Groep 1

advertisement
Groep 1
24/11 en 8/12
P-LIJN: VERSLAG TUTORIAL SEPTISCHE SHOCK
DEEL 1
Samenvatting symptomen:
-
Pijn in linker fossa? Dit is ter hoogte van colon descendens en sigmoïd.
Rechter regio hypochondria
Regio hypogastrica
Linker regio hypochondria
Rechter flank
Regio umbilicalis
Linker flank
Rechter fossa
Regio hypogastrica
Linker fossa
-
-
verward
klam, zweterig, rilt  39° koorts
tachypnoe, tachycardie, lage bloeddruk, koude extremiteiten  hypovolemie
suikerziekte  doorbloeding aangetast  daardoor minder witte bloedcellen
aangevoerd  moeilijker beschermen tegen infecties (cfr. Schimmelinfecties,
ontstoken teen, zeer frequent bij diabetici)
divertikels in dikke darm
darmperforatie  peritonitis (plankharde buik)
toediening van vocht verandert bloeddruk niet omdat IV vocht wordt ingebracht in
gevasodilateerde venen  hierdoor neemt de relatieve hypovolemie nog toe.
vasodilatatie rond ontsteking door histamine
Behandeling?
Antibiotica, perforatie sluiten, reactie van het lichaam proberen te stoppen.
DEEL 2
Vraag 1: Defineer het begrip “septische shock”.
Septisch geïnduceerde hypotensie (<90 mmHg systolisch of >40mmHg minder dan normaal)
ondanks adequate vochttoediening met aanwezigheid van perfusiestoornissen die kunnen
inhouden: lactische acidose, oligurie of een acute verandering van de mentale status. Patiënten
die inotrope of vasopresserende middelen krijgen, kunnen een normale bloeddruk hebben op
het moment van de perfusiestoornis.
Vraag 2: Beschrijf de immuno-inflammatoire cascade in de pathologie van sepsis.
Vraag 3: Welke specifieke hemodynamische en microcirculatoire veranderingen vind je terug
bij septische shock? Welke zijn bij onze patiënt aanwezig?
Infectie zorgt voor een vasodilatatie in de cappilairen. Hierdoor ontstaat er een cappilair lek
met relatieve hypotensie. Omdat het bloed zich voornamelijk in de venen bevindt, is er
minder veneuze terugkeer, en ontstaat tachycardie. Vasoconstrictie in de huid geeft
stoornissen in de microcirculatie gepaard gaand met een gebloemd aspect van de huid doordat
er geen homogene bevloeiïng is.
Bij onze patiënt: tachypnoe, tachycardie, koude extremiteiten, lage bloeddruk, koorts, bleke
en koude huid met gebloemd aspect.
Vraag 4: Vergelijk hypovolemische, cardiogene en septische shock: oorzaken, symptomen en
hemodynamische veranderingen.
Oorzaak
Hemodynamische
veranderingen
symptomen
Hypovolemische shock
Endogeen of exogeen
verlies van vocht
Lage centraal veneuze druk
Lage cardiac output
Cardiogene shock
Ischemisch hartfalen
Septische shock
Infectie
Hoge CVP
Lage CO
Gestegen hartritme
Eerst bloeddruk gelijk, zal
daarna dalen
Gestegen hartritme
Bloeddruk gedaald
Toegenomen perifere
weerstand (OSy)
Bleke, klamme huid
Verlaagd bewustzijn
Ev. uitwendig bloedverlies
Toegenomen perifere
weerstand
Bleke, klamme huid
Verlaagd bewustzijn
Ritmestoornissen
Longoedeem
Lage CVP
Hoge CO (door
gestegen inotropisme)
Gestegen hartritme
Bloeddruk gedaald
(vasodilatatie door
metabolieten)
Daling perifere
weerstand
Bleke klamme huid
Verlaagd bewustzijn
SIRS
Coagulopathie*
*coagulatiepathie= afwijking in bloedstollingsfactoren, door daling in aantal stollingsfactoren
en toename in remmende factoren.
Vraag 5: Beschrijf en verklaar de symptomen van de patiënt.
- klamme huid, rillen door inadequate perfusie via TNFα (geeft apoptose) en
interleukines.
- Tachycardie
- Hypotensie door capillair lek
- Pijn door peritonitis
- Verwardheid door verminderde doorbloeding van de hersenen.
- Tachypnoe
Vraag 6: De patiënt kreeg 2 liter intraveneus vocht toegediend. Waarom steeg de bloeddruk
niet? Is vulling dan wel een goede keuze bij deze patiënt?
Door het capillair lek gaat het hypo- of isotoon vocht dat toegediend wordt ook uit de
capillairen lekken. Hypertoon vocht toedienen werkt alleen bij normaal semipermeabel
membraan. Door het capillair lek gaan de zouten hier van de bloedbaan naar het weefsel.
Cristalloïd gaat ook gemakkelijk lekken, beter: colloïd, want dat zijn dextranen met een hoog
moleculair gewicht, die dus minder gaan lekken in de weefsels.
Vraag 7: Waarom wordt deze patiënt best opgenomen op intensieve zorgen?
Voor monitoring van het circulatoir volume, de ademhaling en de bloeddruk.
Katheders voor monitoring van de centraal veneuze en de arteriële druk.
Vraag 8: Op welke receptoren werken adrenaline, noradrenaline, dopamine en dobutamine?
Wat is hun klinisch effect?
DOPAMINE:
-lage concentratie geeft vasodilatatie door inwerking op dopamine receptoren.
-hoge concentratie geeft vasoconstrictie omdat de dopamine receptoren dan gesatureerd zijn,
en dopamine dan release van noradrenaline geeft.
-positief inotroop effect door werking op β1adrenerge receptoren
-toename in systolische bloeddruk, diastolische bloeddruk blijft gelijk. bruikbaar bij shock.
NORADRENALINE:
Zie cursus farmacologie (Bijzondere Farmacologie, Geneesmiddelen van het noradrenerge
zenuwstelsel Nor2)
DOBUTAMINE:
Toename inotropisme van het hart.
HIER: adrenaline niet. Noradrenaline en dopamine doen cardiac output allebei toenemen. Uit
onderzoek is gebleken dat noradrenaline een iets beter effect geeft.
Vraag 9: Hoe werken de fosfodiësterase-inhibitoren? Wat is hun klinisch effect?
Inotrope en vasodilaterende effecten. Toegepast bij downregulatie van de receptoren, bij
patiënten die βblokker gebruiken, bij patiënten met hartfalen of cardiopulmonaire bypass.
(downregulatie van receptoren mogelijk door: minder receptoren, functie van de receptoren is
verminderd, competitie voor dezelfde binding)
HIER: geef fosfodiësterase inhibitoren toedienen, vasodilatatie niet gewenst!!!
Vraag 10: Stel een flow diagram op voor de verschillende stappen die je bij deze patiënt zou
ondernemen.
Zie artikel.
Download