Scheutnieuws

advertisement
Scheutnieuws
PB- PP B-00012
B- 00000
BELGIE(N) - BELGIQUE
Missiehuis van Scheut
Ninoofsesteenweg 548 • 1070 Brussel • tel. 02 526 14 00 • fax 02 521 21 63
Administratie en Redactie : [email protected] • www.scheut.be
Tweemaandelijks – 45ste jaargang Nr. 1 – JANUARI - FEBRUARI 2015 – Afgiftekantoor Brussel X - P006670
Zorgcentrum St.-Jozef te Zonnebeke
Paul Catry (°Roeselare 1931) vertrok in 1958
naar Indonesië. Van 2006 tot 2014 was hij
aalmoezenier in het zorgcentrum. Hij verblijft
nu in onze gemeenschap in Rumbeke. Bij zijn
afscheid van Zonnebeke schreef hij het volgende:
In 2006, na meer dan 45 jaar missionariswerk in
Indonesië, kwam ik definitief naar België terug. Ik
was 75 jaar geworden. Het was geen gemakkelijke
beslissing. Ik voelde hoe moeilijk het zou zijn Indonesië
te verlaten en afscheid te nemen van vele vrienden,
medewerkers en medewerksters. Uiteindelijk was er
een stem in mij die zei: “Paul, het is genoeg geweest.
Niemand is onmisbaar. Missionaris zijn betekent ook
jezelf overbodig maken. Een jongere vitale generatie
staat klaar om de fakkel over te nemen. En ze zullen
het goed doen!”
Zo stond ik in augustus 2006 in de luchthaven
van Jakarta. Acht keer was ik op verlof gekomen naar
Paul bij de wijding van een rolstoelfiets
België met een retourticket, maar deze negende keer
had ik een ticket voor een enkele reis. Een raar gevoel.
Het werd een definitief afscheid en veel loslaten. Het
drong tot mij door dat voor een missionaris ‘terugkomen’ moeilijker is dan ‘opnieuw vertrekken’.
En wat nu? Nog ergens dienstbaar zijn met een
lichtere taak? Eerst verlof nemen en mijn familie,
vrienden en weldoeners een bezoekje brengen. Plots
kreeg ik een telefoon van mijn provinciaal met de
vraag: “Paul, wil je nog gezonden worden? Er is een
plaats open voor een aalmoezenier in Zonnebeke.
Deze plaats komt vrij door het vertrekken van P. Jef
Sinnesael”. De volgende dag was ik al in Zonnebeke bij
Pater Jef. Het was beklonken.
Het werd een nieuwe periode in mijn leven. Een
nieuwe uitdaging. In al die jaren is er zoveel veranderd
in de Kerk en de samenleving. Het is een moeilijke
start geweest. Het Zorgcentrum telt ongeveer 95
bewoners en nog 35 in de serviceflats. Daarnaast een
70-tal personeelsleden. Er is een goede samenwerking
tussen het pastoraal team, het personeel en de vele
vrijwilligers. Van oudere confraters had ik goeie raad
meegekregen: “Je moet je niet te veel afvragen wat je
allemaal moet doen. Je moet vooral dicht bij de mensen
staan, van hen houden, vriendelijk zijn, een babbeltje
slaan, een schouderklopje geven. Vooral luisteren naar
hun vreugden en zorgen.”
Ooit vroeg ik aan een vrouwtje van 96 jaar: “Wat
moet je doen om op uw leeftijd er nog zo goed uit te
zien?” En ze antwoordde: “Veel lachen. Altijd content
zijn en ... (met een schalks lachje) niet te veel roddelen!”
We kunnen veel leren van deze bejaarde mensen. Ze
waarderen onze zorgende aanwezigheid. Je krijgt van
hen ook veel warmte en dankbaarheid terug.
Scheutnieuws januari - februari 2015
1
Gemeenschap van Rumbeke
op bedevaart: WO I in Zonnebeke
Zittend van links naar rechts: Zr Lieve Deketelaere, Marcel Mestdagh, Jules Van Moerkercke, August Vantomme, Noël Ostyn.
Staande: Trees Degryse, pastoraal werkster, Gustaaf Hanssens, Hubert De Clerck, Werner Lesage, Jozef Laevens, Johan Verbeke,
Paul Catry, Paul Verbeke, Leonard Heyse, Ludo Reekmans, Michel Vanfleteren, Dany Desmet.
De groote oorlog gedenken houdt in:
opkomen voor vrede
Je kunt niet in Vlaanderen wonen en niet bewogen
worden door alles wat hier in de frontstreek gebeurde
nu al 100 jaar geleden. Tienduizenden jonge mannen
- altijd iemands vader, zoon of broer, - liggen hier
begraven, gesneuveld in de modder en de loopgraven
in Flanders Fields. De honderden begraafplaatsen zijn
een stille getuigenis van het offer van hun leven. Aan
de Menenpoort te leper brengen iedere avond om
20 uur klaroenblazers de LAST POST ter herinnering
en in respect aan al die gesneuvelde soldaten.
Vredeswake
Vredeswaken willen een stem zijn die luid protesteert tegen onrecht en zinloos geweld en tegen alles
wat vandaag nog altijd een duurzame vrede in de weg
staat. Vredeswaken roepen op om niet van op de zijlijn
toe te kijken, maar om verontwaardiging om te zetten
in engagement, om vrede te brengen in de wereld en
zelf mensen van vrede te zijn. Elke stap naar vrede, hoe
klein ook, is belangrijk.
Alleen zo kunnen we de Groote Oorlog waardevol
herdenken en is het levensoffer van de vele gesneuvelden niet vruchteloos geweest.
Paul Catry, cicm
De missionarissen van Scheut, de redactieploeg van Scheutnieuws,
wensen u en allen die u omringen in 2015
“Vrede en alle Goeds”
EBOLA: hoe en waar het begon
Het is eind september 1976. Ik geniet van
mijn allereerste verlof na vijf jaar missiewerk
in Ebonda, dichtbij Bumba, op de weg naar
Yambuku, in de Evenaarsprovincie van Kongo.
Begin oktober zal ik er vol nieuwe moed terugkeren. Maar plots komt het bericht: ‘Onmogelijk
te vertrekken. In Yambuku is een geheimzinnige
ziekte uitgebroken. Iedereen sterft eraan.
Niemand kent de oorzaak. Heel de streek in
quarantaine. Wacht maar.’
De missie van Yambuku ken ik goed. Het zijn mijn
naaste buren. Er wonen drie confraters en zes zusters
van ’s Gravenwezel. Wanneer ze naar de stad gaan,
rijden ze nooit voorbij. Mijn parochianen die wonen op
de weg naar Yambuku gaan er naar het hospitaal. En
daar, in dat hospitaal, begint het. Op 8 september sterft
een onderwijzer, na enkele dagen hoge koorts, diarree,
bloedingen en hevige pijnen over het hele lichaam.
Spoedig vertonen vele anderen dezelfde symptomen en
sterven. Allemaal, zonder uitzondering. Elke dag drie,
vier, vijf. De dokter van Bumba wordt er inderhaast bij
geroepen. Ook hij begrijpt er niets van. Wel neemt hij
enkele bloedstalen
van de zieken om
naar Kinshasa te
sturen. Die worden
later doorgestuurd
naar het Tropisch
Instituut van Antwerpen.
Het nieuws
bereikt Europa
Intussen is Zuster
Beata, verpleegster,
ook ziek geworden.
Zuster Romana, verpleegster in Yalosemba, een naburige missie, komt helpen om
de vele zieken te ver-
zorgen. Op zondag 19 september sterft zuster Beata. Die
dag is er priesterwijding in Ebonda. Onmiddellijk na
de mis gaan Mgr. Nganga, de bisschop van Lisala, en
Jef Verbist, de Provinciaal, samen met Carlos Rommel,
pastoor in Bumba, ernaartoe. Wat ze er aantreffen
is hallucinant. Iedereen, behalve paters en zusters, is
weggevlucht. In het hospitaal zijn alleen nog de zwaar
zieken die onmogelijk nog wegkunnen. Nu pas wordt
echt alarm geslagen en bereikt het nieuws Europa,
maar zonder veel reactie.
Vanuit Kinshasa komen enkele dokters met medicamenten, tegen typhus. De mensen denken: eindelijk
krijgen we hulp. Er komt wat hoop en vele zieken keren
terug naar het hospitaal. Een andere verpleegster, zuster
Myriam, die zuster Beata verzorgd heeft, is nu ook ziek
geworden. De overste van de missie, August Slegers
(Arendonk 1925 – Mondongo 1989) heeft wat koorts.
Beiden gaan mee naar Kinshasa wanneer de dokters
terugkeren. Ze worden er in quarantaine geplaatst.
Zuster Myriam sterft op 30 september. Enkele dagen
later sterft daar ook de Kongolese verpleegster die haar
verzorgd heeft.
In Yambuku wordt de toestand steeds schrijnender.
Elke dag sterven vele mensen. Niemand wil ze nog
begraven. De man moet een put graven voor zijn
vrouw en omgekeerd. Kinderen worden weggejaagd
van bij hun dode vader of moeder. Zuster Romana,
die vanuit Yalosemba ter hulp snelde, is ook ziek. Pater
Germain Lootens (Sint-Kruis-Brugge 1910 – Yambuku
1976), die zuster Beata het sacrament van de zieken gaf,
eveneens. Beiden sterven op 2 oktober. Nu pas komt
het nieuws echt in de media. De Wereldgezondheidsorganisatie wordt zich bewust van het grote gevaar op
een wereldwijde epidemie.
Op zoek naar hulp
Het eerste bloedstaaltje bereikt het Tropisch
Instituut in Antwerpen op 28 september. In vier
verschillende landen, maar vooral in Atlanta (U.S.A.)
en Antwerpen, wordt koortsachtig gezocht naar de
oorzaak van de ziekte. Op 14 oktober sterft in Kinshasa
een vierde zuster, Edmonda. ’s Anderendaags wordt in
Antwerpen het virus geïdentificeerd. Het gelijkt op
Scheutnieuws januari - februari 2015
3
dat van Marburg, en men denkt aan een variante van
de “Ziekte van Marburg”. Men krijgt hoop de ziekte
te kunnen behandelen. Maar het overlijden van zuster
Edmonda slaat die hoop in duigen, want het verloop
van haar ziekte was heel anders.
Dokters van Atlanta en van Antwerpen gaan nu
naar Yambuku. Alle symptomen en vooral de wijze
waarop de besmettingen gebeuren worden grondig
bestudeerd. Quarantainemaatregelen, eerst spontaan
gegroeid, worden steeds strenger en strikt verplicht.
Alleen besmettingen vermijden kan een einde aan de
ziekte maken, en zo gebeurt ook. De wetenschappers
werken echter verder, nog vele maanden en zelfs jaren
daarna. Eindelijk krijgt het virus zijn naam, naar
een riviertje, op meer dan 100 km ten noorden van
Yambuku. Ze dachten dat het vlakbij was.
Onbekendheid en onzekerheid zijn niet alleen
dramatisch voor de uitbreiding ervan. Voor de mensen
zorgen ze voor ongeziene angst en frustratie en dat was
in Yambuku veel erger dan nu. Toen wist men niet
eens over welke ziekte het ging, hoe de besmetting
gebeurde en hoe men die kon vermijden. Vooral dat
veroorzaakte heel veel angst en paniek. Gust Slegers
getuigde later regelmatig over zijn verblijf in quarantaine in Kinshasa, wat voor hem een ware hel geweest
was. “Voortdurend had ik diarree, waarschijnlijk van de
schrik, maar ik dacht dat ik besmet was. Steeds controleerde ik de kleur van mijn stoelgang, en ontelbare
keren dacht ik: ja, nu is het zo ver. Tot viermaal toe
begon ik een afscheidsbrief te schrijven aan mijn
moeder, vast overtuigd dat ik nog slechts enkele dagen
te leven had. Halfweg de brief scheurde ik die stuk,
ik ging die toch niet kunnen of mogen
versturen, uit schrik zo ook mijn moeder
te besmetten. Ook omdat ik weer begon
te twijfelen. Misschien was ik toch niet
ziek. Dan mocht ik mijn moeder ook
niet ongerust maken.”
Terug naar Kongo
Onwetendheid en onzekerheid zijn dramatisch
Later komen in Kongo nog verschillende
uitbraken van de Ebola-epidemie, de eerstvolgende
en voornaamste in Kikwit in 1995. Ook daar sterven
honderden mensen en verschillende buitenlandse
zuster-verpleegsters. Het positieve ervan is wel dat de
gezondheidsdiensten ervaring opdoen en de mensen
zich bewust worden van het gevaar. Toen het onlangs
begon in Guinee, Sierra Leone en Liberia was er ook
een uitbraak in de Evenaarsprovincie van Kongo, maar
daar had men reeds zoveel ervaring dat alle besmettingen onmiddellijk zoveel mogelijk vermeden werden.
Elders gaat men voort met de traditionele gebruiken
waardoor de ziekte zich verspreidt.
En zo kreeg ik noodgedwongen een
paar maanden extra vakantie, niet om
echt van te genieten. Begin december
mocht ik eindelijk terug. In Kinshasa
was echter geen mogelijkheid door
te reizen naar Bumba. De quarantainemaatregelen
waren nog steeds geldig. Na een goede week ging een
militair vrachtvliegtuig de dokters van Atlanta en het
Tropisch Instituut van Antwerpen, en enkele van hun
voertuigen, terughalen. Hun missie zat erop. Ik kon
mee. Militairen bewaakten nog de vele slagbomen langs
de weg. Ik mocht het spergebied binnen op voorwaarde
dat ik er bleef. Het duurde nog zeven maanden, tot juli
1977, tot de allereerste boot aanlegde in Bumba en het
eerstvolgende vliegtuig er landde. De schrik zat er nog
steeds goed in. Ik hoorde veel akelige verhalen.
Erik Maes, cicm
Scheut en W.O. I (1ste deel)
Begin augustus 1914 brak de eerste wereldoorlog uit. Via de media krijgen we de kans om
de gebeurtenissen van een eeuw geleden a.h.w.
op de voet te volgen. In dit en een paar volgende
artikels beperken we ons tot de gevolgen van
de oorlog voor Scheut en meer in het bijzonder
voor onze Belgische jongeren in vorming. In 1914
verbleven deze laatsten vooral in onze huizen
van Scheut-Anderlecht (noviciaat en filosofie) en
van Leuven (theologie en universitaire studies).
Stamford Hill
Tijdens de laatste weken vóór de oorlog waren
al een twintigtal jongeren opgeroepen voor hun
militiedienst. Het waren onze eerste ‘frontsoldaten’.
Van zodra in augustus ’14 de oorlog in alle hevigheid
losbrak werden de resterende studenten voorlopig
naar huis gestuurd, althans diegenen die nog weg
konden. Algemeen Overste Florent Mortier en zijn
Raad beslisten toen uit te wijken naar onbezet gebied
om van daaruit beter in contact te kunnen blijven
met de verschillende missiegebieden. P. Mortier nam
de archieven van de congregatie mee en begaf zich,
via West-Vlaanderen, naar Londen waar hij een
“De goede Zusters van dat gesticht zetten zich in ‘t
nauw om onze gemeenschap te huisvesten. Wij waren
op dat ogenblik met niet minder dan 109 man: theologanten, novicen en studenten. Wij, onbekende vreemdelingen, ontvingen in Stamford Hill het gulste onthaal.
Zodanig dat, op vreemden bodem, het Cenakel als het
Moederhuis werd van onze Congregatie. Daar werd
plechtig ons jubileum gevierd, daar werden de aandoenlijke wijdingen onzer levieten gehouden, daar had het
aangrijpend vertrek onzer zendelingen plaats, daar
vonden onze medebroeders die afgemat en uitgeput
van de vreemde landen terugkwamen, een huiselijk
onderkomen, een moederlijke verzorging en een herstel
hunner krachten.”
(getuigenis van een der bewoners van Stamford Hill,
gepubliceerd in “Missiën van Scheut”, 1920)
onderkomen vond in een ongebruikt retraitehuis van
Engelse Zusters, het ‘Cenakel’, in Stamford Hill, in het
noorden van de hoofdstad. Het huis was ruim genoeg
en, van zodra het enigszins kon, nodigde P. Mortier
zoveel mogelijk novicen, theologanten en professoren
uit naar Londen om daar de vorming verder te zetten.
De filosofen van hun kant trokken naar Sparrendaal,
bij 's-Hertogenbosch, in neutraal Nederland.
Reeds van bij het begin van de oorlog werden de
huizen van Scheut en Leuven tot noodhospitalen van
het Rode Kruis ingericht en officieel erkend. Scheut
zou als zodanig nooit gebruikt worden; in Leuven
echter zouden heel wat gewonden onderdak vinden,
tot aan het einde van de oorlog.
Onze novicen in Auvours
Auvours
Een militiewet van maart 1915 had grote gevolgen
voor onze studenten. Alle Belgische mannen tussen
18 en 25 jaar, die niet verbleven in het bezette België,
werden opgeroepen om zich ter beschikking te stellen
van het Belgische leger. Daaronder viel natuurlijk een
groot deel van onze studenten die in Stamford Hill
of Sparrendaal verbleven. Religieuzen en priesterstudenten werden verzocht zich zo vlug mogelijk naar
Auvours te begeven, even ten noorden van Le Mans in
Frankrijk. In de ruime kazerne was er o.a. een afdeling
van de C.I.B.I. (Centre d’Instruction pour Brancardiers
Scheutnieuws januari - februari 2015
5
et Infirmiers – Opleidingscentrum voor brancardiers
en verpleegkundigen) en daar streken weldra tientallen
jonge Scheutisten neer. Hun voorbereiding op het
front kon beginnen. Enkele ‘afgekeurde’ Belgische
theologiestudenten begaven zich met de Nederlanders
naar “Huize Gerra” dichtbij Sparrendaal en zetten er
hun studies verder.
In Auvours kregen de ‘cibisten’ een degelijke
voorbereiding op de taak die hen te wachten stond.
Het kampleven bestond uit militaire en rodekruisoefeningen: marsen, theorielessen over de organisatie
van het Belgische leger, praktische lessen. Er werd ook
gedacht aan de zedelijke en geestelijke voorbereiding
tot het frontleven. Dat gebeurde meestal uitsluitend
in de voormiddag. In de namiddag was er tijd voor
persoonlijke studie, gebed en ontspanning.
Fatines
Al heel vlug kwam de Algemeen Overste zijn
confraters vervoegen in Frankrijk. Door toedoen
van de plaatselijke bisschop kon hij beschikken over
de ruime pastorie van Fatines, een dorp in de buurt
van Auvours. Van daaruit bediende hij vier parochies
die zonder pastoor zaten en hield ook contact met de
‘cibisten’ van Scheut. Spoedig keerde hij echter naar
Londen terug om van daaruit verder de congregatie te
leiden. Hij werd in Fatines opgevolgd door P. Albert
Gueluy, zijn eerste assistent, die tijdelijk de overste van
de ‘legerscheutisten’ werd, dus ook van degenen die
reeds aan het front of in militaire hospitalen werkzaam
waren. Deze laatsten onderhielden een regelmatige
briefwisseling met P. Gueluy. De bewaarde brieven
vormen tot op vandaag een zeer rijke bron van informatie over die periode.
Elke avond konden de confraters van Auvours,
indien ze dit wensten, in de pastorie van Fatines wat
gaan uitrusten en het avondmaal nemen. Vanaf mei
1916 konden ze zelfs de toelating krijgen om een hele
zondag in Fatines door te brengen. Dat alles duurde
echter niet meer zo lang want in de zomer van hetzelfde
jaar verlieten de eerste cibisten Auvours en werden
ze ingezet aan het front. Einde 1916 zou iedereen
vertrokken zijn, ofschoon er gedurende heel de oorlog
toch altijd een zekere aanwezigheid van Scheutisten
was in het kamp, o.a. van diegenen die aan het front
gekwetst waren en verzorging nodig hadden.
Nog vermelden dat Scheut in Auvours ook haar
tegenslagen kende. Op 18 september 1915 stierf
theologiestudent Karel De Croo
(°Michelbeke 1890) aan darmontsteking in het naburige ziekenhuis
van Yvré-l’Évêque. De begrafenisplechtigheid werd voorgegaan door
kampaalmoezenier Karel Servranckx,
sj. En kort daarna, op 13 oktober
1915 werd Maurice Serulier (°Luik
1891), die dagelijks de Mis ging lezen
in Yvré-l’Évêque, verrast door een
trein bij het oversteken van een
spoorweg. Hij was pas op 29 juni van
datzelfde jaar priester gewijd. Het was
Algemeen Overste Florent Mortier
zelf die uit Londen overkwam om de
begrafenis voor te gaan.
(wordt vervolgd)
Nog een foto uit Auvours. Waarschijnlijk is de persoon in het centrum boven
P. Karel Servranckx, sj, kampaalmoezenier
Romain Clement, cicm
Architectuur en missie in Afrika
Het werk van broeder-architect Paul Dequeker, Scheutist
Huldealbum met zijn bouwwerken in Kongo
Paul Dequeker (°Roeselare 15.01.30) vertrok in
1958 naar Kongo. Vanaf 1961 bouwde Paul vooral
kerken in de armere wijken van het zich snel uitbreidende Kinshasa. In het binnenland vertrok hij van
een duurzame basisstructuur, die nadien met meer
middelen werd afgewerkt.
Kardinaal Laurent Monsengwo Pasinya, aartsbisschop van Kinshasa, schreef in het voorwoord: “Paul
paste bij de bouw en inrichting van de talloze door
hem gebouwde cultusgebouwen van bij de aanvang
de liturgische vernieuwingen van Vaticanum II toe.
Zijn architectuur is modern en tegelijk autochtoon,
in volkomen harmonie, zoals de zwarte en witte
toetsen op een orgelklavier. Bij zijn architectuur past
inderdaad een authentiek Kongolees-Afrikaanse
liturgie en dans, tot lof en eer van de Allerhoogste.”
Redactie: Luc Dequeker (broer) en Greet De Neef
(medewerkster van KADOC)
Uitgave: Missionarissen van Scheut en KADOC-KU LEUVEN.
Te verkrijgen op het secretariaat van Scheut, Ninoofsesteenweg
548, 1070 Brussel voor de prijs van € 20 (verzendingskosten
inbegrepen, te storten op rekening van “Missiehuis van
Scheut”, IBAN: BE34 4392 1002 4190 – BIC: KREDBEBB
met vermelding “voor boek broeder Dequeker).
Overleden familieleden van confraters
Aartselaar, 09.10.14: Mvr. Irena Van den Bergh, schoonzus van Maurice Jenné (†1982).
Zwijndrecht, 28.10.14: Mvr. Adrienne Staes, zus van Armand (†1998) en Paul (Singapore).
Cordoba (Vera Cruz, Mexico), 12.11.14: Dhr Rubén Montaño, vader van Rodolfo (Mozambique).
’s Gravenwezel, 15.11.14: Dhr Paul Fierens, broer van Jan (†1975).
Lier, 16.11.14: Mvr. Hendrika Davidts, schoonzus van Herman Docx (Zuun).
Moorsel, 21.11.14: Dhr Joseph Van Weyenbergh, broer van Jean (Zuun).
Oostende, 27.11.14: Dhr Stefaan Verbeke, broer van Johan (Wervik).
Langemark, 04.12.14: Mvr. Simonne De Maré, schoonzus van André Loyson (Scheut).
Wilrijk, 04.12.14: Mvr. Adèle Van Roey, zus van Alfons (†2005).
Deurne, 05.12.14: Mvr. Maria Truyts, zus van Jozef (Schilde).
Izegem, 06.12.14: Mvr. Esther Vermeulen, schoonzus van Jozef Duyvejonck (†1993).
Lichtervelde, 12.12.14: Mvr. Rosa Françoys, schoonzus van Walter D’Heedene (U.S.A.).
Edegem, 26.12.14: Dhr Leo Tindemans, schoonbroer van Juul Naesens (†2009).
Kasterlee, 27.12.14: Mvr. Vieke Van Pelt, zus van Albert (†2004) en Jozef (†1996), schoonzus van Victor (Zuun)
en Herman (†2013) Dierckx.
Scheutnieuws januari - februari 2015
7
Onze overledenen
Onze overledenen
Clement Daelman
Geboren in Hofstade (O.-Vl.) op 12 juni 1925.
Eerste geloften op 8 september 1945.
Priester gewijd op 6 augustus 1950.
Missionaris in de Filippijnen vanaf 1951.
Overleden in Tuguegarao City op 25 november 2014.
Alfred Spincemaille
Geboren in Rumbeke op 6 mei 1930.
Eerste geloften op 8 september 1949.
Priester gewijd op 12 september 1954.
Missionaris in de Filippijnen van 1955 tot 1999 en daarna in België.
Overleden in Torhout op 28 november 2014.
Felix Dezutter
Geboren in Oostduinkerke op 7 september 1926.
Eerste geloften op 8 september 1946.
Priester gewijd op 29 juli 1951.
Missionaris in Kongo van 1953 tot 1999 en daarna in België.
Overleden in Torhout op 4 december 2014.
August Deketelaere
Geboren in Torhout op 5 oktober 1925.
Eerste geloften op 8 september 1946.
Priester gewijd op 29 juli 1951.
Missionaris in Kongo van 1952 tot 1991 en daarna in België.
Overleden in Torhout op 15 december 2014.
Komen en gaan
(lijst afgesloten op 31 december 2014)
Keerden terug naar hun missie :
Daems Jozef (Kongo) - Devos Piet (Hong Kong) - Hertecant Willy (Hong Kong) - Hostens Jean (Haïti) - Lesage
Mark (Filippijnen) - Tanghe Antoon (Kongo) - Vanvolsem Ivo (Kongo).
Een bijdrage voor Scheutnieuws helpt ons vooruit
Om de twee maanden sturen wij gratis aan 8.000 abonnees een verzorgd tijdschrift met nieuws
van Scheut in de wereld. Verhalen over mensen, inzet van mensen, blijde boodschap voor mensen.
Een vrijwillige bijdrage zal voor ons een steun zijn.
Daarvoor kunt u storten op rekening van “Missiehuis van Scheut”,
IBAN: BE34 4392 1002 4190 – BIC: KREDBEBB met vermelding “voor Scheutnieuws”.
Hartelijk dank!
Redactie : Romain Clement, Guido Everaert, Werner Lesage, Erik Maes, Marcel Peeters, Julien Vandevoorde, Frans Van Oudenhove, Nand Verhoeven
Verantwoordelijke uitgever : Erik Maes, Missiehuis van Scheut, Ninoofsesteenweg 548, 1070 Brussel
Bankrekening : Missiehuis van Scheut - Brussel, IBAN-code : BE34 4392 1002 4190, BIC-code : KREDBEBB, met de vermelding : “voor Scheutnieuws”
Drukkerij-Uitgeverij Jan Verhoeven nv - Sint-Pieters-Leeuw
Download