Verpleegkundige zorg rondom het overlijden van mensen met een verstandelijke beperking ARTIKEL Een verkenning van ervaringen en meningen van verpleegkundigen A.J.E. de Veer, A.L. Francke, M. Speet en E.P. Poortvliet 1 Inleiding begeleiding van mensen met een verstandelijke Eind 2003 verschenen in dit tijdschrift twee handicap. Zij hebben echter in hun opleiding artikelen over palliatieve zorg voor mensen weinig of niets geleerd over kanker en andere met een verstandelijke beperking (Nuy, 2003; ziekten die kunnen leiden tot de dood, en over Schrijnemaekers et al., 2003). “Een vrijwel on- de zorg die daarbij nodig is (Ng et al., 2003; ontgonnen terrein”, concludeerden Schrijne- Schrijnemaekers et al., 2003). Van verpleeg- maekers et al. (2003) in hun literatuur- kundigen zou verwacht kunnen worden dat zij overzicht. meer kennis en vaardigheden hebben over In de gehandicaptenzorg (in het algemeen) (verpleegtechnische of lichamelijke) zorgaspec- bestaat ongeveer een kwart van het zorgperso- ten, die van belang zijn in de zorg rondom het neel uit verpleegkundigen. De rest heeft een levenseinde. Echter de meeste verpleegkundi- agogische opleiding (Van der Windt et al., gen hebben een mbo-opleiding (92%) en heb- 2003). De zorgverleners met een agogische ben de oude in-service Z-opleiding gevolgd. In achtergrond weten veel over de psychosociale de Z-opleiding werden leerling-verpleegkundi- Voor Beleid en Praktijk Verpleegkundigen kunnen door hun specifieke competenties een belangrijke rol vervullen in de ondersteuning rond het levenseinde van mensen met verstandelijke beperkingen. Een enquête onder 113 verpleegkundigen, werkzaam in de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen, laat zien dat de helft van hen in de afgelopen twee jaren te maken heeft gehad met verpleegkundige zorg rond het levenseinde. Naast directe zorg aan de cliënt betreft het ook zorg aan naasten en zorg na het overlijden. De kwaliteit van de zorg rond het levenseinde werd op grond van hun ervaringen door de respondenten overwegend als voldoende tot zeer goed beoordeeld. Een kwart van de respondenten was betrokken bij beslissingen rond het levenseinde. Er is bij verpleegkundigen een grote behoefte aan bijscholing, in het bijzonder met betrekking tot het bieden van ondersteuning aan de cliënt bij het omgaan met het naderend overlijden. Het artikel illustreert de ondersteunende rol die verpleegkundigen kunnen hebben rond het levenseinde van mensen met verstandelijke beperkingen. Ook worden thema’s voor bijscholing en voor nader onderzoek geïdentificeerd. W.B. 110 NTZ 2-2004 Verpleegkundige zorg rondom het overlijden van mensen met een verstandelijke beperking gen exclusief opgeleid voor het werken met dan gevolgd moet worden ligt juridisch vast en mensen met een verstandelijke beperking. gaat er vanuit dat uitsluitend de persoon in Binnen die opleiding leerden ook deze zorgver- kwestie een verzoek tot levensbeëindiging kan leners daarom veel over de psychosociale bege- indienen. De wet veronderstelt mondige en leiding van deze cliënten, en relatief weinig bekwame burgers, die de informatie van de over lichamelijke ziekten en verpleegtechnische arts kunnen begrijpen en daar voor zichzelf aspecten van zorg. In het nieuwe opleidings- weloverwogen conclusies aan kunnen verbin- stelsel, dat vanaf 1997 geldt, worden verpleeg- den. Een belangrijk deel van de mensen met kundigen breder opgeleid op mbo- of hbo- een verstandelijke beperking is echter wilson- niveau (ofwel kwalificatieniveau 4 of 5). Door bekwaam. Er is nauwelijks informatie over hun brede opleiding zouden deze verpleegkun- hoe verpleegkundigen of andere zorgverleners digen mogelijk goed toegerust zijn voor zorg handelen in geval van betrokkenheid bij derge- rond het levenseinde van mensen met een ver- lijke medische beslissingen rond het levensein- standelijke beperking. De eerste verpleegkun- de bij mensen die wilsonbekwaam zijn als digen van de nieuwe opleidingen zijn echter gevolg van een verstandelijke beperking pas vanaf 2000/2001 afgestudeerd en vormen (Schrijnemaekers et al., 2003). dus in de praktijk nog een kleine groep. Medische beslissingen rond het levenseinde vallen volledig onder de verantwoordelijkheid Verpleegkundige zorg rond het levenseinde van de arts. Maar omdat verpleegkundigen omvat een breed scala aan taken, waaronder vaak nauw betrokken zijn bij de dagelijkse verpleegtechnische handelingen (zoals het verzorging, kunnen zij wel een rol spelen in toedienen van medicijnen), psychosociale deze beslissingen (KNMG/NU’91, 1999). Van begeleiding en voorlichting. Het kan ook Thiel et al. (1997a) vonden dat in 41% van de betekenen dat de verpleegkundige betrokken sterfgevallen in de intramurale zorg voor men- is bij discussies over medische beslissingen sen met een verstandelijke beperking een der- rond het levenseinde, zoals het al dan niet gelijke beslissing genomen was, veelal over voortzetten of starten van een medische wel of niet behandelen. Dit percentage komt behandeling of het al dan niet geven van redelijk overeen met dat in de gehele kunstmatige vocht en/of voeding als de cliënt Nederlandse populatie, Onwuteaka-Philipsen zelf niet meer drinkt of eet. Ook moeten soms et al., 2003. Er zijn aanwijzingen dat ver- beslissingen genomen worden over het al dan pleegkundigen in veel gevallen betrokken niet verder ophogen van pijnmedicatie die worden bij beslissingen rond het levenseinde: mogelijk het leven bekort. Een verzoek van de negentig procent van de ondervraagde artsen cliënt tot levensbeëindiging door de arts of geeft aan bij het nemen van een dergelijke een verzoek om hulp bij zelfdoding, behoort beslissing bij iemand met een verstandelijke eveneens tot de mogelijke medische beslissin- beperking overleg te hebben gehad met de ver- gen rondom het levenseinde. De procedure die pleegkundige staf (Van Thiel et al., 1997b). NTZ 2-2004 111 A.J.E. de Veer, A.L. Francke, M. Speet en E.P. Poortvliet Omdat er weinig bekend is over de rol van 2 Methode verpleegkundigen in de zorg rondom het levenseinde, besloten het Landelijk 2.1 Onderzoeksgroep Expertisecentrum Verpleging en Verzorging De onderzoeksgroep bestaat uit de groep ver- (LEVV) en het NIVEL bij wijze van eerste ver- pleegkundigen werkzaam in de zorg voor kenning over dit onderwerp een vragenlijston- mensen met een verstandelijke beperking, die derzoek te houden onder het zogenaamde eind 2002 deel uitmaakt van het Panel Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden (zie Verpleegkundigen en Verzorgenden. Dit “Onderzoeksgroep”). In dit artikel beschrij- Panel is in 2000 opgericht en bestaat uit ven we de ervaringen met en meningen over ongeveer 400 verpleegkundigen en 300 ver- zorg rondom het levenseinde die leven bij ver- zorgenden die directe zorg aan cliënten geven pleegkundigen werkzaam in de zorg voor (zie Welling et al., 2002).Ten behoeve van dit mensen met een verstandelijke beperking. artikel is er één groep uitgelicht: verpleegkun- Daarnaast wordt aandacht besteed aan de digen werkzaam in de zorg voor mensen met scholingsbehoeften die verpleegkundigen op een verstandelijke beperking. Naar 125 ver- dit vlak hebben en aan hun rol bij medische pleegkundigen uit deze sector is een vragen- beslissingen rond het levenseinde. lijst gestuurd. Na twee herinneringen zijn er 113 vragenlijsten ingevuld geretourneerd Vraagstellingen: (respons 90%). De meeste respondenten zijn In dit artikel gaan we in op de volgende vra- vrouwen (91%) in de leeftijd van 26 tot 45 gen: jaar (78%). Daarmee zijn vrouwelijke 1. Hoe vaak krijgen verpleegkundigen in de respondenten iets oververtegenwoordigd in zorg voor mensen met een verstandelijke vergelijking met het steekproefkader van de beperking te maken met cliënten die over- uitkeringsinstantie UWV (n=17.397 verpleeg- lijden? kundigen, 85% vrouwen). Tevens zijn de 2. Welke zorg geven deze verpleegkundigen dan? respondenten wat ouder dan het steekproefkader (62% 25-45 jaar). Driekwart (74%) 3. Hoe beoordelen ze de kwaliteit van deze van de verpleegkundigen is werkzaam in een zorg en hoe belastend is deze zorg voor intramurale setting en de gemiddelde werker- verpleegkundigen? varing is 13,5 jaar (standaarddeviatie 7,0 4. Hoe vaak krijgen ze te maken met beslis- jaar). Het percentage verpleegkundigen met singen rond het levenseinde en willen ze een mbo-opleiding is 89%. Elf procent heeft dat de arts hen bij dergelijke beslissingen een hbo-opleiding, wat redelijk overeen komt betrekt? met de 8% in de totale populatie (Van der 5. Hebben deze verpleegkundigen bijscho- Windt et al., 2003). De gemiddelde aanstel- ling gevolgd en aan welke scholing is lingsomvang is bijna 25 uur per week (stand- behoefte? daarddeviatie 8,6 uur). 112 NTZ 2-2004 Verpleegkundige zorg rondom het overlijden van mensen met een verstandelijke beperking 2.2 Vragenlijst zorg genoemd, waarbij de respondent De vragenlijst bestond voornamelijk uit aangaf of hij/zij dat bij de meerderheid gesloten vragen. Voorafgaand aan de ontwik- van de cliënten in betreffende situatie keling van de vragenlijst is een literatuuron- deed (ja/nee). Er werd onder andere derzoek uitgevoerd op basis waarvan de vra- gevraagd naar lichamelijke en huishoude- gen geformuleerd zijn. De inhoudsvaliditeit is lijke zorg, verpleegtechnische zorg, com- beoordeeld door acht inhoudsdeskundigen plementaire zorg (zoals massage), emotio- die zich bezig houden met onderzoek rondom nele ondersteuning, praktische hulp, en het levenseinde (werkzaam op universiteiten) het bespreken van beslissingen rond het en acht inhoudsdeskundigen uit de praktijk levenseinde. (veelal werkzaam in Centra voor Palliatieve – Ervaren kwaliteit van zorg. De vraag luid- Zorg (COPZ-en). De vragen gingen over: de: Wat vindt u in het algemeen van de – Ervaringen met cliënten die overlijden. kwaliteit van de zorg van verpleegkundi- Eerst werd gevraagd of de verpleegkundige gen of verzorgenden binnen uw afdeling de afgelopen twee jaren zorg gaf rondom of team rondom het overlijden van een het overlijden van één of meerdere cliënten. cliënt? Er waren zes antwoordmogelijkhe- Indien de respondent bevestigend ant- den: zeer goed, goed, voldoende, matig, woordde werd gevraagd naar de omstan- slecht en komt niet voor binnen onze digheden bij overlijden: a. overlijden na een langer durend ziekbed als gevolg van Ervaren belasting. Degenen die de afgelo- een chronische lichamelijke aandoening of pen twee jaren zorg gaven aan iemand die door ouderdom, b. vrij plotseling overlij- overleed vroegen we hoe vaak zij de zorg den als gevolg van een acute lichamelijke lichamelijk erg belastend vonden en hoe aandoening (zoals hartinfarct of acute vaak geestelijk/emotioneel erg belastend infectie), c. vrij plotseling overlijden als (5 puntsschaal: niet, nauwelijks, soms, gevolg van een ongeval (zoals een verkeers- regelmatig,vaak). ongeval of ongeval in huis), d. overlijden – afdeling of team. – – Beslissingen rond het levenseinde. In de door zelfdoding. Voor elke situatie werd vragenlijst zijn vijf beslissingen onder- gevraagd hoe vaak het de voorafgaande scheiden: twee jaren was voorgekomen. a. beslissingen over het afzien of stoppen Zorgaanbod. Vervolgens werd geïnventa- van het toedienen van vocht of voeding riseerd welk soort zorg de verpleegkundi- als de cliënt niet zelf meer drinkt of eet; gen meestal boden bij elk van de vier situ- b. beslissingen over het afzien of stoppen aties. Per situatie is gevraagd is naar: a. van een potentieel levensverlengende zorg voor de cliënt, b. zorg voor de naas- medische handeling; ten, en c. zorg nadat de cliënt overleden is. c. beslissingen over het ophogen van Er werden verschillende aspecten van morfine of morfine-achtige middelen; NTZ 2-2004 113 A.J.E. de Veer, A.L. Francke, M. Speet en E.P. Poortvliet d. beslissingen over levensbeëindiging op mum 1, maximum 13). Deze cliënten met een verzoek van de cliënt, waarbij de arts verstandelijke beperking overleden veelal na de dodelijke middelen toedient (eutha- een langer durend terminaal ziekbed (39% nasie); van de verpleegkundigen is daarbij betrokken e. beslissingen over hulp bij zelfdoding geweest) of vrij plotseling als gevolg van een (levensbeëindiging op verzoek van de acute lichamelijk aandoening (30%). Drie cliënt, waarbij de cliënt zelf de dode- procent van de verpleegkundigen was betrok- lijke middelen toedient). ken bij de zorg voor een cliënt met een ver- Voor elk type beslissing is gevraagd of de standelijke beperking die als gevolg van een verpleegkundigen gedurende de afgelopen ongeval overleed. Niemand had te maken twee jaar betrokken was bij het beslis- gehad met zelfdoding. De verpleegkundigen singsproces, en met wie ze dan gesproken die de afgelopen twee jaar niet direct te hebben (cliënt, naasten, arts, anders maken hadden met een overlijden werkten namelijk). Daarnaast is per type beslissing meestal (90%) in settings waar cliënten zel- een stelling voorgelegd waarin gesteld den overlijden. De overigen gaven aan dat het wordt dat de verpleegkundige wil dat de toeval is dat zij er de afgelopen twee jaar niet arts haar of hem betrekt bij het beslis- mee te maken hebben gehad. singsproces (vijfpuntsschaal van zeer mee – oneens naar zeer mee eens). 3.2 Zorg rond levenseinde Bijscholing. Gevraagd is of de verpleeg- Tabel 1 laat zien welke zorg verpleegkundi- kundige in de afgelopen twee jaren bij- en gen van cliënten met een verstandelijke nascholing heeft gehad op het gebied van beperking geven bij een terminaal ziekbed en zorg rondom overlijden (ja/nee) en of men bij overlijden na een acute lichamelijke ziekte daarin bijgeschoold wil worden (ja/nee). (zorg na een fataal ongeval en bij zelfdoding Degenen die bijgeschoold wilden worden, wordt buiten beschouwing gelaten vanwege gaven vervolgens op een lijst van 14 het geringe aantal respondenten dat hiermee mogelijke onderwerpen aan waarover ze te maken kreeg). In de tabel hebben we ons bijscholing wensten. beperkt tot de zorgactiviteiten die door minimaal 30% van de verpleegkundigen genoemd 3 Resultaten worden als gebruikelijk in zo’n situatie. De zorgactiviteiten van de verpleegkundigen in 3.1 Ervaringen met zorg rond een overlijden de twee onderscheiden situaties komen gro- De helft van de verpleegkundigen (50%) uit tendeels overeen. Centraal staat de lichamelij- deze sector is in de voorafgaande twee jaren ke verzorging van de cliënt en de verpleeg- betrokken geweest bij de zorg rond het technische zorg zoals het toedienen van medi- levenseinde. Het gaat daarbij om gemiddeld cijnen. Verpleegkundigen geven ook comple- twee tot drie sterfgevallen in twee jaar (mini- mentaire zorg zoals massage. Met de naasten 114 NTZ 2-2004 Verpleegkundige zorg rondom het overlijden van mensen met een verstandelijke beperking Tabel 3 Meest genoemde zorgactiviteiten bij cliënten met een terminaal ziekbed en cliënten die vrij plotseling overlijden als gevolg van een acute lichamelijke aandoening (minimaal door 30% van de verpleegkundigen genoemd). Terminaal ziekbed (n=44 respondenten) Percentages: Zorg voor cliënt in periode direct voor het overlijden Lichamelijke verzorging (zoals hulp bij wassen, eten, kleden) Technische, instrumentele zorg (zoals katheter- of stomaverzorging, wondverzorging, toedienen medicatie) Cliënt ondersteunen bij omgaan met naderend overlijden, afscheid nemen van familie e.d. Complementaire zorg (zoals massage, warmtetoediening) Zorg aan naasten in periode direct voor het overlijden Gesproken over de lichamelijke problemen en benodigde zorg Naasten ondersteunen bij omgaan met naderend overlijden, afscheid nemen van cliënt e.d. Met naasten gesproken over beslissingen rond levenseinde Naasten ondersteunen bij het regelen van praktische zaken (zoals rondom herdenkingsdienst) Naasten ingelicht over wat de cliënt is overkomen Zorg in de periode na het overlijden Lichamelijke verzorging van overledene (eventueel samen met nabestaanden) Nabestaanden ondersteunen bij praktische zaken Nabestaanden ondersteunen bij rouwverwerking Nabestaanden ingelicht over het overlijden NTZ 2-2004 Vrij plotseling overlijden als gevolg van een acute lichamelijke aandoening (n=34 respondenten) Percentages: 91% 68% 82% 65% 46% 41% 32% 59% 38% 57% 48% 41% 35% n.v.t. 38% 59% 47% 55% 59% 48% 56% 41% 47% 115 A.J.E. de Veer, A.L. Francke, M. Speet en E.P. Poortvliet van de cliënt wordt gesproken over de pro- 3.3 Kwaliteit van zorg en ervaren blemen van de cliënt en de benodigde zorg. belasting Ook ondersteunen verpleegkundigen de naas- Over het algemeen vinden verpleegkundigen ten bij het regelen van praktische zaken. Bij de zorg rondom het levenseinde van mensen een terminaal ziekbed geeft iets minder dan met een verstandelijke beperking binnen het de helft aan dat ze de cliënt en/of de naasten eigen team tenminste van voldoende kwaliteit ondersteuning geven bij het omgaan met het (figuur 1). Vier procent van de verpleegkun- naderend overlijden. De helft van de ver- digen vindt dit soort zorg maar matig van pleegkundigen praat in zo’n situatie met de kwaliteit (berekend over de groep die een naasten over beslissingen rond het levensein- oordeel heeft gegeven 7%). de, veel minder verpleegkundigen spreken Verpleegkundigen vinden de zorg rondom daarover met de cliënt (niet in tabel). Ook het overlijden vooral geestelijk belastend nadat een cliënt is overleden hebben verpleeg- (figuur 2). Bijna de helft van de verpleegkun- kundigen een rol in de zorg. Meest genoemde digen vindt deze zorg regelmatig of vaak gees- activiteiten zijn het inlichten van de nabe- telijk erg belastend. Bijna een kwart van de staanden over het overlijden, de lichamelijke verpleegkundigen vindt de zorg regelmatig of verzorging van de overledene, ondersteuning vaak lichamelijk erg belastend. van de nabestaanden bij praktische zaken en rouwverwerking. Figuur 1 De mening van verpleegkundigen over de kwaliteit van de zorg rondom het levenseinde in de afgelopen twee jaar (percentages, n=113) 80 70 60 50 38 40 33 30 20 14 11 10 4 0 0 zeer goed goed voldoende matig slecht komt niet voor 116 NTZ 2-2004 Verpleegkundige zorg rondom het overlijden van mensen met een verstandelijke beperking Figuur 2 De mate waarin verpleegkundigen de zorg rond een sterfgeval lichamelijk of geestelijk erg belastend vinden (percentages, n=57) 80 70 60 lichamelijk erg belastend 50 geestelijk erg belastend 50 41 40 36 27 30 20 16 12 11 7 10 0 niet of nauwelijks soms 3.4 Medische beslissingen rond het levenseinde regelmatig vaak toedienen van vocht of voeding als een cliënt niet zelf meer drinkt of eet. Slechts een enke- Ruim een kwart van de verpleegkundigen in ling heeft te maken gehad met een verzoek de zorg voor mensen met een verstandelijke van een cliënt om levensbeëindiging door toe- beperking is de afgelopen twee jaren betrok- diening van dodelijke medicatie door de arts. ken geweest bij het nemen van een medische Die betrokkenheid bestaat er veelal uit dat de beslissing rondom het levenseinde (tabel 2). verpleegkundige met de behandelend arts en Het gaat meestal om beslissingen over het met de naasten van de cliënt overlegt over het Tabel 2 Feitelijke betrokkenheid in de afgelopen twee jaren bij medische beslissingen rond levenseinde (percentage verpleegkundigen dat ermee te maken heeft gehad)(n=113). Betrokkenheid bij: % Het afzien of stoppen van het toedienen van vocht of voeding als een cliënt niet zelf meer drinkt of eet Het afzien of stoppen van een potentieel levensverlengende behandeling Het ophogen van morfine of morfine-achtige middelen Levensbeëindiging op verzoek door arts Hulp bij zelfdoding 19% 14% 14% 2% 0% Totaal, ongeacht type beslissing 28% NTZ 2-2004 117 A.J.E. de Veer, A.L. Francke, M. Speet en E.P. Poortvliet verzoek tot levensbeëindiging. Niemand heeft scholing gehad over de zorg rond overlijden. te maken gehad met een verzoek tot hulp bij Meest genoemd worden ‘stervensbegeleiding’ zelfdoding (4 keer) en ‘het afleggen van een overledene’ Als er bij een cliënt een medische beslissing (3 keer). Veel verpleegkundigen hebben rond het levenseinde genomen moet worden, behoefte aan na- en bijscholing over zorg dan willen de verpleegkundigen meestal dat rondom het levenseinde: 81%. Zij willen de behandelend arts hen daarbij betrekt vooral leren hoe ze ondersteuning kunnen (figuur 3). Het hangt wel af van het type bieden bij het naderend overlijden en afscheid beslissing dat er genomen wordt. De wens om nemen (zie tabel 3). Eenderde van de ver- mee te praten over een verzoek tot levens- pleegkundigen heeft behoefte aan scholing beëindiging door de arts of over een verzoek over beslissingen rond het levenseinde. tot hulp bij zelfdoding is kleiner. 4 Beschouwing 3.5 Bij- en nascholing Veel verpleegkundigen die zorgen voor men- Negen procent van de verpleegkundigen van sen met een verstandelijke beperking krijgen mensen met een verstandelijke beperking vroeg of laat te maken met zorg rondom het heeft de afgelopen twee jaar een na- of bij- levenseinde. Dit blijkt uit het feit dat de helft Figuur 3 Antwoorden op vijf stellingen “Als ik aan een cliënt zorg geef, dan wil ik dat een arts mij betrekt bij beslissingen over resp. wel/niet kunstmatige vocht- en voedingtoediening, wel/niet behandelen, ophogen morfine(achtige) middelen, levensbeëindiging op verzoek door arts, hulp bij zelfdoding” (n=113) 100% 3 4 3 7 90% 4 5 7 9 14 19 80% 70% 60% 50% (zeer) mee oneens 93 neutraal 90 87 (zeer) mee eens 81 40% 74 30% 20% 10% 0% wel/niet kunstmatig toedienen vocht en voeding 118 wel/niet behandelen ophogen morfine of morfineachtige middelen levensbeëndiging op verzoek door arts hulp bij zelfdoding NTZ 2-2004 Verpleegkundige zorg rondom het overlijden van mensen met een verstandelijke beperking Tabel 3 Percentage verpleegkundigen dat behoefte heeft aan bij- of nascholing, uitgesplitst naar onderwerp (n=113) Steun bij omgaan met overlijden, afscheid nemen Beslissingen rond levenseinde Voeren van slecht nieuws gesprekken Overlijden in andere culturen Lichamelijke verzorging van een overledene Technische, instrumentele zorg (zoals stomazorg) Eigen omgaan met overlijden, rouw Complementaire zorg (zoals massage) Praten over lichamelijke conditie en nodige zorg Praten over zingeving Praktische zaken bij een overlijden 58% 35% 32% 27% 24% 21% 20% 19% 14% 13% 13% van de ondervraagde verpleegkundigen uit Dit onderzoek beperkte zich tot verpleegkun- deze sector in de voorafgaande twee jaren een digen in de zorg voor mensen met een ver- cliënt heeft verzorgd die overleed. Verpleeg- standelijke beperking. De ervaringen en kundigen bieden dan een breed scala aan meningen van zorgverleners met een agogi- zorg, niet alleen aan de cliënten zelf, maar sche achtergrond komen daardoor niet aan ook aan hun naasten. Meestal geven zij licha- bod. Deze beperking hangt samen met het feit melijke en verpleegtechnische zorg. Opval- dat dit onderzoek plaatsvond binnen de lend is dat de helft van de verpleegkundigen kaders een terminale cliënt doorgaans weinig onder- Verpleegkundigen en Verzorgenden en is uit- steunt bij het omgaan met het naderend over- gevoerd in opdracht van het Landelijk lijden. Dit onderzoek heeft een verkennend Expertisecentrum Verpleging en Verzorging. karakter en het is onbekend waarom niet Dat neemt niet weg dat de meeste zorgverle- meer verpleegkundigen dit doen. Dit kan bij- ners in deze sector een agogische opleiding voorbeeld te maken hebben met de cliënten hebben (van der Windt et al., 2003), en ook (zoals het niveau, de aard van de terminale te maken zullen hebben met de zorg rondom aandoening), de taakverdeling tussen betrok- het levenseinde van mensen met een verstan- ken zorgverleners, tijdgebrek, of met de vaar- delijke beperking. Meer kennis over de rol digheden van verpleegkundigen om deze van agogisch opgeleide zorgverleners in de ondersteuning te geven. De grote behoefte zorg rond het levenseinde, hun na- en bij- aan bij- en nascholing op dit terrein wijst scholingsbehoeften, en de samenwerking met erop dat verpleegkundigen zich op dit vlak verpleegkundigen is gewenst en kan bijdragen verder willen bekwamen. tot een beter beeld over hoe deze zorg geor- van het bestaande Panel ganiseerd kan worden. NTZ 2-2004 119 A.J.E. de Veer, A.L. Francke, M. Speet en E.P. Poortvliet Allereerst zou echter de vraag beantwoord altijd overeen met de plaats of oorzaak van de moeten worden wat terminale cliënten en klacht (Van Thiel et al., 1997b). Daardoor is naasten belangrijk vinden in het kader van de onderzoek naar de zorgbehoeften specifiek zorg rond het levenseinde. Inmiddels is er wel gericht op deze doelgroep nodig. het een en ander bekend over de behoeften in de algemene populatie van terminale cliënten Op grond van een dergelijk behoeftenonder- (zonder verstandelijke beperking) en hun zoek zouden kwaliteitscriteria ontwikkeld directe naasten. Francke et al. (2000) inter- kunnen worden voor de zorg rond het levens- viewden 19 terminale cliënten en 23 naasten. einde. Deze kwaliteitscriteria kunnen onder Naast goede pijn- en symptoombestrijding andere dienen als referentiekader voor het willen cliënten en naasten emotionele, spiritu- ontwikkelen van richtlijnen en bij- en nascho- ele en praktische ondersteuning. Daarnaast lingen en voor het opsporen van knelpunten blijkt beschikbaarheid, snelheid en flexibiliteit bij het organiseren en bieden van terminale van zorg essentieel voor palliatieve zorg. zorg. Daarnaast zouden dergelijke kwaliteits- Verder gaven de geïnterviewden aan dat het in criteria gebruikt kunnen worden als toetsins- het kader van continuïteit van zorg en een trument voor het meten van de kwaliteit van goede bejegening belangrijk is dat zij zo veel zorg in de laatste levensfase van mensen met mogelijk vaste, vertrouwde zorgverleners heb- een verstandelijke beperking. ben. Andere kenmerken van een goede bejegening zijn volgens de onderzochten: ruime aan- Een apart onderwerp vormen de medische dacht voor comfort, een persoonlijke benade- beslissingen rond het levenseinde. Dit onder- ring en respect voor autonomie en menswaar- zoek laat, evenals dat van Van Thiel et al. digheid. Dit zijn zorgbehoeften die in grote lij- (1997a), zien dat dergelijke beslissingen ook nen ook gelden voor cliënten met een verstan- bij mensen met verstandelijke beperkingen delijke beperking en hun naasten, al worden soms aan de orde zijn. Bij de besluitvorming deze behoeften soms anders geuit en moet er over wel/niet kunstmatige vocht- en voeding- ook wel eens op een andere manier ingespeeld toediening, wel/niet stoppen of afzien van worden op die behoeften. Mensen met een behandelingen die mogelijk het leven verlen- verstandelijke beperking hebben bijvoorbeeld gen, willen verpleegkundigen graag betrok- vaak problemen bij het formuleren van hun ken zijn. Ook over het eventueel ophogen van zorgbehoeften en specifieke zorgvragen. De morfine(achtige) middelen willen vrijwel alle mogelijkheden tot communicatie over bij- verpleegkundigen meepraten. Bij verzoeken voorbeeld pijn of andere klachten kunnen van cliënten om levensbeëindiging door de bemoeilijkt worden door de verstandelijke arts of verzoeken om hulp bij beperking. Soms is geheel geen communicatie willen minder verpleegkundigen bij de hierover mogelijk. Ook komt het gedrag van besluitvorming betrokken zijn. Mogelijk mensen met een verstandelijke beperking niet hangt dat samen met het feit dat veel mensen 120 zelfdoding, NTZ 2-2004 Verpleegkundige zorg rondom het overlijden van mensen met een verstandelijke beperking met een verstandelijke beperking wilsonbe- Auteurs kwaam zijn en dat er in de wet en in de pro- Anke J.E. de Veer, Anneke L. Francke en fessionele literatuur over medische beslissin- Marieke Speet zijn verbonden aan het NIVEL, gen rond het levenseinde vrijwel uitsluitend Nederlands instituut voor onderzoek in de wordt uitgegaan van wilsbekwame mensen. gezondheidszorg en Ernst-Paul Poortvliet is Vervolgonderzoek onder een bredere groep verbonden aan het Landelijk Expertisecentrum zorgverleners, kan mogelijk inzichten opleve- Verpleging & Verzorging (LEVV). ren die verpleegkundigen en ook agogische Correspondentieadres: Anke de Veer, NIVEL, zorgverleners kunnen gebruiken als zij Postbus 1568, 3500 BN Utrecht, tel. 030- 27 betrokken zijn bij dergelijke medische besliss- 29 764, e-mail: [email protected] ingen. Samenvatting Summary In dit verkennend onderzoek wordt inzicht This article offers an overview of the role gegeven in de verpleegkundige zorg rond- nurses play in terminal care for people om het levenseinde. Een schriftelijke voor- with intellectual disabilities. Data were gestructureerde vragenlijst werd ingevuld collected from a questionnaire filled in by door 113 verpleegkundigen werkzaam in 113 nurses. Half of the respondents had de zorg voor mensen met een verstandelij- been involved in offering terminal care in ke beperking. De helft van hen had in de the past two years. The terminal care voorafgaande twee jaren een cliënt ver- comprised of a broad range of tasks. zorgd die overleed. Zij geven dan een breed Almost all nurses judge the quality of their scala aan zorg en vrijwel allen vinden zij care to be sufficient, good or very good. die zorg van voldoende of (zeer) goede The nurses are also involved in discussions kwaliteit. Als verpleegkundigen worden zij about medical end-of-life decisions. Many ook betrokken bij medische beslissingen nurses would like to receive extra training rond het levenseinde. De behoefte aan bij- in terminal care. Further research on ter- en nascholing over de zorg rondom het minal care and end-of-life decisions is nee- overlijden is echter groot. Gepleit wordt ded. voor meer onderzoek op dit terrein. NTZ 2-2004 121 A.J.E. de Veer, A.L. Francke, M. Speet en E.P. Poortvliet Literatuur Francke, A.L., & Willems, D.L. (2000). Palliatieve zorg vandaag en morgen: feiten, opvattingen en scenario’s. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. KNMG/NU’91 (1999). Euthanasierichtlijnen arts-verpleegkundige. Richtlijn samenwerking en taakafbakening arts en verpleegkundige bij de procedure rond euthanasie. Utrecht: KNMG/NU’91. Ng , J., & Li, S. (2003). A survey exploring the educational needs of care practitioners in learning disability (LD) settings in relation to death, dying and people with learning disabilities. European Journal of Cancer Care, 12(1), 12-19. Nuy, M. (2003). Palliatieve zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Een verkenning van een nieuw aandachtsgebied. Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan verstandelijk gehandicapten, 29(4), 262-270. Onwuteaka-Philipsen, B.D., Heide, A. van der, Koper, D., Keij-Deerenberg, I., Rietjens, J.A.C., Rurup, M.L., Vrakking, A.M., Georges, J.J., Muller, M.T., Wal, G. van der, Maas, P. van der (2003). Euthanasia and other endof-life decisions in the Netherlands in 1990, 1995, and 2001. The Lancet, online gepubliceerd 17 juni 2003, http://image.thelancet.com/extras/03art3297web.pdf. Schrijnemaekers, V.J.J., Courtens, A.M., van Schrojenstein Lantman-de Valk, H.M.J., Widdershoven, G.A.M., & Curfs L.M.G. (2003). Palliatieve zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Een schets van het terrein. Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan verstandelijk gehandicapten, 29(4), 251-261. Thiel, G.J.M.W. van, Delden, J.J.M. van, Haan, K. de, & Huibers, A.K. (1997b). Retrospective study of doctors’ “end of life decisions” in caring for mentally handicapped people in institutions in the Netherlands. BMJ, 315, 88-91. Thiel, G. van , Huibers, A., & Haan, K. de (1997b). Met zorg besluiten. Beslissingen rond het levenseinde in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Assen: Van Gorcum. Welling, B.J.M., Hutten, J.N.F., & Francke, A.L. (2002). De opzet van een Panel Verpleegkundigen en Verzorgenden. Haalbaarheidsstudie. Utrecht: NIVEL. Windt , W. van der, Calsbeek, H., Talma, H., & Hingstman, L. (2003). Feiten over verpleegkundige en verzorgende beroepen in Nederland 2003. Maarssen/Utrecht: Elsevier gezondheidszorg/LEVV. 122 NTZ 2-2004