Gemeenteblad Nijmegen Jaartal / nummer 2014 / 017 Naam Beleidsregels Maatschappelijke Ondersteuning 2014 Publicatiedatum 23 december 2013 Opmerkingen - Vaststelling van de beleidsregels bij besluit van burgemeester en wethouders van 3 december 2013, registratienummer 13.0015164. In het besluit is de inwerkingtreding bepaald op 1 februari 2014, op welk tijdstip tevens de voorgaande beleidsregels (GB2012-107) vervalt. Aantal bladzijden / verkoopprijs 24 / € 1,20 BELEIDSREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014 VOORWOORD ...................................................................................................................... 2 Inleiding ................................................................................................................................. 2 HOOFDSTUK 1. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN .......................... 2 Resultaat 1: een schoon en leefbaar huis .............................................................................. 2 Inleiding ................................................................................................................................. 2 Afwegingskader ..................................................................................................................... 2 Resultaat 2: wonen in een geschikt huis ................................................................................ 4 Inleiding ................................................................................................................................. 4 Afwegingskader ..................................................................................................................... 4 Resultaat 3: goederen voor primaire levensbehoeften ........................................................... 5 Inleiding ................................................................................................................................. 5 Afwegingskader ..................................................................................................................... 5 Resultaat 4: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding ............................... 6 Inleiding ................................................................................................................................. 6 Afwegingskader ..................................................................................................................... 6 Resultaat 5: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren ................................... 7 Inleiding ................................................................................................................................. 7 Afwegingskader ..................................................................................................................... 7 Resultaat 6: verplaatsen in en om de woning ........................................................................ 8 Inleiding ................................................................................................................................. 8 Afwegingskader ..................................................................................................................... 8 Resultaat 7: lokaal verplaatsen per vervoermiddel ................................................................. 9 Inleiding ................................................................................................................................. 9 Afwegingskader ..................................................................................................................... 9 Resultaat 8: mogelijkheden om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan ........................................................................................................ 10 Inleiding ............................................................................................................................... 10 HOOFDSTUK 2. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL. ......... 11 Inleiding ............................................................................................................................... 11 Afwegingskader ................................................................................................................... 11 1. Een persoonsgebonden budget. ...................................................................................... 11 2. De financiële tegemoetkoming en het eigen aandeel. ...................................................... 13 3. De voorziening in natura. ................................................................................................. 13 BIJLAGE 1: Protocol gebruikelijke zorg…………………………………………………………………………..15 BIJLAGE 2: Normering huishoudelijke taken…………………………………………………………………….20 1 VOORWOORD Inleiding Deze nieuwe modelbeleidsregels vormen met de nieuwe modelverordening een trendbreuk met de oude regels (ooit verstrekkingenboek geheten), zoals die gehanteerd werden onder de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en sinds 2007 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Was onder de Wvg sprake van een zorgplicht en tamelijk nauwkeurig omschreven voorzieningen, de compensatieplicht van de Wmo vraagt om een andere aanpak. Die andere werkwijze heeft de VNG samen met CG-Raad en CSO ontwikkeld. Kernbegrippen zijn nu het leveren van maatwerk, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid. Bij de beoordeling van een aanvraag, of al tijdens het gesprek voorafgaand aan de aanvraag, komt eerst het resultaat dat bereikt moet worden aan de orde, daarna passeren de verschillende oplossingen de revue, en niet alleen de individuele op indicatie. Omdat maatwerk nodig is vindt een uitgebreid gesprek plaats ter verkenning van de (eigen) mogelijkheden. In de allereerste richtingbepalende uitspraak van 10 december 2008 1 heeft de Centrale Raad van Beroep helder uiteengezet hoe zij aankijkt tegen de compensatieplicht en wat van de gemeente bij de uitvoering mag worden verwacht. Kenmerkend is daarbij de grote invloed van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager op het gemeentelijk onderzoek. De latere jurisprudentie laat voortdurend zien dat er door gemeenten te weinig onderzoek wordt gedaan, zodat zij geen of onvoldoende kennis hebben van de persoonskenmerken en behoeften en daar dan ook niet of te weinig rekening mee houden. Art 4 van de Wmo geeft allereerst aan op welke terreinen resultaten bereikt dienen te worden. Daarnaast geeft dit artikel aan dat het in de Wmo gaat om maatwerk. Binnen de gemeente Nijmegen is de uitvoering van de Wmo door het college gemandateerd aan de bureaus Wmo van de afdeling Zorg. De Nijmeegse situatie kenmerkt zich verder door het gegeven dat de werkzaamheden op grond van de Wmo voor een deel worden uitgevoerd in de multidisciplinaire Sociale Wijkteams (SWT). Op 1 januari 2015 moeten deze wijkteams in geheel Nijmegen actief zijn. Medewerkers van de Sociale Wijkteams werken al sinds 2012 gekanteld en met een brede uitvraag richting de klant. Omdat de verordening van 2014 en deze beleidsregels van kracht zullen zijn in een tijd waarin nog niet in geheel Nijmegen Sociale Wijkteams actief zijn, omvat deze regelgeving zowel de werkwijze van de bureaus Wmo als de Sociale Wijkteams. Door middel van werkafspraken kan deze ruimte ingekleurd worden naar de stand van zaken van ieder moment. HOOFDSTUK 1. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN Resultaat 1: een schoon en leefbaar huis Inleiding Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk, zoals voor 2007 benoemd onder de AWBZ. Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het soppen van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het overigens schoonhouden van de ruimten die onder de compensatieplicht vallen. Deze ruimten zijn die ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Niveau sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen. Daarbij kunnen individuele omstandigheden het noodzakelijk maken hiervan af te wijken. Afwegingskader Het gaat om alle activiteiten teneinde het huis, exclusief de tuin, maar inclusief balkon en berging, schoon en leefbaar te houden. 1 Zie LJN BG6612. 2 Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle algemene, voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin men al jaren op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen. Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake is van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen. Bij gebruikelijke zorg wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas, enz. Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd worden. Bij de beoordeling van de vraag of gebruikelijke zorg van toepassing is kan het protocol gebruikelijke zorg als leidraad dienen. Individuele voorziening Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, zal het college compenseren. Bij dit compenseren wordt als norm aangehouden de normering van hoofdstuk 6 van de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden. Deze richtlijn is de opvolger van het CIZ indicatieprotocol, waar de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep in is verwerkt. Uiteraard kunnen bij de toepassing van dit afwegingskader specifieke afwegingspunten aanleiding zijn om in een individueel geval van dit kader af te wijken. Er is een onderscheid tussen Huishoudelijke Hulp 1 (HH1) en Huishoudelijke Hulp 2 (HH2). HH1 bestaat uit het geheel of gedeeltelijk overnemen van taken op het gebied van het huishouden. De aanvrager kan in deze situatie de regie over zijn huishouding voeren. HH1 omvat: licht huishoudelijke zorg (incl. beperkte zorg voor planten en dieren), zwaar huishoudelijke zorg, wasverzorging, bereiden broodmaaltijden, serveren warme maaltijd en eventueel bereiden van de warme maaltijd en boodschappen doen. HH2 kan omvatten het geheel of gedeeltelijk overnemen van taken op het gebied van het huishouden met inbegrip van hulp bij de organisatie van het huishouden. Onder HH2 kan ook ‘het samen opwerken in de huishouding’ vallen. De aanvrager kan in deze situatie onvoldoende regie over zijn huishouden voeren. De hulp kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij huishoudelijke hulp in natura kent het college hulp toe in uren/minuten. Ook bij mantelzorgers kan sprake zijn van problemen met een schoon huis. 3 Dit betreft de situatie dat de mantelzorger door (dreigende) overbelasting niet toekomt aan het schoonmaken van het eigen huis. Resultaat 2: wonen in een geschikt huis Inleiding In de Wmo is in artikel 4 lid 1 geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen resultaten die bereikt moeten worden op het huishoudelijke vlak en resultaten voor wat betreft een voor de persoon en zijn kenmerken geschikte woning. De term ‘voeren van een huishouden’ geeft daar geen duidelijkheid over. Daarbij is er één belangrijke voorwaarde voordat er gecompenseerd kan worden: er moet een woning zijn. Als er geen woning is, is het niet de taak van de gemeente om voor een woning te zorgen. Iedere Nederlandse burger dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus van een woning wordt uiteraard rekening gehouden met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of bekende komende beperkingen rekening wordt gehouden. Als de woning dan nog niet geschikt is kan het college compenseren. Afwegingskader Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning. Het college beoordeelt allereerst of het resultaat: wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Deze beoordeling vindt in ieder geval plaats als de aanpassing van de woning het bedrag van € 6000,- te boven gaat. Als een verhuizing inderdaad adequaat wordt geacht, kan een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt. Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle algemene, voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Als sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning gaat het college ook daarbij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Daarbij is uitgangspunt dat de uitgaven die de verzorgde(n) had(den) voor de situatie van de mantelzorg in de mantelzorgwoning, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan huur, kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen. De gemeente kan adviseren en ondersteunen als het gaat om de nodige vergunningen op het gebied van de ruimtelijke ordening. Individuele voorziening Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik miniem zijn. Daarom kiest het college bij eigen woningen als het maar enigszins kan voor het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit, met inachtneming van de RO-regelgeving. 4 Als het gaat om een aanbouw bij een eigen woning zal het college allereerst beoordelen wat iemands mogelijkheden zijn om uit een oogpunt van kosten zelf in de compenserende voorziening te voorzien. Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt. Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden. Een bouwkundige aanpassing aan een woning wordt ingevolge artikel 7 lid 2 Wmo door het college uitbetaald aan de eigenaar van de woning, als financiële tegemoetkoming. De beschikking wordt verstuurd aan de aanvrager/belanghebbende en de eigenaar wordt in kennis gesteld. Een niet-bouwkundige aanpassing aan de woning kan door het college in natura en als persoonsgebonden budget worden verstrekt aan de aanvrager/belanghebbende. Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden. Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend. Ook voor verhuizingen naar AWBZ-instellingen of andere zorginstellingen wordt geen vergoeding verstrekt. In het Financieel Besluit bepaalt het college de hoogte van de verhuiskostenvergoeding. Resultaat 3: goederen voor primaire levensbehoeften Inleiding In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. De compensatieplicht is beperkt tot de levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Niet hieronder vallen de grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten. Afwegingskader Onder dit resultaat worden gerekend de boodschappen inzake levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn en zo nodig de bereiding van maaltijden. Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle algemene, voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan het gebruik van een boodschappenservice, zowel die beschikbaar gesteld zijn door supermarkten, als die zijn opgezet door de gemeente of door vrijwilligersorganisaties. Als het gaat om het bereiden van maaltijden kan bekeken worden of vormen van maaltijdvoorziening of het gebruik maken van kant en klare maaltijden mogelijk en bruikbaar zijn. Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn deze boodschappen te doen. Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze 5 één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake van inwonendheid zal naar de concrete feiten beoordeeld moeten worden. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen. Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas, enz. Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Het doen van boodschappen is uitstelbare hulp, het bereiden van maaltijden is niet-uitstelbare hulp. Hier kan wel voor geïndiceerd kunnen worden. Individuele voorziening Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Bij boodschappen is het uitgangspunt: één maal in de week boodschappen doen. Een uitzondering wordt door het college alleen gemaakt als volstrekt helder is dat dit niet in één maal per week mogelijk is. De normtijden hiervoor zijn weer de normen zoals genoemd onder resultaat 1: een schoon en leefbaar huis, tenzij de feitelijke situatie in een individueel geval tot een andere norm leidt. Deze normen worden uitgedrukt in uren/minuten. Het resultaat: beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, als individuele voorziening, kan door het college in natura als ook via een persoonsgebonden budget bereikt worden. Het college houdt rekening met de belangen van mantelzorgers. Zo kan in geval van dreigende overbelasting een individuele voorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet – als het een pgb betreft - door de mantelzorger worden ingevuld: het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins. Resultaat 4: beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en bed- en linnengoed Inleiding De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen. Afwegingskader Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle algemene, voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan het gebruik van een wasserij als dat in de lijn ligt. Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn die benut kunnen worden. 6 Hierbij kan gedacht worden aan de aanschaf door betrokkene van een wasmachine en/of droger. Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake van inwonendheid zal naar de concrete feiten beoordeeld moeten worden. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen. Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas, enz. Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de nietuitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding zal het over het algemeen gaan om uitstelbare taken. Alleen als de was niet kan blijven liggen zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijke gebruikelijke zorg wel voor geïndiceerd kunnen worden. Individuele voorziening Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. De inhoud van het resultaat schone en doelmatige kleding bestaat uit het wassen en drogen daarvan en eventueel licht verstelwerk, zoals het vastzetten van een naadje of het aanzetten van een knoop. Wat betreft het strijken van kleding worden er geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken. Er zal met de mantelzorger rekening worden gehouden met het oog op dreigende overbelasting. Resultaat 5: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren Inleiding De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beide werken opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (oppasoma, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken. De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing. Afwegingskader Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle algemene, voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang, kinderopvang, opvang door grootouders enz. 7 Ook beoordeelt het college de mogelijkheden van ouderschapsverlof. Individuele voorziening Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening. Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Bij de toekenning stelt het college bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing. Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen als het gaat om het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren. Resultaat 6: verplaatsen in en om de woning Inleiding Dit gaat om het zich verplaatsen in en om de woning. In de praktijk zal dit zo goed als altijd betrekking hebben op de rolstoel. Afwegingskader Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat betekent dat het om verplaatsingen gaat die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om belanghebbenden die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel. Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle algemene, voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Individuele voorziening Als er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, zal via een medisch en al dan niet ergotherapeutisch advies door het college een programma van eisen worden opgesteld. Een rolstoel kan door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking. Een persoon kan voor een voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen incidenteel zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden. Bij gelijkblijvende beperkingen verstrekt het college bij vervolgaanvragen alleen een nieuwe voorziening, wanneer een voorziening technisch is afgeschreven. Voor de afschrijving worden de volgende termijnen gehanteerd: voorzieningen voor volwassenen: 7 jaar, voorzieningen voor kinderen: 5 jaar. Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, er een ondersteunende motorvoorziening verschaft kan worden. Sportvoorziening 8 De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning. Voor deze sportrolstoelen of andere sportvoorzieningen kent de gemeente Nijmegen een bovenwettelijke forfaitaire financiële tegemoetkoming tot een maximum van het in het Financieel Besluit genoemd bedrag. Dit bedrag kan worden verstrekt voor recreatief sportgebruik in het kader van het leven van alledag. Het bedrag wordt toegekend voor een periode van drie jaar. Op deze verstrekking zijn eveneens de algemene regels van paragraaf 1 van hoofdstuk 5 van de verordening van toepassing. Resultaat 7: lokaal verplaatsen per vervoermiddel Inleiding Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. Er wordt geen onbeperkte kostenloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt, dient men voor het vervoer een bijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een tarief. Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen) zal er geen noodzaak zijn te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt. Afwegingskader Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen zal het college eerst nagaan of in het gesprek alle mogelijke alternatieven al zijn beoordeeld. Individuele voorziening Als het college dient te compenseren zal allereerst gekeken worden waar de vervoersbehoefte van de aanvrager/betrokkene uit bestaat. Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient tenminste een afstand van 1500 - 2000 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Indien daar aanleiding voor is kan het college dit aantal ophogen. Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere, verstrekte, voorziening zoals een scootmobiel, meegenomen worden hetgeen invloed kan hebben op het aantal kilometers. Bij personen met een loopafstand van minder dan 100 meter zal het college beoordelen of een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand. Ook bij personen met een loopafstand van meer dan 100 meter, maar minder dan 800 meter, zal het college beoordelen of een voorziening voor de zeer korte afstand noodzakelijk is. Indien collectief vervoer niet mogelijk of niet beschikbaar is, kan het college een individuele voorziening in de vorm van een voorziening in natura (taxipas, rolstoeltaxipas) of een persoonsgebonden budget te besteden aan vervoer verstrekken. Bij het verstrekken van voorzieningen die af te leiden zijn van de auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen dan komt men in aanmerking voor een individuele voorziening. Voorzieningen kunnen door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij gelijkblijvende beperkingen verstrekt het college bij vervolgaanvragen alleen een nieuwe voorziening, wanneer een voorziening technisch is afgeschreven. Voor de afschrijving 9 worden de volgende termijnen gehanteerd: voorzieningen voor volwassenen: 7 jaar, voorzieningen voor kinderen: 5 jaar. Met de positie van mantelzorgers kan rekening worden gehouden bij het bepalen van de vervoersvoorziening. Zo kan het noodzakelijk zijn dat de mantelzorger mee wordt vervoerd (vanwege de noodzaak tijdens het vervoer in te grijpen) zodat het vervoer van de mantelzorger als noodzakelijke begeleider gratis plaats vindt. De bedragen die het college hanteert als tegemoetkoming in de vervoerskosten voor (rolstoel)taxivervoer en gebruik eigen auto zijn opgenomen in het Financieel Besluit Wmo. Uitzonderingen op de hoogte van de vervoerskostenvergoeding: 1. Wanneer echtgenoten beiden op grond van beperkingen vanwege ziekte of gebrek een vervoerskostenvergoeding behoeven, kan als de behoeften van de echtgenoten samenvallen, volstaan worden met een enkele voorziening. Vallen de behoeften niet samen of slechts ten dele, wordt niet meer dan 1,5 maal het normbedrag verstrekt. Heeft één van hen tevens een vervoermiddel voor de korte afstand, wordt 60% in plaats van 75% van het normbedrag verstrekt, dus 75% + 60% = 135% van het normbedrag. 2. Voor jongeren gelden de volgende forfaitaire bedragen: - kinderen tot 2 jaar ontvangen geen vervoerskostenvergoeding, tenzij deze kinderen vanwege de speciale wandelwagen/rolstoel niet met het openbaar vervoer mee kunnen: dan 50% van het normbedrag; - kinderen van 2 tot 12 jaar: 50% van het normbedrag; - kinderen ouder dan 12 jaar: 100% van het normbedrag; - indien meerdere kinderen uit één gezin in aanmerking komen voor een vervoerskostenvergoeding kan maximaal 75% van het normbedrag per kind worden verstrekt. Een grotere vervoersbehoefte moet worden aangetoond. 3. Bewoners van een AWBZ-instelling met een zelfstandige vervoersbehoefte ontvangen in de regel 60% van het normbedrag als forfaitaire vergoeding. Indien het merendeel van de contacten buiten de AWBZ-instelling ligt, kan een hogere vergoeding tot 100% van het normbedrag worden verstrekt. Deze hogere vervoersbehoefte moet worden aangetoond. De vervoersbehoefte is mede afhankelijk van het soort AWBZ-instelling; de mate van zelfstandig wonen. Uitzondering: bewoners uit de gezinsvervangende tehuizen en regionale instellingen voor beschermd wonen; na indicatie ontvangen zij 100% van het normbedrag. 4. Wanneer de aanvrager tevens een voorziening heeft voor de korte afstand, wordt 60% van het normbedrag verstrekt. Resultaat 8: mogelijkheid om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan Inleiding Het laatste op grond van artikel 4 lid 1 Wmo genoemde resultaat is een heel algemene. Het gaat daarbij om de mogelijkheid om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Een belangrijke voorwaarde hiervoor zit in een ander te bereiken resultaat: het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Afwegingskader Het college beoordeelt altijd eerst of andere, algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en andere gemakkelijk zelf te realiseren voorzieningen mogelijk zijn. Als het gaat om een vervoerprobleem zal het college eerst beoordelen of dit via het zevende resultaat opgelost kan worden. 10 HOOFDSTUK 2. VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIËLE TEGEMOETKOMING. EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL. Inleiding Artikel 6 van de Wmo bepaalt in lid 1 het volgende: “Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.” Door deze bepaling zijn er in de Wmo drie vormen van verstrekking mogelijk om het resultaat dat bereikt moet worden: het compenseren van problemen die een aanvrager ondervindt, te bereiken. De eerste mogelijkheid is de voorziening in natura. Daarmee wordt bedoeld dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt, die hij of zij kant en klaar krijgt. En met de voorziening die betrokkene in natura krijgt moet het probleem voldoende gecompenseerd zijn. De tweede mogelijkheid is de in artikel 6 Wmo verplicht gestelde mogelijkheid een alternatief te ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget. Na een wetswijziging die sinds 1 januari 2010 van kracht is, zijn er voor het persoonsgebonden budget als het gaat om hulp bij het huishouden twee mogelijkheden om dit in te vullen. De derde mogelijkheid van verstrekking is de financiële tegemoetkoming, zo blijkt uit artikel 7, lid 2 Wmo. Als het gaat om bouwkundige woonvoorzieningen is de gemeente verplicht om een financiële tegemoetkoming uit te betalen aan de eigenaar van de woning. Een dergelijke financiële tegemoetkoming kan alleen al om die reden in sommige situaties geen persoonsgebonden budget zijn. Dat gaat immers rechtstreeks naar de aanvrager. Ook is soms sprake van een financiële tegemoetkoming bij een taxi- of rolstoeltaxikostenvergoeding op declaratiebasis. Het onderscheid tussen de begrippen financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget is niet altijd even duidelijk. Dat wordt nog ingewikkelder gemaakt, doordat soms een financiële tegemoetkoming als forfaitaire financiële tegemoetkoming verstrekt wordt. De verschillen tussen een financiële tegemoetkoming, een forfaitaire financiële tegemoetkoming en een persoonsgebonden budget zijn het beste als volgt aan te geven: Een financiële tegemoetkoming is een bedrag bedoeld om een individuele voorziening mee te realiseren. Het begrip financiële tegemoetkoming wordt in de wet gebruikt in artikel 7 lid 2 waar gesproken wordt over een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte. Een forfaitaire financiële tegemoetkoming is een bedrag dat los van de werkelijke kosten en meestal los van het inkomen wordt vastgesteld. Het is dus geen kostendekkend bedrag en zal meestal niet op het inkomen van de aanvrager worden afgestemd. Te denken valt aan een verhuiskostenvergoeding of een auto- of taxikostenvergoeding. Ook hier kan eventueel wel rekening worden gehouden met een algemeen gebruikelijk deel, zoals bijvoorbeeld het tarief van het collectief vervoer. Afwegingskader 1. Een persoonsgebonden budget. Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag bedoeld om zelf hulp bij het huishouden of een voorziening mee aan te schaffen of te betalen. Het college bepaalt of een persoonsgebonden budget wordt toegekend. Op dit persoonsgebonden budget kan een eigen bijdrage in mindering worden gebracht, tenzij het om een rolstoel gaat. Ook kan eventueel met een algemeen gebruikelijk deel rekening worden gehouden, eveneens met uitzondering van de rolstoel. Het verschil tussen 11 een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming is klein. Helder is wel dat bij een bouwkundige woningaanpassing niet gesproken kan worden van een persoonsgebonden budget, omdat die aan de eigenaar moet worden uitbetaald. In de parlementaire behandeling van de Wmo is aangegeven dat er uitzonderingen mogelijk zijn op deze keuzevrijheid, met name als het gaat om personen waarvan verwacht kan worden dat zij niet met het beschikbare geld kunnen omgaan. Het college heeft de volgende uitzonderingen (overwegende bezwaren) vastgesteld. Verstrekking in de vorm van persoonsgebonden budget vindt niet of niet langer plaats als: a. op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget; b. er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een persoonsgebonden budget in het verleden; c. er sprake is van een belanghebbende met aanzienlijke schulden, waardoor het vermoeden bestaat dat het persoonsgebonden budget niet zal worden besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is; d. er naar het oordeel van het college andere, zwaarwegende, bezwaren bestaan tegen de verstrekking. Het college verstrekt een persoonsgebonden budget alleen ten aanzien van individuele voorzieningen. Dat betekent dat bij algemene voorzieningen geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft dit in diverse uitspraken. Voor deze voorzieningen geldt ook de eigen bijdragen systematiek niet. Het college bepaalt de omvang van het persoonsgebonden budget. Wat betreft de voorzieningen maakt het college per toekenning een berekening. Daarbij moet het bedrag voldoende zijn om de voorziening aan te schaffen en dus de bestaande problemen voldoende te compenseren. De kosten van de voorziening als de voorziening in natura zou worden verstrekt zijn daarbij uitgangspunt. Dat kan afgeleid worden van bijvoorbeeld een offerte. Daarbij kunnen bedragen geteld worden voor het onderhoud en de reparaties van de voorziening, voor zover daar sprake van kan zijn. Deze bedragen zijn ofwel bij verstrekking in eigen beheer bekend vanuit het verleden, ofwel kunnen bij verstrekking via een leverancier bij de leverancier worden opgevraagd. Bij het bepalen van het bedrag van de voorziening wordt uitgegaan van het bedrag dat de voorziening bij verstrekking in natura zou kosten. Daarbij zal veelal sprake zijn van kortingen, omdat via een contract met een leverancier een grote hoeveelheid voorzieningen afgenomen wordt. Deze korting wordt doorberekend naar het persoonsgebonden budget. Het is immers niet de bedoeling dat een persoonsgebonden budget meer geld gaat kosten dan verstrekking in natura. Uitbetaling persoonsgebonden budget. Bij beschikking maakt het college zijn besluit aan de aanvrager bekend. In deze beschikking vermeldt het college wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en voor hoeveel jaar het persoonsgebonden budget bedoeld is. Om volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en meer precies: aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd. De gebruiksduur van een met PGB aangeschafte voorziening wordt gelijkgesteld met de afschrijvingstermijn die voor deze voorzieningen in natura wordt gehanteerd. Hierdoor kan voorkomen worden dat door onduidelijkheid omtrent de eisen die aan de voorziening gesteld moeten worden een verkeerde voorziening wordt aangeschaft. Dat wil zeggen een voorziening waarmee het beoogde resultaat niet bereikt kan worden. Dat zou tot inadequate voorzieningen kunnen leiden, waardoor het te bereiken resultaat, het compenseren van problemen, niet bereikt wordt, wat op zich weer tot nieuwe aanvragen aanleiding zou kunnen zijn. Dit is uitsluitend te voorkomen door een programma van eisen 12 onderdeel uit te laten maken van de beschikking. Wordt dan toch een voorziening aangeschaft die niet aan dat program van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking. Het college neemt in de beschikking ook op of er een eigen bijdrage/eigen aandeel in de kosten verschuldigd is. Omdat die eigen bijdrage vastgesteld en geïnd zal worden door het CAK, zal in de meeste gevallen uitsluitend een aankondiging opgenomen kunnen worden. Zodra de beschikking door het college is verzonden, stelt belanghebbende het college een pro forma nota of factuur ter beschikking. Naar aanleiding van die gegevens wordt het persoonsgebonden budget beschikbaar gesteld. Dat kan in één keer, indien daar aanleiding voor is (een aan te schaffen voorziening zal ook in één keer betaald moeten worden), maar zou ook in termijnen kunnen, bijvoorbeeld bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden. Om de betaling overzichtelijk te houden is het mogelijk dit persoonsgebonden budget per kwartaal of per half jaar beschikbaar te stellen. Daarbij wordt er rekening mee gehouden dat bij betaling over een lange perioden uitsluitend betaling achteraf problemen kan opleveren. Betaling per voorschot, of aan het begin van de periode, ligt dan voor de hand. Uitzondering geldt voor het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden. Dit persoonsgebonden budget wordt niet aan de belanghebbende uitgekeerd, maar aan de Sociale Verzekeringsbank. Als de belanghebbende de geleverde uren huishoudelijke hulp bij de Sociale Verzekeringsbank heeft verantwoord, keert deze het bedrag rechtstreeks uit aan de persoon of instantie die de hulp heeft geleverd. Deze regeling geldt niet voor verstrekkingen die plaats hebben gevonden op grond van voorgaande verordeningen, tenzij klanten aangeven zelf te willen deelnemen. De controle van het persoonsgebonden budget vindt als volgt plaats. Iedere budgethouder dient de volgende stukken te bewaren: de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening of een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen. Via een steekproef zal het college bepalen bij welke budgethouders deze stukken zullen worden opgevraagd om te controleren of het persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. Is dat het geval, dan hoeft er verder niets te gebeuren. Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan bedoeld, dan kan het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terugvorderen. 2. De financiële tegemoetkoming en het eigen aandeel. Naast het persoonsgebonden budget kan ook een financiële tegemoetkoming worden toegekend. Het aantal mogelijkheden voor een financiële tegemoetkoming is beperkt: het zal gaan om een bouwkundige woonvoorziening, uit te betalen aan de eigenaar van de woning, een verhuiskostenvergoeding, of een financiële tegemoetkoming voor gebruik van een taxi of een rolstoeltaxi. De financiële tegemoetkoming zal zo groot zijn dat de aan te schaffen voorziening hiermee aangeschaft kan worden. Dit kan onder aftrek van een zogenaamd eigen aandeel, te vergelijken met de eigen bijdrage. Ook bij een financiële tegemoetkoming zal de beschikking waarin dit bedrag wordt toegekend voorwaarden kunnen bevatten over de besteding van de financiële tegemoetkoming. En ook bij een financiële tegemoetkoming moet verantwoording afgelegd worden over de besteding van de tegemoetkoming, tenzij het om een forfaitair bedrag gaat: een forfaitair bedrag voor een verhuizing kan vrij worden besteed, mits er daadwerkelijk verhuisd wordt. 3. De voorziening in natura. Bij een voorziening in natura verstrekt het college deze. Wordt een voorziening niet als persoonsgebonden budget verstrekt, maar in natura, dan zal toekenning ook bij beschikking plaatsvinden. In de beschikking worden de voorwaarden 13 opgenomen waaronder verstrekking plaatsvindt. Bij een voorziening in natura mag een eigen bijdrage worden gevraagd, net als bij een persoonsgebonden budget. Ook nu geldt dat een eventueel te betalen eigen bijdrage door de gemeente meestal slechts aangekondigd kan worden aangezien berekening en inning plaats zal vinden door het CAK. Het college neemt in de beschikking ook op of er een eigen bijdrage/eigen aandeel in de kosten verschuldigd is. Omdat die eigen bijdrage vastgesteld en geïnd zal worden door het CAK, zal in de meeste gevallen uitsluitend een aankondiging opgenomen kunnen worden. 14 BIJLAGE 1: PROTOCOL GEBRUIKELIJKE ZORG 5. Gebruikelijke zorg 5.1 Protocol gebruikelijke zorg Als er gesproken wordt over 'Het protocol gebruikelijke zorg', wordt over het algemeen het verouderde document uit 2005 bedoeld opgesteld door het CIZ divisie AWBZ, toen de huishoudelijke zorg nog onder de AWBZ viel. Gemeente hanteren soms nog dit verouderde protocol, andere gemeente hebben een aangepast versie gemaakt of de (verouderde) ‘richtlijn hulp bij het hulshouden' uit 2006. 5.2 Definities 2 In artikel 10 van de modelverordening staat beschreven dat ‘als tot de leefeenheid, waar de cliënt deel vanuit maakt, een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten, men niet in aanmerking komt voor hulp bij het hulshouden. 'Deze restrictie heet 'gebruikelijke zorg'. Gebruikelijke zorg: ‘de ondersteuning die huisgenoten worden geacht elkaar te bieden, omdat zlj als leefeenheid een gemeenschappelijk hulshouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het 3 functioneren van dat hulshouden’. Het principe van 'gebruikelijke zorg' heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden/lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Huisgenoot: 'ieder persoon met wie de cliënt samen gemeenschappelijke woning bewoont’. 4 Leefeenheid: ‘alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam hulshouden te 5 voeren’. Duurzaam hulshouden: 'alle huisgenoten met een gezamenlijke hulsvesting, die samen bijdragen in de kosten van 6 huishouding dan wel het op een andere wljze in elkaars verzorging voorzien’. 5.3 Gebruikelijke zorg door (jonge) huisgenoten Gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter. Dit houdt in dat er zowel van volwassen als jonge huisgenoten een bijdrage wordt verlangd in het huishouden. Hierbij dient echter wel rekening te worden gehouden met de ontwikkelingsfase van kinderen. Voor gezonde jonge huisgenoten geldt: • Huisgenoten tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden • Huisgenoten van 5 tot en met 12 jaar worden naar eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand gooien) • Huisgenoten van 13 tot en met 17 jaar worden kunnen helpen bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand gooien) en hun eigen kamer op orde houden (rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen) • Huisgenoten van 18 tot en met 22 jaar kunnen een eenpersoonshuishouden voeren. Dit wil zeggen; schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen. Indien nodig kan ook de opvang en/of verzorging van jongere gezinsleden tot hun taken behoren. In het protocol 'Gebruikelijke Zorg' (CIZ, 2005) wordt dit benoemd als: 2 uur uitstelbare taken en 3 uur niet 7 uitstelbare taken per week. 2 3 4 5 6 Modelbeleidsregels WMO, november 2009 (www.vng.nl) http://www.st-ab.nl/abworl9.htm http://www.st-ab.nl/abworl9.htm http://www.st-ab.nl/abworl9.htm http://www.st-ab.nl/abworl9.htm 15 In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam wordt echter niet gesproken over uren maar over het kunnen voeren 8 van een eenpersoonshulshouden. • Huisgenoten vanaf 23 jaar kunnen de huishoudelijke taken volledig overnemen wanneer de client uitvalt. Niet gewend zljn of de vaardlgheid missen Redenen als 'niet gewend zljn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrlchten' leiden niet tot een aanspraak. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. 5.4 Zorgplicht voor kinderen Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij dienen te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, het zorgen voor hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid als ook zorg bij kortdurende ziekte. De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind (zie onderstaande opsomming). Bij uitval van een van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen. De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er dient wel rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken. Zorgplicht voor gezonde kinderen: Kinderen van 0 tot en met 4 jaar: • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen • moeten volledig verzorgd worden; aan- en uitkleden, eten en wassen • zijn tot 4 jaar niet zindelijk • hebben begeleiding nodig bij hun sport/spel- en vrijetijdsbesteding, hebben dit niet in verenigingsverband • zijn niet in staat zich zonder begelelding in het verkeer te begeven Kinderen van 5 tot en met 11 jaar: • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen • hebben toezicht nodig (en nog maar weinig hulp) bij hun persoonlijke verzorging • zijn overdag zindelijk en's nachts merendeel ook • sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, gemiddeld 2x per week • hebben bij hun vrijetijdsbesteding alleen begeleiding nodig in het verkeer wanneer zij van en haar hun activiteiten gaan • hebben vanaf 5 jaar een reguliere dagbesteding op school, oplopen van 22 tot 25 uur per week Kinderen van 12 tot en met 17 jaar: • hebben geen hulp (en maar weinig toezicht) nodig bij hun persoonlljke verzorging • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen; kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden, kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden, kunnen vanaf 18 zelfstandig wonen • sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, onbekend aantal keer per week • hebben bij hun vrijetijdsbesteding geen begeleiding nodig in het verkeer • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding 5.5 Uitzonderingen bij bijzondere typen leefsituaties Bij een aantal typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het begrip 'duurzaam huishouden' waardoor er mogelijk geen/beperkt sprake zal zijn van 'gebruikelijke zorg'. Kamer huren bij client Als een client een kamer verhuurt aan een derde wordt de huurder niet tot de leefeenheid gerekend. De huurder wordt in staat geacht de gehuurde ruimte(n) schoon te houden en een evenredige bijdrage te leveren aan gezamenlijke ruimten. 7 Onder uitstelbare taken wordt verstaan; boodschappen doen, zwaar hulshoudelljk werk en wasverzorging Onder niet-uitstelbare taken wordt verstaan; maaltijden verzorgen, licht hulshoudelljk werk, gezonde kinderen opvangen/verzorgen en dagelijkse organisatie van het hulshouden voeren. 8 AWB 08/3111 Wmo - T2,13-02-2009, Rechtbank Rotterdam 16 In de berekening van de omvang van de hulp wordt het schoonmaken van gehuurde ruimte(n) dus niet meegerekend. 9 Geclusterd wonen Een client woont zelfstandig, met meerdere mensen in een huis zonder hiermee een leefeenheid te vormen. Met andere woorden; de client vormt geen duurzaam huishouden met de huisgenoten. In dergelijke situaties heeft men in ieder geval wel een eigen woon/slaapkamer en de overige ruimten worden in meer of mindere mate gemeenschappelijk gebruikt. In de berekening van de omvang van hulp wordt het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slecht een evenredig deel van de gemeenschappelljke ruimten meegerekend. Leef- en woongemeenschappen Een client zelfstandig met meerdere mensen in een gebouw en vormt hiermee wel een leefeenheid. Met andere woorden; client vormt een duurzaam hulshouden met de huisgenoten. Vrijwel alle leefgemeenschappen kennen een of meer gezamenlijke bindende factoren, meestal met een religieuze of spirituele inhoud. Een voorbeeld hier van zijn kloostergemeenschappen waarbij er sprake is van een leefeenheid, maar de taakverdeling zich niet leent voor overname. In die situaties kan een client hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw. Bibliotheken, gebedsruimten etc. vallen buiten het niveau van de sociale woningbouw en behoren daardoor tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap. 5.6 Uitzonderingen voor gebruikelijke zorg In een aantal situaties waarbij er sprake is van een 'duurzaam huishouden' mag er worden afgeweken van het principe van 'gebruikelijke zorg': - Medisch geobjectiveerde aandoening Als uit objectief onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden, is 'gebruikelijke zorg' niet van toepassing. - Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting Overbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren. Met andere woorden; in exact dezelfde situatie zaI de ene huisgenoot wel overbelast kunnen raken, terwiji een andere huisgenoot hier geen of minder last van heeft. Het is daarom van belang zorgvuldig onderzoek te plegen naar de verhouding tussen draagkracht (belastbaarheid) en draaglast (belasting) en symptomen die kunnen wijzen op overbelasting. In veel gevallen wordt een medisch adviseur daarbij Ingeschakeld ter beoordellng. In principe zaI overname van huishoudelijke taken voor een korte duur zijn, te denken valt aan 3-6 maanden. In deze periode wordt de leefeenheid de gelegenheid gegeven de onderllnge taakverdeling aan de ontstane situatie 10 aan te passen. Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer: • lichamelijke conditie • geestelijke conditie • wijze van omgaan met problemen (coping) • motivatie voor de zorgtaak • sociaal netwerk 11 Factoren die van invloed zijn op de draaglast zljn onder meer: • omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken • ziektebeeld en prognose • inzicht van huisgenoot in ziektebeeld van client • woonsituatie 9 Denk hierbij aan Thomashuizen of het 'op kamers wonen'. Handreiking Stimulansz, September 2008 11 Handreiking Stimulansz, September 2008 10 17 • • • bijkomende sociale problemen bijkomende emotionele problemen bijkomende relationele problemen 12 Mogelijke symptomen van overbelasting zijn: • gespannen spieren, vaak in schoudergordel en rug • hoge bloeddruk • gewrichtspijn • gevoelens van slapte • slapeloosheid • migraine, duizeligheid • spierkrampen • verminderde weerstand, ziektegevoeligheid • opvliegingen • ademnood en gevoelens van beklemming op de borst • plotseling hevig zweten • gevoelens van beklemming in de hals • spiertrekkingen in het gezicht • verhoogde algemene prikkelbaarheld, boosheid, (verbale) agressie, zwijgen • ongeduld • vaak huilen • neerslachtigheid • isolering • verbittering • concentratieproblemen • dwangmatig denken, niet meer kunnen stoppen • rusteloosheid • perfectionisme • geen beslissingen kunnen nemen • denkblokkades Dreigende overbelasting door het verlenen van AWBZ-zorg Uit jurisprudentie blijkt dat in die situaties de aanvraag voor huishoudelijke hulp niet per definitie afgewezen kan 13 worden. Als een huisgenoot aangeeft dat er sprake is van (dreigende) overbelasting door de combinatie van (huishoudelijk) 14 werk en de verzorging van een zieke huisgenoot , dienen deze klachten te worden geobjectiveerd. Het oordeel van een arts is hierbij noodzakelijk naast het horen van de huisgenoot. Daarbij dienen onderstaande zaken onderzocht te worden: - is er sprake van onplanbare zorg? - worden meer uren AWBZ zorg geleverd dan geïndiceerd (bieden van mantelzorg)? - heeft huisgenoot mogelijk een (deel van) betaalbare baan opgezegd om AWBZ zorg te verlenen? - draaglast en draagkracht Uit recente jurisprudentie blijkt dat onderzoek naar enkel de medische situatie van de huisgenoot niet toereikend is. Op grond van artikel 4 lid 2 Wmo moet er ook een beeld gevormd worden van de overige factoren die kunnen leiden tot (dreigende) overbelasting. Denk daarbij aan de aard en intensiteit van de verleende zorg, tezamen met de 15 medische problematiek van de client'. 12 Handreiking Stimulansz, September 2008 Nieuwsbrief Schulinck, nr. 10,12 mei 2010 14 Overbelasting door de comblnatie werk en hulshouden (zonder de verzorging van een zieke huisgenoot) leidt nimmer tot overname van taken. 15 www.rechtspraak.nl; Rechtbank Arnhem 09-02-2010, nr. AWB 09/2822 13 18 (Dreigende) overbelasting bij korte levensverwachting client In terminale situaties is overleg met de huisgenoten over wat draagbaar is zeer belangrijk. In deze situaties mag er soepeler worden omgegaan met het principe 'gebruikelijke zorg'. (Dreigende) overbelasting na overlljden ouder Indien een ciient aangeeft overbelast te zijn door de combinatie van werk en de verzorging van de inwonende kinderen, vanwege het plotseling overlijden van de andere (inwonende) ouder, kan kortdurend huishoudelijke taken worden overgenomen. Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden zodat de leefeenheid de gelegenheid gegeven de taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Voorkomen van crisis en ontwrlchting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen Indien opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is heeft de inzet van voorliggende voorzieningen en/of mantelzorg een verplichtend karakter. Gebruik van voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang en creche is gangbaar tot en met 5 dagen per week. Als deze niet aanwezig, niet toepasbaar of uitgeput zijn, is inzet van hulp voor oppas en opvang van kinderen voor een korte periode mogelijk. Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden zodat de ouder(s) de gelegenheid krijgt een eigen opiossing te vinden. Ouderen met een hoge leeftijd Als een huisgenoot een dusdanig hoge leeftijd heeft bereikt (75 jaar en ouder) kan dit leiden tot overname van de zware huishoudelijke taken die anders tot de 'gebruikelijke zorg' zouden worden gerekend. Het aanleren van nieuwe taken kan redelijkerwijs niet meer worden verwacht. Fysleke afwezlgheld in verband met werk Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zljn. Dit is bijvoorbeeld bij internationaal vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de off-shore of mariniers. Het gaat namelijk te ver deze mensen te dwlngen een andere baan of functie te zoeken. De afwezigheid dient echter wel te voldoen aan de volgende kenmerken: - het is inherent aan het werk; - heeft een verplichtend karakter; - en is voor een aaneengesloten periode van tenminste 7 etmalen. Let op: Jurisprudentie is genuanceerder en gaat niet per definitie uit van de zeven etmalen. De CRvB noemt dat hierdoor ten 16 onrechte wordt voorbij gegaan aan de vraag of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van deze zorg. Hierbij dient altijd de individuele situatie nauwkeurig onderzocht te worden. In de periode van afwezigheld is de huisgenoot niet in staat 'gebruikelijke zorg' te leveren. In de berekening van de omvang van de hulp dient deze huisgenoot niet te worden meegerekend. 16 CRvB 06-01-2009, nr. 08/901 AWBZ en CRvB 06-01-2009, nr. 06/6763 AWBZ 19 BIJLAGE 2: NORMERING HUISHOUDELIJKE TAKEN 6. Normering huishoudelijke taken Voor de hulp bij het huishouden zijn normtijden ontwikkeld waarin voor elke huishoudelijke taak een bepaald aantal minuten staat per week. Van deze normtijden mag afgeweken worden, mits dit wordt gemotiveerd. 6.1 Jurisprudentie en normtijden Veel gemeenten hanteren in hun gemeentelljke beleid standaard normtijden waarbij rekening gehouden wordt met verschillende types huishoudens: bijvoorbeeld eenpersoonshuishoudens in een seniorenwoning of flat, eenpersoonshuishoudens in een eengezinswoning en meerpersoonshuishouden. Uit jurisprudentie blijkt dat het gebruik van standaard normtijden niet zondermeer gehanteerd kan worden omdat altijd een zorgvuldige afweging gemaakt moet worden waarbij persoonlijke kenmerken ook worden meegenomen. De rechtbank Almelo heeft hierover de volgende ultspraak gedaan: 'Het college mag bij de bepaling van het aantal uren hulp bij het hulshouden in beglnsel gebrulk mag maken van de 17 in het gemeentelljke beleld neergelegde normtljden. Daarbij overweegt de rechtbank wel dat in het beleid is vermeld dat het college op grond van individuele omstandigheden tot een hogere indicatie kan komen. Het college 18 moet op deze wljze in staat worden geacht te voldoen aan de in artikel 4 Wmo neergelegde compensatlepllcht? 6.2 Algemene uitgangspunten De volgende uitgangspunten gelden bij normtijden: Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden, met kamers wordt de hoeveelheid rulmtes in een woning bedoeld exclusief de keuken, badkamer en toilet. Bijvoorbeeld: 2 kamerwoning = woonkamer en 1 slaapkamer, 4 kamerwoning = woonkamer en 3 slaapkamers. Het verzorgen van huisdieren en planten valt binnen de marges van de normtijden. 6.3 Normtijden Per huishoudelijke taak geldt de onderstaande normtijd (per week). Boodschappen voor het dagelijkse leven doen Omschrijving Boodschappenlijst samenstellen Boodschappen inkopen Boodschappen opslaan Normtijd 60 minuten per week Factoren meer hulp Leefeenheid > 4 personen 60 minuten Kind(eren) < 12 jaar 60 minuten Afstand tot dichtstbijzijnde winkel is > 2 kilometer 30 minuten Bijzonderheden Eigen keuzes, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop wordt aangeboden, waardoor extra reizen nodig is of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, resulteert niet in extra tijd voor boodschappen doen. Alleen wanneer bovenstaande medisch noodzakelijk is, kan men extra tijd krijgen. _____________________________________________________________________________________ 17 Rechtbank Alimelo 04-03-2009, nr. 08/299 Wmo A1 A 18 Zie voor een soortgelijke ovenweging Rechtbank Aimelo 07-08-2008, nr. 07/1349 Wmo en Rechtbank Dordrecht 02-04-2010,AWB 10/333 e.a. 20 Broodmaaltijd bereiden Omschrijving Broodmaaltijd bereiden (smeren) Broodmaaltijd klaar zetten, tafel dekken Koffie/thee zetten Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine Normtijd 15 minuten per keer, maximaal 2x per dag Factoren meer hulp Kind(eren) < 12 jaar 20 minuten Warme maaltijd bereiden Omschrijving Warme maaltijd bereiden; koken óf opwarmen Warme maaltijd klaar zetten, tafel dekken Koffie/thee zetten Afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine Normtijd Opwarmen 15 minuten per dag Koken 30 minuten per dag Factoren meer hulp Kind(eren) < 12 jaar 20 minuten per maaltijd Bijzonderheden Maaltijdservice, kant en klaar maaltijden, etc gelden als voorliggende voorzieningen. Licht huishoudelijk werk Omschrijving Stof afnemen/raggen Opruimen Afwassen (indien er géén maaltijdbereiding is geadviseerd) Bed opmaken Normtijd Eenpersoonshuishouden 60 minuten Meerpersoonshuishouden 90 minuten Factoren meer hulp Kind(eren) < 12 jaar 30 minuten Psychogeriatrische problematiek / 30 minuten gedragsproblematiek Allergie of aandoening aan de luchtwegen in een 30 minuten gesaneerde woning Bijzonderheden Indien licht huishoudelijke werk én maaltijdvoorziening wordt geïndiceerd. Dan tijd in mindering brengen (bij licht huishoudelijk werk) omdat afwassen (handmatig of afwasmachine in/uitruimen) ook opgenomen is bij maaltijdverzorging. Indien cliënt wel in staat is licht huishoudelijk werk te verrichten maar niet de maaltijdverzorging, dan wordt verwacht dat cliënt zelf de afwas kan voorspoelen. 21 Zwaar huishoudelijk werk Omschrijving Stofzuigen Schrobben, dweilen, soppen van sanitair en keuken Bedden verschonen Ramen lappen Normtijd Eenpersoonshuishouden, maximaal 2 kamers Eenpersoonshuishouden, 3 of meer kamers Meerpersoonshuishouden Factoren meer hulp Kind(eren) < 12 jaar Psychogeriatrische problematiek / gedragsproblematiek Allergie of aandoening aan de luchtwegen in een gesaneerde woning Grote woning met een hoge bezettingsgraad Hoge vervuilingsgraad, als gevolg van beperkingen, niet door de bestaande leefwijze Bijzonderheden Voor de verzorging van dieren wordt geen extra tijd de normtijden. 90 minuten 180 minuten 180 minuten 30 minuten extra (maximaal 90 min) 30 minuten 60 minuten 60 minuten 60 minuten berekend, dit is al verdisconteerd in de marge van Wasverzorging Omschrijving Wasgoed sorteren en wassen in de wasmachine Wasgoed ophangen en afhalen Wasgoed drogen in de droger Wasgoed vouwen en opbergen Wasgoed strijken Normtijd Eenpersoonshuishouden 60 minuten Meerpersoonshuishouden 90 minuten Factoren meer hulp Kind(eren) < 16 jaar 30 minuten per kind Bedlegerige cliënten 30 minuten Extra bewassing ivm overmatige transpiratie, 30 minuten incontinentie, speekselverlies etc Bijzonderheden Strijken van de bovenkleding is opgenomen in de normtijd. Extra tijd voor strijken van onderkleding en/of beddengoed is alleen mogelijk indien dit medisch noodzakelijk is. Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen Omschrijving Het gaat hierbij om een ouder die ten gevolge van beperkingen tijdelijk niet in staat is de verzorging en/of opvang van gezonde kinderen uit te voeren. Denk daarbij aan de persoonlijke verzorging, begeleiding en opvoedingsactiviteiten. Normtijd Naar bed brengen / uit bed halen 10 minuten per keer per kind Wassen en kleden 30 minuten per dag per kind Eten en/of drinken geven 20 minuten per broodmaaltijd 25 minuten per warme maaltijd Babyvoeding: flesje / borstvoeding 20 minuten per keer per kind 22 Luier verschonen 10 minuten per keer per kind Naar school / crèche brengen / halen 15 minuten per keer per gezin Factoren meer hulp Indien opvang noodzakelijk is Tot 40 uur per week Bijzonderheden Maximale duur voor opvang is 3 maanden Bijzonderheden Specifieke voorliggende voorzieningen voor opvang; zorgverlof, crèche, kinderopvang, buitenschoolse/tussenschoolse opvang, gastouder, etc. Dagelijkse organisatie van het huishouden Omschrijving Organisatie van huishoudelijke activiteiten Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden Normtijd 30 minuten Factoren meer hulp Kind(eren) < 16 jaar 30 minuten Psychogeriatrische problematiek / 30 minuten gedragsproblematiek Communicatieproblemen als 30 minuten gevolg van beperkingen, niet door een taalbarrière Hulp bij ontregelde huishouding in verband met psychische stoornissen Omschrijving van activiteiten Formuleren doelen / bijstellen doelen mbt het huishouden Helpen handhaven / verkrijgen / herkrijgen van de structuur in het huishouden Helpen handhaven / vergroten van zelfredzaamheid mbt het budget Normtijd 30 minuten Bijzonderheden Specifieke voorliggende voorzieningen: algemeen maatschappelijk werk, AWBZbegeleiding. Advies, instructie en voorlichting (gericht op het huishouden) Omschrijving van activiteiten Instructie omgaan met (technische) hulpmiddelen Instructie huishoudelijke taken; boodschappen doen, maaltijd bereiden, het licht huishoudelijk werk, het zwaar huishoudelijk werk, de wasverzorging en de dagelijkse organisatie van het huishouden Normtijd 30 minuten per activiteit, maximaal 90 minuten per week Dit komt bovenop de normtijd die geldt voor het overnemen van de activiteit Bijzonderheden Maximale duur is 6 weken 23