Zwangerschapshypertensie, diagnostiek en behandeling Doelstelling Op uniforme wijze signaleren en handelen m.b.t. verhoogde bloeddruk ter preventie van maternale en foetale morbiditeit en mortaliteit. Doelgroep Gynaecologen Verloskundigen 1e en 2e lijn Werkwijze Definitie zwangerschapshypertensie: Hypertensie zonder proteïnurie in de tweede helft van de zwangerschap bij een voorheen normotensieve patiënte. RR ≥ 140/90 mmHg, 2 maal gemeten met een interval van minimaal 4 uur (aan rechterarm) Ernstige hypertensie: RR ≥ 160/110 mmHg eenmalige meting of MAP≥ 125 mmHg Ter overweging: Bij een stijging van 30 mmHg systolisch en/of 15 mmHg diastolisch ten opzichte van uitgangsbloeddruk mogelijk ook beschouwen als hypertensie. Incidentie Bij 5-18% van de nulliparae ontstaat zwangerschapshypertensie en bij 1-7% pre-eclampsie. Deze aandoeningen komen bij nulliparae 3× vaker voor dan bij multiparae. Getallen zijn sterk afhankelijk van definitie en selectie van de onderzochte groep. In een Nederlands cohort laagrisico-nulliparae was de incidentie van zwangerschapshypertensie 16%, van chronische hypertensie 1,5% en van pre-eclampsie 1,4%. In de LVR-2 over 2002 werd 17% zwangerschapshypertensie en 2% pre-eclampsie geregistreerd. Oorzaken Het optreden van de ziekte is gebonden aan de aanwezigheid van de trofoblast in het lichaam. Bij het ontstaan spelen immunologische, genetische en omgevingsfactoren een rol. Aangenomen wordt dat de basis van het ziektebeeld gevormd wordt door een deficiënte aanleg en vascularisatie van de placenta en het uitblijven van een normale maternale circulatoire aanpassing aan de graviditeit. Predisponerende factoren Adipositas, BMI≥ 35 Auto-immuunziekten (antifosfolipidensyndroom, SLE) Chronische vaat- en nieraandoeningen Endocrinologische aandoeningen (diabetes mellitus, hyperthyreoïdie) Leeftijd > 40 jaar Meerlingzwangerschap Bij nulliparae 3 x vaker voorkomend dan bij multiparae PE in anamnese PE moeder of zus van de zwangere ≥ 5 jaar tussen deze zwangerschap en vorige zwangerschap Etniciteit, met name afkomstig uit Suriname, Antillen of Afrikaans land onder Sahara Ontbreken „mid-pregnancy drop‟ of bloeddrukstijging voor 30e week van de zwangerschap Infectie aan urinewegen Peridontale infectie Symptomen Braken Epigastrische pijn (bovenbuikspijn) Excessieve gewichtsstijging Hoofdpijn Hyperreflexie Malaise Misselijkheid Oedemen Tintelingen/ jeuk Verminderde diurese Verwardheid Visusstoornissen Convulsies/ coma Hemiplegie ( eenzijdige verlamming) Diagnostiek 1e lijn 1. Bloeddruk meten Voor het stellen van de diagnose hypertensie wordt de bloeddruk gemeten met een juiste manchetmaat. Een te kleine manchet zal de bloeddruk overschatten en een te grote manchet zal de bloeddruk onderschatten. Meten in zittende positie met de bovenarm op harthoogte. Steeds aan dezelfde arm (rechts) en minimaal 2 x gemeten. Naast bloeddruk ook de MAP vermelden MAP= systolische RR + (2x diastolische RR) / 3 2. Urine onderzoek: (Als hypertensie wordt gediagnosticeerd of patiënte zich meldt met pre- eclamptische klachten): Urine onderzoek uitvoeren om albuminurie uit te sluiten. Er wordt gesproken van albuminurie indien: + op stick EKR van > 30 Eiwit >300g per 24 uur Indien verdenking van PIH/ pre eclampsie ten alle tijden, direct consult 2e lijn voor verdere diagnostiek Diagnostiek die verricht zal worden in 2e lijn CTG Automatische bloeddruk meting om de 5 minuten. Pre eclampsie lab (Hb, Ht, Trombocyten, ASAT, ALAT, LD, Uraat, kreatinine) Urine onderzoek: EKR Uitvragen klachten Bij aangetoonde PIH ( Pregnancy Induced Hypertension) of pre eclampsie zal er overname van zorg door de 2e lijn plaatsvinden. Zo nodig zal patiënte medicatie ter regulatie van de bloeddruk krijgen afhankelijk van ernst mogelijk oraal of intraveneus. Aanbevelingen Indien patiënte vaker voor een consult hypertensie in de 2e lijn gezien wordt is overname van zorg te overwegen. Graag altijd bloeddruk meten bij intake zodat er een goed beeld ontstaat van de uitgangssituatie m.b.t. de bloeddruk. Indien patiënte in eerdere zwangerschappen een PIH of pre eclampsie heeft doorgemaakt, graag alertheid m.b.t. bloeddrukstijging, oedemen, klachten, foetale groei en zonodig standaard urine controle op eiwit. Kraambed Indien kraamvrouw, 48 uur postpartum, met antihypertensiva naar huis gaat, zal het medicatiebeleid bepaald worden door de gynaecoloog. Mogelijke antihypertensiva kunnen zijn: Methyldopa Enalapril bij borstvoeding Perindopril bij flesvoeding Overname bloeddruk controle in het kraambed door 1e lijns verloskundige. Advies: controle bloeddruk à 2 dagen. Maximale waarden zowel diastolisch als systolisch wordt door de gynaecoloog bepaald en doorgegeven aan de 1e lijns verloskundige. Indien bloeddruk waarden te hoog of bij twijfel; contact opnemen met 2e lijns verloskundige of gynaecoloog. Na beëindigen kraambed controle bloeddruk via huisarts of via poli gynaecologie. Literatuur NVOG richtlijn hypertensieve aandoeningen in de zwangerschap no 6, mei 2005. RCOG Management of eclampsia Guideline. No10. ACOG practice bulletin. Diagnosis and management of preeclampsia and eclampsia. No 33, January 2002. Bolte a.c, Geijn van H.P, Dekker G.A. Pharmacological treatment or severe hypertension in pregnancy, review. Mabie W.C. Management of acute severe hypertension and encephalopathy. Clin obstet Gynaecol. Sept 1999;42(3)“Why mothers die 1997-1999” Confidential enquiries into maternal death in the United Kingdom. January 2002. K. Grady, C. Howell and C. Cox, Managing Obstetric Emergencies en Trauma course manual, second edition, 2007.