1 Draaiboek lentekriebels DOELGROEP: 1ste graad PERIODE: april/mei DUUR ACTIVITEIT: 2 à 2 u 30 INHOUDEN - ALGEMEEN In de lente ontwaakt de natuur uit haar winterslaap. De dagen worden langer, er is meer licht. ’s Morgens en ’s avonds kan het nog koud zijn, maar overdag is het al lekker warm in het zonnetje. De knoppen aan de bomen zwellen en barsten open: er verschijnen groene blaadjes. Sommige bomen krijgen heerlijk geurende bloesems. Bloemen steken hun kopje boven de grond. Veel vogels maken elke herfst de tocht naar het warme zuiden. Op een mooie dag in de lente zijn de trekvogels terug en laten ze hun eerste liedje horen. De vogels bouwen een nest en leggen eieren. Dieren, die een winterslaap houden, komen uitgehongerd uit hun schuilplaats tevoorschijn. Alle dieren krijgen het druk, want nu worden de jongen geboren. Die moeten ze beschermen en eten geven. WERKWIJZE EN RODE DRAAD De seizoensfee/seizoenstovenaar heeft zich overslapen en wordt wakker gezongen door de kinderen. Het is haar taak om de seizoenen een handje te helpen als de natuur in de problemen komt. Nu is ze te laat. Kunnen de kinderen haar helpen? Ze heeft foto’s van dieren in winterslaap aan haar nek hangen en roept ze wakker. De kinderen zingen dit lied om de seizoensfee wakker te maken. Als de lente komt in’t land, Gaan we buiten wand’len. Doe je jas maar stevig dicht, Want het is nog koud. ’t Zonnetje dat maakt me blij. Geur van bloesems in de wei. Kom, ga mee naar buiten, De lente is in’t land. (Op de melodie van ‘op een grote paddestoel’) 2 De kinderen en de fee trekken hun werkkledij, de groene vestjes aan. Aan 6 vestjes wordt telkens ze een opdracht goed vervuld hebben,een symbool opgehangen. We zoeken in het bos naar bloemen en bijtjes, nesten en verliefde paartjes. We bouwen zelf een nest en genieten van de geborgenheid bij elkaar. Aan de slag! KAPSTOKKEN: Basistermen en uitwerking Verleiden symbool: hart Nest maken symbool: nest Eieren leggen en broeden symbool: ei Geboren worden symboolsymbool: bloem Ouders brengen voedsel af en aan symbool: insect Nest verlaten – uitvliegen symbool: vleugel EINDTERMEN Wereldoriëntatie Muzische vorming 1.1. 1.2. 1.3. 3.1. 5.2. 1.4. 4.1. 4.2. 4.3. MATERIALEN De benodigdheden worden telkens per activiteit en kapstok besproken en beschreven. 3 1. VERLEIDEN Voorbereiding: Wietlied leren Doel: Genieten van de aanwezigheid in de natuur en gericht luisteren naar vogels, zingen om te verleiden Info: Bijna steeds zijn het de mannetjes die zingen. Elke vogel zingt niet alleen om zijn territorium af te bakenen, maar ook om een wijfje te lokken. Andere dieren verleiden ook, op hun manier. Plaats: open plek in het bos of ergens een breed pad Materiaal: foto’s van kleurrijke salamander, kwakende kikker, … 28 kaartjes waarvan 14 mannetjes en 14 vrouwtjes Spel en actie: We luisteren naar de geluiden in het bos. Vogels, kikkers, ook wel auto’s, wind die speelt in de bomen, hond, haan, … We bootsen die geluiden één voor één even na. Waarom zingen vogels denk je? De gids zingt het Wietlied. De zon schijnt op mijn bol, Mijn buik stroomt vlindervol. Het kriebelt zo rond mijn snoet, Nogal wiedes dat ik zingen moet. De bijen brommen van bloem tot bloem, Ik dans op hun gezoem. De lucht geurt fris en zomerzoet, Zo lekker dat ik zingen moet. Vandaag voel ik mij goed, vandaag voel ik mij licht. Ik zing en spring zoals je ziet. Ja vandaag voel ik me wiet. Fwiet…Fwiet…. Fwiet… Alternatief lied: daar is de lente, daar is de zon … Vraag nogmaals waarom de vogel zingt. Hij zingt om te verleiden en om zijn territorium af te bakenen. Verleiden is voor ons: dicht zitten, lieve woordjes zeggen. We vormen een kring en gaan van heel ver van elkaar naar heel dicht bijeen, bijna een groepsknuffel. We fluisteren heel lieve woordjes tegen mekaar zoals: wat ben jij mooi, wat heb je mooie ogen, wat ben jij lief, wie wil met mij een nestje bouwen? Mannetjes verleiden op allerlei manieren hun vrouwtje. Wiet verleidt door te zingen, de salamander door er kleurrijk uit te zien, de kikker door te kwaken. 4 Dieren verleiden De vrouwtjes en de mannetjes moeten elkaar vinden. De helft van de groep speelt mannetjesdieren. Zij hebben een dier en een muzieknoot op hun kaartje staan. Ze staan in een rij naast elkaar. De andere helft zijn de vrouwtjes dieren. Zij hebben op hun kaartje een dier en een hartje staan. Ze staan in een rij tegenover de mannetjes ongeveer een 5tal meter van elkaar. Het geluid dat het mannetje maakt staat op de kaart van zowel het mannetje als het vrouwtje. Vinden de koppeltjes elkaar terug? De vrouwtjes luisteren goed naar de geluiden die de mannetjesdieren maken. Ze geven een hand aan mekaar en gaan aan de kant staan. Bepaal als gids op voorhand waar ‘aan de kant’ is. (mens zingt, tjiftjaf zegt tjiftjaf, koolmees zegt titiputitipu, kikker kwaakt, uil roept oehoe, vos blaft, koekoek roept koekoek) Op het einde wordt er een hartje bevestigd op 1 vestje. 2. Doel: NEST MAKEN Op een speelse manier, met behendigheid en snelheid materiaal aanbrengen om een nest te maken. Een nest maken vraagt ook samenwerken van de ouders. We werken met de klas samen om het materiaal voor het nest aan te brengen. Info: VOGELS bouwen vaak een tijdelijk huis: een nest. Het is eerder een veilige en warme kraamkamer. Sommige soorten bouwen elke keer een nieuw nest, andere vogels keren steeds naar hetzelfde nest terug. Er zijn ook deugnieten die het nest van een ander stelen. Bij het bouwen van een nest houden ze rekening met de omgeving. Zijn er genoeg bouwmaterialen en voedsel in de buurt? KONIJNEN houden niet van verhuizen. Ze nemen hun intrek in een konijnenburcht en blijven er voor de rest van hun leven. Ze verbouwen wel graag. Na verloop van jaren kan het een ingewikkelde, ondergrondse doolhof zijn met verschillende kamers. De kraamkamer bevindt zich een eind van de andere kamers en heeft een eigen ingang. Telkens de moeder de kraamkamer verlaat, sluit ze zorgvuldig de deur. Ze gooit het gat dicht, zodat er niets meer van de ingang te zien is. Slechts één tot twee keer per dag komt ze de jongen zogen. Een konijnenburcht bestaat uit brede hoofdingangen, smallere vluchtgangen, verbindingsgangen en doodlopende zijgangen. DE MOL: onder een heel grote molshoop ligt waarschijnlijk het nesthol van de mol. Moeder mol zorgt voortdurend voor de kleintjes. Na één maand beginnen de jongen de omgeving te verkennen. Plaats: open plaats in bos Materiaal: takken die we verzamelen, parachute (7 meter doorsnee), balletjes met belletjes 5 Spel en actie: Of het nu een nest in de bomen is, of een hol onder de grond, ieder dier heeft een veilige plaats waar zijn jongen goed beschermd zijn. We maken een nest. Eerst lees je een versje voor. Vogels bouwen nieuwe nesten Mieren komen uit de grond Hier en daar vliegt heel voorzichtig Een eerste zwaluw in het rond In de tuin gaan bloemen bloeien In de vijver zwemt weer vis En geloof me – dat betekent Dat het alweer lente is (het grote versjesboek, Marianne Busser & Ron Schröder) De parachute zal straks dienst doen als nest. We halen materiaal waar vogels hun nest mee maken uit het bos. Takken worden verzameld door de kinderen. Je toont best de grootte voor. Het nestmateriaal leg je best enkele meters verwijderd van de parachute. De leerlingen verzamelen rond de parachute en nemen deze vast aan de voorziene lussen. We oefenen eerst eens met de volledige klas met de parachute. We maken veel wind en proberen de kriebels te voelen die nodig zijn om het nest te kunnen maken. We produceren lentekriebels door de parachute op en neer te bewegen. Nu eens heel zacht en dan weer wat harder. Voel je de lentekriebels in de lucht? Je geeft de helft van de kinderen een rol als ouder. De kinderen die de lussen vast hebben, blijven golven maken. De andere kinderen mogen op jouw signaal elk een tak voor het nest gaan halen en in het midden onder de parachute leggen. Maak gezellig een nest door de parachute omhoog te zwaaien en er nadien allemaal onder te gaan zitten op de rand van het zeil. Het zeil helemaal omhoog, één stap vooruit en het zeil onder de poep steken. In nesten zitten Je vertelt onder het zeil, in jullie nest, heel kort het verhaal van de nesten en de holten. Bespreek met de kinderen de bouw van het nest. Elke dier bouwt en richt zijn eigen “huisje” in op zijn manier. Je bespreekt de nesten/holtes van verschillende dieren aan de hand van tekeningen en foto’s. Op het einde wordt er een nestje bevestigd op 1 vestje. 6 3. EIEREN LEGGEN EN BROEDEN Hier zal een keuze moeten gemaakt worden. Alle activiteiten in deze rubriek doen zou te tijdrovend zijn. Voorbereiding Plaats: Bij water waar mogelijk eieren van kikkers of padden kunnen drijven. Bij die plaats is er ook een kruidlaag, struiken en bomen. Doel: De kinderen ontdekken via veldwerk dat er heel wat organismen zijn die eitjes leggen. Bijna alle dieren behalve de zoogdieren. Info: Iedereen heeft een verschillend ei. Er zitten pareltjes tussen. Rupsen en kikkervisjes komen ook uit een ei. Zij zien er na een poosje heel anders uit dan toen ze pas geboren waren. Maar wat ze ook worden, vlinder of kikker, ze doen allemaal hun best om te overleven. Materiaal: 5 tekeningen boeboeks – evolutie kikker, verschillende foto’s, schepmateriaal, loeppotjes, opzetloep, blaadjes in vilt… Actie Als inleiding: Raadseltje Ook dit dier legt eieren. rarara Ik zag hem mooi verscholen zitten, Slim keken zijn oogjes rond Of hij ergens, op een grassprietje niet een lekker hapje vond. Toen ik dichterbij wou komen Sprong hij weg, door ’t groene gras Oh, hoe wist die kleine springer Zo vlug waar het water was? Met een plons sprong hij in het slootje Het ging allemaal heel snel ‘k Wou hem vragen hoe hij heette, Maar misschien weet jij het wel? Kinderen worden speurneuzen. Op zoek naar eieren. Onder een blad, op een stengel, tussen de humus, in de bomen, in een holte, in het water. We mogen niet teveel storen in de kraamkamers. Water Je hebt op voorhand geschept en nu kunnen de kinderen de vondsten bekijken. Er zitten watervlooien en eenoogkreeftjes in. Als je geluk hebt, kan je eenoogkreeftjes vinden met eipakketjes. Poelslakken leggen ook eieren in een slijmerig pakketje aan waterplanten. Deze zijn ook makkelijk te vinden. Misschien heb je een kikkervisje? Bodem (foto’s eieren van slakken en oorwormen) Ook hier ga je op zoek naar kriebelbeestjes. De kans dat je eipakketjes van rups en andere bodemdieren vindt, is klein maar het zoeken naar de bodemdiertjes op zich is heel leuk. 7 Gedaanteverwisseling bij de kikker. Schematisch 1. In de lente worden kikkers wakker en gaan op zoek naar water. Het mannetje lokt met veel gekwaak het vrouwtje en klimt op haar rug. 2. In het water paren de kikkers en legt het vrouwtje de eitjes in een dik pak bijeen. Dit noemen we kikkerdril. 3. Na een tiental dagen verschijnen kleine “visjes” met een dikke kop: kikkervisjes of dikkopjes. 4. De dikkopjes krijgen eerst achterpoten. Daarna verschijnen de voorpoten. 5. De staart wordt kleiner. Op het einde van de zomer is het kikkervisje een kikker geworden. Je maakt hier een bewegingsspel van. De kinderen bewegen zelf of jij doet een beweging voor. Je gebruikt hierbij de tekeningen van de Boeboeks. Struiken, bomen en kruiden (foto eipakketjes stippelmot, vlindereitjes, galletjes in zeer vroege voorjaar) Hier kan je op zoek naar sporen van dieren. Gallen op de overgebleven bladeren van de eik als het heel vroeg in het voorjaar is, op de achterkant van bladeren naar eitjes, eventueel al rupsjes, vliegende insecten, … Maw, je gaat met de kinderen op zoek naar dieren (vooral insecten) en hun sporen. Bij gallen kan je het verhaal van de gal vertellen. Het eitje heeft bij uitkomst meteen een picknickmand rond zich zitten. Bij gangen kan je ongeveer hetzelfde verhaal vertellen. Als je eitjes op planten vindt (vlindereitje oranjetipje op pinksterbloem, koolwitje-eieren op look-zonder-look, eitje van atalanta, kleine vos en de dagpauwoog op brandnetel), kan je die onder een opzetloep bekijken. Broeden Elk kind krijgt een ei. Je moet het warm houden. Iedereen mag eens op zijn ei gaan broeden. De meeste kinderen zullen er op gaan zitten zoals een kip. Je legt uit dat dat niet de bedoeling is. Een ei moet warmte krijgen, zeker het ei van een vogel. Je kan het bvb in je pull steken. De gids steekt een heel groot ei onder zijn pull. Na een tijdje breekt het en komen er kleine snoepkikkers te voorschijn. Op het einde wordt er een eitje bevestigd op 1 vestje. 8 4. GEBOREN WORDEN Doel: De kinderen kunnen weergeven dat in de lente de bladeren weer aan de bomen komen. De bomen komen uit hun winterrust. Ze kunnen weergeven dat voorjaarsbloeiers er maar kunnen zijn zolang de bladeren niet aan de bomen komen. Info: Bloementapijten in het bos. Bosanemoon Vroeg in het voorjaar zie je een tapijt van lentebloemen onder de kale bomen van het bos. Ze haasten zich om te bloeien voor de bladeren aan de bomen verschijnen. Het bosanemonentapijt wordt per jaar ongeveer 1 à 2 cm groter. Om 1 meter tapijt te vormen, heeft de bosanemoon 100 jaar nodig. De bloemen zijn heel teer. Blijf op het pad. De bloemen draaien met de zon mee. Ze worden ook “achteromkijkertjes” genoemd. Wanneer de zon verdwenen is buigen de bosanemonen hun bloemhoofdjes naar beneden. Soms “blozen” de bloemblaadjes door de koude De wilde hyacint De wilde hyacint geeft het bos een blauw bloementapijt. Het plantje wacht tijdens de winter, stevig ingepakt, onder de grond. In de bol zit reservevoedsel. Zo kan de wilde hyacint vroeg in het voorjaar bloeien. De bloemen zijn net klokjes. Plaats: open plaats met wat bloemen of plaats waar voorjaarsbloeiers zijn en waar de kinderen vrij kunnen bewegen. Spel en Actie Geboren worden is een feest. Waaraan denken jullie als er feest is? Eten, drinken, dansen en zingen, cadeautjes… 9 Bloemenestafette Nodig: - Puzzelstukken bosanemoon. - Puzzelstukken wilde hyacint. - Doos met eikenbladeren. Zet de dozen met de puzzelstukken op 10 stappen van de zeilen. Maak 3 groepen. Groep 1 maakt een zo groot mogelijk bloementapijt met de puzzelstukken van de bosanemoon onder de kinderen die boom spelen. Groep 2 maakt een zo groot mogelijk bloementapijt met de puzzelstukken van de wilde hyacint onder de kinderen die boom spelen. Groep 3: Drie kinderen spelen boom. Ze staan met de rug tegen elkaar en steken hun armen (takken) in de lucht, de vingers zijn twijgen. Een vierde kind (lentefee) hangt een eikenblad aan elke twijg en plaats dus de doos met eikenbladeren aan haar voeten. Verloop: Haal één voor één een puzzelstuk uit de doos (estafette) Elke bloem bestaat uit 3 delen. Maak de bloempuzzel in de logische volgorde. Leg eerst de wortelstok of bol, dan de bladeren en als laatste de bloem. Haast je. Wanneer alle bladeren aan de boom hangen, stop je met het vormen van het bloementapijt. Welke groep heeft het grootste tapijt? Op het einde wordt er een bloemetje bevestigd op 1 vestje. Groep 1 Groep 2 Groep 3 10 VOEDSEL AANBRENGEN 5. Bijen Doel: de kinderen - genieten van het gezoem in de natuur; - De kinderen bewegen vrij in de natuur; - De kinderen kunnen weergeven dat er voedsel in de natuur aanwezig is; - De kinderen kunnen weergeven dat volwassen dieren in de natuur voedsel aanbrengen voor de kroost. Info: (Dit is zeker niet allemaal over te brengen, maar dient als achtergrondinfo voor de gids) Bijen nemen een voorraad stuifmeel mee naar hun nest. Ze stoppen het in “korfjes” aan hun achterpoten. Stuifmeel dient als voedsel voor de larven. Van nectar maken bijen honing. Om één druppeltje honing te kunnen maken, is nectar van honderden bloemen nodig. Bijen zorgen voor 80 % van de bloembestuivingen, dus meer dan vlinders, wespen, hommels en vliegen samen! De groep bestuivers bestaat voornamelijk uit bijen, hommels, vliegen, vlinders, wespen en kevers. Dit komt doordat: Honingbijen bloemvast zijn: ze gaan naar opeenvolgende bloemen van éénzelfde plantensoort. Dit betekent dat ze een bepaalde soort bloem blijven bevliegen zolang deze iets oplevert.Deze bloemvastheid is belangrijk voor de bloembestuiving. Bloemen kunnen enkel bevrucht worden na bestuiving van pollen van dezelfde soort. Dit zorgt er ook voor dat er bij de bijencommunicatie geen verwarring is omtrent de aard van de voedselbron die wordt doorgegeven. Bij aanvliegen van verschillende bloemsoorten brengt dit verschillende pollen en geuren mee. Honingbijen vliegen bovendien veel bloemsoorten aan. Wilde bijen beperken zich maar tot enkele gewassen. Een paar belangrijke bestoven gewassen door de bij zijn: appel, braam, klaver, linde, paardebloem, paardekastanje, wilg, meidoorn. Bijen zijn in het voorjaar talrijker aanwezig dan hommels. Het zijn ook de enige bestuivende insecten die in het voorjaar massaal beschikbaar zijn. Organisatie van de kolonie Een bijenkolonie bestaat uit drie typen bijen. Er is één koningin. Om haar draait de hele kolonie. Zij zorgt voor nageslacht, door eieren te leggen. Wanneer de koningin ouder wordt, zal een aantal eieren uitgroeien tot nieuwe koninginnen. Daarvan blijft er één in leven die de nieuwe koningin wordt. De oude koningin gaat op dat moment met de helft van de kolonie op zoek naar een nieuw onderkomen. Behalve de koningin zijn er zo'n tweehonderd darren, de mannetjes. Die worden onderhouden, en hebben als enige functie het bevruchten van de koningin. En dan zijn er enkele tienduizenden werkbijen. Hun functie is het bouwen van nieuwe honingraten en het onderhouden van de koningin, de larven en de darren én het verzamelen van voedsel. De weg uitleggen Een werkbij die een grote voorraad voedsel ontdekt heeft, gaat terug naar de kolonie om andere bijen in te lichten. In de kolonie aangekomen, legt ze door middel van een dans uit waar de voedselbron zich bevindt. Wanneer de voedselbron in de nabije omgeving is, wordt de 'rondedans' uitgevoerd. De werkbij loopt hierbij kleine cirkels over één van de raten, om zo de aandacht te trekken. Hoe groter de gevonden voorraad, des te groter is het aantal cirkels. Andere bijen weten aan de geur die ze meebrengt, wat voor bloemsoort ze moeten zoeken. Omdat de voedselbron erg dichtbij is, vliegen ze simpelweg in steeds grotere kringen om de korf heen totdat ze de geur van de bewuste bloemen waarnemen. 11 Wanneer de voedselbron verder weg is, zou het te lang duren om in kringen rond te vliegen totdat de juiste plaats gevonden wordt. In dat geval wordt de 'kwispeldans' uitgevoerd, een ingewikkeldere dans die meer informatie geeft. De werkbij loopt dan in een 8-figuur over een raat heen. De snelheid waarmee ze loopt geeft informatie over de afstand. Een hogere snelheid betekent dat het voedsel dichterbij is. De richting waarin de acht uitgevoerd wordt (ten opzichte van de zwaartekracht) vertelt in welke richting de voedselbron zich bevindt (ten opzichte van de stand van de zon). Waar: open plek bij wat bloemen, bosrand Spel en actie Bloemen kleuren de lente. Welke kleuren zie je? Ruik eens aan een bloem. Zie je kleine beestjes op de bloemen? Bloemen lokken met hun kleuren allerlei insecten. Veel insecten houden van het zoete sap (nectar) dat in de bloem verborgen zit. Sommige insecten eten ook stuifmeel. Dit is een fijn poeder in de bloem. Het is erg voedzaam. Strijk eens over de katjes van de wilg of bekijk onder een loepje wat ze verzamelen. De bijendans Bijen leven in grote families of kolonies. Voedsel zoeken en een voorraad aanleggen is zorg voor iedere dag. Bijen hebben een heel bijzondere manier om elkaar te laten weten dat ze ergens voedsel gevonden hebben. Ze dansen. Werkvorm 1 Zullen wij dat ook doen? We staan in een kring en geven elkaar de hand. De gids neemt de leiding. Voedsel is dichtbij maar er is weinig voedsel. We dansen in een kring hand in hand maar schouder tegen schouder en doen een rondedans. Voedsel is dichtbij maar er is veel voedsel: we dansen een rondedans maar strekken de armen zover we kunnen. Voedsel is veraf: we breken de kring en we gaan allemaal naast elkaar staan in een lange rij. We blijven de handen vasthouden. De gids neemt de leiding en vormt een 8 door te stappen. De anderen volgen. Werkvorm ter uitbreiding/vervanging: De begeleider en de werkbij bepalen op voorhand waar het voedsel zich bevindt. Ze verstoppen ‘het voedsel’ (bvb een groen vestje). De kinderen moeten het terugvinden door de beweging te ontcijferen. Voorstel: 1 kind (werkbij) “de werkbij” maakt 1 of 2 keer een cirkel. De andere kinderen moeten raden wat de werkbij bedoelt. Dan vliegen de andere kinderen mee met de “werkbij”. Maken 1 of 2 cirkels en mogen op zoek naar het voedsel. Voorstel: 1 kind (werkbij) “de werkbij” maakt heel veel cirkels. De andere kinderen moeten raden wat de werkbij bedoelt. 12 Dan vliegen de andere kinderen mee met de “werkbij”. Maken vele cirkels en vinden het voedsel. Voorstel: 1 kind (werkbij) “de werkbij” maakt héél snel een achtfiguur (voedsel niet héél ver). De andere kinderen moeten raden wat de “werkbij bedoelt. “de werkbij” maakt trager een achtfiguur (voedsel verder). De andere kinderen moeten raden wat de “werkbij bedoelt. Dan vliegen de kinderen mee met de “werkbij”. Maken al naargelang het geval snelle of trage achtfiguren. Op het einde wordt er een bijtje bevestigd op 1 vestje. 13 6. UITVLIEGEN Vliegschool Voorbereiding: geen Doel: Kinderen genieten van hun aanwezigheid in de natuur en uiten dit op speelse wijze. De natuur ervaren als speelruimte Info: Binnen een ontspannen sfeer is buiten zijn fijn. Organisatie: Op het open terrein bied je de kinderen vrije, gestructureerde impulsen. Fantaseer er op los. Observeer grondig. Boots patronen van kinderen na. Spel of actie: Leren vliegen De kinderen staan per 2. Eén iemand (het kleine vogeltje) staat op een helling of zit op de knieën. De gids houdt de handen (vleugels) gespreid naast het kleine vogeltje, dat zijn “vleugels” ertegen legt. Zorg voor een rustig vogelwijsje. Op het vogelwijsje beweegt de gids traag op en neer. De kleine vogeltjes proberen te volgen, imiteren ter plaatse zonder een voetje te verzetten. De gids toont ook dat wanneer één vleugeltje omhoog gaat je schuin kan vliegen. Vliegschool Vlieg traag over het veld. Vlieg in een rechte lijn. Vlieg eens in rondjes. Met veel lawaai vlieg je over het gras. Vlieg snel van de ene naar de andere kant, op en neer, duik naar boven en onder. Vlieg met weinig geluid, zo stil is het nu. Extraatje: Knuffelvliegspel Elke vogel die getikt wordt, blijft staan met gespreide armen. De vogel kan terug bevrijd worden als een andere vogel hem knuffelt. Op het einde wordt er een vleugeltje bevestigd op 1 vestje. EVALUATIE Aan de hand van de 6 symbolen die aan de vestjes hangen, laat je de kinderen vertellen of ze denken dat de natuur goed zijn werk doet. Hebben we veel moeten ingrijpen? De seizoensfee dankt de kinderen dat ze wilden helpen op haar ronde, zeker nu ze zich overslapen had.