Basisbegrippen farmacologie Prof. J. Van Hemelrijck Farmacologie • Farmacokinetiek: wat gebeurt er in het lichaam met het farmacon? – Absorptie – Verdeling over de weefsels – Metabolisatie – Excretie – Concentratie-veranderingen in de tijd • Farmacodynamiek: wat doet het farmacon met het lichaam? – Interactie met de receptor – Farmacologische effecten: dosis-respons relatie Farmacodynamische begrippen • Dosis-response relatie – – – – – – – – – Dosis-respons curve Hysteresis Potency Helling dosis-respons curve Efficacity Individuele verschillen Therapeutisch venster Tolerantie Toxicologische termen • Interactie farmacon receptor Dosis-response curve EFFECT helling (slope) efficaciteit variabiliteit potency Dosis Plasmaconcentratie Receptor site conc. Hysteresis Verschil in tijd tussen plasmaconcentratie-verandering en effect Therapeutisch concentratievenster concentratie toxisch neveneffecten therapeutisch therapeutisch venster tijd Tolerantie • Dosis hoger dan verwacht • Individuele dosis-respons relatie naar rechts • Oorzaak – Metabole tolerantie: enzyme-inductie – Immunologische tolerantie: antistoffen – Farmacodynamische tolerantie: veranderde receptor-gevoeligheid – Farmacogenetische factoren Tachyfylaxie • Respons neemt af in de tijd ondanks zelfde concentratie van het farmacon – Vb. bij farmaca die werken door vrijzetting endogene stoffen Toxicologische termen • • • • LD50: lethaal voor 50% van proefdieren ED50: dosis met 50% van het maximale effect ED95: dosis met 95% van maximale effect EC50 en EC95: concentratie die respectievelijk 50% en 90% van het maximum effect geeft • Alternatief: de dosis of concentratie die bij 50% of 95% van de proefpersonen een bedoeld effect (vb. bewusteloosheid) tot gevolg heeft • LD50/ED50: therapeutische index • LD1/ED99: veiligheidsindex Interactie farmacon-receptor • Lichaamseigen moleculen of molecuulcomplexen, bindingsplaats voor endogene liganden • Binding veronderstelt elektrische en sterische complementariteit • Lage energie bindingen (Van der Waals krachten, waterstofbruggen…) • Comformationele veranderingen in de receptor waardoor receptor-gebonden processen in gang gezet worden Postreceptor processen • Effecten van de conformationele verandering in de receptor • Link tussen receptor en effect Postreceptor processen • Proteïne-kinase activiteit verhoogt: fosforylatie diverse enzymen waardoor deze actief worden (groeifactoren, insuline, lymfokines..) • G-proteïnen: GTP c-GMP: G-proteïne wordt geactiveerd of geïnhibeerd en verandert activiteit van enzymen(vb. adenylcyclase (c-AMP), fosfolipase,..) of verandert ion-kanalen (Ca, Na, Cl) – Adenylcyclase: beta-adrenergica, glucagon, ACTH, FSH, 5-HT1 – Fosfolipase: muscarinereceptor, alpha-1 receptor, angiotensine, 5-HT2, opiaat-receptors • Ion-specifieke transmembranaire kanalen: ion-conductantie verandert: GABA, nicotine type acetylcholine receptor. Receptoren in de anesthesie • Catecholamine receptors: a, b1, b2, dopamine… • Serotonine receptors… • Histamine receptors: H1, H2 • Acetylcholine receptors: muscarine (postganglonaire) en nicotine (NM junctie en autonome ganglia) • GABA receptor • N-methyl-D-Aspartaat (NMDA) receptor, AMPAreceptor • Opiaatreceptors: µ1, µ2, k, s, d… Catecholamine receptor Catecholamine receptor Acetylcholine receptor Acetylcholine receptor Receptoren in de anesthesie GABA NMDA Post-receptor processen: Gproteïne Receptormodulatie / rebound • Door langdurige bezetting of onderstimulatie – Down-regulatie: minder gevoelig (chronisch gebruik amfetamines, opiaten, b-agonisten…) – Up-regulatie: meer gevoelig (b-blockers…) • Mechanismen: – Verandering aantal receptoren – Verandering voor affiniteit van ligand – Verandering in efficiëntie van koppeling met post-receptor mechanismen • Rebound: na stoppen van farmacon meer gevoelig aan endogene ligand (a2-agonisten zoals clonidine, b-blockers..) Agonist, partiële agonist, antagonist, agonist-antagonist • Agonist: – bindt en activeert receptor – Maximaal effect mogelijk bij toename dosis Agonist, partiële agonist, antagonist, agonist-antagonist • Partiële agonist: activeert receptor doch maximaal effect is geringer (minder goeie binding bv.) Agonist, partiële agonist, antagonist, agonist-antagonist • Antagonist: – Bindt aan receptor doch activeert deze niet – Verhindert binding van wel actieve ligand • Competitief: antagonist kan verplaatst door agonist • Niet-competitief: irreversiebele binding (covalent of zeer trage dissociatie) Agonist, partiële agonist, antagonist, agonist-antagonist • Agonist –antagonist: – indien verschillende subtypes van de receptor – Activatie van 1 type, inactivatie van ander type – Max effect kleiner dan voor full agonist Additiviteit en synergisme • Stoffen met gelijkaardig effect • Niet noodzakelijk zelfde receptor • Additief: gezamenlijk effect is gelijk aan de som van de effecten van ieder afzonderlijk • Supra-additief of synergisme: gezamenlijk effect is groter dan de som van de effecten van ieder product afzonderlijk (op basis van dosis of conc.) • Infra-additief of (functioneel) antagonisme: gezamenlijk effect is kleiner dan de som van van ieder effect afzonderlijk Probability of unconsciousness Farmacokinetische begrippen • Membraantransport • Distributie - redistributie • Biotransformatie en excretie • Kwantitatieve farmacokinetiek • Praktische toepassingen Membraan transport mechanismen • Poriën: capillairen, glomerulus • Pinocytose of fagocytose door celwand: voor microsferen (liposomen) • Carrier moleculen: ook tegen concentratie-gradient, specifiek, competitie, verzadigbaar (vb. niertubulus) • Passieve diffusie: belangrijkste – Drijvende kracht: concentratie-verschil – Geen competitie tussen stoffen – Afhankelijk van fysicochemische eigenschappen van stof en membraan (lipiden bilayer) Passieve diffusie • Vetoplosbaarheid: enkel vetoplosbare • Ionisatiegraad: enkel niet-geïoniseerde fractie • Proteïne-binding: enkel niet-gebonden fractie Vetoplosbaarheid • Hoger voor niet-polaire en niet-geïoniseerde moleculen (polaire moleculen = vb. curares) • l = verdelingscoëfficiënt tussen vet en plasma (water) • Als vetgehalte aan beide zijden van membraan niet gelijk is bepaalt vetoplosbaarheid ook het concentratieverschil Ionisatiegraad • Meeste farmaca zijn zwakke zuren of basen: Henderson Hasselbach vergelijking: – Voor zwakke basen geldt: log (niet-geïoniseerd)/(geïoniseerd) + pKa = pH dus fn = antilog (pH - pKa) – Voor zwakke zuren geldt: log (geïoniseerd)/(niet-geïoniseerd) + pKa = pH dus fi = antilog (pH - pka) • Indien pH = pKa: geïoniseerde = niet-geïoniseerde • Maag pH = 1: zwak zuur (pKa = 5) niet-geïoniseerde 10 000 maal hoger: absorptie • Zwakke basen: absorptie uit dunne darm Ionisatiegraad: ion-trapping • Vb: – fentanyl in maag – Uteroplacentair pKa=6.4 pH 7.4 Niet-geïoniseerd [1] Geïoniseerd [10] pH 5.4 Niet-geïoniseerd [1] Geïoniseerd [0.1] Proteïne-binding • Albumine (zuren) en alfa1-glycoproteïne (basen) • Evenwicht tussen gebonden en ongebonden moleculen (% binding van totale conc.) • Bindingsgraad bepaalt snelheid van vrije diffusie • Ook binding aan weefsel-proteïnen, anders enkel lage weefsel-concentratie sterk-gebonden stoffen • 1-2 bindingsplaatsen per proteïne: – Aan therapeutisch conc. meer bindingsplaatsen dan moleculen (0.7 mM/L albumine dus indien MG 300: max 210 mg/L) – Oververzadiging (bij hoge conc. drug of lage albumine) – Competitie Distributie en redistributie • De concentratie van een stof in een bepaald weefsel stijgt door vrije diffusie des te sneller naarmate de bloedflow er hoger is % van lichaamsmassa % van hartdebiet Vaatrijk (hart, longen, lever, nieren , hersenen) 10 75 Spieren 50 19 Vetweefsel 20 5 Vaatarm (huid, been...) 20 <1 Distributie en redistributie • Van de bloedbaan wordt de stof verdeeld over de weefsel • Eerst stijgt de concentratie in het rijk bevloeide compartiment • Trager in minder bevloeide (spieren) • Daarna in het vet… • Door de herverdeling daalt de concentratie in het rijkbevloeide compartiment…en zo verder • Bovendien begint ook onmiddellijk de verwijdering van de stof uit het systeem door metabolisatie en excretie • Voortdurend verplaatsing van moleculen tussen de compartimenten volgens de concentratiegradiënten die ontstaan • Beëindigen van effect door redistributie waardoor de conc. t.h.v. de effect-site afneemt Distributie en redistributie Distributie en redistributie Distributievolume • Hypothetische distributiecompartimenten voor iedere fase van de herverdeling • VD = dosis / concentratie • Naargelang gebruikte concentratie: VD1 VD2 VD3 VDss • L of L/kg lichaamsgewicht • Niet homogene verdeling: apparent volume of distribution • Sterke eiwitbinding of sterke ionisatie = klein VD • Sterk lipofiel = groot VD Biotransformatie en excretie • Niet-synthetische reacties: oxidatie, reductie, hydrolyse: actieve metabolieten mogelijk • Synthetische reacties: conjugatie met glucuronzuur, glycine, sulfaat, azijnzuur: wateroplosbaar en niet actief Biotransformatie en excretie • Microsomiale enzymen: enzyme inductie mogelijk (de novo synthese) – Endoplasmatisch reticulum levercel, hoofdrol voor oxidatie door cytochroom P450 (CYP….) (farmacogenoom !) – Microsomiale enzymen andere organen • Niet microsomiale enzymen: – cytosol en mitochondria: vb. catechol-O-methyl-transferase (COMT), mono-amino-oxidase (MAO) – Plasma en weefsels: esterasen • (pseudo)cholinesterase: mivacurium , succinylcholine • aspecifieke esterase: remifentanil, esmolol, remimazolam… Hepathische clearance • Hepatische extractie ratio (ER): fractie van aangevoerde bloed (vena portae en arteria hepatica) die wordt vrijgemaakt van stof • ER is afhankelijk van de stof en wordt oa. bepaald door de sterkte van de eiwitbinding – ER > 0.7 : hoog, groot first pass effect (vb. propanolol, fentanyl) – ER >0.3 en < 0.7 : intermediair – ER > 0.3 : laag • Voor stoffen met hoge ER is de leverklaring sterk afhankelijk van de leverbloedflow; indien de ER laag is, is de klaring vooral afhankelijk van de efficiëntie van de enzymatische processen • ClH = QH . ERH Renale clearance • Glomerulaire filtratie + tubulaire secretie – tubulaire reabsorptie • Glomerulaire filtratie: – passief proces: 120 ml/min – Niet proteïne-gebonden fractie – Concentratie in ultrafiltraat = concentratie niet-gebonden fractie in plasma • Tubulaire secretie: – Carrier gebonden, proximale tubulus (glucuronide, histamine, thiazide diuretica, penicilline, neostigmine..) • Tubulaire reabsorptie: – Passieve diffusie volgens concentratiegradiënt – Niet geïoniseerde fractie: pH afhankelijk Kwantitatieve farmacokinetiek • Mathematische modellen die concentratieveranderingen in de tijd beschrijven I(t) V2 Rapid Peripheral comparment k12 k21 k13 V1 Central compartment k1e k10 Effect site VE keo k31 V3 Slow Peripheral compartment Eén compartiment open systeem • dC/dt = - k.Cn – dC/dt = snelheid waarmee concentratie (C) verandert – k = snelheidsconstante – n = 0 (zero order kinetics) of = 1 (first order kinetics) Zero-order kinetics: dC/dt = - k.Cn • n = 0 : snelheid van concentratie-verandering onafhankelijk van C en per tijdseenheid verdwijnt een gelijke hoeveelheid: Ct = Co - k.t – K geeft aan hoeveel stof er verdwijnt per tijdseenheid • Bij verzadigbare (enzymatische) processen • Michaëlis-Menten: V = Vmax.C / Km + C Km = constante van Michaëlis-Menten: de concentratie substraat waarbij de reactie veloopt aan de helft van de maximale snelheid First-order kinetics: dC/dt = - k.Cn • n = 1 first-order kinetics: snelheid van concentratieverandering wel afhankelijk van C en per tijdseenheid verdwijnt een gelijke proportie: Ct = Co . e-kt e = basis natuurlijke logaritme = 2.718 k = eerste orde eliminatieconstante die aangeeft met welke proportie concentratie daalt per tijdseenheid lnCt = lnCo – kt logCt = logCo – kt/2.303 First-order kinetics C= C0 . lnC = lnC0 - kt e-kt C lnC time time Distributievolume VD = D/C lnC VD = D/C0 time CSS C VDss = D/Css time C AUC AUC0 - oo = D/ke.VD VD = D/AUC0 - oo . ke time Half-waarde tijd: T1/2 • • • • • • • • ln Ct = ln C0 - ke t t = ln(Ct / C0) / - ke voor Ct / C0 = 0.5 wordt dit t1/2 = 0.693/ ke ke kan berekend worden uit regressie-analyse van de plasmaconcentratieverandering, t1/2 kan ook grafisch bepaald worden Maat voor de verblijfduur van een stof in het organisme (of in het beschouwde distributievolume) Enkele dosis is voor 90% verdwenen na 5 half-lifes 5 half-lifes nodig om bij constant infuus 90%van de steady state concentratie te bereiken, 7 half-lifes voor 99% Geen maat voor werkingsduur van een stof !!!(deze wordt bepaald door de tijd dat een werkzame conc. t.h.v. de effect site aanwezig is) Context-sensive half-life Clearance • De clearance van een stof is de fractie van het distributievolume dat per tijdseenheid volledig van de stof wordt gezuiverd Cl = VD . ke • Vermits VD = D / AUC0- oo . ke is Cl = D / AUC0-oo • En vermits t1/2 = 0.693 / ke is Cl = VD . 0.693 / t1/2 en t1/2 = VD . 0.693 / Cl • Half-life is dus afhankelijk van clearance en distributievolume • Css = k’/ke.Vss = k’/Cl en Vss = k’/keCss (k’ = infuussnelheid) Twee compartiment open systeem C = A.e-at + B.e-bt a en b hybriede snelheidsconstanten (helling . 2.303) Twee compartiment open systeem C = A.e-at + B.e-bt • t1/2a = 0.693/a half-life redistributiefase • t1/2b = 0.693/b half-life eliminatiefase • Verdwijnen uit centrale compartiment: Cl = V1 . k10 + V1 . k12 • Clearance enkel uit centrale compartiment van zodra redistributiefase klaar is: Cl = V1 . k10 • Plasmaconcentratie na constant-rate infuus: C = k’01/V1.k10 (1 + (b-k10)/(a-b) . e-at + (k10-a)/(a-b) . e-bt) • Plasmaconcentratie steady state: Css = k’01/V1.k10 Drie compartiment open systeem C = .e-t + A.e-at + B.e-bt Praktische toepassingen • Berekenen van plasma en effect-site concentraties bij toediening van gekende hoeveelheid stof met gekende farmacokinetische populatie-parameters • Berekenen van ideale toepassingsschemas om beoogde concentraties te verkrijgen en behouden • Sturen van infuuspompen aan de hand van populatiekinetiek (Target Controlled Infusion) • Closed-loop feedback systemen ontwikkelen indien farmacodynamisch effect kan gemeten worden en enkelvoudig voorgesteld remifentanil 0.5 µg/kg alfentanil 20 µg/kg fentanyl 2 µg/kg alfentanil 3 µg/kg/min remifentanil 0.5 µg/kg/min Infuusstrategieën • constant speed: steady state concentration after 4 - 5 half-lifes • bolus + progressively decreasing infusion rate: pseudo-plateau • Bolus-Elimination-Transfer: bolus to fill up Vc, followed by exponentially decreasing infusion rate • computer controlled infusion TCI sufentanil TCI remifentanil TCI Limitations of TCI • How ACCURATE ???: do the target concentrations correspond to reality ? – Pk set is determined in a limited number of patients. In how far does the PK parameter set correspond to reality ? – Is the pharmacokinetic model used applicable to the individual patient: does the patient correspond to the population sample used to determine the PK data ? Is it absolutely necessary that the prediction is accurate ? • Titration to effect remains necessary • “swings” in concentration will be less important than with manual systems • Modifications in the desired concentration will at least result in proportional changes in real concentration and in effect Investigating the validity of the model • median prediction error (MDPE): median of the procentual difference, positive or negative, thus the bias of the system • median absolute prediction error (MDAPE): median of the procentual difference between the measured and the predicted concentration in absolute value (< 30%) • divergence: the slope of the linear regression analysis of the evolution in time of the MDAPE • wobble: median of the variability in individual patients performance error predicted propofol conc. % Gepts 100 0 Kirkpatrick Kirkpatrick 100 0 Shafer Shafer 100 0 -100 measured concentration time Gepts Vuyck et al. Anesth. Analg. 1995;81:1275-82 Accurate performance of TCI Performance in individual patients • • • • • Age: children and elderly persons have different PK Weight and body composition: importance depends on the drug Disease and hydratation influence PK Adapt target to the situation or Kinetic libraries: PK-set according to circumstances – Feed cofactors to the computer: age, weight, height, sex, renal disease… – Computer determines suitable kinetic parameter set – E.g. PAEDfusor for propofol: age and weight Kinetic libraries