Trainingsboek Wiskunde VMBO 2016 Hey jij daar! Welkom op de examentraining Wiskunde VMBO! Het woord examentraining zegt het al: trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof in blokken en oefenen we ermee. Daarnaast besteden we ook veel aandacht aan de vaardigheden voor je examen; je leert handigheidjes, krijgt uitleg over de meest voorkomende vragen en leert uit welke onderdelen een goed antwoord bestaat. Verder gaan we in op hoe je de stof het beste kunt aanpakken, hoe je verder komt als je het even niet meer weet en vooral ook hoe je zorgt dat je overzicht houdt. Naast de grote hoeveelheid informatie die je krijgt, ga je zelf ook aan de slag met examenvragen. Tijdens het oefenen hiervan zijn er genoeg trainers beschikbaar om je verder te helpen, zodat je leert werken met de goede strategie om je examen aan te pakken. Hierbij is de manier van werken belangrijk, maar je kunt natuurlijk altijd inhoudelijke vragen stellen; ook over de onderdelen die niet klassikaal behandeld worden. Voor iedere vraag zijn er uiteraard uitwerkingen beschikbaar, maar gebruik deze informatie naar eigen inzicht. Vergeet niet dat je op je examen ook geen uitwerkingen krijgt. Sommige vragen worden klassikaal besproken, andere vragen moet je zelf nakijken. Mocht je nog meer willen oefenen na deze examentraining, neem dan een kijkje op www.examentraining.nl. Daar vind je oude examens en ons lesmateriaal van vorig jaar. Na de tips volgen het programma voor vandaag en de bijbehorende opgaven. We verwachten niet dat je alle opgaven binnen de tijd af krijgt, maar probeer steeds zo ver mogelijk te komen. Als je niet verder komt, vraag dan om hulp! We willen je graag leren hoe je er wél uit kunt komen. En onthoud goed, nu hard werken scheelt je straks misschien een heel jaar hard werken… We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks! Namens het team van de Nationale Examentraining, Eefke Meijer Hoofdcoördinator Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 2 Tips en trics bij het voorbereiden en tijdens je examens Examens voorbereiden Tip 1: Heb vertrouwen in jezelf Laat je niet gek maken door uitspraken als “Nu komt het er op aan”. Het examen is een afsluiting van je hele schoolperiode. Je hebt er dus jaren naartoe gewerkt en hebt in die tijd veel kennis en kunde opgedaan om examen te kunnen doen. In al die jaren ben je nooit wakker geworden om vervolgens te ontdekken dat al je kennis was verdwenen. De beste garantie voor succes is voorbereiden, en dat is nu net wat je al die jaren op school hebt gedaan. Heb vooral vertrouwen in jezelf! Tip 2: Bereid je goed voor Om jezelf goed voor te bereiden op je eindexamen maak je een planning, leer je de stof en oefen je met vragen. Hoe pak je dit nou het beste aan? Begin allereerst met het maken van een overzicht van alle stof en een planning. Je kunt bijvoorbeeld een schema maken met daarin alle hoofdstukken die je moet leren en welke onderwerpen daarbij horen. Daarbij schrijf je wanneer je welk onderdeel gaat leren. Als je aan de slag gaat met leren, zorg dat je op tijd begint en plan dan niet teveel studieuren achter elkaar. Pauzes zijn noodzakelijk, maar zorg ervoor dat ze kort blijven, anders moet je iedere keer opnieuw opstarten. Wissel verschillende vakken af en wissel het leren af met oefenen. Op die manier kun je je beter concentreren en leer je effectiever. Wat je concentratie (en je planning) ook ten goede komt, is leren op vaste tijdstippen. Tip 3: Leer alsof je examens zit te maken Oefenen voor je examen bestaat natuurlijk ook uit het voorbereiden op de situatie zelf. Dit betekent dat je je leeromgeving zoveel mogelijk moet laten lijken op je examensituatie. Zorg dus voor zo min mogelijk afleiding (lees: leg je telefoon weg) en maak je tafel zo leeg mogelijk. Maak ook een keer een proefexamen met een timer of eierwekker erbij, zodat je weet hoe het is om voor langere tijd een examen te maken en zodat je weet hoe je je tijd het beste in kunt delen. Tip 4: Herhaal de geleerde stof Belangrijk is om alle leerstof te herhalen! Wat heb je de vorige dagen ook alweer geleerd? Door te herhalen blijft de stof langer in je hoofd (lange termijn geheugen) en verklein je de kans dat je het weer vergeet. Zorg dat je de dag vóór het examen geen nieuwe stof meer hoeft te leren en dat je alles nog even doorneemt en herhaalt. Tip 5: Leer op verschillende manieren (lezen, schrijven, luisteren, zien en uitspreken) Alleen maar lezen in je boek verandert al snel in staren in je boek zonder dat je nog wat opneemt. Wissel het lezen van de stof in je boek dus af met het schrijven van een samenvatting. Let op dat je in een samenvatting alleen belangrijke punten overneemt, zodat het ook echt een samenvatting wordt. Kijk ook eens op Youtube, daar zijn talloze filmpjes te zien waarin de stof duidelijk wordt uitgelegd. Maak daar gebruik van, want op die manier komt de stof nog beter binnen omdat je er naar hebt kunnen luisteren. Met mindmaps zorg je er voor dat je de stof voor je kunt zien en kunt overzien. Het werkt tot slot heel goed om de Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 3 stof aan iemand uit te leggen die de stof minder goed beheerst dan jij. Door uit te spreken waar de stof over gaat merk je vanzelf waar je nog even in moet duiken en welke onderdelen je prima beheerst. Mindmap: Goed voor jezelf zorgen! Tip 1: Zorg voor voldoende beweging Eigenlijk is leren net als topsport: het vergt een goede voorbereiding, planning, rust, oefenen en concentratie. Om een goede prestatie te leveren, is het belangrijk dat je je fit voelt. Sporten en bewegen tussen het leren door en aan het einde van de dag is daarom aan te raden. Het doorbreekt de sleur van het leren, brengt zuurtstof naar de hersenen, zorgt voor ontspanning en dat je je weer opgeladen voelt om verder te gaan met leren. Tip 2: Zorg voor een goede balans tussen spanning en ontspanning Om een goede prestatie te leveren is er een goede balans nodig tussen spanning en ontspanning. Spanning zorgt ervoor dat je alert bent en ontspanning zorgt ervoor dat je je aandacht erbij kan houden. Teveel spanning is niet goed en teveel ontspanning ook niet. Als je merkt dat je té ontspannen bent en dat daardoor je concentratie en motivatie weg zijn, probeer dan voor jezelf doelen te stellen. Slagen met een 8 gemiddeld bijvoorbeeld, dan komt die gezonde spanning vanzelf. Als je té gespannen bent, probeer dan eens of mindfulness iets is voor jou of ga lekker sporten. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 4 Tip 3: Zorg voor voldoende slaap Een nachtje doorblokken is geen slim idee. Je hebt namelijk slaap nodig om goed te kunnen functioneren en concentreren. Bovendien, tijdens je slaap wordt alle geleerde informatie van die dag vastgelegd in je geheugen. Langdurig onthouden lukt dus beter als je na het leren gaat slapen, in plaats van eindeloos door te blijven leren. Tip 4: Zorg dat je goed eet en drinkt Het onderzoek naar het verband tussen voeding en geheugen staat weliswaar nog in de kinderschoenen, toch weten we al een aantal handige dingen daarover. En waarom zou je daar geen gebruik van maken? Zo is het inmiddels duidelijk dat je hersenen veel energie nodig hebben in periodes van examens, dus ontbijt elke dag goed. Let dan wel op wat je eet, want brood, fruit en pinda’s leveren meer langdurige energie dan koekjes en snoep. Koffie en thee bevatten cafeïne, wat kan zorgen voor een betere concentratie. Drink er echter niet teveel van; het kan je onrustig maken. En dan het examen zelf De dag is eindelijk gekomen. Je bent er klaar voor en de examens worden uitgedeeld. Je mag beginnen! Tip 1: Blijf rustig en denk aan de strategieën die je hebt geleerd Wat doe je tijdens het examen? - Lees rustig alle vragen - Blijf niet te lang hangen bij een vraag waar je het antwoord niet op weet - Schrijf zoveel mogelijk op maar…. voorkom wel dat je onzinverhalen gaat schrijven. Dat kost uiteindelijk meer tijd dan dat het je aan punten gaat opleveren. - Noem precies het aantal antwoorden, de redenen, de argumenten, de voorbeelden die worden gevraagd. Schrijf je er meer, dan worden die niet meegerekend en dat is natuurlijk zonde van de tijd. - Vul bij meerkeuzevragen maar één antwoord in. Verander je je antwoord, geef dit dan duidelijk aan. - Ga je niet haasten, ook al voel je tijdsdruk. Tussendoor even een mini-pauze nemen is alleen maar goed voor je concentratie. - Let niet op wat klasgenoten doen. Sommige van hen zullen al snel klaar zijn, maar trek je daar niets van aan en ga rustig verder. - Heb je tijd over? Controleer dan of je volledig antwoord hebt gegeven op álle vragen. Hoe saai het ook is, het is belangrijk, je kunt immers gemakkelijk per ongeluk een (onderdeel van een) vraag overslaan. - Tot slot: bedenk van tevoren of je thuis je antwoorden van het zojuist gemaakte examen wilt nakijken. Hoe reageer je als blijkt dat je veel fouten hebt? Heeft dit negatieve of juist positieve invloed op het leerwerk voor de examens die nog komen gaan? Tip 2: Los een eventuele black-out op met afleiding Mocht je toch een black-out krijgen, bedenk dan dat je kennis echt niet verdwenen is. Krampachtig blijven nadenken versterkt de black-out alleen maar verder. Het beste is om Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 5 even iets anders te gaan doen. Ga even naar de WC of leg gewoon even je pen neer. Als je goed bent voorbereid, zit de kennis in je hoofd en komt het vanzelf weer boven. En mocht het bij die ene vraag toch niet lukken, bedenk dan dat je niet alle vragen goed hoeft te hebben om toch gewoon je examen te halen. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 6 Hoe pak je open vragen en meerkeuzevragen aan? Een examen bestaat vaak uit een mix van open en meerkeuzevragen. Je hebt verschillende strategieën om tot het juiste antwoord te komen. Bij meerkeuzevragen gaat het erom dat je de juiste uitspraak of bewering kiest, bij meerkeuzevragen is het belangrijk dat je antwoord geeft op de vraag, dat je volledig bent of dat je de juiste berekening toepast. Meerkeuzevragen Veel leerlingen vinden meerkeuzevragen lastig. Er staan namelijk vaak meerdere antwoordmogelijkheden die op elkaar lijken. Hoe pak je zo’n vraag nou het handigste aan? Tip 1: Omcirkel en streep de foute antwoorden weg Lees de vraag goed en omcirkel eventueel de belangrijkste kernwoorden uit de vraag. Vervolgens kun je het beste eerst nagaan welk antwoord je zelf zou geven. Daarna vergelijk je dat met alle antwoordmogelijkheden die er staan. Vaak kun je dan al de twee meest foute antwoord wegstrepen. Er blijven dan nog twee antwoorden over. Lees de vraag nogmaals en bekijk welk antwoord van de twee overgebleven antwoorden het meest volledig is. Tip 2: Blijf bij je gevoel Het komt je vast bekend voor: je krijgt een toets terug, waarbij je ziet dat je het goede antwoord toch nog op het laatst hebt veranderd in een antwoord dat fout blijkt te zijn. Daarom: je eerste ingeving blijkt meestal te kloppen. Verander je antwoord alleen als het een extreem wilde gok was, als je nieuwe inzichten hebt gekregen of als je de vraag per ongeluk verkeerd hebt gelezen. Tip 3: Gok als je het antwoord niet weet Het kan natuurlijk gebeuren dat je het antwoord echt niet weet op de vraag. Gok in dat geval het antwoord, wie weet gok je goed. Je hebt immers een kans van 1 op 4 en misschien zelfs groter als je een fout antwoord hebt weg kunnen strepen. Als je moet gokken, kun je dat ‘slim doen’: - Streep foute antwoorden eerst weg - Let op woorden als ‘altijd’, ‘nooit’ of ‘in geen enkel geval’. Vaak zijn die fout. - Laat je niet leiden door de langste zin of het meest ingewikkelde antwoorden. - Heb je bij je vorige vragen al drie keer A geantwoord, trek je daar niets van aan. Een vierde keer A kan ook gewoon. - Bekijk welke antwoorden sterk op elkaar lijken, vaak is een van die twee antwoorden juist. Open vragen Tip 1: Wees volledig Het komt vaak voor dat vragen niet volledig worden beantwoord en dat je daardoor niet alle punten voor die vraag krijgt. Kijk daarom goed wat er precies gevraagd wordt. Let op woorden als: ‘leg uit’, ‘verklaar’, ‘waarom’ etc. Als er gevraagd wordt naar twee redenen, let er dan op dat je ook echt twee redenen geeft. Als je er meer geeft, tellen die niet mee. Nadat Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 7 je het antwoord hebt opgeschreven, lees de vraag dan nog even door en kijk of je volledig bent geweest. Tip 2: Haal informatie uit de bronnen Vaak krijg je bij een vraag een bron erbij. Dit kan een kaart, afbeelding, grafiek, tabel of afbeelding zijn. Het goed bestuderen van de bron kan je al een eind op weg helpen in het beantwoorden van de vraag. Wat zie ik eigenlijk? Wat is de titel? Wat geeft de bron weer? Is er een legenda? Wat staat er op de x-as en y-as? Welke eenheden zijn er gebruikt? Wie is de maker? Staat er een jaartal bij? Tip 3: Schrijf tussenstappen op Je krijgt niet alleen punten voor het juiste antwoord, ook de tussenberekeningen leveren punten op. Het is jammer om die punten te verliezen, terwijl je wel weet hoe het moet. Tip 4: Schrijf nuttige informatie op Weet je het antwoord op de vraag niet, maar weet je wel iets nuttigs te melden over de vraag? Schrijf maar op! Vaak krijg je hier ook punten voor. Zorg er wel voor dat het relevant blijft en dat je geen onzin op gaat schrijven. Tip 5: Zorg dat je alles nog even controleert Je hebt de laatste vraag gemaakt en het liefst wil je zo snel mogelijk naar huis. Blijf toch nog even zitten en controleer je toets nog even. Heb je niet per ongeluk een vraag overgeslagen? Heb je antwoord gegeven op de vraag? Zijn je antwoorden leesbaar? Ben je nog iets vergeten? Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 8 Programma Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Blok 6 Blok 7 Kennismaking en inleiding Procenten Verbanden Verhoudingen Meetkunde Goniometrie Examen oefenen Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 9 Het examen wiskunde VMBO Het examen zal uit ongeveer 20 vragen bestaan waar je drie uur de tijd voor krijgt. Er zullen verschillende soorten vragen in voorkomen. Bij sommige vragen zul je meteen de theorie die je geleerd hebt herkennen, bij andere vragen moet je goed de tekst lezen en zelf bedenken hoe je de theorie toe kunt passen. Ook kan het voorkomen dat je de theorie van meerdere onderwerpen moet combineren in een vraag. Laat je niet afschrikken door een vraag waarvan je niet meteen weet wat je er mee moet. Er gaat niets gevraagd worden over stof die je niet gehad hebt. Neem rustig de tijd om na te denken bij welk onderwerp de vraag hoort. Toegestane hulpmiddelen Schrijfmateriaal, inclusief millimeterpapier Tekenpotlood Blauw en rood kleurpotlood Liniaal met millimeterverdeling Passer Geodriehoek Gum Grafische rekenmachine Roosterpapier in cm2 Kijk voor alle informatie op www.examenblad.nl. Tips Vooraf Zorg voor verse batterijen in je GR. Zet dingen in je GR die je echt niet kunt onthouden, dit is toegestaan. Maar teveel erin zetten leidt af, je kunt het beste zoveel mogelijk uit je hoofd leren. Bij het zoeken naar een antwoord Bekijk het examen rustig en begin bij de opgave waar je mee wilt beginnen. Je hoeft de opgaven niet op volgorde te maken. Blijf niet te lang bij een vraag hangen als je er niet uitkomt, maak eerst de rest en kom hier dan later bij terug. Lees de vraag rustig door en schrijf gegevens uit de vraag overzichtelijk op of onderstreep ze op je examenboekje, dan heb je meteen een duidelijk overzicht van de informatie. Zoek een logische opbouw in de vraag. Vaak heb je antwoord a nodig bij b etc. Soms zul je een formule moeten verklaren of een gegeven moeten narekenen. Vaak zul je dan de formule of het antwoord in de volgende vraag moeten gebruiken. Ga af op de tekst en nooit op plaatjes, plaatjes zijn vaak slechts een hulpmiddel, tenzij dit erbij staat. Als je twijfelt aan een antwoord moet je dit pas doorstrepen als je een alternatief antwoord weet. Beter iets dan niets en misschien klopt het wel gedeeltelijk Bij het opschrijven van je antwoord Schrijf alle stappen die je maakt om tot het antwoord te komen op. De manier waarop je het antwoord vindt is vaak belangrijker dan het antwoord zelf. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 10 Wees alert of je het algebraïsch/exact op moet lossen of alleen hoeft te benaderen/bepalen. Let op of er een eenheid achter je antwoord moet staan. Als je eindantwoord in bijv. twee decimalen gegeven moet worden, geef je tussenstappen dan in vier decimalen. Kijk achteraf of je echt antwoord gegeven hebt op de vraag. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 11 ___________________________________ ___________________________________ Welkom op de examentraining Wiskunde VMBO ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Wat gaan we doen? Blok 1: Kennismaking en inleiding ___________________________________ Blok 2: Procenten Blok 3: Verbanden ___________________________________ Blok 4: Verhoudingen Blok 5: Meetkunde ___________________________________ Blok 6: Goniometrie Blok 7: Examen oefenen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 1: Kennismaking en inleiding Kennismaken • Kennismaken – Wie zijn wij? – Wat is je naam? – Waar kom je vandaan? – Wat vind je moeilijk aan wiskunde? – Wat verwacht je van deze cursus? ___________________________________ Inleiding ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 12 Blok 1: Kennismaking en inleiding Kennismaking • ___________________________________ Inleiding ___________________________________ Inleiding – Hoe gaat vandaag er uit zien? – Wat verwachten wij van jou? – Algemene tips voor het examen – Zijn er nog vragen? ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 1: Kennismaking en inleiding Kennismaking • ___________________________________ Inleiding Aanpak van een vraag – Lees welke informatie je hebt. • Tip: je mag in je examenboekje schrijven, je kunt dus de informatie in de vraag onderstrepen die je nodig denkt te gaan hebben. Je kunt het ook geordend opschrijven. ___________________________________ ___________________________________ – Lees de vraag en bedenk hoe je dit soort vragen op kunt lossen. – Los de vraag op ___________________________________ – Controleer aan het einde of je antwoord volledig is ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 2: Procenten Procenten Als je de oude situatie kent Als je de nieuwe situatie kent ___________________________________ • Procent betekent per honderd • Promille betekent per duizend Percentage Toename/Afname Breuk Groeifactor 1% = 1/100 = 0,01 2% = … = 0,02 5% = 5/100 = … … = 10/100 = 0,10 99% = … = … 150% = 150/100 = 1,50 200% = … = … ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 13 ___________________________________ Blok 2: Procenten Procenten • Als je de nieuwe situatie kent Toename/Afname ___________________________________ Stel er is een toename van 6% – – • Als je de oude situatie kent 100% + 6% = 106% Oud x 1,06 = Nieuw Stel er is een afname van 19,5% – – ___________________________________ 100% - 19,5% = 80,5% Oud x 0,805 = Nieuw ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 2: Procenten Procenten • Als je de oude situatie kent Als je de nieuwe situatie kent Toename/Afname ___________________________________ Stel er was een toename van 42% – – – 100% + 42% = 142% Oud x 1,42 = Nieuw dus Oud = Nieuw/1,42 ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 2: Procenten Procenten • Als je oude situatie kent Als je de nieuwe situatie kent ___________________________________ – – Toename/Afname Als de uitkomst positief is spreken we van een toename. Als de uitkomst negatief is spreken we van een afname. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 14 ___________________________________ Blok 3: Verbanden Lineair • • Kwadratisch Wortel Exponentieel Lineaire verbanden zijn verbanden met regelmaat. De grafiek is altijd een rechte lijn. Je moet van een tabel een formule op kunnen stellen en met een formule een tabel in kunnen vullen. ___________________________________ ___________________________________ X Klassikaal03 Y 1 5 2 7 3 9 4 11 5 13 6 15 X Y 1 5 2 7 3 9 4 11 5 13 6 15 Maak een formule en grafiek bij 0 3 ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 3: Verbanden Lineair • • Kwadratisch Wortel Exponentieel Kwadratische verbanden zijn lijnen met een minimum of maximum, parabolen genoemd. Je krijgt op je examen de formule, hiermee moet je een grafiek kunnen tekenen en een tabel in kunnen vullen. ___________________________________ ___________________________________ Klassikaal Maak een tabel en grafiek bij ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 3: Verbanden Lineair • • Kwadratisch Wortel Exponentieel De grafiek is een kromme lijn die steeds langzamer stijgt. Je krijgt op je examen de formule. Je moet een tabel in kunnen vullen en een grafiek kunnen tekenen. ___________________________________ ___________________________________ X Klassikaal0 Y 1 X Y 1 4 9 16 25 36 9 16 25 36 Maak een tabel en grafiek bij 0 4 ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 15 ___________________________________ Blok 3: Verbanden Lineair • • Kwadratisch Wortel Exponentieel Een exponentieel verband heeft te maken met een procentuele toename. We hebben in het vorige blok bekeken hoe je van een percentage een groeifactor kunt maken. De formule die bij een exponentieel verband hoort is – ___________________________________ ___________________________________ X Klassikaal02 Y 1 3 2 4,5 3 6,75 4 10,12 5 15,19 6 22,78 X Y 1 3 2 4,5 3 6,75 4 10,12 5 15,19 6 22,78 Wat is de groeifactor hier? En de beginwaarde? 0 2 ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 4: Verhoudingen Tijd • • • • • 1 minuut 1 uur 1 dag 1 week 1 jaar Schaal = = = = = Windroos Decimale stelsel ___________________________________ 60 seconden 60 minuten 24 uur 7 dagen 365 dagen ___________________________________ ___________________________________ Klassikaal Hoeveel seconden zitten er in een jaar? ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 4: Verhoudingen Tijd • Windroos Bij schaalrekenen heb je te maken met de volgende drie gegevens: – – – • Schaal Decimale stelsel ___________________________________ de afstand op de kaart de werkelijke afstand de schaal (cm kaart: cm werkelijkheid) Als je twee van de drie gegevens weet, kun je de derde uitrekenen. Klassikaal Als de schaal 2:3 is en je meet 10 cm op de kaart, hoeveel cm is dat dan in werkelijkheid? Gebruik voor deze berekening een verhoudingstabel. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 16 ___________________________________ Blok 4: Verhoudingen Tijd Schaal Windroos Decimale stelsel ___________________________________ ___________________________________ Klassikaal Hierboven staat een windroos. Soms worden windrichtingen ook in graden gegeven, dit heet dan de koershoek. Noord staat gelijk aan 0 graden, hoeveel graden is in dat geval het zuiden? En het westen? En het zuidoosten? ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 4: Verhoudingen Tijd Schaal Windroos Decimale stelsel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Klassikaal Als iemand 5 kilometer per uur rent, hoeveel meter per seconde is dit dan? ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 5: Meetkunde Ruimtefiguren • • Formules Formulekaart Voor-, zij- en bovenaanzicht Je kunt van ruimtefiguren verschillende maten uitrekenen. Zo kun je van platte figuren een omtrek en een oppervlakte berekenen, simpel gezegd het lijntje er omheen en hoeveel er binnen dat lijntje aan ruimte wordt ingenomen. Van driedimensionale figuren kun je ook nog de inhoud berekenen. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 17 ___________________________________ Blok 5: Meetkunde Ruimtefiguren • Formules Formulekaart Voor-, zij- en bovenaanzicht Bij een vierkant, rechthoek, driehoek en kubus wordt verwacht dat je weet welke formules hier bij horen. Klassikaal Ga met z'n allen na, wat is de omtrek van een vierkant, rechthoek of driehoek? Wat is de oppervlakte van een vierkant, rechthoek of driehoek? Wat is de inhoud van een kubus? ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 5: Meetkunde Ruimtefiguren • Formules Formulekaart Voor-, zij- en bovenaanzicht Van een aantal formules krijg je een lijstje bij je examen, deze hoef je niet uit je hoofd te kennen maar moet je wel kunnen toepassen. Hieronder het rijtje. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 5: Meetkunde Ruimtefiguren • Formules Formulekaart Voor-, zij- en bovenaanzicht Je moet inzicht hebben in kijkhoeken, en begrijpen hoe een voor-, zij- en bovenaanzicht werkt. Dit gaan we eerst klassikaal oefenen en het komt terug in een aantal van de opgaven die we gaan maken. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 18 ___________________________________ Blok 5: Meetkunde Ruimtefiguren Formules Formulekaart Voor-, zij- en bovenaanzicht ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 5: Meetkunde Ruimtefiguren Formules Formulekaart Voor-, zij- en bovenaanzicht ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 5: Meetkunde Ruimtefiguren Formules Formulekaart Voor-, zij- en bovenaanzicht ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 19 ___________________________________ Blok 5: Meetkunde Ruimtefiguren Formules Formulekaart Voor-, zij- en bovenaanzicht ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 5: Meetkunde Ruimtefiguren Formules Formulekaart Voor-, zij- en bovenaanzicht ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 5: Meetkunde Ruimtefiguren Formules Formulekaart Voor-, zij- en bovenaanzicht ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 20 Blok 6: Goniometrie Pythagoras • ___________________________________ SOS CAS TOA Als een van de hoeken van een driehoek 90 graden is, kun je de stelling van Pythagoras toepassen. Je hebt dan altijd één lange, schuine zijde en twee kortere, rechte zijdes. ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ De formule die je nu kunt gebruiken is ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 6: Goniometrie Pythagoras • ___________________________________ SOS CAS TOA Een andere manier om berekeningen te doen met een driehoek waarbij een van de hoeken 90 graden is, is de SOS CAS TOA regel. Dit is een ezelsbruggetje om de volgende verhoudingen te onthouden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 6: Goniometrie Pythagoras • ___________________________________ SOS CAS TOA In het figuur hieronder is de rode hoek, hoek α. ___________________________________ ___________________________________ Klassikaal Maak een tekening, zet de volgende gegevens erin en bereken zowel de aanliggende rechthoekzijde als de overstaande rechthoekzijde. Hoek α = 60 graden Schuine zijde = 5 centimeter ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 21 Blok 7: Examen oefenen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Veel succes! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Evaluatie ___________________________________ ___________________________________ Laat ons weten wat je van de training vond: www.examentraining.nl/evaluatie Enthousiast na deze training? Kijk op www.examentraining.nl voor al je andere vakken ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 22 Blok 1 | Kennismaking en inleiding Kennismaking We gaan een lange maar leuke dag tegemoet, daarom nemen we nu even de tijd om elkaars naam te leren kennen. Ook zal geïnventariseerd worden welke onderwerpen in deze groep extra aandacht verdienen omdat ze als moeilijk worden ervaren. Inleiding We zullen je nu wat algemene tips geven voor het aanpakken van een examenvraag bij wiskunde. Als je nog vragen hebt over het examen krijg je nu ook de kans om deze te stellen, al mag dat de hele dag door natuurlijk. - Rekenen met de wetenschappelijke notatie en grote getallen De wetenschappelijke notatie wordt gebruikt om hele grote of hele kleine getallen korter op te kunnen schrijven. Om een getal om te schrijven naar deze notatie neem je een getal tussen de 1 en 10 en kijk je hoeveel plaatsen de komma opschuift om weer op de oude plek terug te komen. Het aantal plaatsen van de komma zet je als macht boven de tien. Rekenvoorbeelden: Vul in: 3400000 = …. x 10…. 10400000 = …. x 10…. (let op, neem hier niet 10,4, maar wel 1,04) 0,00009 = …. x 10.... (let op, waar moet de komma naar toe?) 0,003406 = …. x 10…. Schrijf 15,4 miljard in de wetenschappelijke notatie. - Handige manier: inklemmen Op je examen mag je de methode inklemmen gebruiken om een x-waarde uit de grafiek te halen. Dit kan soms heel handig zijn! - Handige manier: schatten en proberen Op je examen mag je soms ook op je antwoord komen door eerst te schatten en waardes te proberen. Dit doe je wanneer je een formule hebt gekregen en de vraag bijvoorbeeld is: wanneer komt de uitkomst boven een bepaalde waarde? Vul dan verschillende waarden in de formule in en kijk wanneer het klopt! Vergeet niet dat je dan ook twee berekeningen op moet schrijven: één berekening voor wanneer de uitkomst onder die waarde zit en dan de volgende waarde waarvoor de uitkomst wel boven die bepaalde waarde zit. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 23 Blok 2 | Procenten Procenten Procent betekent per honderd Promille betekent per duizend Percentage 1% 2% 5% ... 99% 150% 200% = = = = = = = Breuk 1/100 ... 5/100 10/100 ... 150/100 ... = = = = = = = Groeifactor 0,01 0,02 ... 0,10 ... 1,50 ... Deel van geheel berekenen Voorbeeld: Hoeveel procent is 18 van 1200? 18 Antwoord: 1 00 , Hoeveel procent is 15 van 350? Als nieuw gevraagd wordt Stel er is een toename van 6% 100% + 6% = 106% Oud x 1,06 = Nieuw Stel er is een afname van 19,5% 100% - 19,5% = 80,5% Oud x 0,805 = Nieuw Als oud gevraagd wordt Stel er was een toename van 42% 100% + 42% = 142% Oud x 1,42 = Nieuw dus Oud = Nieuw / 1,42 Toename/Afname 𝑁 − Als de uitkomst positief is spreken we van een toename. Als de uitkomst negatief is spreken we van een afname. Bij het rekenen met procenten krijg je te maken met: het oude bedrag, het nieuwe bedrag en de toe- of afname. In een vraag is één van deze onbekend, en is de rest gegeven. Oud (plus aantal procenten) nieuw Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 24 Kijk altijd eerst wat 100% procent is, dit is áltijd het oude bedrag. Deze kan soms ook gevraagd worden. Er zijn verschillende manieren om met procenten te rekenen. Je kunt bijvoorbeeld ook verhoudingstabellen gebruiken! Dit kan makkelijker zijn als je de formules moeilijk vindt om te onthouden. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 25 Blok 3 | Verbanden Lineaire verbanden Lineaire verbanden zijn verbanden met regelmaat. De grafiek is altijd een rechte lijn. Je moet van een tabel een formule op kunnen stellen en met een formule een tabel in kunnen vullen. Ook moet je bij een gegeven formule of tabel een grafiek kunnen tekenen. Een lineaire formule heeft een stapgrootte/hellingsgetal en een startgetal/begingetal. De formule ziet er altijd zo uit: y=ax+b Hierin is a het hellingsgetal en b het begingetal (waar de y-as gesneden wordt). Om zelf een formule bij een tabel te vinden, zoek je waardes voor a en b en vul je deze in. Klassikaal Maak een formule en grafiek bij X 0 1 Y 3 5 2 7 3 9 4 11 5 13 6 15 Kwadratisch verband Kwadratische verbanden zijn lijnen met een minimum of maximum, parabolen genoemd. Je krijgt op je examen de formule, hiermee moet je een grafiek kunnen tekenen en een tabel in kunnen vullen. Klassikaal Maak een tabel en grafiek bij Wortel verband De grafiek is een kromme lijn die steeds langzamer stijgt. Je krijgt op je examen de formule. Je moet een tabel in kunnen vullen en een grafiek kunnen tekenen. Klassikaal Maak een tabel en grafiek bij X 0 1 Y √ 4 9 16 25 36 Exponentieel verband Een exponentieel verband heeft te maken met een procentuele toename. We hebben in het vorige blok bekeken hoe je van een percentage een groeifactor kunt maken. Stel je hebt per jaar een toename van 7%, wat is de groeifactor? En bij een afname van 12%? De formule die bij een exponentieel verband hoort is Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 26 Klassikaal Wat is de groeifactor hier? En de beginwaarde? X 0 1 2 3 Y 2 3 4,5 6,75 Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 4 10,12 5 15,19 6 22,78 27 Blok 4 | Verhoudingen Bij verhoudingen zijn verhoudingstabellen heel handig. Als je hiermee werkt moet je onthouden dat je eerst invult wat je weet, wat gegeven is. Daarna ga je rekenen naar wat er gevraagd wordt. Let op, alles wat je boven doet, moet je onder óók doen. Tijd 1 minuut 1 uur 1 dag 1 week 1 jaar = = = = = 60 seconden 60 minuten 24 uur 7 dagen 365 dagen Klassikaal Hoeveel seconden zitten er in een jaar? Hoeveel seconden zitten er in 14,8 uur? Snelheid Je moet m/s om kunnen rekenen naar km/uur en andersom. Dit kan makkelijk door dit te onthouden: • m/s 3,6 = km/uur • km/uur : 3,6 = m/s 12 kilometer per uur betekent dat je in 1 uur 12 kilometer aflegt, dit is de verhouding. Je kunt dit dus in een verhoudingstabel (uur boven, km onder) zetten om uit te rekenen hoeveel kilometer je bijvoorbeeld na 4,5 uur hebt afgelegd. Klassikaal Als iemand 5 kilometer per uur rent, hoeveel meter per seconde is dit dan? Schaal Bij schaalrekenen heb je te maken met de volgende drie gegevens: de afstand op de kaart de werkelijke afstand de schaal (cm kaart: cm werkelijkheid) Als je twee van de drie gegevens weet, kun je de derde uitrekenen. Ook hier kun je vaak een verhoudingstabel gebruiken. Zet boven de afstand (in cm) op de kaart en onder de afstand (in cm) in werkelijkheid. Gebruik de tabel om andere afstanden te vinden. Klassikaal Als de schaal 2:3 is en je meet 10 cm op de kaart, hoeveel cm is dat dan in werkelijkheid? Gebruik voor deze berekening een verhoudingstabel. Hoeveel deciliter is 3,5 m3? Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 28 Decimale stelsel Let op: 1 Liter = 1 dm3 Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 29 Blok 5 | Meetkunde Ruimtefiguren Je kunt van ruimtefiguren verschillende maten uitrekenen. Zo kun je van platte figuren een omtrek en een oppervlakte berekenen, simpel gezegd het lijntje er omheen en hoeveel er binnen dat lijntje aan ruimte wordt ingenomen. Van driedimensionale figuren kun je ook nog de inhoud berekenen. Formules Bij een vierkant, rechthoek, driehoek en kubus wordt verwacht dat je weet welke formules hier bij horen. Klassikaal Ga met z'n allen na, wat is de omtrek van een vierkant, rechthoek of driehoek? Wat is de oppervlakte van een vierkant, rechthoek of driehoek? Wat is de inhoud van een kubus? Bereken de inhoud van een tent met hoogte 15 decimeter, breedte 2 meter en diepte 3 centimeter. Let op: Wat voor figuur is dit? Wat is de vorm van het grondoppervlak? Formulekaart Van een aantal formules krijg je een lijstje bij je examen, deze hoef je niet uit je hoofd te kennen maar je moet ze wel kunnen toepassen. Hieronder het rijtje. Voor-, zij- en bovenaanzicht Je moet inzicht hebben in kijkhoeken, en begrijpen hoe een voor-, zij- en bovenaanzicht werkt. Dit gaan we eerst klassikaal oefenen en daarna voor onszelf met een deel van de opgaven. Klassikaal Oefen op het bord opgave 1 en 2 op pagina 77 van de examenbundel (Aanzichten van een tafel) Uitslag Je moet een uitslag kunnen maken van een driedimensionaal figuur. Een uitslag krijg je wanneer je het figuur helemaal “uitvouwt” als het ware. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 30 Klassikaal Maak een uitslag van een cilinder met straal 6 cm en hoogte 13 cm. Schrijf ook alle lengtes erbij. Oppervlaktes van samengestelde figuren Soms moet je een oppervlakte berekenen van een figuur dat niet standaard is. Je mag dan het figuur opdelen in vlakken die je wel kent! Tel alle oppervlakten bij elkaar op om het totale oppervlakte te krijgen. Deel van een cirkel Op het examen wordt soms gevraagd naar een deel van een cirkel. Dit kan een oppervlakte zijn of een omtrek van een cirkeldeel. Probeer in zulke gevallen te onthouden dat een cirkel altijd 360 graden is en kijk hoeveel graden dat het cirkeldeel heeft. Dit is dan ook de verhouding voor de omtrek en oppervlakte. Klassikaal Bereken de totale omtrek van onderstaand figuur: Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 31 Blok 6 | Goniometrie Stelling van Pythagoras Als een van de hoeken van een driehoek 90 graden is, kun je de stelling van Pythagoras toepassen. Je hebt dan altijd één lange, schuine zijde en twee kortere, rechte zijdes. De formule die je nu kunt gebruiken is Stappenplan Pythagros: 1. Check: is er een hoek van 90 graden? 2. Staat alles in dezelfde eenheden? Schrijf het zo nodig om. 3. Benoem de 2 korte zijdes en de lange zijde (in de tekening of op je blaadje) 4. Welke zijde is gevraagd? Zet daar een vraagteken 5. Vul de formule in. Is het vraagteken een korte zijde? Dan moet je de formule omschrijven! SOS CAS TOA Een andere manier om berekeningen te doen met een driehoek waarbij een van de hoeken 90 graden is, is de SOS CAS TOA regel. Dit is een ezelsbruggetje om de volgende verhoudingen te onthouden In het figuur hieronder is de rode hoek, hoek α. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 32 Stappenplan SOS CAS TOA: 1. Check: is er een hoek van 90 graden? 2. Check: - 2 zijdes bekend en hoek onbekend? - of: 1 zijde en 1 hoek bekend en 1 zijde onbekend? 3. Check: Staal alles in dezelfde eenheden? Schrijf het zo nodig om. 4. Benoem de zijdes (aanliggend/overstaand/schuin) gezien vanuit de gegeven of gevraagde hoek. 5. Kijk welke regel je moet gebruiken: SOS, CAS of TOA 6. Vul de formule in 7. Uitrekenen Hoek gevraagd? Gebruik de shift knop om het aantal graden te berekenen (je krijgt dan: sin-1) Check de gevraagde eenheid. Klassikaal Maak een tekening, zet de volgende gegevens erin en bereken zowel de aanliggende rechthoekzijde als de overstaande rechthoekzijde. Hoek α = 60 graden Schuine zijde = 5 centimeter Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 33 Blok 7 | Proefexamen Tijdens dit blok wordt een proefexamen gemaakt. Probeer je goed te concentreren, zie het als een generale repetitie voor je echte examen van straks. Succes! Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 34 Opgaven Blok 2 | Procenten Opgave 1: Olie (deel 1) De totale hoeveelheid geproduceerde olie in de wereld zal volgens deskundigen na het jaar 2015 afnemen. Je kunt in de grafiek aflezen dat er in 2015 volgens de verwachting van de deskundigen 4000 miljoen ton olie geproduceerd zal worden en in 2040 nog maar 1500 miljoen ton. 3p a. Bereken met hoeveel procent de totale hoeveelheid geproduceerde olie in 2040 volgens deze verwachting gedaald zal zijn ten opzichte van 2015. Schrijf je berekening op. 3p b. Vanaf 2040 zal volgens de deskundigen de totale hoeveelheid geproduceerde olie met 5% per jaar dalen. →Bereken hoeveel miljoen ton olie er dan in 2050 geproduceerd zal worden. Schrijf je berekening op. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 35 Opgave 2: Valse euro’s In de tabel hieronder kun je aflezen hoe de aantallen in beslag genomen vervalsingen in het jaar 2006 zijn verdeeld over de verschillende biljetten in Nederland en Europa. In 2006 zijn er in Nederland 20 745 valse eurobiljetten in beslag genomen. 2p a. Bereken hoeveel valse biljetten van € 50 er in 2006 in Nederland in beslag zijn genomen. Laat zien hoe je het berekend hebt. In totaal werden in 2006 in heel Europa 565 100 valse eurobiljetten in beslag genomen. Dat is minder dan in 2005 toen 579 000 valse eurobiljetten in beslag werden genomen. 3p b. Bereken met hoeveel procent het aantal in heel Europa in beslag genomen valse eurobiljetten in 2006 is gedaald in vergelijking met 2005. Schrijf je berekening op. 2p c. Thomas denkt dat de tabel niet kan kloppen. Hij zegt: “In de tabel staat dat er in 2006 in Nederland meer biljetten van € 50 in beslag zijn genomen dan in heel Europa, en dat is natuurlijk onmogelijk”. → Leg uit of Thomas gelijk heeft. 3p d. Er zijn in 2006 in heel Europa 565 100 valse eurobiljetten in beslag genomen, dat is een groot bedrag. → Bereken voor hoeveel euro aan € 20 en € 50 biljetten er totaal in 2006 in heel Europa in beslag is genomen. Schrijf je berekening op. 3p e. In totaal werden er in 2006 in heel Europa 565 100 valse eurobiljetten in beslag genomen. Toch is dit slechts een heel klein percentage van het totale aantal van 11,4 miljard eurobiljetten dat in 2006 in Europa in omloop was. → Bereken in drie decimalen hoeveel procent dit was. Opgave 3: Dorp Het aantal inwoners van een dorp op de Veluwe nam vanaf 2007 sterk af doordat veel inwoners naar de stad verhuisden. De formule die bij benadering hierbij hoort, is 8 ,86 Hierin is t in jaren en t = 0 op 1 januari 2007. 2p a. Met hoeveel procent neemt volgens de formule het aantal inwoners per jaar af? Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 36 Opgave 4: Euromunten In 2002 werd de euro ingevoerd. Elk land had eerst alleen zijn eigen euromunten. Hieronder zie je links een Nederlandse 2 euromunt en rechts een Franse 2 euromunt. Doordat de munten in alle eurolanden gebruikt mochten worden, verspreidden ze zich vanaf 2002 langzaam over alle eurolanden. Ook in het buitenland werd met Nederlandse munten betaald en in Nederland kwamen steeds meer buitenlandse munten. In september 2006 waren er in Nederland 50 miljard euromunten in omloop. In de tabel hieronder kun je aflezen hoeveel procent van die 50 miljard munten uit de verschillende eurolanden afkomstig waren. 3p a. Karel heeft 19 munten in zijn portemonnee. Daarvan komen er 3 uit Frankrijk. → Is het percentage Franse munten in de portemonnee van Karel groter dan het percentage Franse munten in Nederland? Schrijf je berekening op. 3p b. Bereken in één decimaal hoeveel miljard buitenlandse munten er in september 2006 in Nederland in omloop waren. Schrijf je berekening op. 4p c. In de tabel hieronder zie je hoe die 50 miljard euromunten in Nederland verdeeld waren over de verschillende waarden. In Nederland worden de munten van 1 en 2 cent bijna niet meer gebruikt. De bedragen worden vaak afgerond op 5 cent. Maar deze munten van 1 en 2 cent (€ 0,01 en € 0,02) zijn samen wel vele miljoenen euro’s waard. → Bereken hoeveel miljoenen euro’s ze samen waard zijn. Schrijf je berekening op. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 37 Blok 3 | Verbanden Opgave 1: Olie (deel 2) De landen waarin olie geproduceerd wordt, gebruiken een deel van de olie zelf. In de grafiek zie je het eigen gebruik van olie van één van deze landen in de afgelopen jaren. Bij deze grafiek hoort een lineair verband. 3p a. Geef een formule die hoort bij de grafiek. Neem voor het aantal jaren na 2000 de letter t en voor het eigen gebruik in duizend tonnen de letter G. 3p b. Hieronder zie je de grafiek van het eigen gebruik nogmaals. In hetzelfde assenstelsel staat ook de grafiek van de hoeveelheid olie die het land geproduceerd heeft. Ook bij deze grafiek hoort een lineair verband. De geproduceerde olie die overbleef na eigen gebruik werd door dit land verkocht aan het buitenland. →Teken op de uitwerkbijlage de grafiek van de hoeveelheid olie die tussen 2000 en 2008 aan het buitenland verkocht werd. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 38 Opgave 2: Rattenplaag Honderdduizenden ratten eten in een dorp in Afrika alles op wat ze tegenkomen. De ratten eten ook de verbouwde gewassen op, zodat de inwoners vrezen voor een gebrek aan voedsel. Op 1 januari 2000 heeft men geschat dat er in een bepaald dorp in Afrika ongeveer 5000 ratten leefden. Als het aantal ratten elk half jaar met 30% toeneemt, kun je onderstaande formule gebruiken: 𝐴 , Hierin is A het geschatte aantal ratten en is de tijd t het aantal halve jaren na 1 januari 2000. 2p a. Laat met een berekening zien dat er volgens de formule 8450 ratten waren op 1 januari 2001. 3p b. Bereken met hoeveel procent het aantal ratten is toegenomen op 1 januari 2001 in vergelijking met 1 januari 2000. Schrijf je berekening op. 3p c. Bereken in welk jaar het aantal ratten volgens de formule voor het eerst meer dan 150 000 zou zijn. Schrijf je berekening op. Op 1 januari 2008 schatte men het aantal ratten op 300 000. De overheid besloot om in te grijpen. Men wil dat het aantal ratten met 25% per half jaar afneemt. Voor die afname kan de volgende formule gebruikt worden: 𝐴 ,7 Hierin is A het aantal ratten en is de tijd t het aantal halve jaren na 1 januari 2008. 2p d. Leg uit hoe het getal 0,75 in de formule is gevonden. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 39 3p e. Op 1 januari 2010 werd het aantal ratten geschat op 90 000. → Is de overheid er in geslaagd om het aantal ratten met 25% per half jaar te laten afnemen? Schrijf je berekening op. Opgave 3: Blikken stapelen Sander gaat blikken stapelen op dezelfde manier als op de foto hieronder. Hierdoor krijgt hij een toren die bestaat uit een aantal lagen. Op de foto zie je een toren die bestaat uit 5 lagen. 3p a. Er is een verband tussen het aantal lagen a van een toren en het totaal aantal blikken b die nodig zijn voor de toren. Hieronder staat een tabel, die hoort bij dit verband. → Vul de tabel verder in. Een formule die hoort bij dit verband is ( ) 2p b. Laat met een berekening zien dat er in totaal meer dan 500 blikken nodig zijn om een toren van 34 lagen te maken. 3p c. Sander heeft 500 blikken. Hij wil een zo hoog mogelijke toren bouwen. → Uit hoeveel lagen kan deze toren maximaal bestaan? Schrijf je berekening op. 4p d. In supermarkten worden vaak torens van blikken gemaakt waarbij van zo’n toren de bovenste lagen worden weggelaten. → Hoeveel blikken zijn er nodig voor een toren van blikken, waarbij de onderste laag bestaat uit 25 blikken en de bovenste laag uit 5 blikken? Schrijf je berekening op. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 40 Opgave 4: Slagharen Een fabrikant van practicummateriaal voor natuurkunde heeft in 2009 als reclame onderstaande ansichtkaart verstuurd aan alle scholen in Nederland. Op de volgende pagina staat de grafiek die hoort bij dit gedeelte van de achtbaan volgens de formule 𝐻 − , √ Hierin is H de hoogte in meter en a de horizontale afstand in meter. De vragen gaan over de grafiek op de uitwerkbijlage. 1p 1. Toon met een berekening aan dat bij een horizontale afstand van 0 meter de hoogte van de achtbaan 14,9 meter is. 3p 2. Bereken in één decimaal de hoogte in meter van het hoogste punt van dit deel van de achtbaan. Schrijf je berekening op. 2p 3. Leg uit hoe het komt dat de grafiek op de bijlage een andere vorm heeft dan de grafiek op de kaart, terwijl het over dezelfde formule gaat. 4p 4. De topsnelheid in de achtbaan is 77 km/h. De hele achtbaan heeft een lengte van 583 meter. Een rit duurt 1 minuut en 42 seconden. → Bereken hoe groot het verschil is tussen de gemiddelde snelheid en de topsnelheid. Schrijf je berekening op. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 41 Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 42 Blok 4 | Verhoudingen Opgave 1: Waterlinie (deel 1) De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een verdedigingslinie met water als verdedigingswapen. Als de vijand eraan kwam, kon het weiland tussen Muiden en de Biesbosch onder water gezet worden. Het land werd daardoor moeilijk begaanbaar. Op de kaart is te zien welke delen onder water gezet konden worden. Dit is het grijze gedeelte. De stippen zijn forten. Een fort is een versterkt gebouw waarin militairen konden verblijven, zie de foto. De Waterlinie was ongeveer 85 km lang. Op deze kaart is de Waterlinie ongeveer 17 cm lang. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 43 2p 1. Bereken de schaal die bij de kaart hoort. Schrijf je berekening op. 4p 2. De oppervlakte van het gebied dat onder water gezet kon worden, is bij benadering even groot als de oppervlakte van een rechthoek met lengte 85 km en breedte 4 km. Ga ervan uit dat het gebied onder water gezet werd met een laag water van 50 cm. → Bereken hoeveel m3 water er dan nodig was. Schrijf je berekening op. Opgave 2: Serie driehoeken In het assenstelsel hieronder zie je een aantal gelijkvormige driehoeken. De driehoeken worden steeds groter en zijn genummerd met de nummers 1, 2, 3, enzovoort. Driehoek nummer 1 heeft als hoekpunten A1, B1 en C1. Driehoek nummer 2 heeft als hoekpunten A2, B2 en C2, enzovoort. De volgende driehoeken uit deze serie ontstaan steeds op dezelfde manier. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 44 3p 1. Hieronder staat het assenstelsel vergroot. →Teken driehoek nummer 4 in het assenstelsel. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 45 2p 2. De coördinaten van A1 zijn (1, 3). In een groter assenstelsel kun je ook driehoeken met hogere nummers tekenen. →Schrijf de coördinaten van A12 op. Leg uit hoe je aan je antwoord komt. 4p 3. Om de oppervlakte van driehoek A1B1C1 te berekenen, kun je een om de driehoek heen getekende rechthoek gebruiken. Zie de schets. Elk hokje stelt 1 cm2 voor. De coördinaten van B1 zijn (−1; −0,5). →Laat met een berekening zien dat de oppervlakte van driehoek A1B1C1 gelijk is aan 5,75 cm2. Schrijf je berekening op. 3p 4. Driehoek A6B6C6 is een vergroting van driehoek A1B1C1. De zijden van driehoek A6B6C6 zijn 6 keer zo groot als de zijden van driehoek A1B1C1. →Bereken de oppervlakte van driehoek A6B6C6. Schrijf je berekening op. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 46 Opgave 3: Baikalmeer In Siberië ligt het diepste meer ter wereld, het Baikalmeer. Dat meer bevat vele duizenden km3 zoet water. 3p 1. Bereken hoeveel liter water er in 1 km3 gaat. Schrijf je antwoord in de wetenschappelijke notatie. 3p 2. De totale hoeveelheid water op aarde is ongeveer 1,4 x 1021 liter. Daarvan is 2,5% zoet water. Van dat zoete water bevindt 0,06% zich in het Baikalmeer. → Laat met een berekening zien dat het Baikalmeer 2,1 x 1016 liter zoet water bevat. 3p 3. Op een bepaald moment leefden er zo’n 6,5 miljard mensen op aarde. Een mens gebruikt gemiddeld 126 liter zoet water per dag. → Bereken hoeveel hele jaren het Baikalmeer minimaal al deze mensen van zoet water zou kunnen voorzien. Schrijf je berekening op. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 47 Opgave 4: Houtwaarde 3p 1. De hoogte van een boom kan worden geschat met behulp van de volgende methode: Zet een stok recht in de grond. Leg je hoofd op de grond zodat je oog zo laag mogelijk is. Schuif achteruit tot je de punt van de stok en de top van de boom in één lijn ziet. Meet de afstand van je oog tot de stok en van je oog tot de boom. Iemand heeft de methode gevolgd en de maten gevonden die in de schets rechts staan. → Bereken de hoogte van de boom. Schrijf je berekening op. Opgave 5: Bloedvaten 3p 1. Hiernaast zie je een tekening van een volwassen man en zijn bloedvaten. → Geef een schatting van de schaal die bij de afbeelding hoort. Schrijf je berekening op en rond de schaal af op gehele getallen. 3p 2. Bij een volwassen man stroomt door de bloedvaten 6 liter bloed. In 1 mm3 bloed zitten 5 000 000 rode bloedcellen. → Bereken hoeveel rode bloedcellen er in 6 liter bloed zitten. Schrijf je berekening op en geef je antwoord in de wetenschappelijke notatie. 4p 3. Haarvaten zijn bloedvaten die heel erg dun zijn. De straal van een cilindervormig haarvat is 4 micrometer. 1 micrometer is gelijk aan 10-6 meter. Bij een volwassen man zijn de haarvaten in totaal 1200 km lang. → Bereken de totale inhoud van de haarvaten in cm3. Schrijf je berekening op. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 48 Blok 5 | Meetkunde Overzicht formules: omtrek cirkel oppervlakte cirkel inhoud prisma inhoud cilinder inhoud kegel = x diameter = x straal 2 = oppervlakte grondvlak x hoogte = oppervlakte grondvlak x hoogte 1 = x oppervlakte grondvlak x hoogte inhoud piramide = x oppervlakte grondvlak x hoogte inhoud bol = x 1 4 x straal 3 Opgave 1: Waterlinie (deel 2) Om te kunnen kijken en schieten vanuit een fort was het belangrijk dat er weinig gebouwen om het fort heen lagen. 4p 1. Hieronder zie je het gebied rond Fort Everdingen. In het lichtgrijze gebied werden alleen houten gebouwen en laagbouw van steen toegestaan. → Bereken in twee decimalen de oppervlakte in km2 van het lichtgrijze gebied. Schrijf je berekening op. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 49 Opgave 2: Piramides in Egypte In het noorden van Egypte staan drie grote piramides en een aantal kleine piramides bij elkaar. De drie grote piramides heten de piramide van Cheops, de piramide van Chefren en de piramide van Mycerinus. Vooraan op de foto zie je de kleine piramides die bij Mycerinus horen. 2p 1. In 2511 voor Christus werd de bouw van de piramide van Cheops voltooid. →Hoeveel jaar is dat geleden? Schrijf je berekening op. 3p 2. Hieronder staat een plattegrond met de piramides. Er zijn vier posities aangegeven met een letter. →Omcirkel de letter van de positie waarvandaan de foto genomen kan zijn. Leg uit hoe je aan je antwoord komt. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 50 4p 3. De piramide van Chefren lijkt hoger dan die van Cheops omdat de piramide van Chefren op een verhoging staat. Beide piramides hebben een grondvlak in de vorm van een vierkant. We hebben van de piramides de volgende gegevens: →Controleer met een berekening of de piramide van Chefren hoger is dan de piramide van Cheops. Schrijf je berekening op. Opgave 3: Tafeltennistafel Op de foto hierboven staat een betonnen tafeltennistafel voor buiten. De tafel bestaat uit 2 onderdelen: een cilindervormige poot en een blad dat hierop bevestigd is. Het massieve blad is 12 cm dik en heeft een rechthoekige bovenkant met breedte 155 cm en lengte 275 cm. 3p 1. Laat met een berekening zien dat er meer dan 0,5 m3 beton nodig is voor het maken van het blad. 5p 2. De poot van de tafel staat precies onder het midden van het blad. De diameter is 110 cm. → Teken de onderkant van het tafelblad op schaal 1 : 25. Geef in je tekening ook duidelijk de plaats van de poot van de tafel aan. Schrijf de berekeningen die je daarvoor maakt op. De leverancier van de tafeltennistafel geeft het volgende advies voor de ruimte die nodig is rondom de tafel: “We raden aan om als speelruimte 1,5 m aan de zijkanten en 2 m aan de voor- en achterkant van de tafel vrij te houden.” 3p 3. Laat met een berekening zien dat de oppervlakte van de plek die nodig is om de tafel, inclusief de speelruimte, te plaatsen, volgens het advies van de leverancier afgerond 31 m2 is. De tafeltennistafel zal worden geplaatst op een pleintje bij een buurthuis. Men vindt dat de tafel, inclusief de speelruimte eromheen, veel ruimte inneemt. Klaas komt met het idee om een ronde tafeltennistafel te kopen. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 51 De diameter van het bovenblad is 240 cm. 3p 4. Klaas denkt dat de ronde tafel, inclusief de speelruimte van 2 m rondom de tafel voor de spelers, minder ruimte zal innemen dan de rechthoekige tafel, inclusief de speelruimte. → Laat met een berekening zien of Klaas gelijk heeft. Opgave 4: IJsje Hieronder zie je twee foto’s van een ijsje. Het model van het ijsje past precies in balk ABCD EFGH, waarvan de vlakken ABCD en EFGH vierkant zijn. Het model bestaat uit vier even grote, gelijkbenige driehoeken ACF, ACH, AFH en CFH. In deze driehoeken geldt AF = AH = CF = CH = 9,8 cm en AC = FH = 6 cm. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 52 Voor het maken van de verpakking wordt eerst een uitslag getekend en daarna de oppervlakte uitgerekend. Hieronder is de uitslag getekend. 3p 1. Zet bij alle hoekpunten in de uitslag de juiste letter. 5p 2. In driehoek ACF is de hoogte FM getekend. → Bereken hoeveel cm2 de totale oppervlakte van de uitslag is. Schrijf je berekening op en rond af op hele getallen. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 53 Blok 6 | Goniometrie Opgave 1: Zonnehoek In Nederland staat in de zomer de zon veel hoger boven de horizon dan in de winter. We noemen de hoek die de stralen van de zon maken met de aarde de zonnehoek, zie de tekening. In deze opgave bekijken we de zonnehoek steeds om 12:00 uur ’s middags. In de grafiek is bij benadering af te lezen hoe groot de zonnehoek gedurende het jaar in Nederland is. Op 21 juni staat de zon het hoogst en is de zonnehoek 61,5°. Op 21 december staat de zon het laagst en is de zonnehoek 14,5°. 2p 1. Bereken van bovenstaande grafiek de amplitude. Schrijf je berekening op. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 54 3p 2. Helga doet een proef. Ze laat op 21 juni in Nederland een bundel zonlicht door een gat met een diameter van 10 cm vallen. AB wordt verlicht door de zon. → Laat met een berekening zien dat de lengte AB afgerond 11 cm is. Schrijf je berekening op. 5p 3. Een aantal maanden later herhaalt Helga de proef. Ze laat opnieuw in Nederland een bundel zonlicht door een gat met een diameter van 10 cm vallen. Nu is de lengte van AB 23 cm. → Op welke dag(en) kan Helga deze proef hebben uitgevoerd? Laat met een berekening zien hoe je aan je antwoord komt. Opgave 2: Scheve torens Hieronder staat een foto van de beroemde scheve toren van Pisa in Italië. In de foto is driehoek ABC getekend. Aan de driehoek kun je zien hoe scheef de toren staat. De loodrecht gemeten hoogte BC van de toren van Pisa is 55,86 meter. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 55 3p 1. Hoe scheef de toren staat kun je onder andere zien aan de grootte van hoek C in driehoek ABC. De afstand AB is bij de toren van Pisa 3,91 meter. → Bereken hoeveel graden hoek C is. Schrijf je berekening op. In de krant van 2 november 2007 stond dat de scheefste toren ter wereld in het Duitse plaatsje Suurhusen staat. 2. Bij de toren van Suurhusen geldt dat PR = 27,48 meter en PQ = 2,43 meter. → Ga met een berekening na of de toren van Suurhusen schever staat dan de toren van Pisa. Opgave 3: Dorp in de schaduw Het Italiaanse dorp Viganella ligt elk jaar van 11 november tot 2 februari volledig in de schaduw van een hoge berg. De zon komt in de winter niet hoog genoeg boven de berg uit, omdat dan de hoek die de zonnestralen maken met het horizontale aardoppervlak (de zonnehoek) te klein is. De top van de berg ligt 1000 meter boven het dorp Viganella. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 56 4p 1. Op 11 november om 12:00 uur is de zon voor het laatst te zien. De zonnehoek is dan 37°. De situatie op dat moment is in bovenstaande tekening te zien. → Bereken hoeveel meter de afstand VT van het dorp Viganella tot de top van de berg is. Rond af op een geheel getal. Schrijf je berekening op. Om in de donkere winterdagen toch nog zonlicht op het dorp te laten vallen, is op de berghelling links van het dorp een grote spiegel geplaatst. Hierdoor weerkaatsen de zonnestralen. Bij weerkaatsing van licht is de hoek waaronder het licht op de spiegel valt even groot als de hoek waarmee het licht terugkaatst. In de tekening hieronder is hoek S1 = hoek S2. De spiegel is 500 meter boven Viganella op de berghelling geplaatst. Het dorp is in onderstaande tekening aangegeven met V en het midden van de spiegel heet S. De horizontale afstand van de spiegel tot het dorp is 750 meter. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 57 Hieronder staat een schets van de stand van de zon op 2 december om 13:00 uur. 3p 2. Bereken de afstand SV. Rond je antwoord af op hele meters. Schrijf je berekening op. 3p 3. Laat met een berekening zien dat hoek V afgerond 34° is. 2p 4. Hoek S1 is de zonnehoek op 2 december om 13:00 uur. → Hoeveel graden is hoek S1? Laat zien hoe je aan je antwoord komt. Opgave 4: Zonnepanelen Op de foto zie je een dak met zonnepanelen erop. Zonnepanelen zetten zonlicht om in elektriciteit. Om zoveel mogelijk zonlicht op te vangen, moeten de panelen naar het zuiden gericht zijn. Bij een schuin dak worden de zonnepanelen plat tegen het dak gemonteerd, zie de foto. De hellingshoek van het dak heeft invloed op de hoeveelheid elektriciteit die de zonnepanelen kunnen omzetten. 2p 5. In de tekening op de volgende pagina zie je welke hellingshoeken van het dak gunstig zijn, welke ongunstig en wat de grensgebieden zijn. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 58 →Meet in de tekening hierboven tussen welke twee waarden een gunstige hellingshoek ligt. Schrijf je antwoord op. De familie Klein laat zonnepanelen op het dak van hun huis plaatsen. 5p 6. In de tekening zie je het vooraanzicht van het huis van de familie Klein. De maten staan in de tekening aangegeven. De hellingshoek van het dak is met een boogje aangegeven. Het vooraanzicht van het huis is symmetrisch. →Bereken hoeveel graden de hellingshoek van het dak is. Schrijf je berekening op. 4p 7. De prijs van elektriciteit is 23 eurocent per kWh. Ga ervan uit dat de prijs van elektriciteit gelijk blijft. → Bereken na hoeveel jaren de familie Klein de zonnepanelen terugverdiend heeft. Schrijf je berekening op en rond je antwoord af op één decimaal. 2p 8. De leverancier voorspelt dat de prijs van elektriciteit met 7% per jaar zal stijgen. → Zal de familie Klein in deze situatie de zonnepanelen eerder of later terugverdiend hebben dan in de situatie van de vorige vraag? Leg uit hoe je aan je antwoord komt. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 59 Blok 7 | Examen oefenen Overzicht formules: omtrek cirkel oppervlakte cirkel inhoud prisma inhoud cilinder inhoud kegel = x diameter = x straal 2 = oppervlakte grondvlak x hoogte = oppervlakte grondvlak x hoogte 1 = x oppervlakte grondvlak x hoogte inhoud piramide = x oppervlakte grondvlak x hoogte inhoud bol = x 1 4 x straal 3 Opgave 1: Reiskostenvergoeding Werknemers van de gemeente Houten die met de auto naar het werk gaan, kunnen een reiskostenvergoeding aanvragen. De hoogte van de reiskostenvergoeding wordt berekend met de volgende formule , − 7 Hierin is r de maandelijkse reiskostenvergoeding in euro’s en a het aantal kilometers per maand dat met de auto van huis naar het werk gereden wordt en weer terug. 3p 1 Bas werkt 16 dagen per maand voor de gemeente Houten en woont op 12 kilometer van zijn werk. Hij gaat altijd met de auto. →Bereken hoeveel euro de maandelijkse reiskostenvergoeding voor Bas is. Schrijf je berekening op. 3p 2 Tot een bepaald aantal kilometers per maand heeft het geen zin om reiskostenvergoeding aan te vragen, omdat deze dan lager is dan 0 euro. →Tot hoeveel kilometer per maand krijg je geen reiskostenvergoeding? Laat met een berekening zien hoe je aan je antwoord komt. 3p 3 Als je met de fiets naar je werk gaat, kun je ook een reiskostenvergoeding aanvragen. Hiervoor wordt de volgende formule gebruikt , Hierin is r de maandelijkse reiskostenvergoeding in euro’s en a het aantal kilometers per maand dat met de fiets van huis naar het werk gereden wordt en weer terug. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 60 Hieronder zie je de grafieken die bij de formules over de reiskostenvergoeding horen. 40 →Bereken hoeveel kilometer per maand je minstens moet reizen om een hogere reiskostenvergoeding voor de auto dan voor de fiets te krijgen. Geef je antwoord in hele kilometers. Schrijf je berekening op. Vraag 2: Uitschuifcaravan In een folder staat informatie over een uitschuifcaravan: De caravan heeft de vorm van een cilinder, waarvan onderaan een gedeelte afgesneden is. De caravan is een soort buis die aan beide kanten uitgeschoven kan worden, zodat de breedte bijna drie keer zo groot wordt. 3p 4 De maten van de caravan achter de auto worden gegeven in meter en in voet. De breedte van de caravan is 1,80 m = 5,91 voet en de hoogte is 8,26 voet. →Bereken de hoogte van de caravan in meter. Schrijf je berekening op. Rond je antwoord af op twee decimalen. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 61 5p 5 Het zijaanzicht van de caravan heeft de vorm van een afgesneden cirkel met middelpunt M en straal 1,30 m. AB is het zijaanzicht van de vloer van de caravan. Punt C is het midden van AB; de lengte van CD is 0,30 m. →Bereken de lengte van AB. Schrijf je berekening op. 3p 6 De caravan bestaat uit drie delen die elk 1,80 m breed zijn. Als de caravan wordt uitgeschoven, blijft het middelste deel op zijn plaats. Eén deel schuift naar rechts en het andere deel even ver naar links. De totale breedte van de uitgeschoven caravan is dan 4,60 m. Dat betekent dat de delen elkaar nog gedeeltelijk overlappen. →Hoeveel cm is de overlap van het rechterdeel met het middelste deel, als de caravan helemaal is uitgeschoven? Schrijf je berekening op. 4p 7 Hierboven zie je het zijaanzicht van de caravan nog een keer. De oppervlakte van het grijze gedeelte van de cirkel is ongeveer 0,41 m2. →Bereken hoeveel m3 de inhoud van de caravan is, nu deze uitgeschoven is tot een breedte van 4,60 m. Schrijf je berekening op. Vraag 3: Online-shoppers In de krant stond het volgende bericht: Steeds meer online-shoppers in Nederland Online-shoppers zijn mensen die winkelen op het internet. Elk jaar op 31 december worden gegevens over de Nederlandse online-shoppers in dat jaar bekend gemaakt. In 2010 kwamen er 600 000 nieuwe online-shoppers bij. Het totaal aantal online-shoppers in 2010 kwam daarmee op 9,25 miljoen. In 2010 gaven zij in totaal 8,2 miljard euro uit aan online-aankopen. Dat was 11% meer dan het jaar daarvoor. 2p 8 Bereken hoeveel euro een online-shopper in 2010 gemiddeld uitgaf. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 62 Schrijf je berekening op. 4p 9 Bereken met hoeveel procent het aantal online-shoppers is toegenomen in 2010. Schrijf je berekening op. 3p 10 Bereken hoeveel miljard euro er in 2009 aan online-shoppen werd uitgegeven. Schrijf je berekening op en rond je antwoord af op één decimaal. 4p 11 In 2010 gaven de online-shoppers in totaal 8,2 miljard euro uit. Neem aan dat dit bedrag na 2010 elk jaar met 11% blijft toenemen. →Bereken in welk jaar dit bedrag dan voor het eerst zal zijn verdubbeld. Schrijf je berekening op. Opgave 4: Piramide Gegeven is de gelijkzijdige driehoek ABC met zijden van 35 cm. In de driehoek zijn de hoogtelijnen getekend. Deze hoogtelijnen snijden elkaar in punt S. 5p 12 Bereken hoeveel cm2 de oppervlakte van driehoek ABC is. Schrijf je berekening op. 4p 13 Bereken hoeveel cm de lengte van AS is. Schrijf je berekening op. Rond je antwoord af op één decimaal. Wanneer je bij vraag 13 geen antwoord gevonden hebt, neem dan bij vraag 14 aan dat de lengte van AS gelijk is aan 20,8 cm. 4p 14 Hieronder zie je een piramide met de gegeven gelijkzijdige driehoek ABC als grondvlak. De opstaande ribben zijn 28 cm. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 63 →Bereken hoeveel cm de hoogte DS van de piramide is. Schrijf je berekening op. Vraag 5: Maisplant Hieronder zie je een schets van een maisplant. In deze opgave bekijken we de groei van deze plant. Op 1 mei wordt een zaadje in de grond gestopt. Na 12 dagen komt er een blad boven de grond. Neem aan dat er daarna om de 6 dagen een nieuw blad bijkomt. Onderstaande foto’s zijn om de 6 dagen genomen. 3p 15 Op de derde foto kun je zien dat het vijfde blad erbij is gekomen. →Bepaal met bovenstaande gegevens op welke datum deze foto gemaakt is. Leg uit hoe je aan je antwoord komt. 3p 16 Het laatste blad van de maisplant komt er op 30 juli bij. →Bereken hoeveel bladeren de plant op die dag in totaal heeft. Laat zien hoe je aan je antwoord bent gekomen. Tot 65 dagen nadat het eerste blad boven de grond is gekomen, kun je de hoogte van de maisplant boven de grond uitrekenen met de formule , 6 − , Hierin is hoogte maisplant in cm en t de tijd in dagen na 13 mei. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 64 4p 17 Teken hieronder de grafiek van de hoogte van de maisplant voor de eerste 65 dagen. Je mag de tabel gebruiken. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 65 3p 18 In een veld met maisplanten wordt soms een doolhof gemaakt. Het doolhof wordt geopend als de maisplanten minstens 180 cm hoog zijn. We gaan ervan uit dat de maisplanten in het doolhof allemaal op 13 mei boven de grond kwamen en groeiden volgens de formule. →Bereken hoeveel dagen na 13 mei het doolhof geopend kon worden. Vraag 6: Muurtje bouwen Joris gaat in de tuin een muurtje metselen. De afmetingen van de baksteen die hij gaat gebruiken zie je in de afbeelding. Tussen de bakstenen komt een laag specie van gemiddeld 10 mm dik. Dit noemen we de voeg. Hierboven zie je een schets van het bovenaanzicht van de onderste laag bakstenen van het muurtje (laag 1). 2p 19 Laat met een berekening zien dat de lengte AB van de muur 1,42 meter is. 2p 20 Bereken in mm de lengte van AD. Schrijf je berekening op. Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 66 Hieronder zie je een schets van het bovenaanzicht van laag 2. Deze laag wordt op laag 1 gemetseld. De hoekstenen van laag 2 zijn met een kruis aangegeven. Deze hoekstenen zijn gemaakt door de bakstenen korter te maken. Alle hoekstenen zijn even lang. 3p 21 Bereken in mm de lengte PT van de hoeksteen. Schrijf je berekening op. Het muurtje van Joris wordt 1,20 meter hoog. Joris begint met een voeg en metselt de bakstenen afwisselend volgens laag 1 en laag 2. 4p 22 Voor laag 1 en laag 2 heeft hij 33 bakstenen nodig. →Hoeveel bakstenen heeft Joris in totaal nodig om dit muurtje te metselen? Schrijf je berekening op. 2p 23 Hieronder zie je drie vooraanzichten van verschillende muurtjes nadat acht lagen gemetseld zijn. →Welk van de drie vooraanzichten hoort bij het muurtje dat Joris metselt? Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 67 Uitwerkingen Blok 2 | Procenten Opgave 1: Olie (deel 1) a) maximumscore 3 • Het verschil is ( − ) • De procentuele afname is miljoen ton olie 500 4000 (1) (1) • Dit is een daling van 63% (of nauwkeuriger) (1) b) maximumscore 3 • De groeifactor per jaar is 0,95 • ,9 • Het antwoord: 989 miljoen ton (of nauwkeuriger) (1) (1) (1) Opgave 2: Valse euro’s a) maximumscore 2 • ,6 7 86 ,9 • Dus in totaal 12862 biljetten van €50 (1) (1) b) maximumscore 3 • 79 − 6 (1) • 9 1 900 579000 (1) • Daling is dus 2,4% (1) c) maximumscore 2 • Het zijn percentages van twee verschillende getallen • Thomas heeft dus geen gelijk (1) (1) d) maximumscore 3 • , 6 97 88 • , 6 6 7 8 • Opgeteld totaal €15 144 680 (1) (1) (1) Opgave 3: Dorp a) maximumscore 2 • − 86 • Neemt af met 14% Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 (1) (1) 68 Opgave 4: Euromunten a) maximumscore 3 • Aandeel Franse munten in Karels portemonnee: 19 (1) • Karel heeft 15,8% Franse munten • Ja, dit is groter dan de 9,9% Franse munten in Nederland (1) (1) b) maximumscore 3 • Percentage buitenlandse munten is • ,6 , (miljard) • Dat is afgerond 30,2 miljard (1) (1) (1) − 9,7 6 , % c) maximumscore 4 • Er zijn , 7 8, miljard munten van 1 cent • Er zijn , 7 6,8 miljard munten van 2 cent • De totale waarde is 8, , 6,8 , , • Dt is 222,5 (of 223) miljoen euro Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 miljard euro (1) (1) (1) (1) 69 Blok 3 | Verbanden Opgave 1: Olie (deel 2) a) maximumscore 3 • Een voorbeeld van een juiste formule: 𝐺 • Het startgetal 400 (duizend ton) • Het hellingsgetal is 100 4 (duizend ton) (1) (1) • Een geheel juiste formule (1) b) maximumscore 3 • Het beginpunt is (2000, 600) • Het nulpunt ligt bij 2008 • Rechte lijn door deze twee punten (1) (1) (1) Opgave 2: Rattenplaag a) maximumscore 2 • Op 1 januari 2001 is •𝐴 , 8 b) maximumscore 3 • Toename is 8 − • De berekening: (1) (1) (ratten) 450 5000 • Dit is een toename van 69% of 8450 • 5000 ,69 • Toename is 69% of • , ,69 • Toename is 69% Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 (1) (1) (1) (2) (1) (2) 70 c) maximumscore 3 • :𝐴 , 1 6 9 1 • :𝐴 , 8 • Het antwoord: (na 6,5 jaar dus,) in 2006 (1) (1) (1) d) maximumscore 2 • Bij een afname van 25% blijft er 75% over • De groeifactor is dan 0,75 (1) (1) e) maximumscore 3 • •𝐴 ,7 4 9 9 (ratten) • De overheid is erin geslaagd (1) (1) (1) Opgave 3: Blikken stapelen a) maximumscore 3 b) maximumscore 2 • 1 ( ) (1) • Aantal blikken is 595 (en dit is meer dan 500) (1) c) maximumscore 3 • Als is 96 • Als is 8 • Deze toren kan maximaal uit 31 lagen bestaan (1) (1) (1) d) maximumscore 4 • Voor een toren van 25 lagen zijn 325 blikken nodig • Er is een toren van 4 lagen afgehaald • Dat zijn 10 blikken minder • Het bouwwerk bevat dus − blikken (1) (1) (1) (1) Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 71 Opgave 4: Slagharen Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 72 Blok 4 | Verhoudingen Opgave 1: Waterlinie (deel 1) Opgave 2: Serie driehoeken Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 73 Opgave 3: Baikalmeer Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 74 Opgave 4: Houtwaarde Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 75 Opgave 5: Bloedvaten 16 Maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste schatting: De lengte van de man in de afbeelding is … cm De gemiddelde lengte van een volwassen man is 180 cm De schaal is 1: … (lengte volwassen man gedeeld door gemeten lengte) 1 1 1 Opmerkingen De gemeten waarde mag 1 mm afwijken Als een andere reële schatting is gegeven voor de lengte van de man, hiervoor geen scorepunten aftrekken Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 76 Blok 5 | Meetkunde Opgave 1: Waterlinie (deel 2) Opgave 2: Piramides in Egypte Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 77 Opgave 3: Tafeltennistafel Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 78 Opgave 4: IJsje Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 79 Blok 6 | Goniometrie Opgave 1: Zonnehoek Opgave 2: Scheve torens Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 80 Opgave 3: Dorp in de schaduw Opgave 4: Zonnepanelen Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 81 Blok 7 | Examen oefenen Opgave 1: Reiskostenvergoeding Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 82 Opgave 2: Uitschuifcaravan Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 83 Opgave 3: Online-shoppers Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 84 Opgave 4: Piramide Opgave 5: Maisplant Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 85 Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 86 Opgave 6: Muurtje bouwen Nationale Examentraining | Wiskunde | VMBO | 2016 87