pshychosociale hulpverleningsorganisatie in de

advertisement
Logo GHOR V
Procesplan
Psychosociale Hulpverlening
bij Ongevallen en Rampen
(PSHOR)
Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Disclaimer
De geldig tot datum van dit document is indicatief bedoeld.
Tussentijdse wijzigingen zijn niet uitgesloten.
Het GHOR bureau kan u zonodig informeren over de actuele
geldigheid.
Versie 1.0., geldig tot 1-1-2011
Pagina 1 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
INHOUDSOPGAVE
1.
Inleiding…………………………………………………………………………………………..2
2.
Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR) in de
Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland……………………………………….. 3
2.1 Missie en visie PSHOR ........................................................................................................ 3
2.2 Begripsbepaling ……………………………………………………………………………………………………….3
2.3 Doelgroep ............................................................................................................................... 4
2.4 Doelstellingen en uitgangspunten van de PSHOR ......................................................... 5
2.5 Globale opzet en uitgangspunten ...................................................................................... 6
3.
Het hulpaanbod ….…………………………………………………………………………....8
3.1 Definities opvangfase en nazorgfase ................................................................................ 8
3.2 Samenstelling en taken kernteam PSHOR ...................................................................... 9
3.3 Aanbod tijdens de opvangfase ......................................................................................... 11
3.4 Taken psychosociaal rampenopvangteam (opvangteam) ......................................... 11
3.5 Herkenbaarheid en uitrusting opvangteam ...................................................................14
3.6 Aanbod tijdens de nazorg ................................................................................................. 14
3.7 PSHOR bij ‘Ingrijpende gebeurtenissen’ ........................................................................ 15
3.8 Nazorg hulpverleners ......................................................................................................... 16
3.9 Evaluatie .............................................................................................................................. 16
4.
Scholing……………………………………………………..……………………………….….17
4.1 Opleiding en bijscholing .................................................................................................... 17
5.
Relatie met andere processen Rampenbestrijding……….………………………18
Bijlageboek
Bijlage 1: Procedure(chronologisch) van de PSHOR in de veiligheidsregio NOG
Bijlage 2: Achtergrondinformatie (deelnemende organisaties PSHOR)
Bijlage 3: Functiebeschrijvingen, kwalificatieprofielen en werkinstructies PSHOR functionarissen
Bijlage 4: Overzicht communicatielijnen PSHOR-GHOR
Bijlage 5: Alarmeringsschema opschaling PSHOR
Bijlage 6: Overzicht Verzorgingsgebied
Bijlage 7: Actiecentra PSHOR
Bijlage 8: Protocol Ingrijpende gebeurtenissen
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 2 van 19
Procesplan PSHOR
1.
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Inleiding
Het doel van dit procesplan is het beschrijven van de gecoördineerde
psychosociale opvang aan getroffenen van een ramp in de eerste uren en dagen
na deze gebeurtenis. Dit procesplan is een hulpmiddel op de vraag wat te doen en
wat te laten in met name de eerste zes weken na een ramp, terrorisme of andere
schokkende gebeurtenis.
Dit procesplan laat zien hoe de gecoördineerde Psychosociale hulpverlening bij
ongevallen en rampen in zijn werk gaat. Tevens zal er algemene informatie
gegeven worden betreft “Psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen”
(PSHOR) in de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland. Het procesplan wil een
leidraad zijn, maar kan niet uitsluiten dat, ten tijde van een opschaling,
onvoorziene zaken om geïmproviseerde en creatieve oplossingen vragen. De
hulpverlening die dient plaats te hebben na de in dit procesplan beschreven acute
fase, en die soms jaren kan duren, wordt omschreven in een separate nota.
Uitgangspunt voor dit procesplan vormt de richtlijn vroegtijdige psychosociale
interventies na rampen, terrorisme en andere schokkende gebeurtenissen die eind
2007 onder auspiciën van de Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire
Richtlijnontwikkeling in de GGZ en in samenwerking met diverse
beroepsverenigingen en organisaties tot stand is gekomen.
Voor de hulpverlening tijdens kleinschalige maar complexe incidenten die niet
leiden tot een volledig opgeschaalde crisis- of rampenorganisatie, maar waarbij de
hulpvraag het gewone aanbod overstijgt, wordt in plaats van dit procesplan
PSHOR, het protocol ingrijpende gebeurtenissen ingezet. Dit protocol is als bijlage
aan dit procesplan toegevoegd.
Dit procesplan vervangt de drie procesplannen van maart 2006 voor de regio’s
Apeldoorn e.o., Achterhoek en Noord-west Veluwe.
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 3 van 19
Procesplan PSHOR
2.
2.1
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en
Rampen (PSHOR) in de Veiligheidsregio Noord- en
Oost-Gelderland
Missie en Visie PSHOR
De medewerkers van de PSHOR werken volgens een bepaald concept. Dit concept
komt voort uit een missie die is opgesteld door de deelnemende organisaties.
Deze luidt:
De PSHOR streeft ernaar om na een ramp of ernstige calamiteit,
betrokkenen structuur, veiligheid en rust te bieden. Hiermee wordt de
getroffen gemeente ondersteund in haar opvang- en verzorgingsproces.
Uit deze missie is af te leiden dat de PSHOR een ondersteunende hulporganisatie
is die de gemeente helpt de slachtoffers op te vangen en te begeleiden. Bij een
inzet zoekt de PSHOR aansluiting bij bestaande opvangstructuren zoals die
bijvoorbeeld door religieuze instellingen, scholen, huisartsen of verenigingen
geboden worden.
Tevens heeft de PSHOR een visie over hoe zij te werk gaat tijdens een ramp of
ernstige calamiteit, namelijk:
De benadering van de PSHOR is ten eerste gericht op het stimuleren van
de zelfredzaamheid van burgers na een ramp of ernstige calamiteit.
Daarnaast kan de PSHOR worden ingezet voor de crisisinterventie.
2.2
Begripsbepaling
Voor de hulpverlening maakt het niet uit of een gebeurtenis betiteld wordt als
incident, calamiteit of ramp (in dit procesplan wordt meestal het woord 'ramp'
gebruikt). Uitgangspunt is dat een getroffen individu psychosociale opvang nodig
heeft. Belangrijk is of een organisatie bij een groot aantal slachtoffers in staat is
de vereiste hulp te bieden. Afhankelijk van de draagkracht van elke
hulpverleningsorganisatie apart, zal in een regio door de betrokken partijen
besloten moeten worden wanneer gecoördineerde inzet van psychosociale
hulpverleners opportuun is. Niet alleen het aantal getroffenen, maar ook de ernst
van de gebeurtenis en de behoefte aan psychosociale hulp zijn bepalend voor het
wel of niet gezamenlijk en gestructureerd optreden van de
hulpverleningsinstanties. Deze afspraken zijn in een convenant met de GHOR
vastgelegd.
Het proces van de psychosociale rampenopvang kent twee fasen:
 de acute fase: deze duurt zolang getroffenen in een opvangcentrum verblijven
en daar psychosociale opvang nodig hebben;
 de nazorg fase: dit is de periode na sluiting van het opvangcentrum.
De nazorgfase is op te splitsen drie stadia:
1. De 1 e nazorgfase: dat is de periode van de eerste zes weken. In deze
periode draagt de PSHOR bij aan het aanbieden van een steunende
context aan getroffenen.
2. De 2 e nazorgfase omvat de periode tussen 6 weken en 3 maanden na
een ramp. In deze periode nemen bij de meeste getroffenen de
stressklachten af en hoeven ze minder gebruik te maken van de
steunende context.
3. De 3 e nazorgfase: deze periode kan jaren duren. Voor het opzetten van
hulpverlening zijn de volgende stadia van belang:
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 4 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
na 9 maanden moet er voldoende psychische hulpverlening
voorhanden zijn voor het opvangen van een eventuele grote
toename aan hulpvragen,
 deze extra hulpverlening kan meestal na 27 maanden weer
aanzienlijk worden afgebouwd.
De PSHOR-structuur zoals deze in dit procesplan wordt omschreven is van kracht
tijdens de acute fase van opvang van getroffenen net na een ramp.

2.3
Doelgroep
Er zijn twee categorieën te onderscheiden:
a) de direct getroffenen: personen die de ramp hebben meegemaakt (aan den
lijve hebben ondervonden) en in een (levens)bedreigende situatie hebben
verkeerd. Deze direct getroffenen zijn onder te verdelen
 Getroffenen zonder psychische stoornissen en/of ernstige klinische
symptomen. Dit is de grootste groep.
 Getroffenen bij wie twijfel bestaat over de aanwezigheid van psychische
stoornissen en/of ernstige klinische symptomen.
 Getroffenen met psychische stoornissen en/of ernstige klinische
symptomen.
b) de indirecte getroffenen: personen die de ramp niet zelf hebben meegemaakt,
maar door een relatie met een direct getroffene (beroepsmatig of anderszins)
betrokken of getroffen worden door de ramp. Deze categorie is omvangrijk:
 partner, kinderen, familie
 vrienden, kennissen, buren
 collegae (werk / opleiding)
 ooggetuigen
 reddingswerkers
 hulpverleners (medische en psychosociaal)
 dienstverleners (financieel, juridisch, materieel)
 beleidscrisisteams (bijv. gemeentelijke rampenstaf)
 overigen (bijv. personen bij wie door de ramp onverwerkt leed geactiveerd
wordt)
Bij de opvang ten tijde van een ramp wordt in principe aandacht besteed aan alle
hierboven genoemde groepen personen. Afhankelijk van de ernst van de situatie
en de beschikbaarheid van de benodigde middelen (menselijke capaciteit en
financiële middelen) wordt prioriteit gegeven aan één of meerdere groepen
getroffenen.
Uit diverse onderzoeken 1) zijn de volgende specifieke risicogroepen bekend die
sneller om hulp vragen:
 mensen die dierbaren verloren hebben
 mensen die hun huis zijn kwijt geraakt
 vrouwen
 alleenstaanden
 immigranten/allochtonen in het bijzonder vluchtelingen die door oorlogsgeweld
zijn getraumatiseerd
 kinderen, die gescheiden zijn van ouders en andere familie
 mensen die voor de ramp al eens therapeutische hulp hebben ontvangen.
1)
Als risicogroepen zijn in ieder geval kinderen, allochtonen, psychiatrische patiënten en
veroorzakers van de ramp als kwetsbaar aan te merken (Van der Velden e.a., 2000).
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 5 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Getroffen hebben behoefte aan:
 veiligheid
 verzorging
 behoefte aan informatie
 hereniging dierbaren
 steun
 rust
 erkenning
 delen ervaringen
 afscheid kunnen nemen
2.4
Doelstellingen en uitgangspunten van de PSHOR
De psychosociale hulpverleningsorganisatie heeft ten doel:

Bevorderen van natuurlijk herstel en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

Signaleren van getroffenen die behoefte hebben aan acute psychische
opvang.

Zo nodig doorverwijzen en zo nodig behandelen van getroffenen die acute
psychische opvang nodig hebben.

Vertalen van wat er speelt in het opvangcentrum en de GHOR (via de leider
kernteam) en het Hoofd Opvangcentrum hiervan op de hoogte stellen.

het vervullen van een consulterende taak in de informatievoorziening aan de
betrokkenen/slachtoffers via onder andere huisartsen en religieuze
instellingen als natuurlijke opvangpartners.
De psychosociale hulpverleningsorganisatie zal na een ramp, terroristische
aanslag of een andere schokkende gebeurtenis een steunende context aanbieden
die bestaat uit:

Het bieden van een luisterend oor, steun en troost en openstaan voor de
directe praktische behoeften van getroffenen.

Het bieden van feitelijke en actuele informatie over de schokkende
gebeurtenis.

Het mobiliseren van steun uit de eigen sociale omgeving.

Het faciliteren van hereniging met naasten en het bij elkaar houden van
families.

Het geruststellen van getroffenen die normale stressreacties vertonen.
Uitgangspunten bij de psychosociale opvang:
1. De getroffenen zijn in principe personen die een normale reactie geven op een
abnormale gebeurtenis.
2. Sociale steun uit de directe omgeving van de getroffenen is van essentieel
belang bij het verwerken van de schokkende gebeurtenis. Hulpverleners
dienen deze steun te mobiliseren, te versterken of te organiseren.
3. Collectieve vroegtijdige interventies vormen een essentieel onderdeel van het
integrale pakket aan psychosociale zorg. In de eerste zes weken na een ramp
wordt een goed nazorgplan, hulpverleningssysteem en
voorlichtingssystematiek opgezet:
 Hulpverleners zijn soms curatief bezig (o.a. opvang bij acute
psychiatrische problemen), maar meestal preventief (o.a. door te troosten
en te ondersteunen) en richten zich op opsporing van personen met een
verhoogd risico op verwerkingsproblemen .
 Aan getroffenen moet voorlichting worden aangeboden die bestaat uit:
- geruststellende uitleg over normale reacties,
- aangeven wanneer hulp zoeken,
- aanraden de dagelijkse routine op te pakken.
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 6 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Deze voorlichting moet op verschillende momenten (herhaling van de
boodschap) en op verschillende manieren mondeling en/of schriftelijk
(folders, artikelen in kranten, teletekst, en internet, radio en televisie)
worden gegeven. Er wordt geen preventieve psycho-educatie aangeboden.
Etnische minderheden en andere specifieke groepen worden zo regulier
mogelijk benaderd en zo cultuurspecifiek als nodig. Hierbij valt te denken
aan voorlichting in de moedertaal en het betrekken van
sleutelfunctionarissen uit etnische minderheidsgroepen.
 Ook relevante intermediairen (huisartsen, geestelijke verzorgers,
leerlingbegeleiders, enz) dienen middels voorlichting geïnformeerd te
worden over de gevolgen (lichamelijk en psychisch) op korte en lange
termijn en hoe zij de getroffenen kunnen helpen bij het verwerkingsproces.
 Getrainde vrijwilligers, nulde- en eerstelijns hulpverleners (met de
tweedelijns GGZ op de achtergrond) hebben in de acute fase een rol in de
psychologische triage. Hierbij gaat het vooral om het signaleren van
getroffenen met psychische stoornis en/of ernstige klinische symptomen
die diagnostiek en/of behandeling behoeven. Deze triage tracht de vraag te
beantwoorden: pluis of niet-pluis.
Psychologische triage vindt vaak plaats in de acute fase maar kan ook
plaatsvinden in de nazorgfase, bijvoorbeeld wanneer een getroffene een
zorgverlener consulteert.
 Eenmalige psychologische briefing wordt vermeden zowel voor getroffenen
als voor hulpverleners. Behandeling met traumagerichte cognitieve
gedragstherapie (CGT) wordt aanbevolen voor getroffenen (ook voor
kinderen ouder dan 7 jaar) met een acute stressstoornis (ASS) of ernstige
symptomen van acute posttraumatische stressstoornis (PTSS) gedurende
de eerste maand na een schokkende gebeurtenis.
2.5
Globale opzet en uitgangspunten
Krachtens de Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen is de directeur
GHOR belast met de leiding over de geneeskundige hulpverlening. Hij treft
voorbereidingen voor een adequate hulpverlening. De psychosociale
hulpverlening maakt deel uit van deze geneeskundige hulpverlening. Daarom is
de directeur GHOR belast met de leiding over de psychosociale hulpverlening.
Ook in het geval dat er (nog) geen sprake is van een officiële ramp maar wel
van een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende
disciplines onder leiding van de burgemeester (= bestuurlijke opschaling), is de
directeur GHOR verantwoordelijk. In de praktijk delegeert de directeur GHOR
deze taken en verantwoordelijkheden aan het Hoofd Sectie Geneeskundige
Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (HsGHOR).
In de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland is een aantal jaren geleden
een psychosociale hulpverleningsorganisatie (PSHOR) opgezet, waarin een
aantal hulpverleningsinstanties samenwerkt onder leiding van een kernteam.
De directeur GHOR delegeert zijn verantwoordelijkheid voor de psychosociale
hulpverlening naar (de leider van) dit kernteam. Bij een bestuurlijke opschaling
besluit de directeur GHOR over de start en het einde van het operationeel zijn
van de PSHOR. Tijdens het in werking zijn van de PSHOR rapporteert de leider
van het kernteam rechtstreeks aan het HsGHOR.
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 7 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
De PSHOR in de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland wordt gevormd
door de GGZ-instellingen, Maatschappelijk werk organisaties en Stichting
Slachtofferhulp die in de regio werkzaam zijn.
Deze instanties hebben de expertise in huis om opvang te verlenen aan
slachtoffers van alle leeftijdsgroepen. Zeker in de acute opvangfase is het
belangrijk dat het aantal instanties niet te groot is. Het is denkbaar dat in een
latere (nazorg)fase andere hulpverlenende instanties door de PSHOR
uitgenodigd worden bij te dragen aan de (vervolg)hulpverlening. Dit is vooral
afhankelijk van de kenmerken van de getroffen groep slachtoffers.
Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan instanties voor migranten, welzijn
ouderen, de jeugdhulpverlening of instanties voor geestelijk gehandicapten.
Het meldpunt voor psychosociale hulpverlening van een ramp of ernstige
calamiteit berust in alle gevallen bij GGNet. Dit bevordert de eenduidigheid en
continuïteit voor alle betrokkenen, maar in het bijzonder voor de directeur GHOR.
Het telefonisch meldpunt ligt bij de 7 x 24 uurdienst van GGNet Apeldoorn. Het
HsGHOR kan gedurende 7 x 24 uur per week GGNet een voorwaarschuwing geven
en daadwerkelijk inschakelen.
Binnen de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland is afgesproken dat binnen
2 uur na alarmering een opvangteam in een opvangcentrum aanwezig kan zijn.
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 8 van 19
Procesplan PSHOR
3.
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Het hulpaanbod
Niet-gewonde en (behandelde) lichtgewonde slachtoffers worden opgevangen
in opvangcentra. De inrichting en exploitatie van opvangcentra behoren tot de
verantwoordelijkheid van de betreffende gemeente. De gemeente draagt zorg
voor logistieke verzorging (maaltijden, meubilair, spel- en
recreatievoorzieningen enz.) voor zowel de hulpverleners als de getroffenen in
het opvangcentrum. Met hulp van de politie wordt ervoor gezorgd dat er geen
ongewenste personen (bijvoorbeeld journalisten) in het opvangcentrum komen.
Ook zal ervoor worden gezorgd dat veroorzakers van een ramp niet met de
slachtoffers in een ruimte worden opgevangen. Voor hulpverleners zal een
mogelijkheid geschapen worden om in afgesloten ruimtes individuele
gesprekken te voeren. De leider van het opvangteam kan in de opvangcentra
gebruik maken van de door andere diensten geboden faciliteiten. Afstemming
dient plaats te vinden met de centrale leiding van het opvangcentrum.
De maatschappelijke opvang in deze centra wordt verzorgd door
maatschappelijk werkenden van de Sociale Dienst en medewerkers van het
Nederlandse Rode Kruis.
De leider van een Psychosociaal Opvangteam heeft in het opvangcentrum te
maken met andere leidinggevenden zoals het hoofd opvangcentrum van de
gemeente, het hoofd Opvang en Verzorging van het Nederlandse Rode Kruis,
het hoofd Centrale Registratie en Informatie Bureau (CRIB) en de beheerder
van het gebouw en met de volgende geneeskundige diensten: Het Nederlandse
Rode Kruis is voor verzorgingstaken en eventuele bemanning van een EHBOpost. Ambulancepersoneel is er voor eventueel transport van “liggende”
slachtoffers, huisartsen voor somatische klachten van slachtoffers en GGD personeel voor de somatische klachten c.q. bemanning van een EHBO-post.
Ook kunnen gemeentelijke diensten zoals bewonerszaken, Sociale Zaken en
Welzijn, vrijwilligersorganisaties, tolken, religieuze instellingen en
bewakingsdiensten aanwezig zijn in een opvangcentrum.
Mocht er een spontaan opvangcentrum ontstaan in ziekenhuizen (Harderwijk,
Apeldoorn, Doetinchem of Zutphen), dan kan het ziekenhuis via de directeur
GHOR en/of HsGHOR een beroep doen op bijstand van de PSHOR. Dit zal in
overleg met het kernteam worden besloten.
3.1
Definities opvangfase en nazorgfase
Zolang het opvangcentrum operationeel is, spreekt men van de opvangfase. In
deze fase is de PSHOR gericht bezig met het verzorgen van psychosociale
opvang aan de slachtoffers. Na sluiting van het opvangcentrum begint de
nazorgfase. In deze fase zal het kernteam van de PSHOR vooral een
consulterende en adviserende rol ten opzicht van de gemeente en GHOR
vervullen. De verwachting is dat er geen actieve opvangteams meer worden
ingezet. De nazorgfase eindigt formeel na het desbetreffende besluit van de
directeur GHOR.
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 9 van 19
Procesplan PSHOR
3.2
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Samenstelling en taken kernteam PSHOR
Iedere instelling vaardigt één vertegenwoordiger af naar het kernteam. De
vertegenwoordiger is bevoegd/gemandateerd tot het nemen van beslissingen
omtrent de inzet van medewerkers van de eigen organisatie. Het gaat om de
volgende personen:

Vanuit de GGZ: de leidinggevenden van de crisisdiensten of hun
vervangers

Vanuit Stichting Slachtofferhulp: directeur of plaatsvervanger

Vanuit Maatschappelijk werk Instellingen: één van de gemandateerde
managers.
De GGZ en het algemeen maatschappelijk werk (AMW) maakt haar
afvaardiging in het kernteam van de PSHOR afhankelijk van het rampgebied.
Vanwege dezelfde eenduidigheid en continuïteit en de noodzakelijke
inhoudelijke deskundigheid levert een van de GGZ-instellingen de leider voor
het kernteam.
Taken van het kernteam PSHOR tijdens opvangfase

Contact onderhouden met teamleiding (of coördinerend leider) van
opvangteams.

Aanvulling en aflossing van opvangteams regelen.

Contact onderhouden (bij voorkeur ieder half uur) met het HsGHOR.

Het verzorgen van publieksvoorlichting (via media), in principe via
afdeling Voorlichting van de gemeente.

Verslaglegging: bijhouden van een logboek.

Opstellen van een gefaseerd plan voor de nazorgfase (na sluiting
opvangcentra) en deze blijven controleren.
Vergaderstructuur van het kernteam
 Tijdens het eerste overleg van het kernteam na opschaling wordt de
taakverdeling bepaald. Wie doet wat, wie onderhoudt welke contacten, wie
neemt deeltaken op zich, daarna wordt de vergaderprocedure vastgesteld
en de informatie uitgewisseld en afgestemd.
 Tijdens vervolgoverleggen wordt een vast vergaderritme aangehouden. In
begin elk (half) uur, later elke (twee) uur. Er wordt een cyclisch
vergadermodel aangehouden: terugblik op vorig overleg aan de hand van
logboek, informatie uitwisselen en afstemmen, terugrapportage van
uitvoeringsactiviteiten, nieuwe besluitvorming en aanpassing taakverdeling.
 Beslissingen in kernteam verlopen via consensus. Formeel neemt de leider
van het kernteam de beslissingen.
Taken leider kernteam
De taken van de leider kernteam zijn vastgelegd in een bijlage getiteld
werkinstructie leider Kernteam PSHOR. Tevens is er voor deze functie een
kwalificatieprofiel van toepassing.
Taken lid kernteam
Voor het lid kernteam is een functiebeschrijving van toepassing.
De werkzaamheden van het lid kernteam zijn:
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 10 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
preparatie

formeren en onderhouden van adequaat netwerk

bijhouden van een actuele lijst van deelnemers aan de opvangteams

bijhouden van interne stappenplannen
repressief

alarmeren medewerkers

contact onderhouden met rekruteerteers uit eigen organisatie

organisatorische zaken aansturen voor activering psychosociale
opvangteams

signaleren van behoefte aan PSHOR

adviseren leider kernteam over inzet, samenstelling en taken opvangteams

dienstroosters opstellen van de opvangteams

informatie verstrekken aan leider kernteam

bijhouden van logboek

bewaken van privacy

leider kernteam adviseren m.b.t. afschaling en nazorg

zonodig gelegenheid voor napraten voor leider en leden opvangteam
verzorgen
nazorg

leider kernteam adviseren over het traject nazorg.
Aflossing kernteam
Uitgangspunt is dat het kernteam na ongeveer 8 uur wordt afgelost, echter pas
nadat het 2e opvangteam gearriveerd en geïnstrueerd is in het
opvangcentrum.
Locaties actiecentra PSHOR
De GGZ-instellingen hebben vier locaties aangewezen die kunnen dienen als
actiecentrum. De keuze voor een bepaalde locaties als actiecentrum is afhankelijk
van de plaats, waaruit de rampmelding komt. Er zijn actiecentra aangewezen in
Apeldoorn, Harderwijk, Doetinchem en Zutphen. Een overzicht van de actiecentra
staat vermeld in een bijlage.
3.3
Aanbod tijdens de opvangfase
Tijdens de opvangfase neemt de PSHOR de psychosociale opvang in de
opvangcentra voor haar rekening. Het kernteam van de PSHOR stuurt één of
meer psychosociale rampenopvangteams (opvangteams) naar de
opvangcentra. De rampenopvangteams verlenen in principe geen hulp in de
behandelcentra in het opvangcentrum. Deze centra zijn primair bedoeld voor
de eerste somatische zorg. Wel verleent een opvangteam daar hulp indien een
behandelcentrum officieel wordt aangewezen als opvangcentrum
(transformatie).
In de opvangcentra verrichten medewerkers van het Rode Kruis de eerste
opvang. Zij zorgen voor voeding, kleding, hulp bij het oplossen van praktische
problemen en luisteren naar de verhalen van de getroffenen. Zij hebben een
belangrijke signalerende functie naar de psychosociale hulpverleners. Het is
belangrijk dat zij een basistraining hebben gehad in het omgaan met mensen
die een schokkende gebeurtenis hebben meegemaakt.
Een opvangteam opereert in eerste instantie terughoudend. Alle leden van het
opvangteam nemen deel aan de eerste opvang, het luisteren naar en
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 11 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
ondersteunen van getroffenen. In tweede instantie (als er aanleiding toe is)
krijgt de specifieke psychosociale opvang invulling.
Inhoudelijk vallen de werkzaamheden van het opvangteam onder het
kernteam. De leider opvangteam krijgt voor materiële en organisatorische
aspecten instructies van het hoofd opvangcentrum. Daartoe vindt er binnen het
opvangcentrum regelmatig overleg plaats tussen hoofd opvangcentrum en
aanwezige diensten.
3.4
Taken psychosociaal rampenopvangteam (opvangteam)
De hulp en taken van het opvangteam bestaat uit
a) Het bieden van een luisterend oor, steun en troost en openstaan voor de
directe praktische behoeften van getroffenen.
b) Slachtoffers en andere betrokkenen feitelijke en actuele informatie geven
over de schokkende gebeurtenis (mondeling en schriftelijk) over de te
verwachten reacties en symptomen en over hoe de ervaringen kunnen
worden verwerkt.
c) Het mobiliseren van steun uit de eigen sociale omgeving.
d) Het faciliteren van hereniging met naasten en het bij elkaar houden van
families.
e) Het bevorderen van rust en veiligheid door veroorzakers en slachtoffers
van een ramp gescheiden op te vangen
f) Het geruststellen van getroffenen die normale stressreacties vertonen
(mondeling en schriftelijk).
g) Het signaleren van getroffenen met psychische stoornissen en/of ernstige
klinische symptomen (pluis-niet pluis).
h) Het informeren van de leider opvangteam.
i) Het verrichten van psychologische triage en indicatiestelling.
j) Bieden van ondersteuning van specifieke groepen van eerder
getraumatiseerden.
k) Verlenen van eerste individuele psychische opvang of crisisinterventie aan
diegenen die acuut hulp nodig hebben wanneer zij (tekenen van)
psychiatrisch gedrag vertonen.
l) Consultatie en advies aan de medewerkers van het opvangcentrum die de
maatschappelijke opvang verzorgen en aan de aanwezige arts.
m) Psychosociale hulpcontacten met slachtoffers registreren op
registratieformulier.
n) Bijhouden van een logboek (door leider evt. met ondersteuning).
De uitvoerende hulpverleners van het Maatschappelijk Werk, van Stichting
Slachtofferhulp en van de GGZ-instellingen werken als team en zijn op
meerdere taken inzetbaar. Na de eerste opvang door alle teamleden, wordt de
specifieke psychosociale opvang daadwerkelijk ingevuld.
De volgende accenten worden daarbij onderscheiden
De taken a t/m h zijn vooral voor het Maatschappelijk Werk en voor
Stichting Slachtofferhulp.
Medewerkers van de GGZ-instellingen voeren de taken i t/m n uit.
Afhankelijk van mogelijk psychiatrisch gedrag van eerder getraum atiseerden
kan taak j ook door het AMW worden opgepakt of men werkt gezamenlijk.
Daarnaast zal de GGZ-instelling zorgen voor schriftelijk informatiemateriaal
(voor taak f). Taak m wordt door alle leden van het rampenopvangteam
verricht.
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 12 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Taken leider opvangteam
De taken van de leider opvangteam zijn vastgelegd in een bijlage getiteld
werkinstructie leider Psychosociaal Opvangteam. Tevens is er voor deze functie
een kwalificatieprofiel van toepassing.
De grootte van een opvangteam wordt bepaald door de leider kernteam en is
afhankelijk van de omvang van de ramp. Eén van de GGZ-hulpverleners
fungeert als leider van het opvangteam. Enerzijds omdat deze GGZ-instelling
inhoudelijk het meest deskundig is op dit terrein, anderzijds omdat de
betrokkene dezelfde ‘taal’ spreekt als de leider van het kernteam, hetgeen de
aansturing vergemakkelijkt. Het team opereert in de ruimte waar zich de
slachtoffers bevinden (ideaal zou zijn tevens te beschikken over een ruimte
voor individuele gesprekken en over een groepsruimte).
Afstemming
In eerste instantie is het kernteam selfsupporting voor de PSHOR-zaken.
Problemen die niet door het kernteam kunnen worden opgelost en/of
betrekking hebben op zaken waarbij andere ketenpartners een rol spelen, gaan
via het Hs-GHOR. Wel dienen zaken afgestemd te worden tussen HS-GHOR,
leider kernteam en leider opvangteam, zodat iedereen dezelfde informatie
heeft.

De aanvraag voor een huisarts in het opvangcentrum verloopt via de GHOR

De aanvraag voor een tolk loopt via de gemeente. De leider opvangteam
overlegt dit met het hoofd opvangcentrum

De aanvraag voor een psychiater verloopt via de leider kernteam. De
gemeente zorgt voor speelgoed voor de kinderen. De leider opvangteam
kan deze vraag leggen bij het hoofd opvangcentrum.

De SITRAP van de ramp gaat van het Hs-GHOR (eventueel via het
actiecentrum GHOR) naar de leider kernteam naar de leider opvangteam.

Problemen over voorlichting aan slachtoffers in het opvangcentrum wordt
door de leider opvangteam gemeld aan het hoofd opvangcentrum en aan
de leider kernteam die dit terugkoppelt aan de HS-GHOR.
Aflossing opvangteam
In het kernteam van de PSHOR wordt besloten hoeveel teams er in het actuele
geval nodig zijn en wanneer deze worden afgewisseld.
Met het oog op de benodigde hulpverleners is de afspraak gemaakt dat het
kernteam zelf zal beslissen hoeveel hulpverleners er nodig zijn afhankelijk van
de ernst/grote van de situatie.
Elk opvangteam wordt na ongeveer acht uur afgelost. Van deze acht uur is
twee uur bedoeld voor briefing (uitleg vooraf wat er aan de hand is, wat ze
kunnen verwachten en wat gedaan moet worden) en overdracht, napraten en
stoom afblazen. De deelnemers aan de PSHOR zorgen zelf voor de
oproepbaarheid van medewerkers.
Gemiddeld genomen bestaat een team uit negen personen. In principe lossen
de opvangteams elkaar na elke zes uur actieve inzet ineens af: per 24 uu r is
dat dus vier x zes uur en dus 36 personen. Bij verhoogd risico kan het aantal
hulpverleners per team worden verhoogd. Bij een grote groep getroffenen
kunnen zowel het aantal hulpverleners per team worden verhoogd als wel het
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 13 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
vermeerderen van de teams die tegelijkertijd in hetzelfde opvangcentrum
werkzaam zijn. Er zullen in 24 uur derhalve vier leiders opvangteam aanwezig
zijn. Een ingezet team krijgt minimaal twee keer acht uur rust voor een
volgende inzet in het opvangcentrum.
In de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland is door de betrokken
instellingen gegarandeerd dat drie opvangteams vlot te formeren zijn. Dit
betekent dat binnen een dag een beroep gedaan zal worden op naburige
regio’s. Bijstandaanvraag uit andere regio’s verloopt via het Hs-GHOR volgens
landelijke richtlijnen.
3.5
Herkenbaarheid en uitrusting opvangteam
De herkenbaarheid van het opvangteam wordt gerealiseerd volgens de
landelijke richtlijnen van de OPRON door middel van het dragen van okergele
hesjes met opdruk (voor en achter) ‘psychosociaal opvangteam’. Voor de leider
van het opvangteam is een apart hesje aanwezig (groen met opschrift LPO).
De opvangteamleden krijgen voor vertrek, bij de briefing in het actiecentrum
PSHOR, een aantal benodigdheden uitgereikt met als belangrijkste: hesje,
registratieformulieren, protocol hulpverlening, protocol evaluatie enzovoort. De
leider van het opvangteam wordt voorzien van een mobiele telefoon waarvan
de hulpverleners het nummer hebben.
3.6
Aanbod tijdens de nazorg
Tijdens de nazorg bestaan er geen opvangcentra meer en is de inzet van
opvangteams niet meer nodig. Niettemin zijn er situaties denkbaar waarin zij
nog op beperkte schaal nodig zijn (bijvoorbeeld voor het begeleiden van
nabestaanden tijdens een rouwdienst).
De nazorg omvat drie fasen:
1. De 1 e nazorgfase: dat is de periode van de eerste zes weken. In deze
periode draagt de PSHOR bij aan het aanbieden van een steunende context
aan getroffenen.
2. De 2 e nazorgfase omvat de periode tussen 6 weken en 3 maanden na een
ramp. In deze periode nemen bij de meeste getroffenen de stressklachten
af en hoeven ze minder gebruik te maken van de steunende context.
3. De 3 e nazorgfase: deze periode kan jaren duren. Voor het opzetten van
hulpverlening zijn de volgende stadia van belang:
 na 9 maanden moet er voldoende psychische hulpverlening voorhanden
zijn voor het opvangen van een eventuele hausse aan hulpvragen,
 deze extra hulpverlening kan meestal na 27 maanden weer aanzienlijk
worden afgebouwd.
Het kernteam van de PSHOR beslist of en op welke wijze de inzet van de
opvangteams bij de 1 e nazorgfase nodig is. Het kernteam blijft gedurende de
1e nazorgfase operationeel, maar zal minder frequent bijeen hoeven te komen.
Het kernteam is verantwoordelijk voor het opstellen van een nazorgplan en
bewaakt de uitvoering. In onderling overleg bepaalt het kernteam wie het
beste wat kan uitvoeren.
Het aanbod tijdens de 1e nazorgfase zal zoveel mogelijk rechtstreeks
georganiseerd worden door de instellingen die deel uitmaken van de PSHOR. Dit
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 14 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
wil niet zeggen dat het aanbod ook vanuit de reguliere hulpverleningsstructuur
van de betrokken organisaties verzorgd wordt. Het is goed denkbaar dat
hulpverleners geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van hun reguliere taken en
speciaal belast worden met de hulp en ondersteuning aan de slachtoffers van de
ramp of calamiteit, al dan niet via speciale tijdelijke teams.
Het aanbod kan bestaan uit:

advisering en consultatie aan intermediairen, op hun individuele verzoek of
wordt actief aan hen aangeboden (bij voorkeur in groepsverband).
Intermediairen zijn al diegenen die uit hoofde van hun functie te maken
hebben met de slachtoffers van de gebeurtenis. Zij voeren opvanggesprekken met slachtoffers die zichzelf gedurende de eerste dagen na de
gebeurtenis melden met een vraag om hulp (binnenlopers)

het geven van hulp aan slachtoffers bij wie bestaande problemen door de
gebeurtenis plotseling versterkt worden, of bij wie oude trauma's
gereactiveerd worden en die hiervoor momenteel geen behandeling
ontvangen

het leveren van deskundigen voor een centraal informatiepunt waar
getroffenen met al hun vragen terecht kunnen

het bieden van kortdurend groepsaanbod voor nabestaanden indien er
dodelijke slachtoffers zijn gevallen

het bieden van een groepsaanbod voor slachtoffers om het verwerkingsproces
te bevorderen (zogeheten stoomafblaas sessies). Er wordt bijzondere
aandacht besteed aan de nazorg van vrijwillige hulpverleners (Rode Kruis
medewerkers, EHBO’ers, taxibedrijven, aannemers enz.). Het kernteam moet
vaststellen of, hoe en door wie deze vrijwillige hulpverleners moeten worden
benaderd met een aanbod voor nazorg.
Voor de betrokken hulpverleners is de nazorg binnen hun eigen instellingen
geregeld. De rollen en taken van GGZ en maatschappelijk werk voor de
nazorgfase zijn in de regio Noord- en Oost Gelderland uitgewerkt.
3.7
PSHOR bij ‘Ingrijpende gebeurtenissen’
Bij een ingrijpende gebeurtenis, bijvoorbeeld een misdrijf (moord, ontvoering) of
grootschalig ongeluk of incident met meerdere doden, kunnen de gevolgen van de
gebeurtenis (dreigen te) leiden tot maatschappelijke onrust. Vooral de
afstemming tussen de eventueel betrokken hulpverleningsorganisaties moet
worden geregeld. In de tijd gezien is het mogelijk om de hulp en de taken te
plannen.
Het protocol ‘Ingrijpende gebeurtenissen’ treedt in werking buiten de normale
opschalingsprocedures om. Het protocol wordt geactiveerd wanneer een
ingrijpende gebeurtenis niet binnen de kaders van de GGD-protocollen voor
zedenzaken of het PSHOR-procesplan valt. Het protocol treedt bijvoorbeeld in
werking wanneer de hulpverlenende organisaties van de PSHOR zelf een
gezamenlijk optreden nodig achten omdat de hulpvraag de reguliere hulpverlening
overstijgt. Criteria zijn dat meerdere instellingen betrokken zijn en dat nazorg
noodzakelijk lijkt. De dienstdoende operationele HsGHOR van de Veiligheidsregio
Noord- en Oost-Gelderland kan een brugfunctie vervullen als meldpunt voor
ingrijpende gebeurtenissen en/of als onafhankelijke casemanager. In een bijlage
is het protocol Ingrijpende Gebeurtenissen opgenomen.
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 15 van 19
Procesplan PSHOR
3.8
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Nazorg hulpverleners
In beginsel geldt, dat elke hulpverlenende instantie verantwoordelijk is voor
opvang en nazorg van de eigen medewerkers. Elke instelling/organisatie, die
deelneemt aan de hulpverlening bij rampen, moet daarvoor een protocol
hanteren, op te stellen met de eigen Arbo-dienst. Indien door bijzondere
omstandigheden deze hulp niet toereikend of gewenst is, kan een beroep worden
gedaan op de PSHOR.
Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de nazorg van vrijwillige hulpverleners.
Te denken valt bijvoorbeeld aan burgers, Rode Kruismedewerkers, EHBO'ers,
taxibedrijven, aannemers, etc. Het Kernteam zal moeten vaststellen of, hoe en
door wie deze vrijwillige hulpverleners moeten worden benaderd met een aanbod
voor nazorg.
De directeuren van de instellingen die ingezet zijn, zorgen voor de opvang van de
leiders en leden kernteam. De Leider Opvangteam heeft tot taak om de
hulpverleners tijdens de ramp te begeleiden, te ondersteunen en te zorgen dat zij
tijdig worden afgelost. Bij de beëindiging van hun dienst, roept de Leider
Opvangteam de hulpverleners voor een korte evaluatie bijeen om.
Uit onderzoek blijkt dat eenmalige psychologische debriefing om PTSS en andere
psychiatrische problemen te voorkomen, gemeden moet worden. Wel kan opvang
door collega’s (peer support) bijdragen aan een steunende context. Het kan
praktische en emotionele ondersteuning bieden en kan het gebruik van de eigen
sociale steunbronnen bevorderen. Bij deze eerste opvang bevestigen
leidinggevenden dat de opvang door de hulpverleners goed is verricht. Sommige
hulpverleners en vrijwilligers menen tijdens de nazorg een verkeerde beslissing
gemaakt te hebben. Wanneer deze schuldvraag zo snel mogelijk besproken wordt
en eventueel weggenomen kan worden, wordt de angel uit het probleem van de
verwerking gehaald.
Binnen twee weken na beëindigen van de acute hulpverlening, worden de
hulpverleners en de leider van het Opvangteam door de Leider Kernteam
opgeroepen voor een evaluatie. Deze bijeenkomst kan worden bijgewoond door
deskundigen, die niet betrokken zijn geweest bij de rampenopvang.
3.9
Evaluatie
Binnen twee weken na inzet van de PSHOR in het kader van een ramp vindt
onder leiding van de GHOR een eerste evaluatie plaats van de opvangfase.
De resultaten worden schriftelijk vastgelegd en aangeboden aan de directeur
GHOR en directies van de betrokken instellingen.
Bij










de eerste evaluatie dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan
de alarmering door de HsGHOR
de interne alarmering en inzet van hulpverleners
de inhoud van de hulpverlening en de wijze waarop de hulp geboden is
de noodzakelijke vervolgwerkzaamheden
de verstrekte en nog te verstrekken informatie
de samenwerking met het actiecentrum GHOR en andere diensten binnen
en buiten de geneeskundige keten
de direct noodzakelijke aanpassingen van het draaiboek c.q. procesplan
de financiële kosten van de rampenorganisatie in de acute fase
het vervolg van de noodzakelijke zorg
de te verwachten kosten in de nazorgfase
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 16 van 19
Procesplan PSHOR
4.
Scholing
4.1
Opleiding en bijscholing
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
De deelnemers aan de PSHOR dienen inhoudelijk geschoold en geoefend te
zijn conform de multidisciplinaire richtlijn voor vroegtijdige psychosociale
interventies na rampen, terrorisme en andere schokkende gebeurtenissen.
Ook moeten zij geschoold zijn in de samenwerking en communicatie binnen
het PSHOR-procesplan en het deelprotocol “Ingrijpende gebeurtenissen’’
Belangrijk onderdeel is de toetsing van procesplan PSHOR. Scholing zal in
overleg tussen de diverse partijen en de GHOR worden georganiseerd.
Daarnaast worden deelnemers aan de PSHOR ingezet bij oefeningen waarbij
het aspect psychosociale hulpverlening een onderdeel van de oefening vormt.
Bij de scholing en training wordt er verschil gemaakt in training voor:

Kernteamleden/ organisatorisch en secretariële ondersteuning

Leiders opvangteams

Leden opvangteams
Als specifieke GHOR-functionarissen worden de leiders kernteam en de leiders
opvangteam aangemerkt.
Voor de scholing, bijscholing en het oefenen van de PSHOR zal een beroep
worden gedaan op het GHOR-budget. Hierbij dient opgemerkt te worden dat
de ‘personele kosten’ voor eigen rekening van de diverse instellingen komen.
De GHOR neemt in dit kader de ‘organisatiekosten’ voor haar rekening.
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 17 van 19
Procesplan PSHOR
5.
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Relatie met andere processen Rampenbestrijding
a. Geneeskundige Hulpverlening
De GHOR is verantwoordelijk voor de invulling van de Geneeskundige
Hulpverlening. Dit gebeurt volgens de geneeskundige hulpverleningsketen.
Deze keten omvat het geheel van handelen vanaf het moment van opsporen van
een slachtoffer op de plaats van de ramp tot en met het moment dat verdere
behandeling niet nodig of mogelijk is. De keten omvat medische-, paramedischeen psychosociale hulpverlening aan slachtoffers op het rampterrein in
ziekenhuizen of in opvangcentra. De inzet is afhankelijk van de aard en omvang
van de ramp.
b. Preventieve Volksgezondheid en Medische Milieukundige maatregelen
Op het terrein van de 'dagelijkse' preventieve volksgezondheid en medisch
milieukundige maatregelen ligt de centrale rol bij de GGD. In situaties, die de
dagelijkse routine overstijgen, komt de procesverantwoordelijkheid te liggen bij
de GHOR. Hierbij valt te denken aan het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, uitval
c.q. beschadiging van de infrastructuur, besmet drinkwater en natuurrampen.
c. Opvang en verzorging
In de acute fase van een ramp dient altijd een opvangcentrum door de
desbetreffende gemeente worden ingericht. Dit kan echter ook als preventieve
maatregel van toepassing zijn. Het opvangcentrum is de aangewezen plaats om
aan de eerste psychosociale hulpverlening te werken om zodoende de
ontwikkeling van acute stress (en in een later stadium ernstige relationele en/of
psychische problemen) te beperken en voorwaarden te creëren om mogelijk
noodzakelijk toekomstige hulpverlening in gang te zetten. In deze situatie zal men
moeten samenwerken met de gemeentelijke instanties (verantwoordelijk voor het
proces opvang/verzorgen.)
De gemeente draagt zorg voor logistieke verzorging (maaltijden, meubilair,
spel- en recreatievoorzieningen, etc.) voor zowel de hulpverleners als de
getroffenen in het opvangcentrum. Verder zorgt zij er, met hulp van de politie,
voor dat er geen ongewenste personen, zoals journalisten, in het opvangcentrum
komen. Daarnaast moet er voor de hulpverleners de mogelijkheid zijn om in
afgesloten ruimtes individuele gesprekken te voeren. De leider van het
psychosociaal opvangteam kan in de opvangcentra gebruikmaken van de door de
andere diensten geboden faciliteiten. Afstemming dient plaats te vinden met de
centrale leiding van het opvangcentrum.
In principe worden alle evacués naar de van tevoren in het evacuatieplan
bepaalde opvangcentra gebracht.
d. Informeren van de media
De gemeente is verantwoordelijk voor het proces Voorlichting/Informeren.
Vaak zal dit proces aangestuurd worden vanuit het gemeentehuis (Gemeentelijk
of Regionaal Operationeel Team). De binnen de rampenorganisatie werkende
voorlichters dienen hun voorlichtingsbeleid af te stemmen op het centrale
voorlichtingsbeleid en de verantwoordelijke functionaris van deskundig advies te
voorzien. Op het rampterrein verzorgt de politie de voorlichting aan de media.
In beide gevallen kan men via de GHOR een beroep doen op de PSHOR om
specifieke publieksinformatie aan te leveren m.b.t. de psychosociale
hulpverlening. In die gevallen dient men hier medewerking aan te verlenen.
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 18 van 19
Procesplan PSHOR
GHOR Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
De PSHOR kan tevens eigen initiatieven op dit terrein ontwikkelen, zoals
algemene publieksvoorlichting over de psychische reacties, en dit ter goedkeuring
voorleggen aan de directeur GHOR.
e. Nazorg
De gemeente is verantwoordelijk voor het proces Nazorg. Nazorg na een ramp
kent vele aspecten. Zo kan onderscheid gemaakt worden in somatische, psychosociale, materiele, financiële en juridische nazorg. De manier waarop deze
verschillende aspecten van nazorg worden ingevuld kan van invloed zijn en een
relatie hebben met de behoefte aan psycho-sociale nazorg. Derhalve is het van
belang deze verschillende aspecten van nazorg integraal onder te brengen binnen
een projectorganisatie veelal onder regie van de gemeente. Hiertoe is in de
rampenplannen voorzien in het inrichten van een Informatie en Adviescentrum
(IAC). Binnen deze structuur zal de psycho-sociale hulpverlening plaatsvinden.
De invulling van deze hulpverlening wordt omschreven in de structuurnota:
de rol van de GHOR/GGD/PSHOR in de nazorg.
Versie 1.0, geldig tot 1-1-2010
Pagina 19 van 19
Download