstappen tot het onweer voorbij is. Ook boten met een afgesloten metalen hut zijn
binnen veilig.
Indien u buitenshuis wordt overvallen door het onweer en geen goede schuilplaats vindt,
kunt u zich het best zo klein mogelijk maken door op de hurken te zitten. Houd daarbij de
voeten tegen elkaar, zodat de stroom niet door uw lichaam kan lopen. Schuil nooit onder
een alleenstaande boom, langs een bosrand of in de buurt van een metalen afrastering.
Het licht van de bliksem is bijzonder fel en een nabije inslag kan u verblinden.
Automobilisten moeten behalve op windstoten en zware regen ook daarop bedacht zijn.
pagina 54
VI. 4.
KLIMATOLOGISCHE OMSTANDIGHEDEN.
VI.4.1. KOUD-WEERPROBLEMATIEK
Omstandigheden en preventie
De muskusrattenbestrijder is door de aard van zijn werk intens blootgesteld aan
klimatologische omstandigheden. Hoewel koud weer altijd een zekere bedreiging vormt,
zijn er bepaalde omstandigheden, waardoor men extra risico loopt. Deze zijn:
-weer:
naast een lage temperatuur betekent vooral een harde wind een hoog
risico op koudeletsels, doordat de wind het opgewarmde, isolerende
luchtlaagje rond de huid wegvangt;
-kleding:
natte kleding heeft nauwelijks nog een isolerend effect;
-inspanning:
lichamelijke inspanning en onvoldoende eten bevorderen de kans op
koudeletsels;
-alcohol:
dit verwijdt de bloedvaten, waardoor onnodig warmteverlies optreedt.
Bovendien vermindert het vermogen tot oordelen en reageren. Gebruik
dus nooit alcohol bij koud weer.
Vormen van koude problemen:
a. algehele afkoeling / onderkoeling
b. lokale afkoeling / bevriezing
pagina 55
VI.4.1.a.
Algehele onderkoeling
Men spreekt van onderkoeling als de diepe lichaamstemperatuur lager is dan 35C.
FASEN VAN ALGEMENE ONDERKOELING
Er zijn 4 fasen van onderkoeling te onderscheiden
Fase I (37°- 34°)
Fase 2 (33°-30°)
Fase 3 (29°-27°)
Fase 4 (26°-24°)
De verschijnselen bij algehele onderkoeling.
De verschijnselen van algehele onderkoeling ontwikkelen zich geleidelijk, daar de daling
van de lichaamstemperatuur eveneens geleidelijk verloopt. Naarmate de temperatuur
daalt, ontwikkelen zich meer klachten en nemen ze in ernst toe.
-
Een bleke en koude huid.
Het slachtoffer rilt aanvankelijk en voelt zich doodmoe.
Het slachtoffer raakt steeds verder versuft en wil gaan slapen
Er kan vervolgens een bewusteloosheid optreden
Er kan een stilstand van ademhaling en bloedsomloop optreden.
Doel van de EHBO maatregelen:
Verdere afkoeling voorkomen.
Vitale functies veilig stellen.
EHBO bij algehele onderkoeling:
Breng het slachtoffer op een beschutte plaats.
Verwijder natte kleding, maar trek daarna wel droge kleding aan.
Wikkel het slachtoffer in een deken.
Zorg ervoor dat het slachtoffer rust neemt.
Is het slachtoffer niet bewusteloos, geef hem dan iets warms te drinken.
Geef nooit alcohol aan iemand die is onderkoeld.
Als er bewusteloosheid is ingetreden:
Ademweg vrijhouden
Als de ademhaling en/of de bloedsomloop is gestopt:
Begin met reanimeren totdat er deskundige hulp komt.
Zorg dat er zo snel mogelijk deskundige hulp komt en laat het slachtoffer bij twijfel, altijd
naar het ziekenhuis vervoeren voor controle en/of observatie.
pagina 56
VI.4.1.b.
Lokale bevriezing.
Plaatselijke bevriezing treedt vooral op aan uitstekende lichaamsdelen (vingers, tenen,
neus, oren, wangen en geslachtsdelen).
GRADEN VAN LOKALE AFKOELING / BEVRIEZING EN DE VERSCHIJNSELEN:
1e Graad
Lokaal een bleekgrijze verkleuring van het weefsel.
Stekende pijn.
(de eerstegraads bevriezing wordt ook wel frost-bite genoemd).
2e Graad
Zoals bij graad 1.
Na enkele uren blaarvorming
3e Graad.
Een spierwitte huid die gevoelloos is (letterlijk bevroren)
Behandeling:
Breng het slachtoffer in een warme omgeving.
Trek natte kleding altijd uit.
Getroffen lichaamsdelen opwarmen, liefst met de lichaamswarmte van de
betrokkene zelf of de EHBO-er.
Pas op bij blaarvorming, laat deze intact en dek ze steriel af.
Verzorg kapotte blaren door ze steriel te verbinden.
Ga nooit wrijven om op te warmen.
Sneeuwblindheid
Niet veel voorkomend, maar bijzonder hinderlijk en goed te voorkomen. Niet op een
heldere dag maar juist bij bewolkt weer is het gevaar voor sneeuwblindheid het grootst.
De UV-straling uit het zonlicht (die via de sneeuw in het oog kaatst en daar irritatie
veroorzaakt) wordt namelijk via de bewolking wederom naar de aarde teruggekaatst.
Na 6 tot 8 uur doen zich meestal de volgende verschijnselen voor: irritatie van de ogen;
ze voelen warm aan en gaan tranen. Wazig zien. Hoofdpijn en pijn in en boven de ogen.
Voorwerpen lijken een rossige gloed te hebben.
Behandeling:
Absolute rust (ogen sluiten) en duisternis. Binnen een etmaal kan een lichte vorm van
sneeuwblindheid genezen zijn.
Preventie:
Het dragen van een sneeuw- of zonnebril.
pagina 57
VI.4.2. IJsongevallen
Tijdens werkzaamheden op het ijs kunnen gevaarlijke situaties ontstaan wanneer iemand
door het ijs zakt of in een gat in het ijs terechtkomt.
IJs kan verraderlijk zijn door wisselende bodemtemperaturen, door stromingen in het
water, door gasbellen in/onder het water en door lozing van water met een hogere
temperatuur.
Hierdoor kunnen dunne plekken in het ijs ontstaan, waar men snel doorzakt. Verder
kunnen er wakken in het ijs zitten, open plekken door wind of watervogels, waarvan de
randen verraderlijk dun zijn. Een bijt tenslotte is een door mensen gemaakt gat in het ijs,
waarvan de randen meestal even dik zijn als de rest.
Zelfredding uit een wak
Is men door het ijs gezakt dan moet men de dunne kanten van het ijs afbrokkelen in de
richting van de dichtstbijzijnde wal of die walkant waar men hulp kan verwachten. Men
dient verder te handelen als bij zelfredding uit een bijt zodra dat kan.
Hulpverlening
Afgeraden wordt om zonder speciale hulpmiddelen de ongevalsplek te naderen. Het
slachtoffer dient rustig te blijven, de redder moet zo spoedig mogelijk contact proberen te
verkrijgen. Gebruik makend van een reddingslijn of werpklos of ander hulpmiddel kan het
slachtoffer in veiligheid worden gebracht.
Ondanks alle voorzichtigheid dient er wel snel gehandeld te worden. Een slachtoffer kan
snel onderkoeld raken, waarbij hij niet meer zal kunnen helpen en snel bewusteloos kan
raken. Wanneer onvoldoende reddingsmiddelen beschikbaar zijn, zal de redder proberen
om de afstand tussen hem en het slachtoffer, liggend op het ijs met kleding of takken, te
overbruggen. Zijn er meerdere personen aanwezig, probeer dan liggend op de buik een
menselijke ketting te maken die naar het slachtoffer beweegt.
Slachtoffer onder het ijs
Theoretisch is het zo, dat men een wak onder water zou moeten herkennen aan een
donkere plek aan de oppervlakte. Bij sneeuw op het ijs zou een wak zich juist als een
lichtere plek kunnen waarnemen.
Deze theorie zal in de praktijk vaak niet opgaan door veranderende lichtomstandigheden
(zon-bewolkt-nacht), door de helderheid van het water en de diepte waarop men zich
bevindt. Bij een zoekactie op het ijs is het van belang de veiligheid van de redders goed
in het oog te houden. Verwijder sneeuw die op het ijs ligt om gaten op te sporen.
Door bemaling kan er een luchtlaag onder het ijs zijn ontstaan, waardoor de
overlevingskansen zijn vergroot.
pagina 58
VI.4.3. WARM-WEER PROBLEMATIEK
Warmteregulatie
Normaliter past een mens zijn activiteiten aan de omgevingstemperatuur aan. Een
muskusrattenbestrijder is echter vaak genoopt ondanks warm weer een grote inspanning
te leveren, hij is beperkt in zijn beschuttingsmogelijkheden en draagt niet zelden een
waadpak of lieslaarzen.
Bij overmatige warmteproductie gaat de mens warmte aan de omgeving afgeven door
transpireren. Dit leidt echter tot het verlies van grote hoeveelheden vocht en zouten, wat
op de langere duur tot ernstige complicaties kan leiden.
De normale lichaamstemperatuur van de mens bedraagt overdag, bij activiteiten
ongeveer 37°C, een waarde die vrij constant gehouden wordt. Het is normaal dat bij
inspanning de lichaamstemperatuur wat oploopt. Vanaf 38,5°C- 39°C beginnen echter
lichamelijke en geestelijke prestaties te verminderen.
Fasen in warmteletsels.
1.
Warmtestuwing:
Als de warmteproductie groter wordt dan de warmte-afgifte, gaat de
lichaamstemperatuur stijgen en spreken we van een warmtestuwing.
Verschijnselen:
het slachtoffer is bleek,
het slachtoffer transpireert heftig,
er zijn klachten als hoofdpijn en/of misselijkheid,
er treden pijnklachten op in de spieren van armen en benen.
2.
Hitteberoerte:
Als de temperatuur verder oploopt, stopt naar verloop van tijd de transpiratie; de
lichaamstemperatuur stijgt verder (boven 40°C) en er ontstaan klachten die
passen bij de hitteberoerte.
Verschijnselen:
er treedt verwardheid op en bizar gedrag,
er ontstaan stoornissen in het bewustzijn,
de huid wordt droog, het transpireren stopt,
er kunnen toevallen optreden,
er kan shock en stilstand van de bloedsomloop optreden.
Doel van de eerste hulp:
-
trachten de lichaamstemperatuur te doen dalen,
zo mogelijk het tekort aan water en zout aanvullen.
pagina 59
EHBO maatregelen.
-
breng het slachtoffer op een koele plaats,
zolang er nog geen sprake is van een gestoord bewustzijn, geef aan de
betrokkene dan water met wat zout te drinken
De isotone sportdranken zijn hiervoor ook prima geschikt !
zodra de warmte-ophoping groter wordt en bewustzijnsstoornissen optreden:
-
neem alle maatregelen die nodig zijn bij bewusteloosheid, bij stoornissen in de
ademhaling en/of de bloedsomloop.
ga het slachtoffer actief koelen.
dit doet u met koude, natte doeken, die u steeds ververst. Giet geen koud water
over het slachtoffer, de bloedvaten trekken samen en de warmte-afgifte wordt
alleen maar slechter.
Preventie
-
-
Inspanning (dus grote maaltijden) dienen zo mogelijk vermeden of anders over
de dag plaats te vinden.
Draag ruime kleding, dit bevordert verdamping van het transpiratievocht. Rijg
schoenen niet te strak in, door de warmte zetten voeten uit.
Zorg voor voldoende zout in het voedsel.
Ga niet op het dorstgevoel af maar drink genoeg en drink regelmatig tijdens het
werk. Drink ongeveer 200 ml per keer. Te veel drinken kan nooit kwaad, het leidt
hoogstens tot meer plassen.
Gebruik nooit alcohol bij lichamelijke inspanning.
Dikke mensen lopen meer risico op warm-weeraandoening omdat ze meer
inspanning moeten leveren (meezeulen lichaamsgewicht), hun conditie
doorgaans slechter is en hun onderhuidse vetlaag een isolerend effect heeft.
Het is bij warmteaandoeningen zaak om tijdig de verschijnselen te onderkennen en
maatregelen te nemen. Aandacht, oriëntatie en oordeelsvermogen verminderen namelijk
al in een vroeg stadium en bewusteloosheid kan plotseling optreden.
pagina 60
Kleinere warm-weerproblemen
Handen, voeten en lippen kunnen uitdrogen. Niet nat maken, dit werkt averechts, maar
beschermen door invetten. Dit invetten dient met een vette zalf (bijvoorbeeld vaseline) te
gebeuren, niet met waterhoudende crèmes.
Zweten in bilnaad en liezen en schuren door zand (wat ook via de nek tussen de kleding
is gekomen en is afgezakt tot de onderkleding), veroorzaakt huidirritaties.
Door straling van zonlicht en uitdroging bij lage luchtvochtigheid kan irritatie van de ogen
(bindvlies) ontstaan. Preventie: zonnebril; periodiek de oogleden enige tijd gesloten
houden (schaduw, vocht).
Bij hogere temperatuur en vochtigheid groeien bacteriën en schimmels welig, bederft
voedsel snel en krijgt men meer met insecten te maken.
Betracht juist onder deze omstandigheden een goede hygiëne en desinfecteer ook de
kleine wondjes.
Werken in de zon
Een deel van het licht dat van de zon komt, is voor onze huid schadelijk, n.l. ultra violette
straling of UV-straling.
Tussen 11.00 u. en 15.00 u. is deze straling op z'n sterkst. Dit geldt niet alleen voor de
zomerperiode maar voor het gehele jaar. Schade als gevolg van de UV-straling werkt als
een optelsom van jaren blootstelling achtereen.
Veilige UV-straling bestaat niet. Hoe lichter uw huid is, des te groter de kans op
problemen als verbranden of huidkanker.
Enkel simpele maatregelen kunnen de schadelijke invloed verminderen:
1. Werk in overall of lange broek met een overhemd of T-shirt met lange mouwen.
2. Bescherm uw gezicht door het dragen van een hoed of pet met zonneklep.
3. In de zomerperiode kan een anti-zonnebrandmiddel met beschermfactor 10 van pas
komen.
pagina 61
5.
ADVIEZEN HOE TE HANDELEN BIJ.
Wonden algemeen
Door een wond(je) of beet komt ons lichaam in contact met lichaamsvreemde stoffen:
bacteriën, virussen en gif.
In de regel weet ons afweersysteem met de eerste twee wel raad. Bovendien heeft u
door vaccinatie tegen een aantal ziekten een sterke afweer. Juist vanwege uw beroep
dient u alle verwondingen met grote zorgvuldigheid te behandelen.
Handelswijze
Bij verwonding spoelt u met zoutoplossing uit en ontsmet u de wond. Dek deze af met
een Betadine pleister of een waterdichte pleister.
Insectenbeet
Wespen en bijen.
Handelswijze
Een allergische reactie (jeuk en rode huid) kan het gevolg zijn van een beet.
Eén tablet Allerfree behoort binnen 1 à 2 uur verlichting te geven.
Steken in mond en halsstreek dienen met de grootst mogelijke aandacht te worden
behandeld. Daartoe is de huisarts de aangewezen persoon.
Knaagdierbeet
Handelswijze
1. Bij slijmvliescontact (mond en/of oog) spoelen met water, geen ontsmetter gebruiken.
2. Overige wonden goed door laten bloeden, grondig afspoelen met zoutoplossing en
vervolgens schoonmaken met ontsmettingsdoekjes.
3. Wond afdekken met jodiumpleister.
4. Vervolgactie
-melden als bedrijfsongeval
-eventueel huisarts raadplegen
-noteer datum beet in agenda.
Indien u met of zonder genomen actie binnen tien dagen griepachtige verschijnselen
vertoont, neemt u dan contact op met uw huisarts.
pagina 62
V
BRONVERMELDINGEN
1.
Koninklijk Instituut voor de Tropen
Afdeling Biomedisch Onderzoek
N.H. Swellenrebellaboratorium
Meibergdreef 39
1105 AZ Amsterdam
tel. 020- 5665441
2.
Inspectie Waren en Veterinaire Zaken
Algemene Directie
Postbus 16108
2500 BC Den Haag
tel. 070-3405060
3.
Stichting Samenwerkende Artsen en Adviesorganisaties
in de Gezondheidszorg
Postbus 160
1540 AD Koog aan de Zaan
tel. 075-6125598
4.
Voorlichtingscentrum Nederlandse Kankerbestrijding
Sophialaan 8
1075 BR Amsterdam
0800- 0226622
5.
Centrale Directie Voorlichting Documentatie en Bibliotheek
Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
Postbus 5406
2280 HK Rijswijk
tel. 070- 3406015
6.
ArboUnie
Postbus 1225
3430 BE Nieuwegein
tel. 030-6087500
7.
ARBO Management Groep
Postbus 2286
3500 GG Utrecht
tel. 030- 2399531
8.
Voorlichtingscentrum Nederlandse Brandwonden Stichting
Zeestraat 29
1941 AJ Beverwijk
tel. 0251- 275555
9.
Muskusrattenbestrijding, handboek veiligheid en gezondheid
Provincie Noord-Brabant, 2001
pagina 63
Download