Op weg naar Pasen: gebeden en gedichten

advertisement
Op weg naar Pasen: gebeden en gedichten
Uit de Diocesane Mededelingen 2003-2012
Bellinda Staelens
Maart 2012
God, jij die Vader bent en ook Moeder,
kijk naar ons.
We danken je voor het leven,
voor al wat ons omringt,
voor het bloed dat in onze aders stroomt,
voor nieuw leven dat iedere dag geboren wordt.
Dank voor de nacht, rust,
en ook als we gaan rusten voor altijd.
Dank voor al wie ooit hier is voorbijgegaan
op deze, onze aarde.
Zij hebben ons hun wijsheid overgedragen,
wij zijn hun erfenis, zij staan naast ons.
Hun raadgevingen zijn ons ingeprent.
Leer ons dat elke slechte ervaring
toch nieuw leven kan brengen.
Bescherm ons tegen al wat ons leven
en dat van ons volk bedreigt.
Maak ons sterk om ziekte te weerstaan,
om na natuurrampen terug op te bouwen.
Geef dat je volk niet verloren gaat als krachten
van buiten en van binnen ons willen vernietigen.
Maak van Noord en Zuid één familie.
(Mayagebed uit de Vastenkalender 2012)
Gedurende tientallen jaren zijn hier geen priesters geweest
en heeft het volk dan zelf maar uitgedacht
hoe de Goede Week te vieren.
In elk huis wordt er deze dagen zoet brood gegeten.
Dagen lang worden ovens afgehuurd en
staan ze aan te schuiven om hun brood in de oven te steken.
Velen kwamen al vijgenbladeren zoeken op de parochie
om zoetigheid van fruit te maken.
Het is morgen Witte Donderdag, dag van het brood.
Waar er geen eucharistie gevierd werd,
bleef en blijft het hier een dag van brood.
Buren en familie wisselen brood uit
en voor de kinderen is het een feest.
(Eric Gruloos)
Als zoekende mensen levend in deze tijd
willen wij ons oefenen
in een andere manier van kijken,
luisteren en spreken,
een andere manier van gaan en leren.
Kijken doen we met de blik van de zwakken en de kleinen,
met wier ogen en stemmen in de samenleving
nauwelijks rekening wordt gehouden.
Luisteren willen we naar vreugde en pijn
in de verhalen van mensen,
naar de tekenen van onze tijd,
naar woorden die perspectief geven aan onze gemeenschap.
Spreken oefenen wij in naam van wie monddood gemaakt wordt.
Met mensen gaan we een weg waarbij we vooral oog hebben
voor hen die langzaam vooruit komen,
voor alles wat kwetsbaar en weerloos is.
Om dit te kunnen, zoeken we inspiratie.
De Bijbel is een eeuwenoude traditie met verhalen
over JHWH, de Ene, de Profeten en bij uitstek
Jezus Messias waarin velen van ons inspiratie vinden.
Eveneens vinden we steun in teksten
van andere religies of ideeën van denkers.
In deze verscheidenheid van inspiratiebronnen
vinden wij verbondenheid bij elkaar.
Daarom komen wij op geregelde tijdstippen samen
waar we vieren rond brood en wijn,
met verhalen uit de hertaalde en geactualiseerde Bijbel
en menselijke verhalen van hier en nu,
verhalen levend in onze maatschappij.
Tijdens die momenten van samen vieren is er ruimte
voor woorden, stilte, zang en symbolen,
die het hart van de aanwezigen verwarmen
en zo de gemeenschap op de been houden.
In dit zoeken vinden we bondgenoten
met wie we op tocht kunnen gaan en
door wie wij ons gedragen weten.
(Jebron Aalst)
Zoekend om met beide voeten in de wereld te staan,
gedreven door dat Bijbelse visioen van gerechtigheid voor allen,
verbonden met wie die gerechtigheid wordt ontzegd,
gedragen door Jezus’ herinnering, hoop uitzingend...
(Dominicus Gent)
Laten we de berg opgaan, even maar,
proeven van het vergezicht,
het weidse perspectief,
de wenkende toekomst.
Verlaten we even onze kantoren,
werkplaatsen en speelplaatsen,
onze statusupdates,
onze kleine zekerheden,
de voorspelbare rondjes die we draaien
in steeds dezelfde cirkels.
Laten we de berg opgaan,
en ons herinneren:
de stralende mens
en zijn hartstocht voor gerechtigheid.
Misschien zien we weer even,
als in een wolk, een glimp van het visioen,
de schepping zoals ze bedoeld was:
bevrijd, geheeld, verzoend,
met leven in overvloed
voor al wat leeft.
Het dal zal nooit meer hetzelfde zijn.
(Uit de Vastenkalender 2012)
Februari 2012
Gij komt bij ons binnen
met niets anders
dan uw eigen naam: ‘Ik ben er voor u’,
en met de vraag
om met die naam ons leven te tekenen.
Zoals Gij mens geworden zijt in Jezus,
zo wilt Gij het ook vandaag worden in ons.
(C. Desoete)
Om van U te kunnen spreken
behoef ik lange tijd
van zwijgen en van stilte,
van luisteren naar uw verhaal
en dat van mensen
midden in het leven.
Door onmacht overmand
word ik wellicht monddood.
Onzeker en mijn tong verlamd
door angst of tegenstand.
Stamelend de mond gesnoerd
bij zoveel vragen en geen antwoord.
Als Gij dan in mij doorbreekt,
zachte bries, ruisen van de bron,
een brandend braambos, Pinkstervuur,
zal ik schroomvol maar doorleefd,
met rustig gul vertrouwen
de woorden zaaien die Gij geeft,
met mijn aanwezig zijn getuigen
dat Gij Liefde zijt en leeft.
(B. Staelens)
Samen bouwen van binnenuit
is dankbaar terugblikken en
stilstaan bij wat ons verbindt,
is de waardevolle bouwstenen
de plaats geven die hen toekomt.
Ze vertellen ons over de traditie, het verleden.
Ze bieden stevigheid aan het heden en de toekomst.
Ze geven richting.
Samen bouwen van binnenuit
is durven geloven
in de veranderbaarheid van de dingen,
in persoonlijke groei,
innoverend en kwaliteitsvol.
Het is het gesprek zien als een weg
tot het vinden van oplossingen,
voor zichzelf opkomen zonder het belang van anderen
uit het oog te verliezen.
Het is openheid,
het verschil tussen mensen kunnen zien
als een bron van verrijking
en ervaren dat verscheidenheid ons toch kan verbinden.
Het is krachtig tegenkracht durven zijn,
stelling durven nemen tegen
wat de samenleving onmenselijk maakt,
door te blijven opkomen voor solidariteit,
door de meest kwetsbaren te blijven verdedigen.
(IVV Sint-Vincentius Gent)
Daarvoor zijn toegewijde mensen nodig,
trouw en consequent, mild en eerlijk,
bezield en gestuwd,
gedragen in een groep van zielsverwanten,
verantwoordelijk en betrokken,
bewogen voor wat rechtvaardig is...
Dan wordt een school
als gist en zout in het deeg,
als vuur dat harten brandend houdt,
een aandachtige aanwezigheid onderweg
waardoor mensen bevrijd opstaan
en een nieuwe toekomst voor hen mogelijk wordt.
(IVV Sint-Vincentius Gent)
De eigendom vraagt hij:
‘Wat is je herkomst?’
De meningen vraagt hij:
‘Wie strek je tot nut?’
Waar altijd wordt gezwegen,
daar zal hij spreken.
En waar onderdrukking heerst en
van noodlot wordt gerept,
zal hij namen noemen.
Waar hij gaat aanzitten,
gaat de ontevredenheid aanzitten.
Het eten wordt slecht
en eng blijkt de kamer.
Hij dwingt om te zien wat niet kan.
Maart 2011
‘Als de wereld het moeilijk heeft
om in Christus te geloven,
dan komt dit omdat er één bewijs tekort is: wij.’
(M. Verins)
Als de hele wereld ooit brood zal hebben,
dan zal dat te danken zijn aan mensen
die niet van brood alleen leven.
(H. Zahrnt)
Eenvoud roept soberheid op en ascese.
Je leeft onthecht en deelt van je overvloed.
Eenvoud is niet alleen doen, maar vooral zijn.
Je stelt je bescheiden op,
Ongekunsteld, natuurlijk en authentiek.
Dat komt van binnen uit.
Eenvoud leidt tot eenheid en diepgang.
Eenvoud is heilig en kostbaar.
Er zijn mensen die haar op overtuigende wijze voorleven.
Ook op school.
(Uit Leeftocht, februari 2011)
Heer, wij willen bidden voor de duidelijke mensen,
met een duidelijk en vastomlijnd levensontwerp:
mensen die heel scherp zien,
die weten waar het naartoe moet
en daar consequent naar handelen.
Ze zijn moedig en wilskrachtig,
ze zijn vaak heilig
want ze voeren uit
wat ze denken te moeten doen.
Maar we willen ook bidden, Heer,
voor de onduidelijke mensen,
de dwarrelaars door alles heen,
die alles wel proberen, maar niets volhouden.
Mensen tussen links en rechts, nu hier dan daar,
mensen die hun ‘zo-maar-zijn’
meestal niet kunnen rechtvaardigen.
Mensen in het kwetsbare midden
die het aan weerskanten zoeken
en nergens vinden.
Wees als stromend water
in je vrijgevigheid en hulpvaardigheid.
Wees als de zon
in je liefde en barmhartigheid.
Wees als de nacht
bij het bedekken van iemands onmacht.
Wees als de aarde
in je bescheidenheid.
Wees als de zee in je tolerantie.
Vertoon je zoals je bent
of wees zoals je je vertoont.
(F. Bilge)
Met een handvol kleine, zwakke, machteloze mensen
is het ooit begonnen.
Vanuit hun onmacht, hun angst en ontgoocheling
hebben zij de handen in elkaar geslagen
en zijn ze op weg gegaan.
Waarheen?
Ze wisten het zelf niet.
Ze zouden wel zien.
Ze deelden wat ze hadden:
brood en wijn,
huis en goed.
In het samen bidden haalden ze de kracht
om te blijven doorgaan
en hielden ze de droom wakker
die Jezus in hen gewekt had.
Vanuit deze verbondenheid
zetten ze de kleine dagelijkse stappen
die haalbaar waren.
En dat was heel wat!
Zo groeide indertijd nieuw leven
in een stervende wereld.
Waarom zou dat nu niet kunnen?
Ja, waarom niet?
Februari 2011
Vasten:
tijd om klare koffie te schenken
voor jezelf,
voor een ander.
Eerlijke koffie
van boon tot kop,
voor koffieboer en koffiedrinker,
rechtvaardig en solidair
in beide wereldhelften.
(Kathleen Boedt)
Een vastentijd
die mensen zo samenbrengt,
is meer dan een potje troost.
Het is een toost
op een nieuwe wereld
waar geloven verder gaat.
(Antoon Vandeputte)
Dat we ons met elkaar verbinden,
de handen in elkaar slaan
voor een nieuwe manier van leven,
dat we elkaar steeds opnieuw ontmoeten en respecteren
zo verschillend als we zijn.
Dat de norm van ons samenleven
niet bepaald wordt door het grote ‘nooit genoeg’,
dat de kwaliteit van het leven niet gemeten wordt
aan wat mode en reclame voorschrijven.
Dat we samen werk maken van een gemeenschap
waarin de rode draad,
de leidraad voor onze relaties,
voor ons omgaan met de dingen en met elkaar
Gods eigen naam mag zijn:
‘Ik zal er zijn voor u’.
(Uit de vastenbrochure 2011)
Ik zoek iets
wat echte dorst kan lessen.
Dorst die van binnen zit,
in het innerlijk.
Waar vind ik die bron?
Hoe kom ik erbij?
(Uit Leeftocht, februari 2011)
Mensen, generaties
zijn hun meest waardevolle waarden
bijster geworden:
de rechtschapenheid in het oordeel,
de volharding van de wil,
de rechtzinnigheid van het hart,
de smaak voor creativiteit,
de kommer voor onafhankelijkheid,
de beheersing van de situatie,
het geloof in de mens,
het vertrouwen in de inspanning.
Nieuwe dingen zijn opgekomen.
Futiele dingen die het volk verstrooiden
maar het ook dom maakten.
(Michel Kayoya)
Wie slechts geloof heeft,
loopt gevaar een kwezel te worden.
Wie slechts humor heeft,
dreigt cynisch te worden.
Wie geloof én humor heeft,
vindt het evenwicht
waarmee hij in het leven
rechtop kan blijven.
(Martin Buber)
Maart 2010
‘Parels liggen niet langs de kust,
wie er een wil, zal ernaar moeten duiken.’
(Boliviaans gezegde)
Op een dag ging de zoon van een rabbijn bidden
in een andere synagoge dan die van zijn vader.
Toen hij weer thuiskwam, vroeg zijn vader hem:
‘Wel, zoon, heb je iets nieuws geleerd?’
‘Ja, natuurlijk’, antwoordde de zoon.
Lichtjes gekrenkt in zijn rabbijnentrots, vroeg de vader,
bitser dan hij zelf wilde:
‘En wat leren ze daar dan wel?’
‘Heb je vijand lief’, antwoordde de zoon.
Dat liet de vader niet over zich gaan:
‘Wat is daar zo nieuw aan?
Dat verkondig ik toch ook?’
Waarop de zoon, wat ondersteboven, antwoordde:
‘Ze hebben me geleerd de vijand lief te hebben
die in mij woont,
en daar ben ik altijd zo tegen tekeer gegaan.’
In deze veertigdagentijd
willen we stilstaan bij
onze verbondenheid met God,
onze relatie met de mensen met wie wij leven
en met de mensen veraf,
onze omgang met de aarde die ons voortbracht.
Deze tijd is ons gegeven om
wat gebroken is te helen,
om wat verdeeld is samen te brengen,
om vastgelopen relaties te herstellen.
(Vastenbrochure 2010, 27/2)
Er zijn er zeven die iets doen.
Er zijn er twintig die discussiëren over wat die zeven doen.
Er zijn er tachtig die de schouders ophalen als die zeven iets doen.
Het gebeurt dat één van die honderd
de manier komt uitleggen aan één van de zeven
hoe hij het zou moeten doen.
Eén van de zeven is het dan plots inwendig beu,
maar uitwendig behoudt hij de glimlach.
En hij zwijgt,
want hij heeft niet de gewoonte van veel te praten.
Overigens, hij heeft iets te doen.
(Dom Helder Camara)
Vader,
Gij zijt het
die ons aan elkaar geweven hebt.
Uw Geest is het
die ons om elkaar bekommerd maakt.
Beziel ons telkens weer
opdat wij elkaar dragen in lief en leed.
Maak ons luisterend en ontvankelijk
opdat wij bij elkaar kunnen zijn zoals we zijn.
Maak ons dienstbaar voor elkaar,
en delend met mensen in nood,
dichtbij en ver over zee.
Wij vertrouwen ons aan U toe,
want Gij zijt toch onze Vader.
(Vastenbrochure 2010, 26/3)
Donderdagavond. Afscheid.
Brood gebroken en gedeeld.
De grootste die de dienaar is.
‘Jullie moeten maar dikwijls samenkomen,
het is niet goed dat mensen alleen staan
in de chaos van het leven.’
Donderdagnacht. Zweet en bloed.
Pure eenzaamheid.
Angst voor de uiteindelijke consequentie
van een keuze voor de mensen aan de kant.
Elf slapende vrienden,
en één man die beseft dat liefde en solidariteit
niet voortkomen uit macht en strategie,
niet uit vurige toespraken of grote woorden,
maar uit het koppig volhouden en durven op de helling zetten
van het eigen leven.
Vrijdagmorgen.
Geslagen, vernederd, naakt tentoon gezet.
Verraden. Mens-voor-mensen.
Altijd koos Hij voor de mens,
hielp hij de kleine mens om op te staan,
de uitgestotene om er weer bij te horen.
‘Onnozelaar ! Kruisig hem !’
Vrijdagmiddag.
Duisternis over het land.
Hij is gestorven.
Ze hebben hem gedood.
Stille zaterdag.
Leegte. Pijn om het gemis.
Twijfel. Ontmoediging.
Zoeken. Wachten.
Pasen.
Na 2000 jaar leeft Hij nog altijd voort.
Hij was Zoon van God,
zijn hele bestaan was Liefde.
De veertig sobere dagen
en het droeve verhaal van verraad,
ze lopen niet dood, maar
doen het ondenkbare verhopen:
dat een mens groter wordt
dan de dodelijkste pijn.
En dat Liefde alles kan veranderen.
Hij zegt tot ons:
‘Sta op. Wees niet bang.’
(Vrij naar K. Gelaude)
Daar sta je dan
midden in een vreemde stad
helemaal alleen
met niets anders dan je koffertjes,
je vreemde cultuur
en je herinnering.
Je had een stukje grond,
je had een plekje helemaal van jezelf,
je plantte, je oogstte,
en je was mens...
Maar je grond hebben ze je afgenomen,
Je brood genomen, je huis verbrand,
je hoop gedood, je gedegradeerd tot een wegwerpartikel.
Nu ben je met je gezineen zwerver langs eindeloze wegen,
zoekend naar bestaanszekerheid.
Daar sta je dan
in deze voor jou
nieuwe, wantrouwende
dikwijls vijandige wereld.
(Kruisweg van de immigrant, p. 7)
Onze vader, onze moeder verborgen,
dat wij Uw gelaat ontdekken
in de vreemdeling, de vluchteling,
de ander, mens van U.
Onze vader, onze moeder verborgen,
op aarde als in de hemel,
in die liefdevolle blik, dat barmhartige gebaar,
op aarde een stukje van de hemel zichtbaar.
(Kruisweg van de immigrant, p. 7 & 27)
De grazige weiden, de vredige wateren,
ik heb ze gezocht en
gevonden, zij waren nog mooier
dan mij was beloofd,
prachtig.
En in dit lieflijk landschap de zoon
van de maker, aan een boom genageld,
maar geen spoor van geweld
of verzet, alleen maar
vrede, rust.
Zijn lege ogen kijken het landschap in,
om zijn mond spelen eeuwige vragen:
waarom dan, wie ben je,
waar was je, e.d.
Zonder verwijt, hij moet hebben geweten
wat er zou gaan gebeuren. Ik heb geen antwoord.
(Rutger Kopland)
Januari 2010
Om wat waar is
en niet te geloven
wat het lichaam te buiten gaat
de adem te boven
is er leven buiten het leven
zijn er talen buiten de taal.
(Ellen Warmond)
Vragenderwijs
ik vroeg het aan de vogels
de vogels waren niet thuis
ik vroeg het aan de bomen
hooghartige bomen
ik vroeg het aan het water
waarom zeggen ze niets het water gaf geen antwoord
als zelfs het water geen antwoord geeft
hoewel het zoveel tongen heeft
wat is er dan
wat is er dan
er is alleen een visserman
die draagt het water
onder zijn voeten
die draagt een boom
op zijn rug
die draagt op zijn hoofd een vogel
(Guillaume van der Graft)
Februari 2009
Waar bent U God,
wanneer de dood
als een vuist
op het leven neerkomt?
Waar horen wij thuis
wanneer verdriet
de aarde onherbergzaam maakt?
Wees niet de verre onbekende.
Laat ons niet achterblijven
in het leven
als in een leegstaand huis.
Kom naderbij, God,
dat wij mededogen
in uw zwijgen voelen.
Wees in het hart
van de man die schreit.
Wees in de blik van het kind
dat niet begrijpt.
Wees in het zwijgen van de moeder
die alles deed wat ze kon.
Laat over ons
geen eindeloze schaduw vallen.
Maar kom naderbij.
Bewaar het licht in onze ogen.
Gij, onze hoop die ons hebt toegezegd:
‘Ik zal er altijd zijn’.
Luc Van Looy, bisschop
Vasten,
een jaarlijks cadeau,
veertig dagen wellness.
Herstel van harmonie
met zichzelf, met anderen,
met de natuur, met God.
Een stiltegebied afbakenen,
een lege cirkel vol ruimte
en tijd, tijd, tijd.
Ballast overboord gooien.
Gaan van ‘te veel’ naar ‘genoeg’,
en merken dat daar het feest begint.
Mensen ontmoeten,
uit Noord en Zuid.
En vieren, in de Paasnacht
dat dit altijd opnieuw gebeurt:
opstanding tot leven.
En daar de belofte herhalen:
tweeduizend jaar oud.
(Uit ‘Niet te schatten’)
De vasten is een uitgelezen tijd om halt te houden
en het dwingende ritme van leven of geleefd worden, te breken,
om vraagtekens te plaatsen bij wat normale gang van zaken heet.
De vasten is een uitgelezen tijd om wat meer zicht te krijgen
op de weg die wij te gaan hebben,
en stap voor stap met velen samen die weg ook gaan.
De vasten is uitgelezen tijd om echt te leven,
misschien ook wel te her-leven richting Pasen.
En ook daarna.
(Uit de jongerenviering van BD)
Ik heb geen enkele bijzondere openbaring van de wil van God,
maar ik ben er innerlijk van overtuigd
dat Hij zich dagelijks openbaart aan elk van ons.
Doch wij sluiten onze oren
om de ‘kleine stille stem’ niet te horen.
Wij sluiten onze ogen
om de zuil van vuur niet te zien.
Alle mensen zijn zusters en broeders.
Geen enkele mens hoeft ons vreemd te zijn.
Het welzijn van allen zou ons doel moeten zijn.
Hetzelfde penseel heeft ons allen geschilderd.
Wij zijn kinderen van dezelfde Schepper.
Zo dragen wij ook onuitputtelijke goddelijke krachten in ons.
Alles wat ik in mijn leven mag tot stand brengen,
Gaat terug op het feit dat ik doorheen mijn beperktheden
Een kracht heb ontdekt die anders is dan de mijne.
Mijn vastenpraktijken en gebeden
hebben volgens mij geen enkele waarde.
Maar zij worden bijzonder kostbaar
als ze het verlangen uitdrukken van de ziel
om rust te vinden bij de Schepper.
(M. Gandhi, citaat uit ‘Adem halen de wereld rond’ BD)
Stil worden,
rustig nadenken over de zin van het geloven,
creatief verkennen van de plaats van dit geloof in het eigen werk,
verdiepen van een spiritualiteit voor het eigen beroep,
in gesprek treden met onderwijscollega's,
poëtische bewerking van Psalm II door Karel Staes:
Gezalfd, gezegend zij de mens
geschapen naar Gods liefste wens
om dochter zoon en thuis te zijn
want pas in God is dat gegeven,
komen mensen echt tot leven
gewekt en opgewekt tot ‘eeuwig heden’
waar de machten van bezit,
‘van meer en minder’
eindelijk verleden zijn en alle leed geleden.
Oog in oog met mensen staan
ze dag na dag bescheiden voor te gaan
betekent heel gewoon
hun kleinste medemens te zijn
zonder veel vertoon
-gedragen en gedrevenGod in ons geweven.
Februari 2008
Wanneer je vast,
speur naar de wortels
die je ziel verharden
en hak ze uit
tot je minzaam elkeen
tegemoet kan komen.
Wanneer je vast,
schep dan een nieuwe orde in je wereld
zodat je lotsverbonden raakt
met ieder mens
die brood of recht ontbeert.
Deel in die mate
dat zijn honger wordt gestild.
Wek hoop die
dagelijks en voor ontelbaren
een weg aanlegt naar Pasen.
Kris Gelaude
Tu peux détruire ma maison,
voler mon argent, mes vêtements
et mes chaussures,
me laisser nu en plein hiver,
mais tu ne peux pas tuer mon rêve,
tu ne peux pas tuer l’ espoir.
Tu peux fermer ma bouche,
me jeter en prison,
tenir mes amis loin de moi
et salir ma réputation,
me laisser nu en plein désert,
mais tu ne peux pas tuer mon rêve,
tu ne peux pas tuer l’ espoir.
Tu peux me crever les yeux
et les tympans,
me couper les bras et les jambes,
me laisser nu en plein rue,
mais tu ne peux pas tuer mon rêve,
tu ne peux pas tuer l’ espoir.
Tu peux me couvrir des plaies,
tourner le fer dans les plaies,
t’ amuser à me torturer,
me faire pisser du sang.
Tu peux m’ enfermer,
sans papier ni plume,
m’ interner comme un fou,
me rendre fou,
m’ humilier, m’ écraser,
m’ assoiffer, m’ affamer,
me faire signer la reddition de mes combats.
Tu peux tuer mes enfants,
tuer ma femme,
tuer tous les miens
et me tuer,
mais tu ne peux pas tuer mon rêve,
tu ne peux pas tuer l’ espoir.
(Jacques Roche,
Haïtiaans journalist, schilder en schrijver, vermoord in juli 2005)
niet de bank
noch het raam
noch de poort
of de deur zonder verf
maken de school
maar de hand aan het hek
het kind op de bank
een zwerfschrift
ergens verloren
licht moet er zijn
en in dat licht
taal een ogenblik
blauw een gedicht
(Jeannine De Beleyr)
Voorjaar in Haïti,
de ‘van karèm’ steekt op.
Honderden, duizenden vliegers stijgen op.
Vanuit de krottenwijken van de stad,
van op de heuvels van het platteland
schrijven kinderen tegen de blauwe lucht
de signalen van hoop,
het niet kapot te krijgen geloof
in de opstanding uit lijden en slavernij.
Ze vieren het touw
van de wenkende vrijheid,
van de zelf gekozen toekomst,
van het leven dat overwint.
(Uit de ‘Vastenkalender 2008’)
Ik vier het touw meer en meer,
vol vertrouwen
zend ik je
het wijde luchtruim in,
de wind zit mee
fris en warm
als draagt hij je op adelaarsvleugels,
zo goddelijk krachtig.
(Kathleen Boedt, vsko)
Go to the people.
Live among them.
Learn from them.
Plan with them.
Work with them.
Start from what they know.
Build on what they have.
Teach by showing.
Learn by doing.
Not a showcase but a pattern.
Not odds and ends but a system.
Not piecemeal but an integrated approach.
Not to conform but to transform.
Not relief but release.
(Uit de ‘Vastenkalender 2008’)
Vertel maar eens aan ‘buiten’mensen
dat Jezus koos voor de armste plek om geboren te worden…
die plekken kennen zij en daar wonen zij
en elke dag wordt wel ergens in een hut een kind ter wereld gebracht.
De tijd staat zelfs niet stil
want tenslotte gaat het leven verder zijn gang,
de ‘lijdende gang, de Goede Vrijdag-gang.
Vertel maar eens aan het armste volk van Zuid-Amerika,
uitgezogen door Europa, overweldigd door de Verenigde Staten,
verwoest door oorlogen en dictaturen,
zichzelf voortdurend ontwortelend,
dat Jezus het in zijn lijden opneemt voor hun lijden,
het in zijn verdrukking opneemt voor hun onderdrukking,
weent om hun kinderen, troost geeft aan hun vrouwen,
vergiffenis schenkt…
dan staat de tijd stil,
sluiten de burelen en handelszaken,
dan is het heilige dag…
om te bidden, te barsten en te schreeuwen…
‘niet doen
alsof de straten niet elke dag
een dodenhuis zijn
niet doen
alsof de haan hier nooit
heeft gekraaid
het is drie uur pm
en goede vrijdag
wie is de lijdende
waar de verrader
de stad kleedt zich wit
bidt, barst en schreeuwt
om niet te verstikken.’
(ti soley leve)
Februari 2003
Gaandeweg wordt de weg gebaand
Als pelgrims op tocht gaan
om even stil te staan bij het leven
en terug te komen
tot wie we eigenlijk zijn,
herboren worden uit de natuur
en in onze diepste verlangens
Gods droom herkennen
over onszelf en over de wereld
om met vertrouwen
en nieuwe grond onder de voeten
verder te gaan.
Een veertigdagentocht
Probeer het eens:
anders om te gaan met je tijd.
Tijd verliezen
om tijd te winnen,
om beter te weten
waarheen het moet,
hoe het moet
en dat het moet.
Vastentijd
even de woestijn van het leven intrekken,
stilte en rust zoeken,
weg uit de gejaagdheid en oppervlakkigheid
van ons dagelijks bestaan,
leeg worden van wat ons gevangen houdt
om te groeien in verbondenheid.
Wens voor de veertigdagentijd!
Het visioen van waaruit we leven,
dat is de ziel zelf.
Dat is de diepere inspiratie,
de Geest-kracht die ons stuwt.
Dat heilsperspectief
van een wereld die voor iedereen menswaardig is,
dat hou je alleen levend als je erover zingt,
als je ook je kinderen erover leert zingen.
Het is van levensbelang plekken te creëren
waar je kan ervaren
dat die andere wereld mogelijk is.
Je moet het aan elkaar blijven zeggen ,
niet in het wilde weg,
maar zo dat het mensen motiveert
om kleine stappen te zetten.
Een Joodse midrash zegt:
‘Wie één mens redt, redt de wereld.’
Dat is een goede houding, denk ik.
Dat is het:
je zet door,
je trekt een spoor van tegenkracht,
je baant een weg.
Ooit begon een man uit Nazareth
zo aan een droom van deze wereld,
van Godswege.
Huub Oosterhuis
Maart 03
‘Als iedereen in deze wereld brood zal hebben,
zal dat te danken zijn aan mensen
die niet van brood alleen leven.’
(Naar H. Zahrnt)
Vastentijd: mensen worden die niet van brood alleen leven
Veertig dagen en veertig nachten
verbleef Hij in de woestijn.
Wij zouden ’t nimmer overleven
van honger en van schrik,
van heimwee en gemis.
Wij zijn gewend aan veel comfort
dat ons verzadigt en verdooft.
Wij leven in een andere woestijn
van mensen die elkaar niet meer vertrouwen,
een uitgestrekte wildernis van
leugens en verdachtmaking,
grote en kleine oorlogen
en zoveel eenzaamheid.
Kon elke christen weer oase zijn
een kleine bron van hoop
in een woestijn van mensen.
Dan werd het eindelijk Pasen voor iedereen
in eenvoud, delen en vertrouwen.
Als je ogen hebt,
laat je blinde zekerheden achter in het graf
en loop achter je twijfels aan
in de richting van Galilea
om Hem te zien.
Vind Hem in de tuin van het leven,
in de wind van het weten,
in bloesems van blijdschap,
in de hof van beproeving,
ver van de trotse tempel van je ik,
zachtmoedig bij het meer van de stilte.
Dan word je weer jezelf
als het beeld van Hem,
dan is er voedsel en vrede voor allen.
Je vindt Hem waar de boer
ondankbare grond bewerkt,
waar de wegwerker stenen verbrijzelt.
Bij zon en regen blijft Hij hen nabij,
zit zelf onder het stof.
Leg dan je gewijde gewaden af
en volg Hem over de stoffige grond.
Ontmoet Hem in de minsten van je broeders
en verraad Hem niet met een kus.
Herken Hem onder de doornenkroon
van sociale onrechtvaardigheid,
uitbuiting en onverdraagzaamheid,
persoonlijke en collectieve onmacht.
Volg Hem langs kruiswegen
van armoede, honger, geweld en ziekte.
Kijk naar Hem op schandpalen
van discriminatie en bespotting,
ook Hij werd verstoten en verbannen,
maar Hij verdween niet spoorloos.
Zijn voetsporen zijn goddelijke stapstenen
in het drijfzand van deze wereld.
Zijn Geest is morgendauw en avondvuur.
Sta dan op en wandel,
menslievend als Hij.
Dan kan je opstaan
uit verlamming en verdoving,
onmacht die je zolang gevangen hield..
Nieuwe kracht zal je sterken
en zachter maken.
Ergens op de oever
van het meer van jouw leven
zal je dan je diepste zelf herkennen
als je je leven breekt
en deelt als brood.
Uit korven kruimelgeloof
zal je de kracht putten
om de lijkwade van je oude
denken en doen te scheuren.
Je zal de zure zwachtels
van eigenwaan afleggen,
de steen van wat je te lang heeft bezwaard
kunnen wegrollen.
Met lege maar open handen
zal je dan voor Hem staan,
voor de tuinman
in de tuin van het leven
en zien waar het werkelijk op aan komt.
‘Lastige mensen,’ zeggen sommigen,
‘waarom moeten ze altijd zo opstandig zijn? ’
Maar zelf zeggen wie in Hem geloven:
‘Wij kunnen niet anders, want ook Hij is opgestaan,
tegen elke vorm van dood en verdrukking in,
tegen elke vorm van lijden en liefdeloosheid.
Zijn Geest wekt ons altijd weer op,
blaast vuur in onze uitgedoofde harten,
doet ons de vragen stellen naar een nieuwe tijd,
een andere wereld, een Pasen voor iedereen.’
Nog even het gedicht ‘Licht uit licht’ van Ida Gerhardt
De liefde bidt voor wie
niet weten wat zij doen,
gekruisigd blijft zij stil
voor wie de hamer heft.
En na de sabbat keert
zij tot de treurenden,
verrezen uit het graf
wandelt zij in de hof.
Onherkend zit zij aan,
met hen, met u, met mij
te Emmaüs, tot het brood
door Hem gebroken wordt.
Als een credo, onderweg naar Pasen.
Februari 04
Vasten, levensdraden aanhalen
Vasten:
je isolement doorbreken
levensdraden aanhalen
weer aarden in de levenskring
breuken van onrecht overbruggen
grenzen verbreken
zielsgenoten worden
en je verankeren
in het stille, onuitsprekelijke mysterie.
Het verbond vernieuwen
met wat je niet loslaten mag.
(Kathleen Boedt)
Mogelijkheden tot bezinning en gebed
Brooddeeg kneden
begint met een plakkerig gedoe
in een smakeloze brij,
een onsamenhangend mengsel van ingrediënten.
Toch maar geduldig kneden,
geloven dat het lukt.
Plots voel je weerstand,
veerkracht in de massa.
Er lopen krachtlijnen in.
Het is deeg geworden,
de gist kan zijn werk beginnen.
Zoiets is gebed:
je leven kneden,
dat onsamenhangend mengsel
van duizend kleine dingen en één groot
onbestemd verlangen naar geluk.
Bidden is geduldig kneden,
is vechten met de stilte
en vechten met jezelf.
En dan plotseling voelen
dat God de krachtlijnen
in je leven legt,
de samenhang en de veerkracht.
Bidden is kneden,
je leven kneden,
en dan de Geest zijn werk laten doen.
(Manu Verhulst)
Grote
hoogst bescheiden Liefde
God,
Gij die, gehuld in zwijgzaamheid,
de eeuwen door
op onze drempel zit
en wacht
op onze wederliefde.
Gij die de hoop niet opgeeft
en in stilte waakt
aan het ziekbed van ons onvermogen.
Gij die heet ‘Ik zal er zijn’
en van geen wijken weet
aan onze zijde.
Kom binnen
en leg die naam
‘Ik zal er zijn’
op ons.
Doe hem leven
als het kleinste van de zaden
in de diepte van ons hart.
Zodat wij in staat zijn
om te zeggen tot een ander:
‘ik zal er zijn voor jou’.
Leer ons zwijgend
op jouw manier
de wacht optrekken
bij een ander.
Leer ons af
te eisen en te heersen
zodat een mens kan opengaan
en zich gewonnen geven.
Dat wij met twee of meer
die elkaar gevonden hebben
ons niet afzijdig houden
maar toegang scheppen
en dat
uit ons wederzijds geborgen zijn
nieuw leven wordt geboren
voor zovelen.
(Uit ‘Kompasliturgie’)
Maart 04
‘Visie zonder actie blijft een dagdroom.
Actie zonder visie wordt een nachtmerrie.’
(Japans gezegde)
Veertig dagen herbronning voor visie en actie
Gij die recht doet aan de verdrukten,
de geboeiden bevrijdt
en de blinden weer zien doet,
Gij die waakt over de vreemdeling
en de gekromden weer opricht.
Moge uw woord kracht krijgen in ons,
zodat wij gaan staan
aan de kant van hen
die u het liefste zijn:
de armen, de verdrukten,
de ontheemden, de vluchtelingen.
(Naar Psalm 146)
Met mijn leerlingen uit de zesdejaars las ik vroeger fragmenten uit het mooie, tijdloze boekje ‘Le
petit prince’ van Antoine de Saint-Exupéry en het was wonderlijk hoe we ook bij deze schrijver
dat diepe verlangen van elke mens – Samaritaans of niet – herkenden, dat dorsten naar een
‘lavende bron’, eenzelfde ervaring van kracht ook die groeit in de ontmoeting van de woestijn:
‘En terwijl ik zo liep ontdekte ik de put, bij het aanbreken van de dag. De mensen, zei de kleine
prins, kruipen in sneltreinen, maar ze weten niet meer wat ze zoeken. Ze maken zich druk en
draaien in een kring rond. En hij voegde er aan toe: Het is de moeite niet waard. De put die we
bereikt hadde, leek niets op een woestijnput. De putten in de Sahara zijn gewoon in het zand
gegraven gaten. Maar deze leek op een dorpsput. Alleen was er nergens een dorp in de buurt
en ik dacht dat ik droomde. Het is vreemd, zei ik tegen het prinsje, alles is in orde: de katrol, de
emmer, het touw…Hij lachte, bevoelde het touw en liet de katrol draaien. En die piepte als een
oude windwijzer wanneer er lang geen wind geweest is. Hoor je het, zei de kleine prins, wij
wekken
de put en hij zingt… Ik wilde niet dat hij zich inspande. Laat mij het maar doen, zei ik, het is te
zwaar voor jou. Langzaam hees ik de emmer tot aan de putrand en zette hem daar stevig neer.
In mijn oren klonk nog het geluid van de katrol en in het trillende water zag ik de zon trillen. Ik
heb trek in dat water, zei de kleine prins, geef me te drinken… Toen begreep ik wat hij gezocht
had. Ik bracht de emmer aan zijn lippen. Hij dronk met gesloten ogen. Het was als een feest. Dit
water was heel wat meer dan voedsel. Het sproot voort uit onze tocht onder de sterren, uit het
geluid van de katrol en de inspanning van mijn armen. Dit water deed het hart goed, als een
geschenk. Bij jou kweken de mensen vijfduizend rozen in één tuin, zei het prinsje en ze vinden
daarin niet wat ze zoeken. Nee, dat vinden ze niet, antwoordde ik. En toch zouden ze kunnen
vinden wat ze zoeken in één enkele roos of in een beetje water. Ja, dat is zo, antwoordde ik. En
het prinsje voegde er aan toe: Maar ogen zijn blind. Met het hart moet men zoeken. Ik had
gedronken. Ik ademde vrij. Het zand is in de vroege morgen honingkleurig. Ook die honingkleur
stemde me gelukkig. Waarom moest ik dan toch verdriet voelen… (…)
Hij nam mijn hand maar zei toch nog: Je hebt ongelijk. Je krijgt verdriet. Het zal lijken alsof ik
dood ben en dat is niet zo… Ik zweeg. Begrijp je het niet. Het is te ver. Ik kan dit lichaam niet
meenemen. Het is veel te zwaar. Ik zweeg. Het zal niets anders zijn dan een oud omhulsel dat
weggegooid wordt. Daar is niets verdrietigs aan. Ik zweeg. Hij verloor een beetje de moed maar
spande zich nog eens in. Het zal heel aardig zijn, weet je. Ik zal ook naar de sterren kijken en
voor mij zal elke ster een put zijn met een roestige katrol…Ik zweeg. Wat zal dat grappig zijn! Jij
krijgt vijfhonderd miljoen rinkelbelletjes en ik vijfhonderd miljoen putten… En toen zweeg hij ook
omdat hij moest huilen… We zijn er. Laat me nu even een stap alleen doen. En hij ging zitten
omdat hij angstig was. Toen zei hij weer: Weet je… die bloem van mij… daar ben ik
verantwoordelijk voor. Ze is zo zwak. En zo goedgelovig. Ze heeft vier doornen van niets als
bescherming tegen de hele wereld...’
Bij mijn weten had Antoine de Saint-Exupéry geen theologische achtergrond en geen
kerygmatisch exposé voor ogen en toch heb ik het gevoel dat hij perfect heeft begrepen wat het
evangelie wilde zeggen, wat de symboliek en draagwijdte kan zijn van vastentijd, geloven,
herbronning, ontmoeting en solidariteit.
Samen de armoede aanpakken
Het woord van God
aan het begin
aan het einde
van alle tijden
eeuwig actueel
belofte
verbond
mens geworden
zaad in de aarde
licht voor onderweg
gids
inspiratie
confrontatie
kiezelsteen
kracht om te leven
troost bij verdriet
steun in moeilijkheden
antwoord
zegen
balsem op een wonde
bron van vreugde
vervulling
veertig dagen
en ook daarna
elke dag opnieuw
(Uit de: Vastenkalender 2004)
TOT SLOT
Geef dromen weer een kans
laat optimisme het doemdenken stuiten
laat hoop aan woorden kiemkracht geven
lenteknoppen die openbreken
opstaan om te leven.
Blijf niet staan
bij het graf van het verleden
want het is leeg
maar ga kijken, horen en voelen
waar Hij leeft in mensen.
(Uit de bezinningsteksten van het VSKO)
Februari 05
OP ZOEK NAAR INSPIRATIE
‘Christenen moeten warme en hartelijke mensen zijn,
geen ijskasten, noch leeg- of punthoofden.
Dit veronderstelt een zelfkennis
die geen navelstaarderij is,
maar vertrekt vanuit Gods kijken naar ieder van ons.’
(Naar M. Van Parijs o.s.b.)
Als alles in je leven
zo evident en normaal is geworden,
dan wordt het tijd om te vasten.
Vasten wordt dan een loskomen
uit dat alledaagse ritme
en teruggaan naar de hartslag van het leven.
Vasten wordt dan een loslaten van aangeprezen levenswijzen
en weer voelen waar het op aan komt.
Vasten wordt dan een loswringen uit gedwongen contacten
en vriendschappen sluiten die het hart raken.
Vasten wordt dan een losmaken uit een god-vreemde wereld
en hem zien in de mensen om je heen.
40 dagen vasten doet ons weer verrijzen
tot echt mens
(A. Vandeputte - Bijsluiter bij de vastenaffiche vsko – Leeftocht)
Als een wens voor deze veertigdagentijd…
‘Ik zocht mijn ziel
maar kon haar niet zien.
Ik zocht mijn God
maar God ontweek mij.
Ik zocht mijn naaste
en vond hen alledrie.’
(M.L. King)
Maart 05
‘De wereldnacht heeft lang geduurd.
De nieuwe dag is eindeloos.’
(Patrick Lateur)
De realiteit van Goede Vrijdag
Een zuil van licht ben ik
voor blinde heersers,
maar mijn gelaat is reeds getekend
door het kruis,
want in een boze wereld
kan inzet voor gerechtigheid
alleen maar op gevaar van leven.
Mijn licht gevangen
in duisternis van hoon.
De rietstok als een valse scepter,
waar ik mee heersen moest
over de maskers van de spot.
Het hoogland van mijn geest
nu weerloos prijsgegeven aan
de laagheid van hun vuisten.
Maar spot en hoon uit onbegrip
slaan grote wonden in het hart.
En velen kijken zwijgend toe,
wanneer ik in onschuldig zwijgen
weer val en verderga.
De hoop van Pasen
Maar hij weerstaat,
weerbarstig,
en bundelt voor het laatst
de woorden van weleer:
‘Ik geef jullie een nieuw gebod:
heb elkaar lief,
zoals ik jullie liefhad.’
Op tafel raden wij het brood, de wijn
en rond de tafel
de laatste vrienden,
vermoeden ook de handen
waarmee hij ooit
de blinden weer deed zien,
de kreupelen deed lopen,
de doven weer deed horen.
Wij kijken naar zijn handen
waarmee hij steeds
het brood voor ons wil breken,
de beker met ons delen
en ons zijn vrede geven.
Hier wordt hij één
met wie verdrukt is, toen en nu,
hier wordt hij mens
met mensen die in angsten leven,
wordt hij gelijk
aan wie moet wachten op wat onontkoombaar is,
wordt hij een mens als wij.
Wie was toch deze man van God,
wie was toch deze mensenzoon
dat hij de paradijsdroom levend hield?
Tegen het zwarte kruis
blijft zijn verminkte lichaam stralen
en rond het kruis
breekt in de hoeken
verblindend licht naar buiten.
Het is volbracht.
Maar zelfs de doodstraf
doodt niet een leven
van gerechtigheid en liefde.
Ik had de wereld lief,
de zachte heuvels,
het helend water van het meer,
het eenzaam zand van de woestijn.
Ik volgde vogels in hun vlucht,
de schicht van schuwe dieren.
Het ruisen van de granen,
de weelde van de wingerd.
Vader, jouw schepping had ik lief.
Zelfs van de mensen ben ik blijven houden.
zij volgden en vervolgden me,
zij juichten, huichelden,
gedreven door het Woord
verdreven zij de drager.
Toch bleef ik van hen houden
in hun onwetendheid, verblinding
en doffe doofheid,
in hun ellende, kwalen, onmacht, onrecht.
De levende
is voor verdwaasden dwaasheid,
Maar kracht van God voor wie gered is.
Gods dwaasheid
is wijzer dan de mensen,
zijn zwakheid
is sterker dan de mensen.
(Patrick Lateur)
Maart 06
‘We hebben teveel beheerders
en te weinig profeten.’
(R. Debray)
‘Dialoog is een kunst die ons wegrukt
‘Dialoog is een kunst die ons wegrukt
van het kortzichtige pessimisme
van wie zegt dat het niet mogelijk is
om samen te leven met de andere en
dat de wonden die onrecht hebben geslagen
ons voor altijd tot haat veroordelen.
De dialoog is niet de keuze van de bangen,
van wie schrik zou hebben om te vechten.
Hij verzwakt niemands identiteit.
Hij daagt elke man en vrouw uit
om het beste in de ander te zien en
om het beste in zichzelf te radicaliseren.’
Interreligieus vredesengagement, Aken 2003)
‘Wat verwachten wij als ongelovigen van het Westen van jullie,
vertegenwoordigers van de grote spirituele stromingen van de mensheid?
Wij vragen jullie allereerst om ons wakker te schudden.
Wij hebben nood aan iemand
die onze ogen opent op de wereld zoals hij is:
onrechtvaardig, gevaarlijk en weinig evangelisch.
Waarom deze nood?
Omdat wij in slaap gewiegd zijn,
Wij die elke dag de opium van het volk roken,
dit is de slaappil van de media,
door het geld en het gemak.’
(Regis Debray, Franse intellectueel en humanist)
Er lopen heiligen op straat.
Ze zijn te herkennen aan hun onopvallendheid,
aan hun kostbare mantels van een oneindige kostbaarheid
die losjes om hen heen wapperen,
en aan hun verdriet.
Als we ze tegenkomen, lopen we ze voorbij.
Maar we horen iets ruisen.
Als we omkijken, zien we dat ze zich losmaken van de andere mensen,
hun pas versnellen, zijstraten inslaan.
Overal staan mensen stil en kijken om.
We moeten nu zelf een zijstraat inslaan,
maar we durven niet,
zo raken we steeds verder van huis,
we zullen spoedig verdwalen,
zo zullen we elkaar ontmoeten, in de regen,
in de nacht.
(Toon Tellegen)
Vasten en bidden
‘Om een dialoog te kunnen voeren,
moeten we authentieker worden
en ons onze zelfgenoegzaamheid of
angst voor de ander kunnen ontzeggen.
Dialoog veronderstelt bekering naar de ander toe.
Dat betekent niet aanpassing,
maar juist meer naar de diepte van je eigen geloof gaan
en gezuiverd worden van vooroordelen en arrogantie.
Vasten en bidden zijn instrumenten voor de vrede,
die we vaak te zeer hebben verwaarloosd,
of als inefficiënt hebben beschouwd.
Vasten betekent ons iets ontzeggen
waaraan we gehecht zijn.
Wie bidt wordt verhoord,
en voor wie gelooft, is niets onmogelijk.’
‘Om effectief te vechten tegen de oorlog en tegen het kwade,
moeten we in ons binnenste een oorlog voeren
en het kwade in onszelf overwinnen.
Dit is de bitterste oorlog,
die tegen onszelf.
En hoeveel nationalisme zit er niet in die oorlog!
We moeten erin slagen onszelf te ontwapenen.’
(Olivier Clement, geciteerd door H. Kieboom)
‘De kerkvaders noemden het gebed
‘het medicijn van het hart’.
In deze tijden van medische overconsumptie
wordt het recept van dat eenvoudige medicijn
allicht al te vaak over het hoofd gezien.
Het gebed geneest onze wonden,
vergeeft ons,
doet ons boven onszelf uitstijgen,
leert ons te luisteren.
Het gebed leert ons de dromen en de hoop van God te delen.’
(H. Kieboom, op.cit.)
Waag een nieuw recept
Sip getrokken gezichten,
beklemmend zwijgen,
een harde blik,
snijdende woorden.
Het zuur is hart en ziel binnengesijpeld.
Mensen verzuurd en verbitterd door levenspijn.
Vastentijd is de tijd nemen
om houdingen die krampachtig zijn geworden,
wat te lossen.
Vastentijd is 40 dagen lang
laten horen, zien en voelen
dat loslaten bevrijdend kan zijn.
(Uit de bezinningskaarten, vsko Vasten 2006)
Een tijd zoals Kris Gelaude die mooi verwoordt in volgend gedicht:
Tijd heeft geen wonden.
Tijd leert je leven
met verdriet
en wachten zeer geduldig
tot je weer schoonheid ziet
en tot de tederste herinneringen
zo diep vertakt zijn in je ziel
dat ze die zere plekken
kunnen overgroeien.
Maart 07
‘Als het visioen verdwijnt,
verwildert het volk.’
(Spreuken 29,18)
En toch…
Stem,
als een zee van mensen
om mij, door mij heen.
Stem van die drenkeling,
van dat stuk wrakhout
dat een mens blijkt
als hij mij aankijkt.
Stem die geen naam heeft,
nog niet,
£mensen zonder stem.
Stem als een specht die klopt
aan mijn gehoorbeen.
Woord dat aanhoudt,
God die mij vasthoudt.
(Katholikentag Saarbrücken, mei 2006)
‘Ik ben er zeker van:
met alles wat we hier nu doen,
ziet de toekomst er veelbelovend uit.
Morgen zal beter zijn dan vandaag,
zoals het vandaag beter is
dan in de jaren die achter ons liggen.
We kunnen ervoor zorgen
dat heel de bevolking voldoende voedsel heeft,
van goede kwaliteit.
We zullen niet emigreren, maar hier blijven.
We zullen leven in een aangename omgeving,
en een goed leven hebben.’
(Salif, boer in Koumbri - Burkina Faso)
De armen zijn het gekruisigde volk, zoals Jezus.
Waar een arme begint te leven,
waar een arme zijn vrijheidsstrijd begint,
waar mensen bekwaam zijn samen aan tafel te gaan zitten om te delen,
daar is de God van het leven aanwezig.
Daarom, als de Kerk in de socio-politieke wereld binnentreedt
om er te bekomen dat in die wereld leven mogelijk wordt voor de armen,
verraadt zij haar zending niet
en vervult zij ook geen subsidiaire rol.
Integendeel, dan getuigt ze van haar geloof in God
en is ze een instrument van de Heilige Geest,
die de Heer en Gever is van leven.
Om aan de armen leven te geven,
moet men iets van zijn eigen leven geven,
of het zelfs helemaal geven.
(Oscar Romero, bij zijn eredoctoraat in Leuven in 1980)
’
40 dagen tijd
om het verdorde weg te hakken,
te wieden, te wroeten,
te ploegen, te spitten…
40 dagen werktijd
om zo te kunnen zaaien en planten
en opnieuw te groeien,
je te wortelen
in vaste, goede bodem,
diep in de aarde,
hoog in de hemel.
(Kathleen Boedt, voor Leeftocht)
‘Meer eens zal ik mijn broeders over U verhalen,
ik zal U prijzen op onze bijeenkomst,
mijn liederen klinken op uit een groot volk,
de armen gaan aan tafel,
ons volk viert feest,
het nieuwe volk dat wordt geboren.’
(Ernesto Cardenal, in ‘Protest achter prikkeldraad’)
40 dagen tijd voor verstilling en herbronning
‘In al haar voren wacht de aarde
op de zachte adem van de lente.
Ze breekt de dode resten af
om als een nieuwe schepping te ontwaken.
En jij, mens die je bent,
geboren om te bloeien in het volle licht,
maar ook de weg van alle stof te gaan,
kijk in jezelf.
Laat toch je aarde niet verharden.
Wrik los wat je weerhoudt
om levenskrachtig
als het kiemend zaad te zijn.
Ontdek die zin van je bestaan
die je met alle levenden verbindt.
Door met een zuiver hart te doen
wat recht is,
en wat ogen opent
en wat optilt.
Jou die genade is toegezegd,
spreek jij dan ook alleen maar
woorden van genade.’
(Kris Gelaude)
Tot slot
‘Wat we op het ogenblik moeten doen,
is niet zozeer over Christus spreken,
als wel Hem in ons laten leven.
Dan zullen de mensen Hem misschien vinden
als ze ervaren hoe Hij leeft in ons.’
(Thomas Merton)
Download