Werken voor een sociale huisvestingsmaatschappij “ ‘Goedkoop’ bouwen kan niet meer” Sociale huisvesting maakte de afgelopen jaren met 5.000 extra woningen een inhaalbeweging. Maar is er ook een evolutie op vlak van erelonen, architectuur, budgetten en ondersteuning? We wisselden van gedachten met Mario De Putter (team Vlaamse Bouwmeester), Steven Verbeke (Volt architecten), Leo Van Broeck (VBM architecten), Roland Corselis (ondervoorzitter NAV) en Paul Claus, hoofd cel ontwerpen van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW), de opvolger van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij (VHM). Dat sociale huisvesting de afgelopen jaren een inhaalbeweging doormaakte, getuigt Paul Claus, hoofd van de cel ontwerpen van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW). “We hebben 5.000 extra woningen kunnen bouwen, maar voldoende sociale woningen zijn er nog niet”, zegt hij. “Uit een recente studie van het steunpunt ‘Ruimte en Wonen’ blijkt dat er nog 180.000 gezinnen recht hebben op een sociale woning. Met onze 5,6 procent sociale woningen zitten we nog altijd beduidend lager dan onze buurlanden, maar we mogen niet vergeten dat er in België en Vlaanderen serieuze inspanningen zijn geleverd op het vlak van eigendomsverwerving”, vindt Claus. “In die context is 5,6 procent niet zo weinig. Als we alle 180.000 gezinnen die woning zouden willen geven, moeten we 60 jaar lang aan het huidige ritme blijven bouwen. Dat lijkt me een utopie.” ‘Goedkope’ woningen Rond de tafel zitten een aantal beslagen lui uit de sector, die door de jaren heen meer of minder met sociale huisvesting te maken kregen. We peilden bij hen naar de evolutie in de manier van aanpakken bij sociale huisvesting door de jaren heen. Is er veel veranderd? Roland Corselis: ”In de manier van bouwen is er een totaal nieuwe aanpak gekomen. Toen wij begonnen, sprak men over ‘goedkope’ woningen, en dat was ook zo. Constructief staken de woningen goed in elkaar, maar het comfort liet soms nogal te wensen over. Vandaag de dag zijn de woningen optimaal aangepast aan de huidige normen en verwachtingen. Dat zorgt voor problemen op het vlak van de kostprijs, die steeds de hoogte ingaat.” Steven Verbeke: ”Er zijn heel wat randvoorwaarden bijgekomen, wat niet automatisch slecht is. De VMSW is vaak vooruitstrevend, bijvoorbeeld op het vlak van EPB. Ik heb wel de er- varing dat een architect zich binnen sociale huisvesting door al die randvoorwaarden en de strikte reglementering moeilijk kan onderscheiden in de individuele woning, maar meer op de manier waarop je ze combineert, met de ruimtelijke ordening van het geheel.” Leo Van Broeck: “Dat klopt. Er zijn ook een aantal aspecten aan goede architectuur die je niet in een bestek terugvindt. Je kan helemaal aan de regels voldoen en toch een slecht project neerzetten. Zo stel ik me toch wat vragen bij de samenstelling van de jury’s: VMSW-directeurs samen met directies van lokale maatschappijen, ambtenaren en politici is niet echt wat je noemt een ideale architectuurjury.” “En om het over ‘goedkoop’ te hebben: als je het ambitieniveau van de VMSW bekijkt, kan je met al die normen niet goedkoop meer bouwen. Bovendien is het doelpubliek van sociale woningen niet hetzelfde als dat van een luxeflat: ze worden intenser bewoond en dus moet je ze sterker bouwen.” Roland Corselis: “Je moet ook het veranderende doelpubliek bekijken: bouwen voor éénoudergezinnen bestond vroeger haast niet. Moeten we dan nog huizen bouwen met drie - vier slaapkamers? Ik denk dat er grote uitdagingen liggen in het zoeken van nieuwe concepten, in functie van de haalbare kostprijs. En vergeet niet dat de bewoners uiteindelijk niet over de grote budgetten beschikken. Ik vind dat het de verantwoordelijkheid is van de architect om iets degelijks, comfortabels én betaalbaars af te leveren in functie van het doelpubliek.” Steven Verbeke: “De prijzen van de woningen zijn ongeveer overal hetzelfde, maar de huurprijzen zijn regionaal zeer verschillend. Het publiek dat in Gent in sociale woningen komt, zal helemaal anders zijn dan in Oudenaarde bijvoorbeeld. Dit betekent dat de uiteindelijke financiële balans van een project maar voor een deel in handen van de architect ligt.” Mario De Putter: “Ik zou daar willen aan toevoegen dat je niet de DIMENSION 21 Mario De Putter, Paul Claus, Roland Corselis goedkoopste woning moet bouwen, wel de beste woning voor de goedkoopste prijs. Men mag zich daarbij niet enkel fixeren op de bouwkost, je hebt ook nog de steeds toenemende energiekosten, die volledig ten laste vallen van de huurder. Om het extreem te stellen: een niet-geïsoleerde woning zal goedkoop zijn en een lagere huurprijs hebben, maar de energiekosten zullen steeds hoger worden. Da’s dus ook iets om in beschouwing te nemen.” Leo Van Broeck: “Een aantal jaren geleden hebben heel wat aannemers hun tanden gebroken op sociale huisvestingsprojecten, misschien omdat ze te ambitieus waren. Daar zijn zelfs faillissementen van gekomen. Als je de lastenboeken vandaag de dag bekijkt … die zijn honderden pagina’s dik!” Paul Claus: “We zijn het er allemaal over eens dat er zeer kwalitatief gebouwd wordt binnen sociale huisvesting. Die hoge kwaliteitsnorm wordt nu in vraag gesteld omdat de vrije huurmarkt er vrij belabberd aan toe is ten opzichte van de sociale huurmarkt. Je krijgt dus de kritiek dat de sociale huurmarkt eigenlijk kwalitatief te goed is. Is dat nog wel logisch, vraagt men zich af.” Is de kritiek op de jurering terecht? Mario De Putter: “Het is inderdaad moeilijk om kwaliteit in normen en wetten te gieten, zoals meneer Van Broeck terecht aangeeft. Wat wel kan, is dat men van bij het begin duidelijke projectambities naar voren brengt. Je moet de lat hoog durven leggen. Duurzaamheid is daar één element van, ruimtelijke inbedding een ander. Het formuleren van die ambities moet je bij het begin van het project duidelijk maken, later heeft dat geen zin meer. En als dat duidelijk is van bij het begin, moet de jury enkel zorgen voor de toetsing daarvan. Welk ontwerp beantwoordt het best aan hetgeen de bouwheer vooropstelt?” Leo Van Broeck: “Ik zie dat veel maatschappijen een beetje holderdebolder aan een project beginnen. Bij de eerste PPS zat in 22 DIMENSION geen enkele fase van de procedure een kwaliteitsjury. Daar is nooit over architectuur en stedenbouw gepraat, enkel over de kostprijs. Enkele projecten zijn daardoor niet om aan te zien. Men had inderdaad de projectdefinitie bij aanvang duidelijker moeten maken. De Vlaamse Bouwmeester zou op dat vlak in meer projecten betrokken moeten worden.” Paul Claus: “Onze maatschappijen zijn zelfstandige entiteiten en beslissen zelf welke procedure ze volgen. Ik vind niet dat je voor alle projecten een beroep moet doen op de Vlaamse Bouwmeester. Het lijkt me wel evident dat hij voor complexe projecten wordt ingeroepen. Het is wel nodig dat er steeds een diversiteit van experten in de jury zit. Ik heb ook de indruk dat voor openbare procedures steeds meer onze hulp en die van de Bouwmeester wordt ingeroepen.” Is er onder druk van de budgetten nog plaats voor vernieuwing en architectuur binnen sociale huisvesting? Mario De Putter: “De ruimte wordt steeds beperkter, waardoor architecten verplicht worden om na te denken over hoe ze hun projecten tot stand brengen. Ook zijn er steeds meer actoren, waardoor de eisen hoger gaan liggen. Er is ook vraag naar een goede inbedding in de stedelijke context, in de sociaal-maatschappelijke context … De kwaliteit moet dus wel toenemen.” Steven Verbeke: “Binnen in de woning is de rol van de architect zodanig strikt bepaald, dat je beperkt bent. Er is weinig ruimte voor variatie. Er wordt te weinig onderscheid gemaakt tussen het doel en het middel: de beschrijving van een woning is geen doel op zich, maar een middel. Een zekere soepelheid van de maatschappijen zou interessant zijn.” Leo Van Broeck: “Ik kan dat alleen maar bijtreden. Volgens mij zou het veel beter zijn de achterliggende doelstelling van een bepaalde regel te expliciteren, bijvoorbeeld ‘kunnen studeren’. Ik pleit ook voor een soepele toepassing van de normen, zonder aan kwaliteit in te boeten.” Paul Claus: ”Ik denk niet dat onze normen te streng zijn. Wat mij meer stoort, is dat de creativiteit van de architecten soms beperkt wordt door een niet-creatieve verkaveling. Goede en duurzame architectuur begint bij een duurzame stedenbouw. Creatief omgaan met verdichting bijvoorbeeld begint bij stedenbouw, daarna moet de architect zorgen voor een verdere creatieve invulling. Dat zien we op het terrein nog te weinig.” Mario De Putter: “In Vlaanderen is het heel moeilijk om over een masterplan te beginnen. Er is geld voor het bouwen en voor een uitgebreide studie, maar niet voor een doordacht plan over “Goede en duurzame architectuur begint bij een duurzame stedenbouw” Paul Claus, VMSW hoe het gebouw op de site staat. Men moet vermijden dat men met ingrepen van vandaag de toekomst van de bewoners én de buren gaat hypothekeren. In scholenbouw uit zich dat ook: er bestaan heelder sites met verschillende schoolcomplexe, maar zonder oog voor het groter geheel. Het is eigenlijk zoals de Vlaming bouwt: een huis, een achterkeuken, een tuinhuis, een hondenhok … Daar moeten we vanaf. We moeten beginnen denken op een groter schaalniveau en op langere termijn.” Roland Corselis: “Daar schuilt een grote uitdaging in voor de stedenbouwkundige ambtenaar in elke gemeente. En daar zit ook het gevaar: elke gemeente gaat op de eigen manier beginnen bouwen. Daar heb ik veel schrik voor: de ene gemeente zal het perfect doen, maar andere …” Is het ereloon dat de architect ontvangt binnen sociale huisvestingsprojecten te laag? Roland Corselis: “Ten eerste: je moet wat onderhandelen over wat je extra kunt krijgen. Twee: het is algemeen geweten dat het ereloon niet hoog ligt. Er zijn pogingen gedaan om dat vast te leggen, maar dat is er om allerlei redenen niet gekomen. Maar als je regelmatig werkt voor de VMSW, is het ereloon redelijk. Door een repetitief effect kan je na een zekere tijd vlotter en sneller gaan werken. Maar gaat het om een eenmalige opdracht, dan heb je als architect inderdaad een probleem.” Leo Van Broeck: “Het lijkt me een goed idee om aan architecten te vragen om gedurende twee jaar voor hun sociale huisvestingsprojecten hun tijdsbesteding bij te houden. Relateer dit aan de bouwkost en aan de gebouwde oppervlakte en je kan een aantal forfaitaire barema’s opstellen. Je mag er dan wel van uitgaan dat het gemiddeld ereloon per uur minstens 75 euro per uur moet bedragen. Een metselaar kost nu bruto gemiddeld 40 à 45 euro per uur; advocaten kosten nu gemiddeld 100 euro per Steven Verbeke en Roland Corselis uur. Architecten bengelen gemiddeld onderaan als je uurlonen van de vrije beroepers vergelijkt. Wij hebben met ons bureau beslist om niet meer voor de huidige voorwaarden te werken voor de VMSW. Onlangs hebben wij daarom nog een selectie publiekelijk geweigerd. En binnen PPS onderhandelen wij ons ereloon zelf.” Steven Verbeke: “Het ereloon is ook in privé-woningbouw te laag. Hebben wij misschien gewoon het verkeerde beroep gekozen?” “Wat specifiek sociale woningbouw betreft: de ‘oude’ contracten waren gemaakt op basis van het aantal woningen, de huidige contracten zijn anders omdat de projecten niet meer zo groot zijn als vroeger. De nieuwe procedure is op zich beter in die zin dat je nu een percentage ontvangt op het aanbestedingsbedrag. Maar we merken nu dat sociale huisvestingsmaatschappijen zelf mogen beslissen of ze dat toepassen of niet. De meerderheid wil dat niet toepassen, en dat vind ik niet serieus. Men gaat in de richting dat een architect een beperkte service zal geven zoals bepaalde veiligheidscoördinatoren: men zet een handtekening en men maakt een rekening op. Dezelfde evolutie krijg je trouwens bij wedstrijden. Kan de VMSW geen soort deontologie opstellen?” Paul Claus: “We hebben geprobeerd iets te doen aan de barema’s. Er is een overleg geweest met architecten die veel in de huisvestingssector werken. Daaruit is het Barema 2006 ontstaan. Dat de maatschappijen ons daar niet in volgen, is een terugkerend verhaal. Er wordt tegenwoordig meer kwaliteit geleverd, net door een betere procedure, en dat moet je beter betalen. Maar er zijn maatschappijen die toch teruggrijpen naar barema 98. De maatschappijen zijn trouwens zelf weer bezig met een forfait van barema’s op te stellen. Soms worden de barema’s vrijgelaten. Op de duur zit je met vier verschillende systemen ...” Mario De Putter: “Uit een studie blijkt dat de voormalige deontologische norm de laagste was in Europa. Daartegenover staat het takenpakket en de verantwoordelijkheden van de architect. Dat is dan weer niet het laagste in Europa. Ik pleit er niet voor om het ereloon op zich te verhogen. Wat wij willen duidelijk maken, is dat kwalitatief hoogstaande architectuur in een evenwichtige verhouding staat tot een goed ereloon, en dat is ook in het belang van de bouwheer! Men denkt te veel op korte termijn en neemt vaak alleen de bouwkost in aanmerking. Over de beheerskosten en eventuele afbraakkosten wordt niet nagedacht. Als je dat ook in beschouwing neemt en je berekent procentueel het ereloon van de architect, dan zul je zien dat dat echt miniem is, minder dan één procent. Waarover zijn we dan in feite bezig? Als we duurzame projecten willen maken, moeten we meer investeren, niet alleen in het formuleren van de opdracht, maar ook in de studie. Als je bijvoorbeeld vooraf geen energiebesparende maatregelen opneemt, wat kan je dan achteraf nog voorzien?” DIMENSION 23 Moet over het ereloon onderhandeld kunnen worden? Mario De Putter: ”Absoluut. Ik denk dat het Frans model een schitterend voorbeeld is. Daar bestaat één barema waarop men dan een factor toepast, zowel positief als negatief, in functie van de specificiteit van de opdracht. Er wordt met andere woorden een onderhandelingsmarge gesteld.” Hoe ervaren jullie als architecten de ondersteuning vanuit de VMSW en de lokale huisvestingsmaatschappijen? Roland Corselis: “Ik vind die heel goed. Ik geef jonge architecten zelfs de raad om de documenten van de VMSW te bestuderen. Als je net uit het onderwijs komt, ken je van die praktische zaken immers weinig. Je kunt een pak ervaring cadeau krijgen. Van de architecten-inspecteurs die op de werf komen kan je als ontwerper bijvoorbeeld veel bijleren.” Paul Claus: “Wij proberen ook in de ondersteuning kwaliteit te brengen. Daarin evolueren we van een controlerend agentschap naar een adviserend agentschap. Alleen kan de dialoog hier en daar beter. Elke actor heeft zijn expertise en die moeten we in wederzijds respect erkennen.” « 24 DIMENSION Leo Van Broeck en Mario De Putter Tekst: Pieter De Groote - © Foto’s: Marc Scheepers Deelnemers aan dit debat: - Mario De Putter, team Vlaamse Bouwmeester - Steven Verbeke, Volt architecten - Leo Van Broeck, VBM architecten - Roland Corselis, ondervoorzitter NAV - Paul Claus, hoofd cel ontwerpen van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW)