SPC - Sanquin

advertisement
Aafact SPC
versie 12 oktober 2015
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Aafact 500 IE poeder voor oplossing voor injectie
Aafact 1000 IE poeder voor oplossing voor injectie
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke flacon bevat nominaal 500 of 1000 Internationale Eenheden (IE) humane stollingsfactor VIII.
Aafact bevat ongeveer 100 IE humane stollingsfactor VIII per ml na reconstitutie.
De activiteit (IE) wordt bepaald met behulp van de chromogeentest van de Europese Farmacopee. De
specifieke activiteit van Aafact is ongeveer 25 IE/mg eiwit.
Aafact is gemaakt uit plasma van humane donoren.
De 500 IE flacon van dit geneesmiddel bevat per dosis gemiddeld 1,2 mmol (27.6 mg) natrium en de
1000 IE flacon bevat per dosis gemiddeld 2,4 mmol (55.2 mg) natrium. Dit dient in aanmerking
genomen te worden bij patiënten met een gecontroleerd natriumdieet.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Poeder voor oplossing voor injectie.
4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Aafact is bestemd voor toepassing bij acute bloedingen, pré- en postoperatieve behandeling en
profylaxe bij patiënten met hemofilie A (congenitale factor VIII-deficiëntie) en bij patiënten met een
verworven verlaagde factor VIII-activiteit.
4.2
Dosering en wijze van toediening
Behandeling dient plaats te vinden onder toezicht van een arts die ervaring heeft met behandeling van
hemofilie.
Dosering
De dosering en duur van de behandeling en profylaxe van bloedingen is afhankelijk van de ernst van
de factor VIII-deficiëntie, de plaats en de omvang van de bloeding, de klinische toestand en het
gewicht van de patiënt.
Het aantal toegediende eenheden factor VIII wordt uitgedrukt in internationale eenheden (IE), volgens
de gangbare WHO-standaard voor factor VIII-producten. De factor VIII-activiteit in plasma wordt
uitgedrukt in een percentage (in verhouding tot normaal humaan plasma) of in IE (in verhouding tot
de internationale standaard voor factor VIII in plasma).
1 van 8
Aafact SPC
versie 12 oktober 2015
Eén IE van factor VIII-activiteit is het equivalent van de hoeveelheid factor VIII in één ml normaal
humaan plasma.
Behandeling op aanvraag
De berekening van de vereiste dosis factor VIII is gebaseerd op de empirische bevinding dat één IE
factor VIII per kg lichaamsgewicht de plasma factor VIII-activiteit verhoogt met 2% van de normale
waarde (2 IE/dl). De benodigde dosis wordt berekend met de volgende formule:
Benodigd aantal eenheden = lichaamsgewicht (kg) x gewenste toename factor VIII (%) (IE/dl) x 0,5
De toe te dienen hoeveelheid factor VIII en de toedieningsfrequentie moet altijd worden afgestemd op
de klinische werkzaamheid bij de individuele patiënt.
Bij de volgende bloedingen, mag de factor VIII-activiteit niet dalen onder het aangegeven plasmaactiviteitsniveau (in % van de normale toestand) in de overeenkomstige periode. De onderstaande
tabel kan worden gebruikt als hulpmiddel voor de doseringen bij bloedingen en operatieve ingrepen.
Ernst van de bloeding/ Soort
chirurgische ingreep
Vereiste factor VIIIspiegel(%) (IE/dl)
Toedieningsfrequentie (uren)/
Duur van de behandeling (dagen)
 Lichte gewrichtsbloeding,
spierbloeding of orale
bloeding
20 – 40
Elke 12 - 24 uur herhalen. Ten
minste 1 dag, tot de bloeding zoals
aangegeven door pijn, is verdwenen
of tot genezing is bereikt.
 Grote gewrichtsbloeding,
spierbloeding of hematoom
30 – 60
Infusie elke 12 - 24 uur herhalen
gedurende 3 – 4 dagen of langer
totdat pijn en acute invaliditeit zijn
verdwenen.
 Levensbedreigende
bloedingen
60 – 100
Infusie iedere 8 – 24 uur herhalen
totdat gevaar geweken is.
 Kleine ingreep waaronder
tand extractie
30 – 60
Elke 24 uur, voor ten minste 1 dag,
totdat genezing is bereikt.
 Grote operatie
80 – 100 (pre- en
postoperatief)
Infusie elke 8 – 24 uur herhalen tot
wond voldoende genezen is. Daarna
de behandeling nog ten minste 7
dagen voortzetten om een factor
VIII-gehalte van 30% - 60% (IE/dl)
te behouden.
Bloedingen
Chirurgie
Profylaxe
Voor langdurige profylaxe van bloedingen bij patiënten met ernstige hemofilie A bedragen de
gebruikelijke doses 20 - 40 IE factor VIII per kg lichaamsgewicht, toegediend met intervallen van
twee tot drie dagen. In sommige gevallen, vooral bij jongere patiënten, kunnen kortere
2 van 8
Aafact SPC
versie 12 oktober 2015
doseringsintervallen of hogere doseringen noodzakelijk zijn.
Continue infusie
Voorafgaand aan de chirurgie, dient een pharmacokinetische analyse uitgevoerd te worden om een
schatting van de klaring te verkrijgen.
De initiële infusie snelheid kan als volgt berekend worden: Klaring x gewenste steady state niveau =
infusie snelheid (IE/kg/uur).
Na 24 uur van continue infusie, dient de klaring iedere dag opnieuw berekend te worden met behulp
van de steady state vergelijking met het gemeten level en de bekende infusiesnelheid.
Tijdens de behandeling wordt geadviseerd de factor VIII-spiegel goed te volgen om de toe te dienen
dosis en toedieningsfrequentie goed te regelen. Vooral bij grote chirurgische ingrepen is nauwkeurige
controle van de substitutietherapie door middel van stollingsanalyse (factor VIII-activiteit in het
plasma) absoluut noodzakelijk. Individuele patiënten kunnen verschillend reageren op factor VIII,
waardoor er verschillen kunnen ontstaan in de in vivo recovery en halfwaardetijden.
Niet eerder behandelde patiënten
De veiligheid en effectiviteit van Aafact in niet eerder behandelde patiënten zijn nog niet vastgesteld.
Er is geen data beschikbaar.
Pediatrische populatie
De veiligheid en effectiviteit van Aafact bij kinderen jonger dan 6 jaar zijn nog niet vastgesteld. Er is
geen data beschikbaar.
Wijze van toediening
Intraveneus gebruik.
Aanbevolen wordt het product met een snelheid van niet meer dan 10 ml per minuut toe te dienen.
Voor instructies over het oplossen van Aafact voor toediening, zie sectie 6.
4.3
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen.
Bekende allergische reacties op muizeneiwitten.
4.4
Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Overgevoeligheidsreacties
Bij patiënten die bij eerder gebruik van bloed of bloedproducten een atypische reactie vertoonden, kan
een anafylactische reactie optreden. Dergelijke patiënten dienen bij voorkeur niet te worden
behandeld met het product en evenmin met andere bloedproducten. Indien om enige dringende reden
hiervan moet worden afgeweken, dient toediening onder nauwkeurige klinische controle plaats te
vinden.
Allergische overgevoeligheidsreacties kunnen optreden bij het gebruik van Aafact. Het product kan
sporen bevatten van muizeneiwit. Patiënten dienen geïnformeerd te worden over de eerste tekenen van
overgevoeligheidsreacties waaronder netelroos, gegeneraliseerde urticaria, benauwdheid op de borst,
kortademigheid, lage bloeddruk, en anafylaxie. Als symptomen van overgevoeligheidsreacties
optreden dan moeten patiënten geadviseerd worden om het gebruik van het product onmiddellijk te
stoppen en contact op te nemen met de behandelde arts.
3 van 8
Aafact SPC
versie 12 oktober 2015
In het geval van shock moeten de gangbare medische richtlijnen voor de behandeling van shock in
acht worden genomen.
Remmers
De vorming van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII is een bekende complicatie
bij de behandeling van patiënten met hemofilie A. Deze remmers zijn meestal IgG immunoglobulines,
die de stollingsactiviteit van factor VIII remmen en waarvan de kwantiteit wordt uitgedrukt in
Bethesda Eenheden (BE) per ml plasma met gebruik van de gemodificeerde test. Het risico op de
ontwikkeling van remmers is gecorreleerd aan de blootstelling aan factor VIII, waarbij het risico de
eerste 20 dagen van de blootstelling het hoogst is. Remmers ontwikkelen zich zelden na de eerste 100
dagen van blootstelling.
Er zijn gevallen bekend van terugkerende remmers (lage titer) na het omschakelen van het ene factor
VIII product naar een andere in eerder behandelde patiënten met meer dan 100 dagen van
blootstelling en die een geschiedenis hebben met de vorming van remmers. Daarom, wordt het
aanbevolen om alle patiënten zorgvuldig te monitoren op de ontwikkeling van remmers na een
omschakeling van product.
In het algemeen, alle patiënten die behandeld worden met stollingfactor factor VIII producten moeten
zorgvuldig worden gecontroleerd op de ontwikkeling van remmers door middel van klinische
observaties en laboratoriumonderzoek. Als de verwachte factor VIII plasma spiegels niet gehaald
worden, of als de bloeding niet gecontroleerd wordt met een geschikte dosis, dient er getest te worden
op aanwezigheid van factor VIII remmers. Bij patiënten met een hoge titer aan remmers, kan factor
VIII therapie niet effectief zijn en moeten andere therapeutische opties overwogen worden.
Behandeling van deze patiënten moet worden geleid door artsen met ervaring in de behandeling van
hemofilie en factor VIII remmers.
Complicaties bij de behandeling als gevolg van de katheter
Indien een instrument voor veneuze toegang (CVAD) is vereist, moet rekening gehouden worden met
het risico van complicaties als gevolg van het CVAD waaronder lokale infecties, bacteriëmie en
trombose op de katheterlocatie.
Virusveiligheid
Standaard maatregelen ter preventie van infecties door het gebruik van uit menselijk bloed of plasma
bereide geneesmiddelen omvatten selectie van donors, het testen van individuele donaties en plasma
‘pools’ voor specifieke markers van infectie en het toepassen van effectieve productiestappen voor de
inactivatie/verwijdering van virussen. Desondanks, wanneer uit menselijk bloed of plasma bereide
geneesmiddelen worden toegediend kan de mogelijkheid op overdracht van besmettelijke agentia niet
volledig worden uitgesloten. Dat geldt ook voor onbekende of opkomende virussen en andere
pathogenen.
De genomen maatregelen worden als effectief beschouwd tegen ‘envelopped’ virussen zoals humaan
immuundeficiëntie virus (HIV), hepatitis B virus (HBV) en hepatitis C virus (HCV). De genomen
maatregelen kunnen van beperkte waarde zijn tegen ‘non-envelopped’ virussen zoals hepatitis A virus
(HAV) en parvovirus B19. Infectie met parvovirus B19 kan ernstige gevolgen hebben voor zwangere
vrouwen (foetale infectie) en voor individuen met immuundeficiëntie of verhoogde erythropoese
(bijv. haemolytische anemie).
Het wordt ten sterkste geadviseerd om elke keer dat Aafact aan een patiënt wordt toegediend, de naam
en het chargenummer (lot) van het product te registreren om een koppeling te behouden tussen de
patiënt en het chargenummer van het product.
4 van 8
Aafact SPC
versie 12 oktober 2015
Voor patiënten die regelmatig/herhaaldelijk uit humaan plasma bereid factor VIII-producten krijgen
toegediend dient adequate vaccinatie (hepatitis A en B) te worden overwogen.
4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Er zijn geen interacties van humane stollingsfactor VIII producten met andere geneesmiddelen
gemeld.
4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Reproductie studies met dieren zijn niet uitgevoerd met factor VIII. Door het zeldzame voorkomen
van hemofilie A bij vrouwen, is er geen ervaring met het gebruik van factor VIII tijdens de
zwangerschap en de borstvoeding. Factor VIII moet daarom alleen worden gebruikt tijdens de
zwangerschap en borstvoeding als de noodzaak duidelijk vaststaat.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te gebruiken
Aafact heeft geen invloed op het vermogen om te rijden en om machines te bedienen.
4.8
Bijwerkingen
Overgevoeligheids of allergische reacties (ondermeer angio-oedeem, een branderig of stekend gevoel
op de plaats van de injectie, koude rillingen, blozen, gegeneraliseerde urticaria, hoofdpijn, netelroos,
lage bloeddruk, lethargie, misselijkheid, rusteloosheid, tachycardie, beklemd gevoel op de borst,
tintelingen, braken, piepende ademhaling) zijn zelden waargenomen, en kunnen in sommige gevallen
overgaan in ernstige anafylaxie (waaronder shock).
Patiënten met hemofilie A kunnen neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII
ontwikkelen. Indien dergelijke remmers voorkomen, komt dat tot uiting in het uitblijven van een
klinisch gunstig resultaat. In dergelijke gevallen wordt aanbevolen om contact op te nemen met een
gespecialiseerd hemofiliecentrum.
Voor veiligheid met betrekking tot overdraagbare agentia, zie 4.4.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op
deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden
gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen
te melden via: Nederlandse Bijwerkingen Centrum Lareb; website: www.lareb.nl.
4.9
Overdosering
Gegevens met betrekking tot de symptomen bij overdosering met factor VIII-concentraten zijn niet
bekend.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische groep: antihemorrhagica; bloed stollingsfactor VIII. ATC code B02BD02.
Het factor VIII/von Willebrand factor complex bestaat uit twee moleculen (factor VIII en von
Willebrand factor) met verschillende fysiologische functies. Als factor VIII geïnfundeerd wordt in een
patiënt met hemofilie, dan bindt factor VIII aan de von Willebrand factor in de circulatie van de
5 van 8
Aafact SPC
versie 12 oktober 2015
patiënt. Geactiveerd factor VIII werkt als een co-factor voor geactiveerd FIX, waarbij de omzetting
van factor X in geactiveerd factor X versneld wordt. Geactiveerd factor X zet protrombine om in
trombine. Dit trombine zorgt voor de omzetting van fibrinogeen in fibrine zodat een stolsel kan
worden gevormd.
Hemofilie A is een geslachtsgebonden erfelijke aandoening van de bloedstolling door verlaagde levels
van factor VIII:C en resulteert in hevige bloedingen in gewrichten, spieren en inwendige organen. De
bloedingen treden spontaan op of tengevolge van ongelukken of chirurgisch ingrijpen. Door middel
van substitutietherapie worden de factor VIII-plasmaspiegels verhoogd, waardoor er een tijdelijke
correctie is van de factor VIII-deficiëntie en een correctie van de bloedingsneiging.
5.2
Farmacokinetische eigenschappen
De in vivo recovery van factor VIII komt, na toedienen van het product in een dosering van 1 IE
factor VIII per kilogram lichaamsgewicht overeen met een stijging van de plasmaspiegel van factor
VIII met 0,02 IE per ml (2% van de normale waarde).
Er is sprake van een bifasische verdwijning van factor VIII uit het plasma.
In de eerste fase treedt er een verdeling op over de lichaamsvloeistoffen. De literatuurwaarden voor de
biologische halfwaardetijd van factor VIII (de tweede fase) variëren tussen acht en twintig uur. De
biologische halfwaardetijd van het factor VIII uit Aafact bedraagt negen tot twaalf uur, maar kan per
patiënt verschillen.
Bij aanwezigheid van antistoffen tegen factor VIII neemt de halfwaardetijd echter sterk af (zie ook
rubriek 4.8 'Bijwerkingen').
5.3
Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Het actieve bestanddeel van Aafact, factor VIII, is een normaal bestanddeel van menselijk plasma en
heeft dezelfde eigenschappen als endogeen factor VIII. Acute toxiciteitstudies in proefdieren zijn niet
zinvol, daar hogere doses resulteren in overlading van de circulatie. Onderzoek naar de toxiciteit voor
embryo/foetus is niet uitvoerbaar vanwege inductie van en de storing door antistoffen.
Aangezien klinisch onderzoek geen aanwijzingen voor oncogene en mutagene effecten van factor
VIII-concentraten bereid uit humaan plasma heeft opgeleverd, wordt experimenteel onderzoek, vooral
bij heterologe soorten, niet noodzakelijk geacht.
6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Poeder :
natriumchloride
humaan albumine
L-histidine
polyethyleenglycol
calciumchloride
Oplosmiddel: water voor injecties.
6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Aan Aafact mag geen andere medicatie worden toegevoegd.
Dit geneesmiddel mag uitsluitend opgelost worden in water voor injecties.
6 van 8
Aafact SPC
6.3
versie 12 oktober 2015
Houdbaarheid
3 jaar
Binnen deze houdbaarheidstermijn mag Aafact 2 maanden bij kamertemperatuur (15°C - 25°C)
worden bewaard.
Na oplossen in water voor injecties moet Aafact bij kamertemperatuur bewaard worden (15°C 25°C). Na oplossen is een fysisch-chemische stabiliteit aangetoond van 3 uur bij kamertemperatuur
(15°C - 25°C).
Vanuit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk na oplossen gebruikt te worden. Als
het middel niet direct wordt gebruikt, zijn de bewaarduur en de bewaarcondities voor gebruik voor
verantwoordelijkheid van de gebruiker.
6.4
Speciale voorzorgsmaatregelen bij opslag
Aafact dient in de koelkast (2°C - 8°C), buiten invloed van licht, te worden bewaard.
Voor de houdbaarheid van het gereconstitueerde product, zie rubriek 6.3.
6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Aafact (500 IE):
- flacon: 8 ml-flacon, glastype I
- stop : broombutylrubber
- kap : combicapsule
Aafact (1000 IE):
- flacon: 20 ml-flacon, glastype I
- stop : broombutylrubber
- kap : combicapsule
WFI (5 ml)
- flacon: 6 of 11 ml-flacon, glastype I
- stop: broombutylrubber
- kap: aluminium kap
WFI (10 ml)
- flacon: 10- of 20 ml-flacon, glastype I
- stop: broombutylrubber
- kap: aluminium kap
Het oplosmiddel (10 ml WFI voor Aafact 1000 IE en 5 ml WFI voor Aafact 500 IE) wordt samen met
Aafact geleverd, in een aparte verpakking.
6.6
Instructies voor gebruik, verwerking en verwijdering
Het oplossen
Het gedroogde product dient te worden opgelost in het voorgeschreven volume water voor injecties.
Indien bij 2°C - 8°C bewaard is het noodzakelijk de flacons Aafact en water voor injecties op
kamertemperatuur te brengen (15°C - 25°C) alvorens het product op te lossen.
Het opgeloste product dient direct voor toediening visueel te worden beoordeeld op aanwezigheid van
deeltjes of op verkleuring . Het uiterlijk van de oplossing kan variëren van helder tot licht opalescent
en van kleurloos tot lichtgeel. Gebruik geen oplossingen die troebel zijn of deeltjes bevatten.
7 van 8
Aafact SPC
versie 12 oktober 2015
Handelwijze met een overloopnaald
1.
Verwijder de plastic beschermkap van zowel de flacon met water voor injecties als de flacon
met product.
2.
Ontsmet van beide flacons de rubberstoppen met een in alcohol (70%) gedrenkt gaasje.
3.
Verwijder de beschermhuls van één zijde van de overloopnaald en steek de naald in de flacon
met water voor injecties. Verwijder nu de beschermhuls van de andere zijde van de
overloopnaald, keer de flacon met de ingestoken overloopnaald om en steek direct de nog
vrije naald in de flacon met product.
4.
Door de onderdruk in de flacon met product zal het water voor injecties in de flacon worden
gezogen. Het verdient aanbeveling om tijdens het overlopen van het water voor injecties de
flacon met product schuin te houden en het water langs de wand van de flacon te laten lopen.
Dit bevordert de oplossnelheid. Zodra het water geheel is overgelopen, dient de geledigde
flacon samen met de overloopnaald in één keer te worden verwijderd.
In de regel zal de gedroogde stof binnen 5 minuten volledig zijn opgelost.
Alle ongebruikte producten en afvalstoffen dienen te worden vernietigd in overeenstemming met
lokale voorschriften.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Sanquin Plasma Products B.V.
Plesmanlaan 125
NL-1066 CX Amsterdam
8.
NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
RVG 17121
9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/ HERNIEUWING
VAN DE VERGUNNING
07 juni 1995
10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
Laatste volledige herziening: 11 november 2013.
Laatste gedeeltelijke herziening betreft rubriek 7: 8 december 2015.
8 van 8
Download