transcriptie - Jef Boeckmans

advertisement
Zundert – November 2007 deel 3van6 - Jef Boeckmans
Drie schatten, Boeddha, Dharma, Sangha die we vertaald hebben als eenheid,
verscheidenheid, harmonie. Ik wil daar nog wat dieper op ingaan. De essentie van
deze 3 schatten is dat ze wijzen naar een realiteit en dat is erg belangrijk. De
Boeddha is deze dimentie in onze eigen geest. De Dharma is de lering van de
Boeddha zijn onderricht maar in wezen is het natuurlijk het innerlijk kompas waar
we de 1e avond van onze sesshin bij stilgestaan hebben. De Dharma kan maar echt
Dharma zijn als je je eigen Dharma ontdekt. Elke leraar heeft een eigen Dharma
maar ook elke leerling heeft een eigen Dharma, heeft een eigen wetmatigheid van
dingen zien en uiteindelijk luisteren naar die diepe verborgen wijsheid in hem zelf,
die hem leidt, en die niet van buiten komt. Die wel gecheckt worden aan de dingen
van buiten, aan normatieve stelsels van ethiek, dat is allemaal belangrijk, maar
uiteindelijk is de echte Dharma jouw geest, jouw bewustzijn die de verbinding
maakt. Hetzelfde met de Sangha, de gemeenschap van de degene die oefenen.
Maar uiteindelijk, of wij dat beleven als Sangha, hangt af van de gesteltenis van
onze geest. Een zenmeester zei het heel kort en duidelijk: “Mind is Boeddha”.
Waar moet je beginnen, waar moet je zoeken? Alleen in je eigen geest, in je eigen
bewustzijn daar is de schat verborgen die zich in drie gestalten als het ware
ontvouwt, in drie modaliteiten. Die stille werkelijkheid die niet geboren wordt en
niet sterft. De vormen die altijd veranderen altijd wisselen en daar de manifestatie
van zijn en die twee zijn één. Dat is in wezen wat wij leren in de Triniteit in het
christendom. Vader, dat Stille Onnoembare, dat we dan de naam, Vader, geven of
God of Moeder. Maar ook het worden, de Zoon, die geboren wordt, die mens wordt,
is goddelijk en die twee, de gemeenschap is de heilige Geest. Die harmonie die
gemeenschap is ook een facet van het goddelijke. Het gaat niet om een nieuwe
leer, een nieuwe metafysica, het gaat om dingen die je kunnen helpen bij je
praktijk en anders, … gooi ze weg.
Het zijn allemaal maar hulpmiddelen die u doen zien. Je kunt dat inderdaad vanuit
de Triniteit, vanuit het christendom, je kunt dat ook vanuit die drie schatten
benaderen. Om dat het een wat ongewone benadering is gaan onze ogen misschien
wat meer open. Maar ze wijzen allemaal naar het zelfde. De echte Dharma kun je
vinden in het licht in je eigen bewustzijn. De verbinding tussen de dingen kan ik
alleen gewaar worden als mijn geest goed geconditioneerd is, Boeddha, Dharma,
Sangha, het is één realiteit. En dat is erg belangrijk.
Boeddha, en dan niet als historische figuur maar als die oerrealiteit die stil is en
die geen naam heeft, de eenheidsgrond, daar moeten we niet veel over zeggen.
Misschien doen we dat later nog wel want dat is toch wel de basis.
In het traditionele Boeddhisme zijn er als het ware drie zegels. Als er een goede
leer verkondigd wordt heeft het als het ware altijd drie kenmerken, zoals een
biljet van € 50 daar moet altijd een waarmerk instaan, daar moet een draad
ingevlochten zijn en die nummers moeten bij elkaar komen. En een perkamentrol
had drie zegels van degene die het geschreven had. Er zijn dus drie kenmerken
die het bewijs zijn van goed onderricht. Het wordt ook wel de Dharmamudra
genoemd, de constellatie, het symbolisch gebaar dat de totaliteit van de Dharma
openbaart. En misschien is het goed om bij die tweede, die Boedhadharma, want
daar gaat het in wezen in ons onderricht om bij die drie zegels stil te staan.
Elk goed onderricht wordt gekenmerkt door: het onderricht van de
vergankelijkheid, de onbestendigheid, anytia in het Sanskriet, dat is de grond als
het ware. Het tweede voor ons westerlingen moeilijk te begrijpen, en daar willen
we natuurlijk wat langer bij stil staan is het niet-zelf, anatman in het Sanskriet en
het derde zegel is het Nirwana, weer die pure realiteit.
Eerst voor mensen die wat weten van het Boeddhistisch onderricht, dat is niet in
elke school zo. In sommige scholen worden de drie zegels vergankelijkheid, nietzelf en lijden (dukka). Maar in het zuidelijke Boeddhisme in het Mahayana, waar
de zen uit komt is dat vergankelijkheid, niet-zelf, Nirwana.
Vergankelijkheid.
Als het Boeddhisme in het begin daarmee komt lijkt dat zo,… Poeh… Alles is
vergankelijk, alles is onbestendig. Alles is steeds in proces. Dat is in het begin
diametraal tegenover de Halleluja Christenen. Alles is steeds onderworpen aan dat
proces van ontstaan en vergaan. Alles! Er is niets uitgezonderd.
Alles wat wij waarnemen, zelfs de dingen die heel stabiel lijken. Via onderzoek van
paleontologen weten we dat er gesteenten op onze aarde zijn van 2 miljard jaar
oud. Een rots van 2 miljard jaar die je kunt aanraken, nog altijd! Maar als je daar
een camera zou bijzetten zou je ook zien dat die ontstaat en vergaat. In de
oppervlakkige lectuur kom je vaak tegen dat die radicale vergankelijkheid, die
radicale veranderlijkheid een oorzaak is van dukka, van lijden. Is dat wel zo? Of is
de vergankelijkheid juist een uitdaging om het fenomeen nú te eren? Juist omdat
de bloem zo kort bloeit is ze waard om nù gezien, om nù geëerd te worden. Juist
omdat je geliefde niet altijd bij je is, is het belangrijk om nú te zien en te zorgen.
Als een wereld onvergankelijk zou zijn, stel je dat eens voor als je dat al kunt, dat
zou gruwelijk zijn, dan zouden we er niet eens zijn want de eerste ouders zouden
altijd blijven bestaan. Er zou geen plaats komen voor onze kinderen en
kleinkinderen. Veronderstel dat we dan een slecht politiek systeem zouden
hebben, dat zou ook altijd blijven. De wereld van vergankelijkheid, diep gezien,
diep aangeraakt is juist de deur naar echte wijsheid, naar echt mededogen. Omdat
die vergankelijkheid juist dat pure openbaart. De golf is vergankelijk, maar die
moet niet eerst sterven om water te worden, ze is altijd water. En wij zijn altijd
dát, maar
onze vorm verandert voortdurend, wij zijn in een proces.
Onbestendigheid…: alles is voortdurend aan verandering onderhevig en daarom is
het leven zo kostbaar want déze sesshin komt nooit meer terug. Natuurlijk, er zijn
nog andere sesshins maar dit moment, dít! En dat is de aansporing van zen: elk
moment vergaat snel, wees altijd gewaar, wees altijd waakzaam want het is zo
voorbij.
Een tweede element is daar ten nauwste mee verbonden is het niet-zelf. Dit
element is voor ons moeilijk te begrijpen omdat onze westerse samenleving uit een
ander wijsgerig metafysisch systeem komt. Dat is geen nieuwe metafysica, maar
alleen bedoeld om ons helpen in onze praktijk van meditatie. Er is volgens de
traditionele leer geen eeuwig onveranderlijk afgescheiden afzonderlijke substantie
in de mens. Opvallend is dat Boeddha zich daar eigenlijk nooit echt over
uitgesproken heeft, hij heeft erover gezwegen. Dat is één van zijn momenten van
heilig zwijgen. Maar de Boeddhistische scholen hebben dat altijd als een essentie
van het Boeddhistisch onderricht gezien; er is geen zelf. Wat belangrijk is voor
onze praktijk is dat wij dat zèlf, dat ìk, dat wij dat voortdurend maken. En wat de
Boeddha bij zijn verlichting zegt; Ik heb jou door Mara, ik heb jou doorzien, jij zult
geen nieuw huis bouwen. Nu ben ik bevrijd, ik ben dat grote ene leven en ik leef
en beweeg en spreek en denk daarin maar ik wordt geen afgescheiden dingetje
meer. Wij hebben in de westerse metafysica, en of dat waar is of niet…, wij
hebben daar altijd een onsterfelijke ziel tussen geplakt. Met alle gevolgen van
dien, welke is de aard van die onsterfelijke ziel? Hebben wij diep genoeg gezien in
de werkelijkheid. En dan kregen we al die problemen van die onsterfelijke ziel,
waar blijft die dan en waar was die dan? Essentieel is het natuurlijk wel dat er
wezenlijk in dat niet-zelf niets geboren wordt en niets sterft. Dat is niet alleen een
boeddhistisch onderricht dat is ook wat grote geleerden zeggen. Niets sterft, niets
wordt geboren er zijn altijd alleen andere vormen. Dit lichaam is opgebouwd uit
triljoenen atomen een ongelooflijk aantal atomen die allemaal oeroud zijn. En als
die allemaal uit elkaar vallen weet geen één atoom meer dat het Jef was, want die
zijn in de evolutie overal geweest. IK ben een pantoffeldiertje geweest, ik ben een
bacterie geweest in mijn heel vroeger bestaan. Wat ze tegenwoordig extremofiele
bacteriën noemen, die ook in extreme situaties van grote hitte en kou kunnen
overleven. Dat weet men tegenwoordig Dat is mijn voorvader, dat bestond al in
mijn voorouders, in al die generaties. Dat materiaal is bijeen gekomen en dat ben
ik, maar dat heeft altijd als het ware in allerlei vormen bestaan. Dat is niet alleen
op materieel vlak.
Maar… en dat is belangrijk, er is geen zelf! Dit lichaam veronderstelt dus heel die
prachtige geschiedenis van heel de kosmos want het is ontstaan uit sterrenstof, de
Big Bang, de waterstofatomen , het helium, dat veronderstelt het allemaal, anders
zou dit lichaam er niet zijn. Dat is niet alleen voor het lichaam, dat is ook voor
deze bel voor alles! Dat is erg belangrijk het zijn ongelooflijke processen! In de
hartsoetra staat: geen oog, geen oor, geen tong, geen neus. Ik vind dat zo’n
schitterende tekst. Ik weet nog mijn diepe emotie toen ik dat op een bepaald
niveau hoorde. Het is zo waar. Eén van de grote Schotse fysici, een Quaker die
kleurenblind was had zijn ogen nagelaten aan de wetenschap. Je kunt die ogen nog
in een vitrine zien. Dat is geen oog want dat ziet niet. Een oog veronderstelt
hersenen die impulsen doorgeven. En die hersenen veronderstellen de stofwisseling
van mijn lichaam, de zuurstof. Er is geen oog dat zelfstandig is, er is geen neus die
zelfstandig is, er is één! In die zin zegt, en dat is dan een slecht woord, het
Boeddhisme dan het is Sunya, leeg, het staat niet apart. Het is als het ware: als je
één ding oppakt, pak je de hele kosmos op, dat is één ononderbroken web.
Voorwaarde dat ik kan zien veronderstelt alles. O wonder! Als ik hoor veronderstelt
dat alles. Geen neus, geen oor,geen oog, geen tong. Dat heeft nogal consequenties
ook in onze praktijk van het dagelijkse leven. Ik bén, nu ga ik kort door de bocht,
mijn vijand. Ik ben die onverdraagzame orthodoxe christen die met zijn rigide
moraal iedereen beschadigt en kwets, dat ben ik. En dan niet bedoeld in
psychologische zin. Zoals b.v. vaak gezegd wordt ik heb ook een Bin Laden in mij,
een terrorist. Maar ik geloof niet dat dit bedoeld wordt, niet elke mens heeft dat in
zich. maar op een dieper niveau, ben ik dat. Op een dieper niveau is dat één dat
verschijnt in het gezicht van die mens die geleid wordt door die destructieve
energie. Het is bijna sinterklaas en veronderstel, je bent een banketbakker en je
maakt een grote klomp marsepein met al die ingrediënten. En dan maak je daar
allemaal verschillende dieren van , een olifant, een varken, een eendje. En later
gaan die varkens en eenden en olifanten met elkaar discussiëren en is er een
rangode, ja…als leeuw ben ik veel hoger als jij. Niet wetend dat ze allemaal
marsepein zijn. Er is een prachtige novelle van Tolstoj, het is lang geleden dat ik
ze gelezen heb maar die kwam weer boven en die is zo mooi. Ivan heeft een
verschrikkelijke vijand Alexi.( De namen zijn niet juist hoor). Iedere keer als hij
maar aan Alexi denkt wordt hij al giftig rancuneus en kwaad. Uiteindelijk gaat hij
naar een wijze monnik, die in een hutje in het bos woont en vraagt wat hij hieraan
kan doen.De monnik doet net of hij hem een glas water wil geven, maar hij giet
het over het hoofd van Ivan en hij zegt; nu ben jij Alexi. Nu voel jij als Alexi, nu
beweeg jij als Alexi. Hij houdt hem een spiegel voor. Inderdaad, als hij beweegt
ziet hij Alexi bewegen. Een diepe parabel!
Moesten wij toch eens doordringen als mensheid tot dat bewustzijn. De Jood ís de
Palestijn, de Palestijn ís de Jood. Wat een wereld zou dat zijn als wij niet meer
spreken in tegenstellingen, als wij de mensen inderdaad in hun waarde kunnen
laten. Het zijn manifestaties van dát!Weten dat ‘ik’ concepten zijn, voortdurend
bouwen wij dat huis. En ik weet het na 40 jaar meditatie hoe subtiel dat is. Dat
hechten, dat begeren, van ik wil iets. Ik wil iets niet kan zich ook in onze zen
praktijk settelen. Ik wil de volgende ademhaling goed doen, van alles! Ik wil iets en
ik wil iets niet en dan zijn we weer huizen aan het bouwen.
Wezenlijk is er geen ‘ik’
Dat gebruiken we om om te gaan in tijd en ruimte, om rollen te spelen, en dat is
uitstekend. Jij bent je ouders, jij bent je kinderen, jij bent je kleinkinderen, jij
bent je vijand.
Vergankelijkheid, diep aangeraakt, is dat een poort tot weten.
Geen zelf! Heel diep aangeraakt is dat de poort tot weten.
Download