Logo GHOR V Procesplan Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR) Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Disclaimer De geldig tot datum van dit document is indicatief bedoeld. Tussentijdse wijzigingen zijn niet uitgesloten. Het GHOR bureau kan u zonodig informeren over de actuele geldigheid. Versie 1.0., geldig tot 1-1-2011 Pagina 1 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding…………………………………………………………………………………………..2 2. Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR) in de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland……………………………………….. 3 2.1 Missie en visie PSHOR ........................................................................................................ 3 2.2 Begripsbepaling ……………………………………………………………………………………………………….3 2.3 Doelgroep ............................................................................................................................... 4 2.4 Doelstellingen en uitgangspunten van de PSHOR ......................................................... 5 2.5 Globale opzet en uitgangspunten ...................................................................................... 6 3. Het hulpaanbod ….…………………………………………………………………………....8 3.1 Definities opvangfase en nazorgfase ................................................................................ 8 3.2 Samenstelling en taken kernteam PSHOR ...................................................................... 9 3.3 Aanbod tijdens de opvangfase ......................................................................................... 11 3.4 Taken psychosociaal rampenopvangteam (opvangteam) ......................................... 11 3.5 Herkenbaarheid en uitrusting opvangteam ...................................................................14 3.6 Aanbod tijdens de nazorg ................................................................................................. 14 3.7 PSHOR bij ‘Ingrijpende gebeurtenissen’ ........................................................................ 15 3.8 Nazorg hulpverleners ......................................................................................................... 16 3.9 Evaluatie .............................................................................................................................. 16 4. Scholing……………………………………………………..……………………………….….17 4.1 Opleiding en bijscholing .................................................................................................... 17 5. Relatie met andere processen Rampenbestrijding……….………………………18 Bijlageboek Bijlage 1: Procedure(chronologisch) van de PSHOR in de veiligheidsregio NOG Bijlage 2: Achtergrondinformatie (deelnemende organisaties PSHOR) Bijlage 3: Functiebeschrijvingen, kwalificatieprofielen en werkinstructies PSHOR functionarissen Bijlage 4: Overzicht communicatielijnen PSHOR-GHOR Bijlage 5: Alarmeringsschema opschaling PSHOR Bijlage 6: Overzicht Verzorgingsgebied Bijlage 7: Actiecentra PSHOR Bijlage 8: Protocol Ingrijpende gebeurtenissen Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 2 van 19 Procesplan PSHOR 1. GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Inleiding Het doel van dit procesplan is het beschrijven van de gecoördineerde psychosociale opvang aan getroffenen van een ramp in de eerste uren en dagen na deze gebeurtenis. Dit procesplan is een hulpmiddel op de vraag wat te doen en wat te laten in met name de eerste zes weken na een ramp, terrorisme of andere schokkende gebeurtenis. Dit procesplan laat zien hoe de gecoördineerde Psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen in zijn werk gaat. Tevens zal er algemene informatie gegeven worden betreft “Psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen” (PSHOR) in de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland. Het procesplan wil een leidraad zijn, maar kan niet uitsluiten dat, ten tijde van een opschaling, onvoorziene zaken om geïmproviseerde en creatieve oplossingen vragen. De hulpverlening die dient plaats te hebben na de in dit procesplan beschreven acute fase, en die soms jaren kan duren, wordt omschreven in een separate nota. Uitgangspunt voor dit procesplan vormt de richtlijn vroegtijdige psychosociale interventies na rampen, terrorisme en andere schokkende gebeurtenissen die eind 2007 onder auspiciën van de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling in de GGZ en in samenwerking met diverse beroepsverenigingen en organisaties tot stand is gekomen. Voor de hulpverlening tijdens kleinschalige maar complexe incidenten die niet leiden tot een volledig opgeschaalde crisis- of rampenorganisatie, maar waarbij de hulpvraag het gewone aanbod overstijgt, wordt in plaats van dit procesplan PSHOR, het protocol ingrijpende gebeurtenissen ingezet. Dit protocol is als bijlage aan dit procesplan toegevoegd. Dit procesplan vervangt de drie procesplannen van maart 2006 voor de regio’s Apeldoorn e.o., Achterhoek en Noord-west Veluwe. Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 3 van 19 Procesplan PSHOR 2. 2.1 GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR) in de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Missie en Visie PSHOR De medewerkers van de PSHOR werken volgens een bepaald concept. Dit concept komt voort uit een missie die is opgesteld door de deelnemende organisaties. Deze luidt: De PSHOR streeft ernaar om na een ramp of ernstige calamiteit, betrokkenen structuur, veiligheid en rust te bieden. Hiermee wordt de getroffen gemeente ondersteund in haar opvang- en verzorgingsproces. Uit deze missie is af te leiden dat de PSHOR een ondersteunende hulporganisatie is die de gemeente helpt de slachtoffers op te vangen en te begeleiden. Bij een inzet zoekt de PSHOR aansluiting bij bestaande opvangstructuren zoals die bijvoorbeeld door religieuze instellingen, scholen, huisartsen of verenigingen geboden worden. Tevens heeft de PSHOR een visie over hoe zij te werk gaat tijdens een ramp of ernstige calamiteit, namelijk: De benadering van de PSHOR is ten eerste gericht op het stimuleren van de zelfredzaamheid van burgers na een ramp of ernstige calamiteit. Daarnaast kan de PSHOR worden ingezet voor de crisisinterventie. 2.2 Begripsbepaling Voor de hulpverlening maakt het niet uit of een gebeurtenis betiteld wordt als incident, calamiteit of ramp (in dit procesplan wordt meestal het woord 'ramp' gebruikt). Uitgangspunt is dat een getroffen individu psychosociale opvang nodig heeft. Belangrijk is of een organisatie bij een groot aantal slachtoffers in staat is de vereiste hulp te bieden. Afhankelijk van de draagkracht van elke hulpverleningsorganisatie apart, zal in een regio door de betrokken partijen besloten moeten worden wanneer gecoördineerde inzet van psychosociale hulpverleners opportuun is. Niet alleen het aantal getroffenen, maar ook de ernst van de gebeurtenis en de behoefte aan psychosociale hulp zijn bepalend voor het wel of niet gezamenlijk en gestructureerd optreden van de hulpverleningsinstanties. Deze afspraken zijn in een convenant met de GHOR vastgelegd. Het proces van de psychosociale rampenopvang kent twee fasen: de acute fase: deze duurt zolang getroffenen in een opvangcentrum verblijven en daar psychosociale opvang nodig hebben; de nazorg fase: dit is de periode na sluiting van het opvangcentrum. De nazorgfase is op te splitsen drie stadia: 1. De 1 e nazorgfase: dat is de periode van de eerste zes weken. In deze periode draagt de PSHOR bij aan het aanbieden van een steunende context aan getroffenen. 2. De 2 e nazorgfase omvat de periode tussen 6 weken en 3 maanden na een ramp. In deze periode nemen bij de meeste getroffenen de stressklachten af en hoeven ze minder gebruik te maken van de steunende context. 3. De 3 e nazorgfase: deze periode kan jaren duren. Voor het opzetten van hulpverlening zijn de volgende stadia van belang: Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 4 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland na 9 maanden moet er voldoende psychische hulpverlening voorhanden zijn voor het opvangen van een eventuele grote toename aan hulpvragen, deze extra hulpverlening kan meestal na 27 maanden weer aanzienlijk worden afgebouwd. De PSHOR-structuur zoals deze in dit procesplan wordt omschreven is van kracht tijdens de acute fase van opvang van getroffenen net na een ramp. 2.3 Doelgroep Er zijn twee categorieën te onderscheiden: a) de direct getroffenen: personen die de ramp hebben meegemaakt (aan den lijve hebben ondervonden) en in een (levens)bedreigende situatie hebben verkeerd. Deze direct getroffenen zijn onder te verdelen Getroffenen zonder psychische stoornissen en/of ernstige klinische symptomen. Dit is de grootste groep. Getroffenen bij wie twijfel bestaat over de aanwezigheid van psychische stoornissen en/of ernstige klinische symptomen. Getroffenen met psychische stoornissen en/of ernstige klinische symptomen. b) de indirecte getroffenen: personen die de ramp niet zelf hebben meegemaakt, maar door een relatie met een direct getroffene (beroepsmatig of anderszins) betrokken of getroffen worden door de ramp. Deze categorie is omvangrijk: partner, kinderen, familie vrienden, kennissen, buren collegae (werk / opleiding) ooggetuigen reddingswerkers hulpverleners (medische en psychosociaal) dienstverleners (financieel, juridisch, materieel) beleidscrisisteams (bijv. gemeentelijke rampenstaf) overigen (bijv. personen bij wie door de ramp onverwerkt leed geactiveerd wordt) Bij de opvang ten tijde van een ramp wordt in principe aandacht besteed aan alle hierboven genoemde groepen personen. Afhankelijk van de ernst van de situatie en de beschikbaarheid van de benodigde middelen (menselijke capaciteit en financiële middelen) wordt prioriteit gegeven aan één of meerdere groepen getroffenen. Uit diverse onderzoeken 1) zijn de volgende specifieke risicogroepen bekend die sneller om hulp vragen: mensen die dierbaren verloren hebben mensen die hun huis zijn kwijt geraakt vrouwen alleenstaanden immigranten/allochtonen in het bijzonder vluchtelingen die door oorlogsgeweld zijn getraumatiseerd kinderen, die gescheiden zijn van ouders en andere familie mensen die voor de ramp al eens therapeutische hulp hebben ontvangen. 1) Als risicogroepen zijn in ieder geval kinderen, allochtonen, psychiatrische patiënten en veroorzakers van de ramp als kwetsbaar aan te merken (Van der Velden e.a., 2000). Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 5 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Getroffen hebben behoefte aan: veiligheid verzorging behoefte aan informatie hereniging dierbaren steun rust erkenning delen ervaringen afscheid kunnen nemen 2.4 Doelstellingen en uitgangspunten van de PSHOR De psychosociale hulpverleningsorganisatie heeft ten doel: Bevorderen van natuurlijk herstel en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Signaleren van getroffenen die behoefte hebben aan acute psychische opvang. Zo nodig doorverwijzen en zo nodig behandelen van getroffenen die acute psychische opvang nodig hebben. Vertalen van wat er speelt in het opvangcentrum en de GHOR (via de leider kernteam) en het Hoofd Opvangcentrum hiervan op de hoogte stellen. het vervullen van een consulterende taak in de informatievoorziening aan de betrokkenen/slachtoffers via onder andere huisartsen en religieuze instellingen als natuurlijke opvangpartners. De psychosociale hulpverleningsorganisatie zal na een ramp, terroristische aanslag of een andere schokkende gebeurtenis een steunende context aanbieden die bestaat uit: Het bieden van een luisterend oor, steun en troost en openstaan voor de directe praktische behoeften van getroffenen. Het bieden van feitelijke en actuele informatie over de schokkende gebeurtenis. Het mobiliseren van steun uit de eigen sociale omgeving. Het faciliteren van hereniging met naasten en het bij elkaar houden van families. Het geruststellen van getroffenen die normale stressreacties vertonen. Uitgangspunten bij de psychosociale opvang: 1. De getroffenen zijn in principe personen die een normale reactie geven op een abnormale gebeurtenis. 2. Sociale steun uit de directe omgeving van de getroffenen is van essentieel belang bij het verwerken van de schokkende gebeurtenis. Hulpverleners dienen deze steun te mobiliseren, te versterken of te organiseren. 3. Collectieve vroegtijdige interventies vormen een essentieel onderdeel van het integrale pakket aan psychosociale zorg. In de eerste zes weken na een ramp wordt een goed nazorgplan, hulpverleningssysteem en voorlichtingssystematiek opgezet: Hulpverleners zijn soms curatief bezig (o.a. opvang bij acute psychiatrische problemen), maar meestal preventief (o.a. door te troosten en te ondersteunen) en richten zich op opsporing van personen met een verhoogd risico op verwerkingsproblemen . Aan getroffenen moet voorlichting worden aangeboden die bestaat uit: - geruststellende uitleg over normale reacties, - aangeven wanneer hulp zoeken, - aanraden de dagelijkse routine op te pakken. Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 6 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Deze voorlichting moet op verschillende momenten (herhaling van de boodschap) en op verschillende manieren mondeling en/of schriftelijk (folders, artikelen in kranten, teletekst, en internet, radio en televisie) worden gegeven. Er wordt geen preventieve psycho-educatie aangeboden. Etnische minderheden en andere specifieke groepen worden zo regulier mogelijk benaderd en zo cultuurspecifiek als nodig. Hierbij valt te denken aan voorlichting in de moedertaal en het betrekken van sleutelfunctionarissen uit etnische minderheidsgroepen. Ook relevante intermediairen (huisartsen, geestelijke verzorgers, leerlingbegeleiders, enz) dienen middels voorlichting geïnformeerd te worden over de gevolgen (lichamelijk en psychisch) op korte en lange termijn en hoe zij de getroffenen kunnen helpen bij het verwerkingsproces. Getrainde vrijwilligers, nulde- en eerstelijns hulpverleners (met de tweedelijns GGZ op de achtergrond) hebben in de acute fase een rol in de psychologische triage. Hierbij gaat het vooral om het signaleren van getroffenen met psychische stoornis en/of ernstige klinische symptomen die diagnostiek en/of behandeling behoeven. Deze triage tracht de vraag te beantwoorden: pluis of niet-pluis. Psychologische triage vindt vaak plaats in de acute fase maar kan ook plaatsvinden in de nazorgfase, bijvoorbeeld wanneer een getroffene een zorgverlener consulteert. Eenmalige psychologische briefing wordt vermeden zowel voor getroffenen als voor hulpverleners. Behandeling met traumagerichte cognitieve gedragstherapie (CGT) wordt aanbevolen voor getroffenen (ook voor kinderen ouder dan 7 jaar) met een acute stressstoornis (ASS) of ernstige symptomen van acute posttraumatische stressstoornis (PTSS) gedurende de eerste maand na een schokkende gebeurtenis. 2.5 Globale opzet en uitgangspunten Krachtens de Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen is de directeur GHOR belast met de leiding over de geneeskundige hulpverlening. Hij treft voorbereidingen voor een adequate hulpverlening. De psychosociale hulpverlening maakt deel uit van deze geneeskundige hulpverlening. Daarom is de directeur GHOR belast met de leiding over de psychosociale hulpverlening. Ook in het geval dat er (nog) geen sprake is van een officiële ramp maar wel van een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines onder leiding van de burgemeester (= bestuurlijke opschaling), is de directeur GHOR verantwoordelijk. In de praktijk delegeert de directeur GHOR deze taken en verantwoordelijkheden aan het Hoofd Sectie Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (HsGHOR). In de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland is een aantal jaren geleden een psychosociale hulpverleningsorganisatie (PSHOR) opgezet, waarin een aantal hulpverleningsinstanties samenwerkt onder leiding van een kernteam. De directeur GHOR delegeert zijn verantwoordelijkheid voor de psychosociale hulpverlening naar (de leider van) dit kernteam. Bij een bestuurlijke opschaling besluit de directeur GHOR over de start en het einde van het operationeel zijn van de PSHOR. Tijdens het in werking zijn van de PSHOR rapporteert de leider van het kernteam rechtstreeks aan het HsGHOR. Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 7 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland De PSHOR in de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland wordt gevormd door de GGZ-instellingen, Maatschappelijk werk organisaties en Stichting Slachtofferhulp die in de regio werkzaam zijn. Deze instanties hebben de expertise in huis om opvang te verlenen aan slachtoffers van alle leeftijdsgroepen. Zeker in de acute opvangfase is het belangrijk dat het aantal instanties niet te groot is. Het is denkbaar dat in een latere (nazorg)fase andere hulpverlenende instanties door de PSHOR uitgenodigd worden bij te dragen aan de (vervolg)hulpverlening. Dit is vooral afhankelijk van de kenmerken van de getroffen groep slachtoffers. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan instanties voor migranten, welzijn ouderen, de jeugdhulpverlening of instanties voor geestelijk gehandicapten. Het meldpunt voor psychosociale hulpverlening van een ramp of ernstige calamiteit berust in alle gevallen bij GGNet. Dit bevordert de eenduidigheid en continuïteit voor alle betrokkenen, maar in het bijzonder voor de directeur GHOR. Het telefonisch meldpunt ligt bij de 7 x 24 uurdienst van GGNet Apeldoorn. Het HsGHOR kan gedurende 7 x 24 uur per week GGNet een voorwaarschuwing geven en daadwerkelijk inschakelen. Binnen de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland is afgesproken dat binnen 2 uur na alarmering een opvangteam in een opvangcentrum aanwezig kan zijn. Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 8 van 19 Procesplan PSHOR 3. GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Het hulpaanbod Niet-gewonde en (behandelde) lichtgewonde slachtoffers worden opgevangen in opvangcentra. De inrichting en exploitatie van opvangcentra behoren tot de verantwoordelijkheid van de betreffende gemeente. De gemeente draagt zorg voor logistieke verzorging (maaltijden, meubilair, spel- en recreatievoorzieningen enz.) voor zowel de hulpverleners als de getroffenen in het opvangcentrum. Met hulp van de politie wordt ervoor gezorgd dat er geen ongewenste personen (bijvoorbeeld journalisten) in het opvangcentrum komen. Ook zal ervoor worden gezorgd dat veroorzakers van een ramp niet met de slachtoffers in een ruimte worden opgevangen. Voor hulpverleners zal een mogelijkheid geschapen worden om in afgesloten ruimtes individuele gesprekken te voeren. De leider van het opvangteam kan in de opvangcentra gebruik maken van de door andere diensten geboden faciliteiten. Afstemming dient plaats te vinden met de centrale leiding van het opvangcentrum. De maatschappelijke opvang in deze centra wordt verzorgd door maatschappelijk werkenden van de Sociale Dienst en medewerkers van het Nederlandse Rode Kruis. De leider van een Psychosociaal Opvangteam heeft in het opvangcentrum te maken met andere leidinggevenden zoals het hoofd opvangcentrum van de gemeente, het hoofd Opvang en Verzorging van het Nederlandse Rode Kruis, het hoofd Centrale Registratie en Informatie Bureau (CRIB) en de beheerder van het gebouw en met de volgende geneeskundige diensten: Het Nederlandse Rode Kruis is voor verzorgingstaken en eventuele bemanning van een EHBOpost. Ambulancepersoneel is er voor eventueel transport van “liggende” slachtoffers, huisartsen voor somatische klachten van slachtoffers en GGD personeel voor de somatische klachten c.q. bemanning van een EHBO-post. Ook kunnen gemeentelijke diensten zoals bewonerszaken, Sociale Zaken en Welzijn, vrijwilligersorganisaties, tolken, religieuze instellingen en bewakingsdiensten aanwezig zijn in een opvangcentrum. Mocht er een spontaan opvangcentrum ontstaan in ziekenhuizen (Harderwijk, Apeldoorn, Doetinchem of Zutphen), dan kan het ziekenhuis via de directeur GHOR en/of HsGHOR een beroep doen op bijstand van de PSHOR. Dit zal in overleg met het kernteam worden besloten. 3.1 Definities opvangfase en nazorgfase Zolang het opvangcentrum operationeel is, spreekt men van de opvangfase. In deze fase is de PSHOR gericht bezig met het verzorgen van psychosociale opvang aan de slachtoffers. Na sluiting van het opvangcentrum begint de nazorgfase. In deze fase zal het kernteam van de PSHOR vooral een consulterende en adviserende rol ten opzicht van de gemeente en GHOR vervullen. De verwachting is dat er geen actieve opvangteams meer worden ingezet. De nazorgfase eindigt formeel na het desbetreffende besluit van de directeur GHOR. Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 9 van 19 Procesplan PSHOR 3.2 GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Samenstelling en taken kernteam PSHOR Iedere instelling vaardigt één vertegenwoordiger af naar het kernteam. De vertegenwoordiger is bevoegd/gemandateerd tot het nemen van beslissingen omtrent de inzet van medewerkers van de eigen organisatie. Het gaat om de volgende personen: Vanuit de GGZ: de leidinggevenden van de crisisdiensten of hun vervangers Vanuit Stichting Slachtofferhulp: directeur of plaatsvervanger Vanuit Maatschappelijk werk Instellingen: één van de gemandateerde managers. De GGZ en het algemeen maatschappelijk werk (AMW) maakt haar afvaardiging in het kernteam van de PSHOR afhankelijk van het rampgebied. Vanwege dezelfde eenduidigheid en continuïteit en de noodzakelijke inhoudelijke deskundigheid levert een van de GGZ-instellingen de leider voor het kernteam. Taken van het kernteam PSHOR tijdens opvangfase Contact onderhouden met teamleiding (of coördinerend leider) van opvangteams. Aanvulling en aflossing van opvangteams regelen. Contact onderhouden (bij voorkeur ieder half uur) met het HsGHOR. Het verzorgen van publieksvoorlichting (via media), in principe via afdeling Voorlichting van de gemeente. Verslaglegging: bijhouden van een logboek. Opstellen van een gefaseerd plan voor de nazorgfase (na sluiting opvangcentra) en deze blijven controleren. Vergaderstructuur van het kernteam Tijdens het eerste overleg van het kernteam na opschaling wordt de taakverdeling bepaald. Wie doet wat, wie onderhoudt welke contacten, wie neemt deeltaken op zich, daarna wordt de vergaderprocedure vastgesteld en de informatie uitgewisseld en afgestemd. Tijdens vervolgoverleggen wordt een vast vergaderritme aangehouden. In begin elk (half) uur, later elke (twee) uur. Er wordt een cyclisch vergadermodel aangehouden: terugblik op vorig overleg aan de hand van logboek, informatie uitwisselen en afstemmen, terugrapportage van uitvoeringsactiviteiten, nieuwe besluitvorming en aanpassing taakverdeling. Beslissingen in kernteam verlopen via consensus. Formeel neemt de leider van het kernteam de beslissingen. Taken leider kernteam De taken van de leider kernteam zijn vastgelegd in een bijlage getiteld werkinstructie leider Kernteam PSHOR. Tevens is er voor deze functie een kwalificatieprofiel van toepassing. Taken lid kernteam Voor het lid kernteam is een functiebeschrijving van toepassing. De werkzaamheden van het lid kernteam zijn: Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 10 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland preparatie formeren en onderhouden van adequaat netwerk bijhouden van een actuele lijst van deelnemers aan de opvangteams bijhouden van interne stappenplannen repressief alarmeren medewerkers contact onderhouden met rekruteerteers uit eigen organisatie organisatorische zaken aansturen voor activering psychosociale opvangteams signaleren van behoefte aan PSHOR adviseren leider kernteam over inzet, samenstelling en taken opvangteams dienstroosters opstellen van de opvangteams informatie verstrekken aan leider kernteam bijhouden van logboek bewaken van privacy leider kernteam adviseren m.b.t. afschaling en nazorg zonodig gelegenheid voor napraten voor leider en leden opvangteam verzorgen nazorg leider kernteam adviseren over het traject nazorg. Aflossing kernteam Uitgangspunt is dat het kernteam na ongeveer 8 uur wordt afgelost, echter pas nadat het 2e opvangteam gearriveerd en geïnstrueerd is in het opvangcentrum. Locaties actiecentra PSHOR De GGZ-instellingen hebben vier locaties aangewezen die kunnen dienen als actiecentrum. De keuze voor een bepaalde locaties als actiecentrum is afhankelijk van de plaats, waaruit de rampmelding komt. Er zijn actiecentra aangewezen in Apeldoorn, Harderwijk, Doetinchem en Zutphen. Een overzicht van de actiecentra staat vermeld in een bijlage. 3.3 Aanbod tijdens de opvangfase Tijdens de opvangfase neemt de PSHOR de psychosociale opvang in de opvangcentra voor haar rekening. Het kernteam van de PSHOR stuurt één of meer psychosociale rampenopvangteams (opvangteams) naar de opvangcentra. De rampenopvangteams verlenen in principe geen hulp in de behandelcentra in het opvangcentrum. Deze centra zijn primair bedoeld voor de eerste somatische zorg. Wel verleent een opvangteam daar hulp indien een behandelcentrum officieel wordt aangewezen als opvangcentrum (transformatie). In de opvangcentra verrichten medewerkers van het Rode Kruis de eerste opvang. Zij zorgen voor voeding, kleding, hulp bij het oplossen van praktische problemen en luisteren naar de verhalen van de getroffenen. Zij hebben een belangrijke signalerende functie naar de psychosociale hulpverleners. Het is belangrijk dat zij een basistraining hebben gehad in het omgaan met mensen die een schokkende gebeurtenis hebben meegemaakt. Een opvangteam opereert in eerste instantie terughoudend. Alle leden van het opvangteam nemen deel aan de eerste opvang, het luisteren naar en Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 11 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland ondersteunen van getroffenen. In tweede instantie (als er aanleiding toe is) krijgt de specifieke psychosociale opvang invulling. Inhoudelijk vallen de werkzaamheden van het opvangteam onder het kernteam. De leider opvangteam krijgt voor materiële en organisatorische aspecten instructies van het hoofd opvangcentrum. Daartoe vindt er binnen het opvangcentrum regelmatig overleg plaats tussen hoofd opvangcentrum en aanwezige diensten. 3.4 Taken psychosociaal rampenopvangteam (opvangteam) De hulp en taken van het opvangteam bestaat uit a) Het bieden van een luisterend oor, steun en troost en openstaan voor de directe praktische behoeften van getroffenen. b) Slachtoffers en andere betrokkenen feitelijke en actuele informatie geven over de schokkende gebeurtenis (mondeling en schriftelijk) over de te verwachten reacties en symptomen en over hoe de ervaringen kunnen worden verwerkt. c) Het mobiliseren van steun uit de eigen sociale omgeving. d) Het faciliteren van hereniging met naasten en het bij elkaar houden van families. e) Het bevorderen van rust en veiligheid door veroorzakers en slachtoffers van een ramp gescheiden op te vangen f) Het geruststellen van getroffenen die normale stressreacties vertonen (mondeling en schriftelijk). g) Het signaleren van getroffenen met psychische stoornissen en/of ernstige klinische symptomen (pluis-niet pluis). h) Het informeren van de leider opvangteam. i) Het verrichten van psychologische triage en indicatiestelling. j) Bieden van ondersteuning van specifieke groepen van eerder getraumatiseerden. k) Verlenen van eerste individuele psychische opvang of crisisinterventie aan diegenen die acuut hulp nodig hebben wanneer zij (tekenen van) psychiatrisch gedrag vertonen. l) Consultatie en advies aan de medewerkers van het opvangcentrum die de maatschappelijke opvang verzorgen en aan de aanwezige arts. m) Psychosociale hulpcontacten met slachtoffers registreren op registratieformulier. n) Bijhouden van een logboek (door leider evt. met ondersteuning). De uitvoerende hulpverleners van het Maatschappelijk Werk, van Stichting Slachtofferhulp en van de GGZ-instellingen werken als team en zijn op meerdere taken inzetbaar. Na de eerste opvang door alle teamleden, wordt de specifieke psychosociale opvang daadwerkelijk ingevuld. De volgende accenten worden daarbij onderscheiden De taken a t/m h zijn vooral voor het Maatschappelijk Werk en voor Stichting Slachtofferhulp. Medewerkers van de GGZ-instellingen voeren de taken i t/m n uit. Afhankelijk van mogelijk psychiatrisch gedrag van eerder getraum atiseerden kan taak j ook door het AMW worden opgepakt of men werkt gezamenlijk. Daarnaast zal de GGZ-instelling zorgen voor schriftelijk informatiemateriaal (voor taak f). Taak m wordt door alle leden van het rampenopvangteam verricht. Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 12 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Taken leider opvangteam De taken van de leider opvangteam zijn vastgelegd in een bijlage getiteld werkinstructie leider Psychosociaal Opvangteam. Tevens is er voor deze functie een kwalificatieprofiel van toepassing. De grootte van een opvangteam wordt bepaald door de leider kernteam en is afhankelijk van de omvang van de ramp. Eén van de GGZ-hulpverleners fungeert als leider van het opvangteam. Enerzijds omdat deze GGZ-instelling inhoudelijk het meest deskundig is op dit terrein, anderzijds omdat de betrokkene dezelfde ‘taal’ spreekt als de leider van het kernteam, hetgeen de aansturing vergemakkelijkt. Het team opereert in de ruimte waar zich de slachtoffers bevinden (ideaal zou zijn tevens te beschikken over een ruimte voor individuele gesprekken en over een groepsruimte). Afstemming In eerste instantie is het kernteam selfsupporting voor de PSHOR-zaken. Problemen die niet door het kernteam kunnen worden opgelost en/of betrekking hebben op zaken waarbij andere ketenpartners een rol spelen, gaan via het Hs-GHOR. Wel dienen zaken afgestemd te worden tussen HS-GHOR, leider kernteam en leider opvangteam, zodat iedereen dezelfde informatie heeft. De aanvraag voor een huisarts in het opvangcentrum verloopt via de GHOR De aanvraag voor een tolk loopt via de gemeente. De leider opvangteam overlegt dit met het hoofd opvangcentrum De aanvraag voor een psychiater verloopt via de leider kernteam. De gemeente zorgt voor speelgoed voor de kinderen. De leider opvangteam kan deze vraag leggen bij het hoofd opvangcentrum. De SITRAP van de ramp gaat van het Hs-GHOR (eventueel via het actiecentrum GHOR) naar de leider kernteam naar de leider opvangteam. Problemen over voorlichting aan slachtoffers in het opvangcentrum wordt door de leider opvangteam gemeld aan het hoofd opvangcentrum en aan de leider kernteam die dit terugkoppelt aan de HS-GHOR. Aflossing opvangteam In het kernteam van de PSHOR wordt besloten hoeveel teams er in het actuele geval nodig zijn en wanneer deze worden afgewisseld. Met het oog op de benodigde hulpverleners is de afspraak gemaakt dat het kernteam zelf zal beslissen hoeveel hulpverleners er nodig zijn afhankelijk van de ernst/grote van de situatie. Elk opvangteam wordt na ongeveer acht uur afgelost. Van deze acht uur is twee uur bedoeld voor briefing (uitleg vooraf wat er aan de hand is, wat ze kunnen verwachten en wat gedaan moet worden) en overdracht, napraten en stoom afblazen. De deelnemers aan de PSHOR zorgen zelf voor de oproepbaarheid van medewerkers. Gemiddeld genomen bestaat een team uit negen personen. In principe lossen de opvangteams elkaar na elke zes uur actieve inzet ineens af: per 24 uu r is dat dus vier x zes uur en dus 36 personen. Bij verhoogd risico kan het aantal hulpverleners per team worden verhoogd. Bij een grote groep getroffenen kunnen zowel het aantal hulpverleners per team worden verhoogd als wel het Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 13 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland vermeerderen van de teams die tegelijkertijd in hetzelfde opvangcentrum werkzaam zijn. Er zullen in 24 uur derhalve vier leiders opvangteam aanwezig zijn. Een ingezet team krijgt minimaal twee keer acht uur rust voor een volgende inzet in het opvangcentrum. In de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland is door de betrokken instellingen gegarandeerd dat drie opvangteams vlot te formeren zijn. Dit betekent dat binnen een dag een beroep gedaan zal worden op naburige regio’s. Bijstandaanvraag uit andere regio’s verloopt via het Hs-GHOR volgens landelijke richtlijnen. 3.5 Herkenbaarheid en uitrusting opvangteam De herkenbaarheid van het opvangteam wordt gerealiseerd volgens de landelijke richtlijnen van de OPRON door middel van het dragen van okergele hesjes met opdruk (voor en achter) ‘psychosociaal opvangteam’. Voor de leider van het opvangteam is een apart hesje aanwezig (groen met opschrift LPO). De opvangteamleden krijgen voor vertrek, bij de briefing in het actiecentrum PSHOR, een aantal benodigdheden uitgereikt met als belangrijkste: hesje, registratieformulieren, protocol hulpverlening, protocol evaluatie enzovoort. De leider van het opvangteam wordt voorzien van een mobiele telefoon waarvan de hulpverleners het nummer hebben. 3.6 Aanbod tijdens de nazorg Tijdens de nazorg bestaan er geen opvangcentra meer en is de inzet van opvangteams niet meer nodig. Niettemin zijn er situaties denkbaar waarin zij nog op beperkte schaal nodig zijn (bijvoorbeeld voor het begeleiden van nabestaanden tijdens een rouwdienst). De nazorg omvat drie fasen: 1. De 1 e nazorgfase: dat is de periode van de eerste zes weken. In deze periode draagt de PSHOR bij aan het aanbieden van een steunende context aan getroffenen. 2. De 2 e nazorgfase omvat de periode tussen 6 weken en 3 maanden na een ramp. In deze periode nemen bij de meeste getroffenen de stressklachten af en hoeven ze minder gebruik te maken van de steunende context. 3. De 3 e nazorgfase: deze periode kan jaren duren. Voor het opzetten van hulpverlening zijn de volgende stadia van belang: na 9 maanden moet er voldoende psychische hulpverlening voorhanden zijn voor het opvangen van een eventuele hausse aan hulpvragen, deze extra hulpverlening kan meestal na 27 maanden weer aanzienlijk worden afgebouwd. Het kernteam van de PSHOR beslist of en op welke wijze de inzet van de opvangteams bij de 1 e nazorgfase nodig is. Het kernteam blijft gedurende de 1e nazorgfase operationeel, maar zal minder frequent bijeen hoeven te komen. Het kernteam is verantwoordelijk voor het opstellen van een nazorgplan en bewaakt de uitvoering. In onderling overleg bepaalt het kernteam wie het beste wat kan uitvoeren. Het aanbod tijdens de 1e nazorgfase zal zoveel mogelijk rechtstreeks georganiseerd worden door de instellingen die deel uitmaken van de PSHOR. Dit Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 14 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland wil niet zeggen dat het aanbod ook vanuit de reguliere hulpverleningsstructuur van de betrokken organisaties verzorgd wordt. Het is goed denkbaar dat hulpverleners geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van hun reguliere taken en speciaal belast worden met de hulp en ondersteuning aan de slachtoffers van de ramp of calamiteit, al dan niet via speciale tijdelijke teams. Het aanbod kan bestaan uit: advisering en consultatie aan intermediairen, op hun individuele verzoek of wordt actief aan hen aangeboden (bij voorkeur in groepsverband). Intermediairen zijn al diegenen die uit hoofde van hun functie te maken hebben met de slachtoffers van de gebeurtenis. Zij voeren opvanggesprekken met slachtoffers die zichzelf gedurende de eerste dagen na de gebeurtenis melden met een vraag om hulp (binnenlopers) het geven van hulp aan slachtoffers bij wie bestaande problemen door de gebeurtenis plotseling versterkt worden, of bij wie oude trauma's gereactiveerd worden en die hiervoor momenteel geen behandeling ontvangen het leveren van deskundigen voor een centraal informatiepunt waar getroffenen met al hun vragen terecht kunnen het bieden van kortdurend groepsaanbod voor nabestaanden indien er dodelijke slachtoffers zijn gevallen het bieden van een groepsaanbod voor slachtoffers om het verwerkingsproces te bevorderen (zogeheten stoomafblaas sessies). Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de nazorg van vrijwillige hulpverleners (Rode Kruis medewerkers, EHBO’ers, taxibedrijven, aannemers enz.). Het kernteam moet vaststellen of, hoe en door wie deze vrijwillige hulpverleners moeten worden benaderd met een aanbod voor nazorg. Voor de betrokken hulpverleners is de nazorg binnen hun eigen instellingen geregeld. De rollen en taken van GGZ en maatschappelijk werk voor de nazorgfase zijn in de regio Noord- en Oost Gelderland uitgewerkt. 3.7 PSHOR bij ‘Ingrijpende gebeurtenissen’ Bij een ingrijpende gebeurtenis, bijvoorbeeld een misdrijf (moord, ontvoering) of grootschalig ongeluk of incident met meerdere doden, kunnen de gevolgen van de gebeurtenis (dreigen te) leiden tot maatschappelijke onrust. Vooral de afstemming tussen de eventueel betrokken hulpverleningsorganisaties moet worden geregeld. In de tijd gezien is het mogelijk om de hulp en de taken te plannen. Het protocol ‘Ingrijpende gebeurtenissen’ treedt in werking buiten de normale opschalingsprocedures om. Het protocol wordt geactiveerd wanneer een ingrijpende gebeurtenis niet binnen de kaders van de GGD-protocollen voor zedenzaken of het PSHOR-procesplan valt. Het protocol treedt bijvoorbeeld in werking wanneer de hulpverlenende organisaties van de PSHOR zelf een gezamenlijk optreden nodig achten omdat de hulpvraag de reguliere hulpverlening overstijgt. Criteria zijn dat meerdere instellingen betrokken zijn en dat nazorg noodzakelijk lijkt. De dienstdoende operationele HsGHOR van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland kan een brugfunctie vervullen als meldpunt voor ingrijpende gebeurtenissen en/of als onafhankelijke casemanager. In een bijlage is het protocol Ingrijpende Gebeurtenissen opgenomen. Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 15 van 19 Procesplan PSHOR 3.8 GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Nazorg hulpverleners In beginsel geldt, dat elke hulpverlenende instantie verantwoordelijk is voor opvang en nazorg van de eigen medewerkers. Elke instelling/organisatie, die deelneemt aan de hulpverlening bij rampen, moet daarvoor een protocol hanteren, op te stellen met de eigen Arbo-dienst. Indien door bijzondere omstandigheden deze hulp niet toereikend of gewenst is, kan een beroep worden gedaan op de PSHOR. Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de nazorg van vrijwillige hulpverleners. Te denken valt bijvoorbeeld aan burgers, Rode Kruismedewerkers, EHBO'ers, taxibedrijven, aannemers, etc. Het Kernteam zal moeten vaststellen of, hoe en door wie deze vrijwillige hulpverleners moeten worden benaderd met een aanbod voor nazorg. De directeuren van de instellingen die ingezet zijn, zorgen voor de opvang van de leiders en leden kernteam. De Leider Opvangteam heeft tot taak om de hulpverleners tijdens de ramp te begeleiden, te ondersteunen en te zorgen dat zij tijdig worden afgelost. Bij de beëindiging van hun dienst, roept de Leider Opvangteam de hulpverleners voor een korte evaluatie bijeen om. Uit onderzoek blijkt dat eenmalige psychologische debriefing om PTSS en andere psychiatrische problemen te voorkomen, gemeden moet worden. Wel kan opvang door collega’s (peer support) bijdragen aan een steunende context. Het kan praktische en emotionele ondersteuning bieden en kan het gebruik van de eigen sociale steunbronnen bevorderen. Bij deze eerste opvang bevestigen leidinggevenden dat de opvang door de hulpverleners goed is verricht. Sommige hulpverleners en vrijwilligers menen tijdens de nazorg een verkeerde beslissing gemaakt te hebben. Wanneer deze schuldvraag zo snel mogelijk besproken wordt en eventueel weggenomen kan worden, wordt de angel uit het probleem van de verwerking gehaald. Binnen twee weken na beëindigen van de acute hulpverlening, worden de hulpverleners en de leider van het Opvangteam door de Leider Kernteam opgeroepen voor een evaluatie. Deze bijeenkomst kan worden bijgewoond door deskundigen, die niet betrokken zijn geweest bij de rampenopvang. 3.9 Evaluatie Binnen twee weken na inzet van de PSHOR in het kader van een ramp vindt onder leiding van de GHOR een eerste evaluatie plaats van de opvangfase. De resultaten worden schriftelijk vastgelegd en aangeboden aan de directeur GHOR en directies van de betrokken instellingen. Bij de eerste evaluatie dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de alarmering door de HsGHOR de interne alarmering en inzet van hulpverleners de inhoud van de hulpverlening en de wijze waarop de hulp geboden is de noodzakelijke vervolgwerkzaamheden de verstrekte en nog te verstrekken informatie de samenwerking met het actiecentrum GHOR en andere diensten binnen en buiten de geneeskundige keten de direct noodzakelijke aanpassingen van het draaiboek c.q. procesplan de financiële kosten van de rampenorganisatie in de acute fase het vervolg van de noodzakelijke zorg de te verwachten kosten in de nazorgfase Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 16 van 19 Procesplan PSHOR 4. Scholing 4.1 Opleiding en bijscholing GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland De deelnemers aan de PSHOR dienen inhoudelijk geschoold en geoefend te zijn conform de multidisciplinaire richtlijn voor vroegtijdige psychosociale interventies na rampen, terrorisme en andere schokkende gebeurtenissen. Ook moeten zij geschoold zijn in de samenwerking en communicatie binnen het PSHOR-procesplan en het deelprotocol “Ingrijpende gebeurtenissen’’ Belangrijk onderdeel is de toetsing van procesplan PSHOR. Scholing zal in overleg tussen de diverse partijen en de GHOR worden georganiseerd. Daarnaast worden deelnemers aan de PSHOR ingezet bij oefeningen waarbij het aspect psychosociale hulpverlening een onderdeel van de oefening vormt. Bij de scholing en training wordt er verschil gemaakt in training voor: Kernteamleden/ organisatorisch en secretariële ondersteuning Leiders opvangteams Leden opvangteams Als specifieke GHOR-functionarissen worden de leiders kernteam en de leiders opvangteam aangemerkt. Voor de scholing, bijscholing en het oefenen van de PSHOR zal een beroep worden gedaan op het GHOR-budget. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de ‘personele kosten’ voor eigen rekening van de diverse instellingen komen. De GHOR neemt in dit kader de ‘organisatiekosten’ voor haar rekening. Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 17 van 19 Procesplan PSHOR 5. GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Relatie met andere processen Rampenbestrijding a. Geneeskundige Hulpverlening De GHOR is verantwoordelijk voor de invulling van de Geneeskundige Hulpverlening. Dit gebeurt volgens de geneeskundige hulpverleningsketen. Deze keten omvat het geheel van handelen vanaf het moment van opsporen van een slachtoffer op de plaats van de ramp tot en met het moment dat verdere behandeling niet nodig of mogelijk is. De keten omvat medische-, paramedischeen psychosociale hulpverlening aan slachtoffers op het rampterrein in ziekenhuizen of in opvangcentra. De inzet is afhankelijk van de aard en omvang van de ramp. b. Preventieve Volksgezondheid en Medische Milieukundige maatregelen Op het terrein van de 'dagelijkse' preventieve volksgezondheid en medisch milieukundige maatregelen ligt de centrale rol bij de GGD. In situaties, die de dagelijkse routine overstijgen, komt de procesverantwoordelijkheid te liggen bij de GHOR. Hierbij valt te denken aan het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, uitval c.q. beschadiging van de infrastructuur, besmet drinkwater en natuurrampen. c. Opvang en verzorging In de acute fase van een ramp dient altijd een opvangcentrum door de desbetreffende gemeente worden ingericht. Dit kan echter ook als preventieve maatregel van toepassing zijn. Het opvangcentrum is de aangewezen plaats om aan de eerste psychosociale hulpverlening te werken om zodoende de ontwikkeling van acute stress (en in een later stadium ernstige relationele en/of psychische problemen) te beperken en voorwaarden te creëren om mogelijk noodzakelijk toekomstige hulpverlening in gang te zetten. In deze situatie zal men moeten samenwerken met de gemeentelijke instanties (verantwoordelijk voor het proces opvang/verzorgen.) De gemeente draagt zorg voor logistieke verzorging (maaltijden, meubilair, spel- en recreatievoorzieningen, etc.) voor zowel de hulpverleners als de getroffenen in het opvangcentrum. Verder zorgt zij er, met hulp van de politie, voor dat er geen ongewenste personen, zoals journalisten, in het opvangcentrum komen. Daarnaast moet er voor de hulpverleners de mogelijkheid zijn om in afgesloten ruimtes individuele gesprekken te voeren. De leider van het psychosociaal opvangteam kan in de opvangcentra gebruikmaken van de door de andere diensten geboden faciliteiten. Afstemming dient plaats te vinden met de centrale leiding van het opvangcentrum. In principe worden alle evacués naar de van tevoren in het evacuatieplan bepaalde opvangcentra gebracht. d. Informeren van de media De gemeente is verantwoordelijk voor het proces Voorlichting/Informeren. Vaak zal dit proces aangestuurd worden vanuit het gemeentehuis (Gemeentelijk of Regionaal Operationeel Team). De binnen de rampenorganisatie werkende voorlichters dienen hun voorlichtingsbeleid af te stemmen op het centrale voorlichtingsbeleid en de verantwoordelijke functionaris van deskundig advies te voorzien. Op het rampterrein verzorgt de politie de voorlichting aan de media. In beide gevallen kan men via de GHOR een beroep doen op de PSHOR om specifieke publieksinformatie aan te leveren m.b.t. de psychosociale hulpverlening. In die gevallen dient men hier medewerking aan te verlenen. Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 18 van 19 Procesplan PSHOR GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland De PSHOR kan tevens eigen initiatieven op dit terrein ontwikkelen, zoals algemene publieksvoorlichting over de psychische reacties, en dit ter goedkeuring voorleggen aan de directeur GHOR. e. Nazorg De gemeente is verantwoordelijk voor het proces Nazorg. Nazorg na een ramp kent vele aspecten. Zo kan onderscheid gemaakt worden in somatische, psychosociale, materiele, financiële en juridische nazorg. De manier waarop deze verschillende aspecten van nazorg worden ingevuld kan van invloed zijn en een relatie hebben met de behoefte aan psycho-sociale nazorg. Derhalve is het van belang deze verschillende aspecten van nazorg integraal onder te brengen binnen een projectorganisatie veelal onder regie van de gemeente. Hiertoe is in de rampenplannen voorzien in het inrichten van een Informatie en Adviescentrum (IAC). Binnen deze structuur zal de psycho-sociale hulpverlening plaatsvinden. De invulling van deze hulpverlening wordt omschreven in de structuurnota: de rol van de GHOR/GGD/PSHOR in de nazorg. Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010 Pagina 19 van 19