Scheutnieuws PB- PP B-00012 B- 00000 BELGIE(N) - BELGIQUE Missiehuis van Scheut Ninoofsesteenweg 548 • 1070 Brussel • tel. 02 526 14 00 • fax 02 521 21 63 Administratie en Redactie : [email protected] • www.scheut.be Tweemaandelijks – 45ste jaargang Nr. 1 – JANUARI - FEBRUARI 2015 – Afgiftekantoor Brussel X - P006670 Zorgcentrum St.-Jozef te Zonnebeke Paul Catry (°Roeselare 1931) vertrok in 1958 naar Indonesië. Van 2006 tot 2014 was hij aalmoezenier in het zorgcentrum. Hij verblijft nu in onze gemeenschap in Rumbeke. Bij zijn afscheid van Zonnebeke schreef hij het volgende: In 2006, na meer dan 45 jaar missionariswerk in Indonesië, kwam ik definitief naar België terug. Ik was 75 jaar geworden. Het was geen gemakkelijke beslissing. Ik voelde hoe moeilijk het zou zijn Indonesië te verlaten en afscheid te nemen van vele vrienden, medewerkers en medewerksters. Uiteindelijk was er een stem in mij die zei: “Paul, het is genoeg geweest. Niemand is onmisbaar. Missionaris zijn betekent ook jezelf overbodig maken. Een jongere vitale generatie staat klaar om de fakkel over te nemen. En ze zullen het goed doen!” Zo stond ik in augustus 2006 in de luchthaven van Jakarta. Acht keer was ik op verlof gekomen naar Paul bij de wijding van een rolstoelfiets België met een retourticket, maar deze negende keer had ik een ticket voor een enkele reis. Een raar gevoel. Het werd een definitief afscheid en veel loslaten. Het drong tot mij door dat voor een missionaris ‘terugkomen’ moeilijker is dan ‘opnieuw vertrekken’. En wat nu? Nog ergens dienstbaar zijn met een lichtere taak? Eerst verlof nemen en mijn familie, vrienden en weldoeners een bezoekje brengen. Plots kreeg ik een telefoon van mijn provinciaal met de vraag: “Paul, wil je nog gezonden worden? Er is een plaats open voor een aalmoezenier in Zonnebeke. Deze plaats komt vrij door het vertrekken van P. Jef Sinnesael”. De volgende dag was ik al in Zonnebeke bij Pater Jef. Het was beklonken. Het werd een nieuwe periode in mijn leven. Een nieuwe uitdaging. In al die jaren is er zoveel veranderd in de Kerk en de samenleving. Het is een moeilijke start geweest. Het Zorgcentrum telt ongeveer 95 bewoners en nog 35 in de serviceflats. Daarnaast een 70-tal personeelsleden. Er is een goede samenwerking tussen het pastoraal team, het personeel en de vele vrijwilligers. Van oudere confraters had ik goeie raad meegekregen: “Je moet je niet te veel afvragen wat je allemaal moet doen. Je moet vooral dicht bij de mensen staan, van hen houden, vriendelijk zijn, een babbeltje slaan, een schouderklopje geven. Vooral luisteren naar hun vreugden en zorgen.” Ooit vroeg ik aan een vrouwtje van 96 jaar: “Wat moet je doen om op uw leeftijd er nog zo goed uit te zien?” En ze antwoordde: “Veel lachen. Altijd content zijn en ... (met een schalks lachje) niet te veel roddelen!” We kunnen veel leren van deze bejaarde mensen. Ze waarderen onze zorgende aanwezigheid. Je krijgt van hen ook veel warmte en dankbaarheid terug. Scheutnieuws januari - februari 2015 1 Gemeenschap van Rumbeke op bedevaart: WO I in Zonnebeke Zittend van links naar rechts: Zr Lieve Deketelaere, Marcel Mestdagh, Jules Van Moerkercke, August Vantomme, Noël Ostyn. Staande: Trees Degryse, pastoraal werkster, Gustaaf Hanssens, Hubert De Clerck, Werner Lesage, Jozef Laevens, Johan Verbeke, Paul Catry, Paul Verbeke, Leonard Heyse, Ludo Reekmans, Michel Vanfleteren, Dany Desmet. De groote oorlog gedenken houdt in: opkomen voor vrede Je kunt niet in Vlaanderen wonen en niet bewogen worden door alles wat hier in de frontstreek gebeurde nu al 100 jaar geleden. Tienduizenden jonge mannen - altijd iemands vader, zoon of broer, - liggen hier begraven, gesneuveld in de modder en de loopgraven in Flanders Fields. De honderden begraafplaatsen zijn een stille getuigenis van het offer van hun leven. Aan de Menenpoort te leper brengen iedere avond om 20 uur klaroenblazers de LAST POST ter herinnering en in respect aan al die gesneuvelde soldaten. Vredeswake Vredeswaken willen een stem zijn die luid protesteert tegen onrecht en zinloos geweld en tegen alles wat vandaag nog altijd een duurzame vrede in de weg staat. Vredeswaken roepen op om niet van op de zijlijn toe te kijken, maar om verontwaardiging om te zetten in engagement, om vrede te brengen in de wereld en zelf mensen van vrede te zijn. Elke stap naar vrede, hoe klein ook, is belangrijk. Alleen zo kunnen we de Groote Oorlog waardevol herdenken en is het levensoffer van de vele gesneuvelden niet vruchteloos geweest. Paul Catry, cicm De missionarissen van Scheut, de redactieploeg van Scheutnieuws, wensen u en allen die u omringen in 2015 “Vrede en alle Goeds” EBOLA: hoe en waar het begon Het is eind september 1976. Ik geniet van mijn allereerste verlof na vijf jaar missiewerk in Ebonda, dichtbij Bumba, op de weg naar Yambuku, in de Evenaarsprovincie van Kongo. Begin oktober zal ik er vol nieuwe moed terugkeren. Maar plots komt het bericht: ‘Onmogelijk te vertrekken. In Yambuku is een geheimzinnige ziekte uitgebroken. Iedereen sterft eraan. Niemand kent de oorzaak. Heel de streek in quarantaine. Wacht maar.’ De missie van Yambuku ken ik goed. Het zijn mijn naaste buren. Er wonen drie confraters en zes zusters van ’s Gravenwezel. Wanneer ze naar de stad gaan, rijden ze nooit voorbij. Mijn parochianen die wonen op de weg naar Yambuku gaan er naar het hospitaal. En daar, in dat hospitaal, begint het. Op 8 september sterft een onderwijzer, na enkele dagen hoge koorts, diarree, bloedingen en hevige pijnen over het hele lichaam. Spoedig vertonen vele anderen dezelfde symptomen en sterven. Allemaal, zonder uitzondering. Elke dag drie, vier, vijf. De dokter van Bumba wordt er inderhaast bij geroepen. Ook hij begrijpt er niets van. Wel neemt hij enkele bloedstalen van de zieken om naar Kinshasa te sturen. Die worden later doorgestuurd naar het Tropisch Instituut van Antwerpen. Het nieuws bereikt Europa Intussen is Zuster Beata, verpleegster, ook ziek geworden. Zuster Romana, verpleegster in Yalosemba, een naburige missie, komt helpen om de vele zieken te ver- zorgen. Op zondag 19 september sterft zuster Beata. Die dag is er priesterwijding in Ebonda. Onmiddellijk na de mis gaan Mgr. Nganga, de bisschop van Lisala, en Jef Verbist, de Provinciaal, samen met Carlos Rommel, pastoor in Bumba, ernaartoe. Wat ze er aantreffen is hallucinant. Iedereen, behalve paters en zusters, is weggevlucht. In het hospitaal zijn alleen nog de zwaar zieken die onmogelijk nog wegkunnen. Nu pas wordt echt alarm geslagen en bereikt het nieuws Europa, maar zonder veel reactie. Vanuit Kinshasa komen enkele dokters met medicamenten, tegen typhus. De mensen denken: eindelijk krijgen we hulp. Er komt wat hoop en vele zieken keren terug naar het hospitaal. Een andere verpleegster, zuster Myriam, die zuster Beata verzorgd heeft, is nu ook ziek geworden. De overste van de missie, August Slegers (Arendonk 1925 – Mondongo 1989) heeft wat koorts. Beiden gaan mee naar Kinshasa wanneer de dokters terugkeren. Ze worden er in quarantaine geplaatst. Zuster Myriam sterft op 30 september. Enkele dagen later sterft daar ook de Kongolese verpleegster die haar verzorgd heeft. In Yambuku wordt de toestand steeds schrijnender. Elke dag sterven vele mensen. Niemand wil ze nog begraven. De man moet een put graven voor zijn vrouw en omgekeerd. Kinderen worden weggejaagd van bij hun dode vader of moeder. Zuster Romana, die vanuit Yalosemba ter hulp snelde, is ook ziek. Pater Germain Lootens (Sint-Kruis-Brugge 1910 – Yambuku 1976), die zuster Beata het sacrament van de zieken gaf, eveneens. Beiden sterven op 2 oktober. Nu pas komt het nieuws echt in de media. De Wereldgezondheidsorganisatie wordt zich bewust van het grote gevaar op een wereldwijde epidemie. Op zoek naar hulp Het eerste bloedstaaltje bereikt het Tropisch Instituut in Antwerpen op 28 september. In vier verschillende landen, maar vooral in Atlanta (U.S.A.) en Antwerpen, wordt koortsachtig gezocht naar de oorzaak van de ziekte. Op 14 oktober sterft in Kinshasa een vierde zuster, Edmonda. ’s Anderendaags wordt in Antwerpen het virus geïdentificeerd. Het gelijkt op Scheutnieuws januari - februari 2015 3 dat van Marburg, en men denkt aan een variante van de “Ziekte van Marburg”. Men krijgt hoop de ziekte te kunnen behandelen. Maar het overlijden van zuster Edmonda slaat die hoop in duigen, want het verloop van haar ziekte was heel anders. Dokters van Atlanta en van Antwerpen gaan nu naar Yambuku. Alle symptomen en vooral de wijze waarop de besmettingen gebeuren worden grondig bestudeerd. Quarantainemaatregelen, eerst spontaan gegroeid, worden steeds strenger en strikt verplicht. Alleen besmettingen vermijden kan een einde aan de ziekte maken, en zo gebeurt ook. De wetenschappers werken echter verder, nog vele maanden en zelfs jaren daarna. Eindelijk krijgt het virus zijn naam, naar een riviertje, op meer dan 100 km ten noorden van Yambuku. Ze dachten dat het vlakbij was. Onbekendheid en onzekerheid zijn niet alleen dramatisch voor de uitbreiding ervan. Voor de mensen zorgen ze voor ongeziene angst en frustratie en dat was in Yambuku veel erger dan nu. Toen wist men niet eens over welke ziekte het ging, hoe de besmetting gebeurde en hoe men die kon vermijden. Vooral dat veroorzaakte heel veel angst en paniek. Gust Slegers getuigde later regelmatig over zijn verblijf in quarantaine in Kinshasa, wat voor hem een ware hel geweest was. “Voortdurend had ik diarree, waarschijnlijk van de schrik, maar ik dacht dat ik besmet was. Steeds controleerde ik de kleur van mijn stoelgang, en ontelbare keren dacht ik: ja, nu is het zo ver. Tot viermaal toe begon ik een afscheidsbrief te schrijven aan mijn moeder, vast overtuigd dat ik nog slechts enkele dagen te leven had. Halfweg de brief scheurde ik die stuk, ik ging die toch niet kunnen of mogen versturen, uit schrik zo ook mijn moeder te besmetten. Ook omdat ik weer begon te twijfelen. Misschien was ik toch niet ziek. Dan mocht ik mijn moeder ook niet ongerust maken.” Terug naar Kongo Onwetendheid en onzekerheid zijn dramatisch Later komen in Kongo nog verschillende uitbraken van de Ebola-epidemie, de eerstvolgende en voornaamste in Kikwit in 1995. Ook daar sterven honderden mensen en verschillende buitenlandse zuster-verpleegsters. Het positieve ervan is wel dat de gezondheidsdiensten ervaring opdoen en de mensen zich bewust worden van het gevaar. Toen het onlangs begon in Guinee, Sierra Leone en Liberia was er ook een uitbraak in de Evenaarsprovincie van Kongo, maar daar had men reeds zoveel ervaring dat alle besmettingen onmiddellijk zoveel mogelijk vermeden werden. Elders gaat men voort met de traditionele gebruiken waardoor de ziekte zich verspreidt. En zo kreeg ik noodgedwongen een paar maanden extra vakantie, niet om echt van te genieten. Begin december mocht ik eindelijk terug. In Kinshasa was echter geen mogelijkheid door te reizen naar Bumba. De quarantainemaatregelen waren nog steeds geldig. Na een goede week ging een militair vrachtvliegtuig de dokters van Atlanta en het Tropisch Instituut van Antwerpen, en enkele van hun voertuigen, terughalen. Hun missie zat erop. Ik kon mee. Militairen bewaakten nog de vele slagbomen langs de weg. Ik mocht het spergebied binnen op voorwaarde dat ik er bleef. Het duurde nog zeven maanden, tot juli 1977, tot de allereerste boot aanlegde in Bumba en het eerstvolgende vliegtuig er landde. De schrik zat er nog steeds goed in. Ik hoorde veel akelige verhalen. Erik Maes, cicm Scheut en W.O. I (1ste deel) Begin augustus 1914 brak de eerste wereldoorlog uit. Via de media krijgen we de kans om de gebeurtenissen van een eeuw geleden a.h.w. op de voet te volgen. In dit en een paar volgende artikels beperken we ons tot de gevolgen van de oorlog voor Scheut en meer in het bijzonder voor onze Belgische jongeren in vorming. In 1914 verbleven deze laatsten vooral in onze huizen van Scheut-Anderlecht (noviciaat en filosofie) en van Leuven (theologie en universitaire studies). Stamford Hill Tijdens de laatste weken vóór de oorlog waren al een twintigtal jongeren opgeroepen voor hun militiedienst. Het waren onze eerste ‘frontsoldaten’. Van zodra in augustus ’14 de oorlog in alle hevigheid losbrak werden de resterende studenten voorlopig naar huis gestuurd, althans diegenen die nog weg konden. Algemeen Overste Florent Mortier en zijn Raad beslisten toen uit te wijken naar onbezet gebied om van daaruit beter in contact te kunnen blijven met de verschillende missiegebieden. P. Mortier nam de archieven van de congregatie mee en begaf zich, via West-Vlaanderen, naar Londen waar hij een “De goede Zusters van dat gesticht zetten zich in ‘t nauw om onze gemeenschap te huisvesten. Wij waren op dat ogenblik met niet minder dan 109 man: theologanten, novicen en studenten. Wij, onbekende vreemdelingen, ontvingen in Stamford Hill het gulste onthaal. Zodanig dat, op vreemden bodem, het Cenakel als het Moederhuis werd van onze Congregatie. Daar werd plechtig ons jubileum gevierd, daar werden de aandoenlijke wijdingen onzer levieten gehouden, daar had het aangrijpend vertrek onzer zendelingen plaats, daar vonden onze medebroeders die afgemat en uitgeput van de vreemde landen terugkwamen, een huiselijk onderkomen, een moederlijke verzorging en een herstel hunner krachten.” (getuigenis van een der bewoners van Stamford Hill, gepubliceerd in “Missiën van Scheut”, 1920) onderkomen vond in een ongebruikt retraitehuis van Engelse Zusters, het ‘Cenakel’, in Stamford Hill, in het noorden van de hoofdstad. Het huis was ruim genoeg en, van zodra het enigszins kon, nodigde P. Mortier zoveel mogelijk novicen, theologanten en professoren uit naar Londen om daar de vorming verder te zetten. De filosofen van hun kant trokken naar Sparrendaal, bij 's-Hertogenbosch, in neutraal Nederland. Reeds van bij het begin van de oorlog werden de huizen van Scheut en Leuven tot noodhospitalen van het Rode Kruis ingericht en officieel erkend. Scheut zou als zodanig nooit gebruikt worden; in Leuven echter zouden heel wat gewonden onderdak vinden, tot aan het einde van de oorlog. Onze novicen in Auvours Auvours Een militiewet van maart 1915 had grote gevolgen voor onze studenten. Alle Belgische mannen tussen 18 en 25 jaar, die niet verbleven in het bezette België, werden opgeroepen om zich ter beschikking te stellen van het Belgische leger. Daaronder viel natuurlijk een groot deel van onze studenten die in Stamford Hill of Sparrendaal verbleven. Religieuzen en priesterstudenten werden verzocht zich zo vlug mogelijk naar Auvours te begeven, even ten noorden van Le Mans in Frankrijk. In de ruime kazerne was er o.a. een afdeling van de C.I.B.I. (Centre d’Instruction pour Brancardiers Scheutnieuws januari - februari 2015 5 et Infirmiers – Opleidingscentrum voor brancardiers en verpleegkundigen) en daar streken weldra tientallen jonge Scheutisten neer. Hun voorbereiding op het front kon beginnen. Enkele ‘afgekeurde’ Belgische theologiestudenten begaven zich met de Nederlanders naar “Huize Gerra” dichtbij Sparrendaal en zetten er hun studies verder. In Auvours kregen de ‘cibisten’ een degelijke voorbereiding op de taak die hen te wachten stond. Het kampleven bestond uit militaire en rodekruisoefeningen: marsen, theorielessen over de organisatie van het Belgische leger, praktische lessen. Er werd ook gedacht aan de zedelijke en geestelijke voorbereiding tot het frontleven. Dat gebeurde meestal uitsluitend in de voormiddag. In de namiddag was er tijd voor persoonlijke studie, gebed en ontspanning. Fatines Al heel vlug kwam de Algemeen Overste zijn confraters vervoegen in Frankrijk. Door toedoen van de plaatselijke bisschop kon hij beschikken over de ruime pastorie van Fatines, een dorp in de buurt van Auvours. Van daaruit bediende hij vier parochies die zonder pastoor zaten en hield ook contact met de ‘cibisten’ van Scheut. Spoedig keerde hij echter naar Londen terug om van daaruit verder de congregatie te leiden. Hij werd in Fatines opgevolgd door P. Albert Gueluy, zijn eerste assistent, die tijdelijk de overste van de ‘legerscheutisten’ werd, dus ook van degenen die reeds aan het front of in militaire hospitalen werkzaam waren. Deze laatsten onderhielden een regelmatige briefwisseling met P. Gueluy. De bewaarde brieven vormen tot op vandaag een zeer rijke bron van informatie over die periode. Elke avond konden de confraters van Auvours, indien ze dit wensten, in de pastorie van Fatines wat gaan uitrusten en het avondmaal nemen. Vanaf mei 1916 konden ze zelfs de toelating krijgen om een hele zondag in Fatines door te brengen. Dat alles duurde echter niet meer zo lang want in de zomer van hetzelfde jaar verlieten de eerste cibisten Auvours en werden ze ingezet aan het front. Einde 1916 zou iedereen vertrokken zijn, ofschoon er gedurende heel de oorlog toch altijd een zekere aanwezigheid van Scheutisten was in het kamp, o.a. van diegenen die aan het front gekwetst waren en verzorging nodig hadden. Nog vermelden dat Scheut in Auvours ook haar tegenslagen kende. Op 18 september 1915 stierf theologiestudent Karel De Croo (°Michelbeke 1890) aan darmontsteking in het naburige ziekenhuis van Yvré-l’Évêque. De begrafenisplechtigheid werd voorgegaan door kampaalmoezenier Karel Servranckx, sj. En kort daarna, op 13 oktober 1915 werd Maurice Serulier (°Luik 1891), die dagelijks de Mis ging lezen in Yvré-l’Évêque, verrast door een trein bij het oversteken van een spoorweg. Hij was pas op 29 juni van datzelfde jaar priester gewijd. Het was Algemeen Overste Florent Mortier zelf die uit Londen overkwam om de begrafenis voor te gaan. (wordt vervolgd) Nog een foto uit Auvours. Waarschijnlijk is de persoon in het centrum boven P. Karel Servranckx, sj, kampaalmoezenier Romain Clement, cicm Architectuur en missie in Afrika Het werk van broeder-architect Paul Dequeker, Scheutist Huldealbum met zijn bouwwerken in Kongo Paul Dequeker (°Roeselare 15.01.30) vertrok in 1958 naar Kongo. Vanaf 1961 bouwde Paul vooral kerken in de armere wijken van het zich snel uitbreidende Kinshasa. In het binnenland vertrok hij van een duurzame basisstructuur, die nadien met meer middelen werd afgewerkt. Kardinaal Laurent Monsengwo Pasinya, aartsbisschop van Kinshasa, schreef in het voorwoord: “Paul paste bij de bouw en inrichting van de talloze door hem gebouwde cultusgebouwen van bij de aanvang de liturgische vernieuwingen van Vaticanum II toe. Zijn architectuur is modern en tegelijk autochtoon, in volkomen harmonie, zoals de zwarte en witte toetsen op een orgelklavier. Bij zijn architectuur past inderdaad een authentiek Kongolees-Afrikaanse liturgie en dans, tot lof en eer van de Allerhoogste.” Redactie: Luc Dequeker (broer) en Greet De Neef (medewerkster van KADOC) Uitgave: Missionarissen van Scheut en KADOC-KU LEUVEN. Te verkrijgen op het secretariaat van Scheut, Ninoofsesteenweg 548, 1070 Brussel voor de prijs van € 20 (verzendingskosten inbegrepen, te storten op rekening van “Missiehuis van Scheut”, IBAN: BE34 4392 1002 4190 – BIC: KREDBEBB met vermelding “voor boek broeder Dequeker). Overleden familieleden van confraters Aartselaar, 09.10.14: Mvr. Irena Van den Bergh, schoonzus van Maurice Jenné (†1982). Zwijndrecht, 28.10.14: Mvr. Adrienne Staes, zus van Armand (†1998) en Paul (Singapore). Cordoba (Vera Cruz, Mexico), 12.11.14: Dhr Rubén Montaño, vader van Rodolfo (Mozambique). ’s Gravenwezel, 15.11.14: Dhr Paul Fierens, broer van Jan (†1975). Lier, 16.11.14: Mvr. Hendrika Davidts, schoonzus van Herman Docx (Zuun). Moorsel, 21.11.14: Dhr Joseph Van Weyenbergh, broer van Jean (Zuun). Oostende, 27.11.14: Dhr Stefaan Verbeke, broer van Johan (Wervik). Langemark, 04.12.14: Mvr. Simonne De Maré, schoonzus van André Loyson (Scheut). Wilrijk, 04.12.14: Mvr. Adèle Van Roey, zus van Alfons (†2005). Deurne, 05.12.14: Mvr. Maria Truyts, zus van Jozef (Schilde). Izegem, 06.12.14: Mvr. Esther Vermeulen, schoonzus van Jozef Duyvejonck (†1993). Lichtervelde, 12.12.14: Mvr. Rosa Françoys, schoonzus van Walter D’Heedene (U.S.A.). Edegem, 26.12.14: Dhr Leo Tindemans, schoonbroer van Juul Naesens (†2009). Kasterlee, 27.12.14: Mvr. Vieke Van Pelt, zus van Albert (†2004) en Jozef (†1996), schoonzus van Victor (Zuun) en Herman (†2013) Dierckx. Scheutnieuws januari - februari 2015 7 Onze overledenen Onze overledenen Clement Daelman Geboren in Hofstade (O.-Vl.) op 12 juni 1925. Eerste geloften op 8 september 1945. Priester gewijd op 6 augustus 1950. Missionaris in de Filippijnen vanaf 1951. Overleden in Tuguegarao City op 25 november 2014. Alfred Spincemaille Geboren in Rumbeke op 6 mei 1930. Eerste geloften op 8 september 1949. Priester gewijd op 12 september 1954. Missionaris in de Filippijnen van 1955 tot 1999 en daarna in België. Overleden in Torhout op 28 november 2014. Felix Dezutter Geboren in Oostduinkerke op 7 september 1926. Eerste geloften op 8 september 1946. Priester gewijd op 29 juli 1951. Missionaris in Kongo van 1953 tot 1999 en daarna in België. Overleden in Torhout op 4 december 2014. August Deketelaere Geboren in Torhout op 5 oktober 1925. Eerste geloften op 8 september 1946. Priester gewijd op 29 juli 1951. Missionaris in Kongo van 1952 tot 1991 en daarna in België. Overleden in Torhout op 15 december 2014. Komen en gaan (lijst afgesloten op 31 december 2014) Keerden terug naar hun missie : Daems Jozef (Kongo) - Devos Piet (Hong Kong) - Hertecant Willy (Hong Kong) - Hostens Jean (Haïti) - Lesage Mark (Filippijnen) - Tanghe Antoon (Kongo) - Vanvolsem Ivo (Kongo). Een bijdrage voor Scheutnieuws helpt ons vooruit Om de twee maanden sturen wij gratis aan 8.000 abonnees een verzorgd tijdschrift met nieuws van Scheut in de wereld. Verhalen over mensen, inzet van mensen, blijde boodschap voor mensen. Een vrijwillige bijdrage zal voor ons een steun zijn. Daarvoor kunt u storten op rekening van “Missiehuis van Scheut”, IBAN: BE34 4392 1002 4190 – BIC: KREDBEBB met vermelding “voor Scheutnieuws”. Hartelijk dank! Redactie : Romain Clement, Guido Everaert, Werner Lesage, Erik Maes, Marcel Peeters, Julien Vandevoorde, Frans Van Oudenhove, Nand Verhoeven Verantwoordelijke uitgever : Erik Maes, Missiehuis van Scheut, Ninoofsesteenweg 548, 1070 Brussel Bankrekening : Missiehuis van Scheut - Brussel, IBAN-code : BE34 4392 1002 4190, BIC-code : KREDBEBB, met de vermelding : “voor Scheutnieuws” Drukkerij-Uitgeverij Jan Verhoeven nv - Sint-Pieters-Leeuw