Opdracht deskundigheidsbevordering. Door: Marissa Dam Klas: VR3C1A Studentnummer:500536032 Inhoud Selectie van de interventie. ..................................................................................................................... 3 Vraagstelling ........................................................................................................................................ 3 Literatuurstudie ....................................................................................................................................... 3 Bevindingen in de verschillende artikelen .............................................................................................. 4 Vergelijking met de praktijk .................................................................................................................... 6 Literatuurlijst ........................................................................................................................................... 6 2 Selectie van de interventie. Op de afdeling wordt regelmatig medicatie toegediend via een subcutane injectie. Het is heel belangrijk dat dit op de juiste wijze gebeurt. Daarnaast kom je op de afdeling regelmatig in aanraking met patiënten die na een niertransplantatie en in combinatie met de medicatie die na de transplantatie moet worden genomen, een verhoging van de bloedsuikers krijgen. Deze patiënten hadden voor de operatie vaak ook al diabetes, alleen kon dat toen nog beheerst worden met medicatie. Na de operatie worden deze patiënten insuline afhankelijk en vaak is dat op lange termijn nog zo. Het is dan ook de bedoeling dat deze patiënten leren om zelfstandig bloedsuiker te prikken en insuline te injecteren met een flexpen. Dit is een taak die de diabetes verpleegkundige, maar ook de verpleegkundige op de afdeling, voor hun rekening nemen. De combinatie van het toedienen van medicatie (in dit geval insuline) door middel van een subcutane injectie en het leren van insuline spuiten aan de patiënt, vond ik een mooie interventie om dieper op in te gaan. Dit is de motivatie voor de keuze van het onderwerp. Vraagstelling: wat is de beste manier om insuline te injecteren met een flexpen? Literatuurstudie Artikel 1: protocol AMC ‘insuline injecteren, toedienen van insuline via een subcutane injectie met een insulinepen’. Er is hiervoor gekozen omdat het belangrijk is om te weten te komen wat het protocol van het AMC zegt over het injecteren. Dit is belangrijk om te weten omdat er zo een vergelijking kan worden gemaakt met andere artikelen. Richtlijn van de beroepsorganisatie (EADV) voor diabeteszorgverleners. Deze richtlijn gaat over het toedienen van insuline met een insulinepen. Er is hiervoor gekozen omdat het belangrijk is om ook op landelijk niveau de richtlijn is, dan kan dan bijvoorbeeld vergelijken worden met het protocol van het AMC. ‘Insulin injection and blood glucose monitoring’, is een buitenlands artikel dat gaat o.a. over hoe insuline geïnjecteerd moet worden. Dit artikel is gekozen om op internationaal niveau te kijken hoe insuline geïnjecteerd zou moeten worden. Als laatste is er nog een informatie pakket verkregen van de diabetes verpleegkundige met o.a. informatie voor patiënten over de twee verschillende type diabetes, de werking van de verschillende soorten insuline en hoe patiënten insuline zouden moeten injecteren. Het is belangrijk om te weten wat de diabetes verpleegkundige de patiënten leert zodat daar op aangesloten kan worden wanneer op de afdeling met de patiënten wordt geoefend met zelf injecteren. Een nadeel van deze informatie is wel dat het door een fabrikant van insuline is uitgegeven en dus niet objectief is. 3 Bevindingen in de verschillende artikelen Protocol AMC De contra-indicaties die in dit protocol worden genoemd: locale verschijnselen die de resorptie kunnen beïnvloeden: moedervlek, infectie, oedeem, litteken, beschadigd of geïrriteerde huid, infiltraat, hematoom en lipodystrofie of lipohypertrofie. Risico’s en aandachtspunten: te ondiepe injectie, dit zorgt voor een trage resorptie. Op letten dat de insuline niet intra-musculair wordt geïnjecteerd want dan wordt de insuline te snel opgenomen in het lichaam. Er mogen bij de injectie plaats geen grote bloedvaten of spataderen lopen. Na het eerste gebruik is de flexpen nog 6 weken houdbaar. Het is belangrijk dat op de flexpen de naam van de patiënt staat want een flexpen mag niet voor meerdere patiënten gebruikt worden omdat er bloed van de patiënt in de ampul terecht kan komen. Injectieplaats: bij een 2x daags schema met combinatie-insuline wordt aangeraden om de ochtenddosering in de buik te injecteren en de avonddosering in het bovenbeen te injecteren. Bij een intensief schema, bijvoorbeeld 4x daags of meer, wordt aangeraden de kortwerkende insuline in de buik te injecteren en de lang werkende insuline in het bovenbeen te injecteren. Er wordt hierbij niet vermeld wat de motivatie hiervan is.¹ Werkwijze: haal de dop van de flexpen, zwenk de pen zo nodig (bij heldere insuline hoeft dit niet) heen en weer. Draai het naaldje op de pen en verwijder de eerste bescherm dop. Ontlucht de naald door twee eenheden insuline in te stellen en weg te spuiten in de lucht. De ontluchting is succesvol als er een druppel insuline aan de naald zit. Stel de hoeveelheid eenheden in. Overleg met de patiënt de locatie van de injectie (zoals bij aandachtspunten besproken). Haal de 2e beschermdop van de naald. Breng het naaldje met een rustige soepel beweging subcutaan d.m.v. de loodrechttechniek of de huidplooi techniek.* Druk daarna rustig op de knop zodat de insuline langzaam geïnjecteerd wordt. Laat na de injectie de naald nog 7-10 seconden zitten zodat zeker is dat alle insuline bij de patiënt geïnjecteerd is.¹ * Loodrechttechniek houd in dat de naald onder een hoek van 90 graden wordt ingebracht. Risico hierbij is dat de insuline subcutaan wordt gespoten, maar deze techniek heeft toch de voorkeur omdat het een eenvoudigste techniek is. De huidplooi techniek houdt in dat er een huidplooi wordt gepakt en dat de naald onder een hoek van 45 graden wordt ingebracht. Deze techniek wordt niet aan patiënten geleerd omdat de patiënt maar een hand om te injecteren. Patiënten houden vaak de pen in de ene hand en met de andere hand spuit de insuline in. Met deze techniek voorkom je dat de naald te ver in het lichaam wordt geduwd. Insulin injection and blood glucose monitoring. Dit artikel bevat relevante informatie over het injecteren van insuline. Zo wordt er gezegd dat het belangrijk is de juiste lengte van de naaldjes te gebruiken om niet te diep in de huid, maar wel diep genoeg te injecteren. De huid moet zijn voordat er wordt begonnen met injecteren. Het hoeft niet gedesinfecteerd te worden. ² De naald moet ontlucht worden door twee eenheden insuline weg te spuiten in de lucht. Er wordt een huidplooi gepakt en de naald wordt onder een hoek van 90 graden in de huid gebracht. Vervolgens de knop indrukken van de pen om de insuline te injecteren. Na tien tellen kan de naald verwijderd worden zodat zeker is dat alle insuline geïnjecteerd is.² Richtlijn het toedienen van insuline met een insulinepen Dit artikel bevat veel relevante informatie. Zo staat er dat de huid desinfecteren voor injectie niet hoeft omdat de kans op infecties hiermee niet verkleind wordt. De insulinepen mag uitsluitend voor 4 één patiënt gebruikt worden omdat biologisch materiaal kan achterblijven in de pen. Het is niet noodzakelijk om het membraan van de insuline pen te desinfecteren omdat het de kans op infecties niet verkleint. Bij troebele insuline is het belangrijk dat er vooraf wordt gezwenkt (tenminste 10 keer) om de insuline te mengen zodat de juiste werking kan worden gegarandeerd. De insuline kan beter niet geschud worden wat er kunnen zo luchtbellen ontstaan. Verder wordt aangeraden om bij een insuline pen met troebele insuline, die minder dan 12 eenheden bevat en waarmee een kleine hoeveelheid mee geïnjecteerd moet worden, deze niet meer te gebruiken. Als argument wordt gegeven dat als de pen bijna leeg is, de insuline niet meer goed kan worden gemengd. Wanneer dan een kleine hoeveelheid moet worden geïnjecteerd, krijg je niet het gewenste resultaat. Voordat het injecteren is het belangrijk om de pen met naald te ontluchten. Dit wordt gedaan door twee eenheden in de lucht te spuiten en als de insuline uit de naald komt weet je zeker dat de naald doorgankelijk is. Er wordt aangeraden om insuline op kamertemperatuur toe te dienen omdat het dan minder pijnlijk zou zijn en minder ongemak zou veroorzaken. De koude temperatuur heeft geen invloed op de werking van insuline. Bij een dosis hoger dan 50 eenheden is het wenselijk om de dosis op te splitsen omdat bij een dergelijke hoge dosis de insuline absorptie wordt vertraagd. Daarnaast geeft zo’n hoge dosis bij het injecteren meer pijn en lekkage. Het is belangrijk om insuline subcutaan te spuiten omdat het daar het beste effect heeft. Snelwerkende insuline wordt bij voorkeur in de buik geïnjecteerd omdat er daar een snelle resorptie is en de buik is qua oppervlakte vrij groot zodat er relatief veel injectie plaatsen zijn. Als het een lang werkende insuline is dan wordt er over het algemeen gekozen om in de bovenbeen of bil te injecteren. Daarnaast is het belangrijk dat er niet voortdurend op dezelfde locatie wordt geïnjecteerd om zo onregelmatigheden in de huid te voorkomen. Een ander criteria is dat de insuline in een onbeschadigde huid moet worden geïnjecteerd om de werking te kunnen garanderen. De wijze waarop er wordt geïnjecteerd hangt af van de subcutane vetlaag van de patiënt en de lengte van de naald. Je kunt loodrecht injecteren met of zonder huidplooi en bij mensen met een dunne subcutane vetlaag kun je ervoor kiezen om onder een hoek van 45 graden te injecteren in een huidplooi. Na het injecteren van de insuline wordt aangeraden de naald nog minimaal 10 seconden te laten zitten om lekkage van insuline te voorkomen. Na de injectie wordt het afgeraden om de huid te masseren omdat dit de werking van insuline onvoorspelbaar kan beïnvloeden. Informatie pakket van diabetes verpleegkundige Bevat een boekje met daarin informatie over de verschillende soorten diabetes en wat het inhoudt om diabetes te hebben. Daarnaast een boekje met informatie over insuline, de behandeling van diabetes met insuline en de werking van de verschillende soorten insuline. De aandachtspunten bij het injecteren die worden genoemd: Plaats nooit de binnendop op de naald, de kans dat je daarbij jezelf prikt is groot. Gooi naalden gescheiden weg, gooi ze bijvoorbeeld niet in de vuilnisbak, maar gebruik een apart bakje voor de gebruikte naalden. Gebruik een naald eenmalig, want een gebruikte naald kan bot zijn en irritatie van de huid veroorzaken bij hergebruik. 5 Laat de wijze van injecteren regelmatig controleren zodat de kans op huidproblematiek en slechtere regulatie zo klein mogelijk blijft. ⁴ Verwijder na injectie de naald meteen van de pen om het lekken van insuline te voorkomen. Er worden hier twee injectie technieken genoemd. De eerste is de huidplooi techniek. Hierbij wordt een huidplooi gepakt en de naald kan dan loodrecht of schuin worden ingebracht. De andere techniek is de loodrecht techniek. Hierbij wordt de naald loodrecht ingebracht zonder dat er een huidplooi wordt gepakt. De injectieplaatsen worden ook kort besproken. De buik voor een snelle opname van de insuline en het bovenbeen voor een langzame opname. Ook wordt er gezegd dat er iedere dag op een andere plaats moet worden geïnjecteerd om de vorming van kleine littekens te voorkomen.⁴ Vergelijking met de praktijk Veel van de hierboven genoemde aandachtspunten en maatregelen, heb ik teruggezien op de afdeling. Zo heeft iedere diabetes patiënt zijn eigen insuline pen. Daarnaast wordt kort werkende insuline in de buik geïnjecteerd en lang werkende insuline in het bovenbeen. Twijfelachtig is wel of iedere verpleegkundige weet dat de insuline pen moet worden ontlucht om zo ook de doorgankelijkheid van de pen te controleren. Tot deze conclusie ben ik gekomen door een collega die vertelde over het ontluchten. Toen ik het verder vroeg aan collega’s bleek dat niet iedereen het deed en ook dat niet iedereen het belang van het ontluchten begreep. De manier waarop geïnjecteerd moet worden gaat ook op de juiste wijze. Een aandachtspunt daarbij is wel dat wanneer een patiënt geleerd moet worden om insuline te injecteren er in eerste instantie moet worden gekozen voor de loodrecht techniek omdat de patiënt dan een hand vrij heeft om te injecteren. Verder wordt er op de afdeling niet gedesinfecteerd voor het injecteren omdat bekend is dat dit geen toegevoegde waarde heeft. Conclusie: er zijn geen op- of aanmerkingen naar voren gekomen naar aanleiding van dit literatuur onderzoek. Als aandachtspunt geef ik mee dat de insulinepen vooraf moet worden ontlucht. Het is mij niet duidelijk of alle collega’s hiervan op de hoogte zijn. Verder zijn er geen punten uit de literatuurstudie naar voren gekomen die op de afdeling niet goed gaan. Literatuurlijst 1. Protocol AMC ‘Injecteren, toedienen van insuline via een subcutane injectie met insulinepen’. 2. ‘Insuline injection and blood monitoring’ http://rps.hva.nl:2328/ehost/detail?hid=7&sid=4fd48fd4-fdbf-4aa1-afc1f196131b8eec%40sessionmgr13&vid=5&bdata=JnNpdGU9ZWhvc3QtbGl2ZQ%3d%3d#db=rzh &AN=2009997546 (geraadpleegd 10-01-2011) 3. Richtlijn het toedienen van insuline met een insulinepen EADV beroepsorganisatie voor diabeteszorgverleners. 4. ‘voorlichting behandeling insuline en –toedieningssystemen’, novo nordisk 6