Informatieverstrekking aan consumenten bij beleggingsverzekeringen Een reis door de tijd Prof. dr. Wouter M.A. Kalkman Chief Legal Officer ING Insurance Benelux & Central Europe/Hoogleraar Verzekeringsrecht UvA 19 Maart 2010 Centrale thema’s in deze presentatie Wetgever en toezichthouder hebben in het verleden bewuste keuzen gemaakt met betrekking tot de transparantie van kosten, risicopremie(s) en rendementen bij beleggingsverzekeringen Keuzen uit het verleden, verdragen zich niet meer met de opvattingen van vandaag De discussie rond beleggingsverzekeringen moet gevoerd worden rekening houdend met de tijd waarin ze verkocht werden, de aanwezigheid van in dezelfde tijd vergelijkbare alternatieve producten, de toen geldende (fiscale) regelgeving, de maatschappelijke opvattingen en de beperkingen die voortvloeien uit het Europees recht 2 Wat is een beleggingsverzekering? Een (meestal langlopende) overeenkomst van levensverzekering het voor belegging in aanmerking komende deel van de premie wordt door de verzekeraar op eigen naam wordt belegd in (een combinatie van) aandelen-, obligaties-, rente-, vastgoedfondsen of andere beleggingscategorieën en het het risico van beleggen ligt geheel of gedeeltelijk bij de verzekeringnemer. De verzekerde bedragen luiden in participaties en zijn (meestal) niet gegarandeerd. De premies worden omgezet in participaties en op de uitkeringsdatum worden de participaties omgerekend in euro’s, waarna de eurowaarde betaald wordt aan de begunstigde. 3 Wat gebeurt er met de premie voor een beleggingsverzekering? De premie wordt gebruikt voor aankoop van participaties Vervolgens worden uit de waarde van de verzekering bedragen ontrokken: voor dekking overlijdensrisico en eventueel arbeidsongeschiktheidsrisico; voor kosten (advies tussenpersoon, afsluit-, administratieen beheerkosten verzekeraar). 4 De prijs van een beleggingsverzekering vergelijken met alternatieve producten Vergelijk producten uit dezelfde periode (1995 was een andere tijd dan 2010) Vergelijk vergelijkbare combinaties beleggen overlijdensrisicodekking advies tussenpersoon fiscaliteit 5 Verleden niet beoordelen met inzichten en normen van vandaag Uitgangspunt rechtspraak (o.a. HR 2 oktober 1998, NJ 1999, 683) Uitgangspunt Raad van Toezicht Verzekeringen (o.a. RvT 16 februari 2004) Uitgangspunt Ombudsman financiële dienstverlening (o.a. uitspraak 14 juni 2007) Uitgangspunt Geschillencommissie financiële dienstverlening (uitspraak 28 juli 2009, nr. 60) 6 De beleggingsverzekering onder vuur In 2005 loopt AFM ‘stage’ bij verschillende maatschappijen om meer begrip te krijgen van de beleggingsverzekering. Wat waren de bevindingen van de AFM Beleggingsverzekering is complex en ondoorzichtig; informatieverstrekking vaak onvolledig, ontoereikend en niet altijd juist relatief duur (provisie, kosten en risicopremies) 7 De commotie die bekend werd als ‘de woekerpolisaffaire’ 8 De ontwikkelingen 2005 - 2010 2005 • ‘stage’ AFM 2006 • Radar introduceert ‘Woekerpolisaffaire’ • Oprichting Stichting Woekerpolis Claim en Verliespolis • Commissie transparantie beleggingsverzekering (Commissie De Ruiter) 2008 • Aanscherping wettelijke regels transparantie • Aanbeveling Ombudsman Levensverzekering • Akkoorden Delta Lloyd, Nationale-Nederlanden en ASR met Claimstichtingen • AFM feitenonderzoek 2009 • Akkoorden SNS Reaal en Aegon met Claimstichtingen 2010 • Aanscherping wettelijke regels transparantie 9 Aanbeveling Ombudsman financiële dienstverlening (4 maart 2008) uitgangspunt Ombudsman: jaarlijkse kosten behoren 2,5% van het belegd vermogen niet te overtreffen (deze norm [percentage van belegd vermogen] is gebruikelijk in de markt van vermogensbeheer) maar: ook tussenpersonen, overheid en consument dragen schuld daarom: maximale jaarlijkse kosteninhouding gemiddeld 3,5% van het belegd vermogen berekend over de gehele looptijd maximale opslag van 1,0 % bij gegarandeerd (minimum) rendement 10 Overeenkomsten tussen verzekeraars en Stichtingen (2008-2009) Kostenniveau’s lager dan in aanbeveling Ombudsman Voorbeeld: niet meer dan 2,45% kosten (inleg vanaf 1200 euro per jaar, koopsom vanaf 12.000 euro) niet meer dan 2,85% kosten (inleg minder dan 1200 euro per jaar, koopsom lager dan 12.000 euro) bij garantie van minimaal 3% per jaar mag opslag in rekening worden gebracht voorziening voor ‘schrijnende gevallen’ Geen tegemoetkoming voor tegenvallende rendementen 11 Feitenonderzoek AFM (oktober 2008) 12 Conclusies feitenonderzoek AFM 48% van de verkochte beleggingsverzekeringen heeft kostenniveau van minder dan 2,5% 38% van de verkochte beleggingsverzekeringen heeft een kostenniveau van tussen 2,5%-3,5% 14% van de verkochte beleggingsverzekeringen heeft een kostenniveau van meer dan 3,5% 13 Waren verzekeraars wettelijk verplicht inzicht te geven in nominale kosten? - 1 Informatievoorschriften voor verzekeraars vinden hun oorsprong in art. 31 en bijlage II van de derde EG-Richtlijn Levensverzekering Deze richtlijn beoogt minimumharmonisatie van (pre)contractuele informatieverstrekking Aanvullende voorschriften mogelijk indien: Nodig voor een goed begrip door de verzekeringnemer van de wezenlijke bestanddelen van de verzekeringsovereenkomst, en Deze voorschriften duidelijk en nauwkeurig zijn EG Hof van Justitie van 5 maart 2002 (Axa/Ochoa) (zie hierover AV&S 2010, p. 29-33) 14 Waren verzekeraars wettelijk verplicht inzicht te geven in nominale kosten? - 2 Derde EG-richtlijn levensverzekering geïmplementeerd in Toezichtwetgeving Bepalingen over informatieverstrekking in Toezichtwetgeving, die voortvloeien uit de EG-richtlijn hebben privaatrechtelijke betekenis Verzekeraars hebben geen ongeschreven informatieverplichtingen als wetgeving niet duidelijk en nauwkeurig is geformuleerd EG-richtlijn laat geen ruimte voor open normen wanneer het gaat om informatieverstrekking 15 Welke keuze maakte de wetgever in de periode 1994-2008 Wetgever koos tussen 1994-2008 voor ‘indirecte transparantie’ Verzekeraars waren verplicht het effect van kosten en risicopremies op basis van bepaalde voorbeeldfondsrendementen zichtbaar te maken in voorbeeldkapitalen ‘Indirecte transparantie’ vastgelegd in wetgeving tussen 1994-2008 Keuze werd ingegeven om vergelijkbaarheid tussen verschillende aanbieders te bevorderen 16 Hoe werd gedacht over transparantie in de jaren ’90 van de vorige eeuw - 1 Minister van Financiën tijdens kamerbehandeling wetsvoorstel assurantiebemiddelingsbedrijf: ‘Aparte vermelding van de aan de assurantietussenpersoon uitbetaalde provisie leidt tot meer complicaties dan men op het eerste gezicht zou denken en geeft o.i. slechts aanleiding tot het ontstaan van een vertekend beeld bij de consument. Ondergetekenden zijn van mening dat hierdoor geen recht wordt gedaan aan de inspanningen die de tussenpersoon verricht. De bruto provisie is slechts een bijkomende post. […] Bovendien is naar onze mening aparte vermelding van de provisie voor het beslissingsproces niet van belang. Voor de consument is uitsluitend interessant wat de hoogte van de te betalen eindprijs is. Alleen door vergelijking van eindprijzen verkrijgt hij inzicht in de markt; ´kale´ prijzen, na aftrek van provisie, hebben geen zelfstandige betekenis. Op basis van een eindprijsvergelijking kan de consument bepalen in hoeverre de meerprijs hem een betere dienstverlening waard is. […] (Kamerstukken II 1989/90, 20 925, nr. 10, p. 11) 17 …en vandaag? Premier Balkenende tijdens een toespraak op 25 mei 2009 bij het Verbond van Verzekeraars: ‘Een consument heeft er recht op inzicht te krijgen in wat een tussenpersoon verdient.’ 18 Hoe werd gedacht over transparantie in de jaren ’90 van de vorige eeuw - 2 Minister van Financiën schreef op 9 september 1996 aan de Tweede Kamer: ‘Verzekeraars zijn, evenmin als de producenten van andere (financiële) producten, […] verplicht inzicht te geven in de kostenstructuur.’ (Kamerstukken II 1995/96, 24 456 en 23 669, nr. 12, p. 16-17. 19 …en vandaag? Sinds 1 januari 2010 moeten verzekeraars op grond van art. 59a lid 1 Bgfo aan consumenten informatie verschaffen over de totale prijs van de beleggingsverzekering, met inbegrip van alle kosten. Onder kosten worden verstaan alle bedragen die een verzekeraar in rekening brengt of ten laste laat komen van de consument. 20 Hoe werd gedacht over transparantie in de jaren ’90 van de vorige eeuw - 3 Minister van Financiën antwoordde op kamervragen (9 januari 1996): ‘Aan elk product, ook aan een levensverzekering, zijn kosten verbonden. […] Bij elk product worden de kosten uit de eindprijs betaald. Bij een levensverzekering is de eindprijs de te betalen premie(s). […] Voor de beoordeling van de vraag of voor de betrokken polissen te hoge kosten in rekening worden gebracht is vooral de concurrentie op de markt van belang. […] De Nederlandse (levens-) verzekeringsmarkt wordt […] gekenmerkt door een hoge mate van concurrentie tussen aanbieders. In een dergelijke situatie is, ongeacht de fiscale behandeling, een marktbreed te hoog kostenniveau niet aannemelijk. [..]’ Aanhangsel Handelingen II, 1995/96, nr. 430, p. 875. 21 Hoe nu verder? (1) De problematiek is omvang. Er zijn veel beleggingsverzekeringen gesloten (tussen 1995-2006 circa 8.000.000 beleggingsverzekeringen) en bijna alle levensverzekeraars in Nederland zijn er bij betrokken Kostenstructuur van beleggingsverzekeringen is aangepast op basis van de Aanbeveling van de Ombudsman financiële dienstverlening van 4 maart 2008 en de overeenkomsten tussen verzekeraars afzonderlijk en de Stichtingen Verliespolis en Woekerpolis Claim in de periode 2008-2009 Hooggespannen verwachtingen bij consumenten over de financiële compensatie 22 Hoe nu verder? (2) Belangrijkste tegenvaller is de waardeontwikkeling in de verzekering door teleurstellende beursontwikkeling Veel beleggingsverzekeringen zijn gesloten tussen 1999-2001 op het hoogtepunt van de beurs AEX 4/9 2000: 701; AEX 18/3 2010: 341 Schretlen (onderdeel Rabo) schrijft in Markt & Strategie, januari 2010: ‘Met het jaar 2009 achter ons is het slechtste beleggingsdecennium van de afgelopen 150 jaar afgesloten’; Jaap van Duijn (ex Robeco) schrijft in de Telegraaf in december 2009 onder de titel ‘Verloren decennium?’:‘Voor veel beleggers is dit de slechtste 10-jaars periode die ze ooit hebben meegemaakt. Een index die in tien jaar tijd halveert, geeft een gemiddeld jaarrendement van min 6,7%.’ 23 Hoe nu verder (3) Weinig jurisprudentie (zie Pensioen Jurisprudentie 2009, 110-112, 157 en 191) De jurisprudentie die er is geeft een genuanceerd beeld Het laatste woord is aan het Europese hof van Justitie in Luxemburg met betrekking tot de reikwijdte van de informatieverplichting van verzekeraars 24