3.1 Behandeling van andere Geplaatst: 20-04-2017

advertisement
3.1 Behandeling van andere risicofactoren voor hart- en
vaatziekten
(conform NHG-standaard Cardiovasculair risicomanagement)






Adviseer bij herhaling het roken te staken.
Streef naar een bloeddruk ≤ 140 / 90.
Behandel alle type 2 diabetes mellitus patiënten met een LDL > 2,5 mmol/l of TC
>4.5 of hart-vaatlijden (zoals CVA/TIA, myocardinfarct, perifeer arterieel vaatlijden)
en/of microalbuminurie op een leeftijd < 60 jaar met een statine.
Stuur aan op een streefwaarde LDL cholesterol < 2.5 mmol/l.
Overweeg een streefwaarde LDL-cholesterol < 1,8 mmol/l bij hoog-risico patiënten
(patiënten met diabetes type 2 die een macrovasculair event doorgemaakt hebben).
Patiënten met micro-albuminurie (albumine/kreatinine ratio > 2.5 bij een man en >
3.5 bij een vrouw, indien 2 van 3 uitslagen verhoogd zijn is er sprake van
microalbuminurie) worden met een ACE-remmer of indien bijwerkingen met een AT2receptorantagonist behandeld in de maximaal haalbare dosis.
Behandeling andere aandoeningen
a. Diabetische voet
 Preventie: voorlichting voetinspectie door patiënt; drukontlasting,
schoeiselaanpassing (NHG patiëntenbrief)
 Opsporen van patiënten met:
 Verhoogd risico op ulcus: verminderde protectieve sensibiliteit of
standsafwijkingen van voet of teen en/of tekenen van verhoogde
druk/eeltplekken
 Sterk verhoogd risico op een ulcus:
1) Ulcus in de voorgeschiedenis
2) PNP en tevens lokaal verhoogde druk bij standsafwijkingen (pre-ulcus)
3) PNP en PAV (perifeer arterieel vaatlijden)
 Bestrijding infectie:
 Flucloxacilline 500 3dd2 (10d); controle binnen 2 dagen
 Drukontlasting: relatieve rust en vilt
 Blaardak en hyperkeratotische rand verwijderen
 Droog verbinden
De eventuele behandeling van een ulcus door de huisarts beperkt zich tot niet-plantair
gelegen neuropatisch ulcus (dus geen tekenen van perifeer vaatlijden) met genezing
binnen 2 weken.
b. Intercurrente ziekten: bij koorts, braken diarree:
 Extra vochtinname (bouillon)
Patiënten die orale antidiabetica gebruiken zorgvuldig bewaken en desgewenst (laten)
bijspuiten met kortwerkende analoge insuline om ernstige ontregeling te voorkomen.
Staak met metformine bij dreigende dehydratie of andere tekenen van ernstig ziek zijn.
Insuline nooit staken, ook niet bij minder eten. De glucosespiegel en vochtbalans
dienen gezien de grote kans op hyperglycemie en dehydratie zorgvuldig te worden
bewaakt.
Braken is bellen door patiënt
c. Hypoglycemisch coma
 Bij voorkeur 20 ml 50% glucoseoplossing iv. (zonodig herhalen), eventueel 1 mg
glucagon s.c. of i.m.
 Bij terugkeer van het bewustzijn koolhydraatrijke voeding.
Ga de oorzaak van de hypoglycemie na en consulteer de internist in het geval van een
hypoglycemisch coma tijdens het gebruik van orale antidiabetica, i.v.m. de grote
recidiefkans. (vooral de langwerkende SU preparaten).
Download