De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987

advertisement
De Vlaamse
sociaaldemocratie en de
vreemden: 1987-2009
Mark Elchardus
Op 12 november was Mark Elchardus te gast als spreker op de rondetafel ‘Diversiteit als
uitdaging voor de sociaaldemocratie’, georganiseerd door de Stichting Gerrit Kreveld en
de Foundation for European Progressive Studies (FEPS). Die dag werd Belgian Society and
Politics 2009 - The Diversity Challenge for the Left1 voorgesteld, waarin onderstaande tekst
in Engelstalige versie verscheen.
VAN INBOORLINGEN EN VREEMDEN
Men geeft hen vele namen. Zij worden migranten genoemd, hoewel het voor de meeste
van hen heel lang geleden is dat er in hun familie nog eens werd gemigreerd. Zij worden
ook ‘allochtonen’ genoemd om ze te onderscheiden van de autochtonen, de inboorlingen. Ook al een eigenaardige aanduiding voor
mensen waarvan de families hier al drie generaties gevestigd zijn. Er zijn ook steeds meer
mensen die het woord allochtoon niet meer
willen of durven gebruiken. Zij spreken van
‘mensen geboren uit de migratie’, van mensen van Turkse en Marokkaanse origine, van
nieuwe Belgen… Zij worden ook omschreven
als ‘minderheden’ hoewel ze in mijn gemeente
zo langzamerhand een stevige meerderheid
vormen. In wat volgt zal ik me niet volkomen
kunnen losmaken van dat vage taalgebruik,
maar doorgaans zal ik precies zijn en ze gewoon ‘vreemden’ noemen. Dat is in feite de
enige juiste term. De mensen die we willen
aanwijzen, vallen niet te onderscheiden door
hun status van migrant, hun inboorlingschap,
hun taal, hun huidskleur, hun land van origi-
sampol 2009/9|49
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
ne of hun status van minderheid. Zij hebben
slechts één ding gemeen: een aantal inboorlingen vindt hen vreemd en daarom zijn ze het
voorwerp van negatieve gevoelens.
DE SOCIAALDEMOCRATISCHE TEKST
Het is uiteraard kunstmatig het politieke
denken van een partij te beperken tot één
maatschappelijke uitdaging zoals de aanwezigheid van vreemden. De standpunten die in
dat verband worden ingenomen, zijn immers
dikwijls ingebed in een meer globale visie op
de samenleving of, en in het verhaal dat ik ga
vertellen is dat spijtig genoeg al even vaak het
geval, in de pijnlijke afwezigheid van visie.
Het is geenszins mijn bedoeling een overzicht
te geven van het sociaaldemocratische beleid
met betrekking tot de vreemden of het sociaaldemocratische beleid waarvan kan worden
aangenomen dat het een impact heeft gehad
op de positie en het lot van die mensen. Dat
beleid was vooral onderwijs- en arbeidsmarktbeleid en het is steeds consequent gericht geweest op kansenverhoging, opname en integratie. Wat ik zal proberen te vatten is de wijze
waarop de sociaaldemocratische partij de ont-
dat vertoog de vreemden minder vreemd
gemaakt of daarentegen verder van de inboorlingen vervreemd? Heeft dat verhaal het
electoraat van de sociaaldemocratische partij
van die partij vervreemd? Om bondig op die
vragen te kunnen antwoorden, periodiseer ik.
De onderscheiden periodes vormen uiteraard
geen perfect gescheiden tijdsbestekken, maar
de indeling lijkt me handig, houdbaar en verhelderend.
1987-1991: WIE DUIKT DAAR NU PLOTS
OP!
Tussen 1965 en 1985 is het aantal vreemdelingen in de Belgische bevolking sterk gestegen,
van bij de 450.000 tot bij de 900.000. ‘Vreemdelingen’ in die statistiek zijn inwoners die de
Belgische nationaliteit niet hebben. ‘Vreemden’ in het dagelijkse taalgebruik heeft een andere betekenis en omvat bijvoorbeeld ook de
mensen van Turkse en Marokkaanse origine
die de Belgische nationaliteit wel hebben. Die
statistiek geeft dus slechts bij benadering een
idee van de periode tijdens dewelke onze samenleving van een relatief homogene naar een
meer diverse is geëvolueerd. Op de twintig jaar
Hoe werd de vreemde opgenomen in het vertoog, in het verhaal, in
de sociaal-symbolische tekst waarmee een partij haar electoraat,
haar beleid en een visie op de samenleving met elkaar probeert te
verbinden? Heeft dat vertoog de vreemden minder vreemd gemaakt
of daarentegen verder van de inboorlingen vervreemd?
moeting van haar electoraat en achterban met
de vreemden heeft beleefd en mee heeft vorm
gegeven. Hoe werd de vreemde opgenomen in
het vertoog, in het verhaal, in de sociaal-symbolische tekst waarmee een partij haar electoraat, haar beleid en een visie op de samenleving met elkaar probeert te verbinden? Heeft
sampol 2009/9|50
tussen 1965 en 1985 werd menige buurt sociologische getransformeerd, soms grondig.
Die evolutie is niet snel op het beeldscherm
van de samenleving verschenen. De statistieken waren er wel, maar zij leken niet belangwekkend, haalden de media niet. Als in
enquêtes lijstjes werden voorgelegd van maat-
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
schappelijke problemen, scoorden samenlevingsproblemen met vreemden (of ‘migranten’ zoals ze toen steevast werden genoemd)
nooit hoog. Het was alsof er op dat vlak weinig
problemen waren. Gedurende vele jaren was
de samenleving en waren dus ook de politieke
partijen relatief blind voor de spanningen en
de problemen waarvan men in de loop van
de jaren 1990 zou beseffen dat zij zich in vele
buurten en in de levens van vele mensen hadden voorgedaan.2
Het was daarom bij de verkiezingen van 24
november 1991 een hard ontwaken voor de
socialistische partij. De verbijstering - die ook
toen al live vanuit de televisiestudio’s werd
uitgezonden - valt nog beter te begrijpen als
we even achteruitblikken. In Vlaanderen verloren de socialisten vanaf het midden van de
jaren 1950 vrij gestaag stemmen. In verkiezingen tussen 1954 en 1968 behaalden ze gemiddeld 28% van de stemmen, in verkiezingen
tussen 1971 en 1981 gemiddeld nog 22%. De
jaren 1980 leken hen weer goedgezind. In de
Europese verkiezingen van 1984 behaalden ze
23,7% en in de federale verkiezingen van 1987
niet minder dan 24,2%. In die tijd werden in
verschillende landen de neoliberale bestuursvormen ingeplant en ook de Vlaamse socialisten zaten toen op een betrekkelijk liberale
koers die onder meer een grotere afstand ten
opzichte van de vakbond impliceerde. Wat
men later, onder invloed van Tony Blair en
Anthony Giddens, de ‘modernisering van het
socialisme’ zou gaan noemen, werd in Vlaanderen vroeg en schijnbaar met succes ingezet.
In de parlementsverkiezingen van 1991 zakte
de socialistische partij dan plots en onverwacht tot 19,4%. Zij verloor eensklaps zowat
één vijfde van haar aanhang. In die verkiezingen steeg het Vlaams Blok voor het eerst boven de 10% uit. Een ‘Zwarte Zondag’.
Achteraf bleek uit verkiezingsonderzoek dat
een niet onaardig deel van de arbeidersachterban van de sociaaldemocraten naar de extreemrechtse partij was overgestapt. Vooral
arbeiders en laaggeschoolden deden dat. Uit
onderzoek bleek tevens dat dit werd gemotiveerd door onder meer een negatieve houding
ten opzichte van de vreemden. 3 Terwijl dikwijls, zoals ook in de twee voorgaande zinnen,
wordt gesproken van het vertrek van de ‘arbeiders’ is het dan sociologisch al overduidelijk
dat stemgedrag en houdingen vooral worden
bepaald door het onderwijsniveau en niet
door een status als die van arbeider. De term
‘arbeider’ behield in het begin van de jaren
1990 in socialistische kringen nog iets van zijn
romantisch aura: het had met kolen en staal te
maken; de hoofdzakelijk mannelijke, bij de
vakbond aangesloten werknemers tewerkgesteld in sectoren waar met metaal, machines
en zware materialen werd omgegaan, stonden
symbool voor dé arbeidersklasse. Die groep
was inmiddels relatief schaars geworden en
‘arbeidersklasse’ verwijst in het begin van de
jaren 1990 in feite naar een diverse groep van
mensen, eerder laag geschoold, arbeider of
bediende, met weinig controle over de eigen
taak, relatief werkonzeker en waarvan velen
zich gedurende periodes van hun leven net
boven, op of onder de armoedegrens bewegen. Zij zijn en voelen zich dikwijls ook niet
zo gezond.
1991-1995: FLINKS!
In de naweeën van de stembusgang van 1991
werd druk en opgewonden teruggeblikt op
het recente verleden. Opvallend was alleszins
dat de socialistische partij nagenoeg blind was
geweest voor haar omgeving. Het groeiende
ongenoegen, de problematiek van groeiende
diversiteit werd niet of alleszins onvoldoende
onderkend. Dat had een belangrijke les van
sampol 2009/9|51
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
1991 kunnen zijn, maar zij werd onvoldoende
geleerd. De vaststelling groeide uit tot een
discussiepunt met enerzijds een aantal mensen die van oordeel waren dat opiniepeilingen
en onderzoek een goed beeldscherm bieden,
een goede manier zijn om voeling te houden
met de bevolking, het electoraat en de leden,
anderzijds critici die dat beeldscherm afwijzen met de stelling dat men de ‘peilingen niet
achterna mag lopen’. Afgezien van het feit dat
politieke partijen het dikwijls moeten stellen
met gebrekkige peilingen en zelden op het (te
dure en te trage) betere sociologische onder-
In Vlaanderen en zeker in zijn linkse kringen
werd na de verkiezingen van 24 november
1991 druk, maar zonder veel harde gegevens,
nagedacht over de oorzaken van de negatieve
houding ten opzichte van vreemden, zoals die
uit de stembusgang was gebleken. 5 Allerhande mogelijke verklaringen doken op: mensen
waren etnocentrisch uit deprivatie, de moderniserende socialistische partij had haar
klassieke achterban verwaarloosd, zij was niet
genoeg aanwezig geweest in de wijken waar
het Vlaams Blok zich inmiddels wel had ingeplant, de Vlamingen waren nu eenmaal een
De SP groeide langzaam naar een geïntegreerde, ‘Flinkse’ aanpak
die duidelijk vorm kreeg onder het voorzitterschap van Louis Tobback en waarmee in 1995 naar de verkiezingen werd getrokken.
zoek kunnen steunen, is het verzet tegen het
gebruik van zo’n beeldscherm niet alleen een
ouderwetse, maar ook ronduit noodlott ige
houding. Partijen leven nu in een omgeving
en worden geconfronteerd met problemen
waarvoor ideologie onvoldoende sturing
biedt. Blindheid voor wat er leeft in de bevolking, bij het electoraat en bij de leden, maakt
het onmogelijk om het eigen verhaal duidelijk,
verstaanbaar en wervend te brengen. De reflexieve samenleving, waarin organisaties de
voor hen belangrijke ontwikkelingen zo goed
mogelijk meten en die gegevens vertalen in informatie en kennis en daarbij zelfs nadenken
over de analysewijzen en de concepten die
worden gebruikt om gegevens om te zetten
in bruikbare kennis, vond nooit voldoende
ingang in de sociaaldemocratie. De groep van
mensen die meenden dat men zich louter door
ideologie moet laten sturen en dat men daaruit ook kon afleiden hoe met diversiteit om te
gaan, bleef te invloedrijk. Zelfs naar het denken en voelen van de leden werd slechts heel
recent, in 2008, gepeild.4
sampol 2009/9|52
racistisch volkje, enzovoort. Een aantal van
die verklaringen werden inmiddels door onderzoek weerlegd, maar dat is hier niet meteen
relevant. Los van die verklaringen groeide de
SP langzaam naar een geïntegreerde aanpak
die duidelijk vorm kreeg onder het voorzitterschap van Louis Tobback en waarmee in 1995
naar de verkiezingen werd getrokken.
Die aanpak steunde op een reeks uitgangspunten. Ten eerste, werd er van uitgegaan dat
groeiende diversiteit bijna altijd en overal
leidt tot spanningen en dat er tijd en rust nodig zijn om opname in de samenleving, integratie en wederzijdse aanpassing mogelijk te
maken. Men kan dus best niet te veel over dat
probleem polemiseren. Door er een expliciet
thema van te maken, loopt men een groot risico in de kaart van extreemrechts te spelen.
De opname moet in de eerste plaats worden
bevorderd door onderwijs- en arbeidsmarktbeleid, liefst gericht op alle kansarmen zodat
de vreemden ook worden meegenomen zonder van hen het expliciete doelwit van dat be-
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
leid te maken. Ten tweede, moest de verloren
achterban van arbeiders en laaggeschoolden
worden aangesproken op een positieve manier, over iets dat hen nauw aan het hart ligt
en dat ook kan worden beschouwd als behorend tot de core business van een socialistische
partij: sociale zekerheid, pensioenen, ziekteverzekering en de integriteit van de verzorgingsstaat (die toen onder neoliberaal vuur
lag). Ten derde, werd ervan uitgegaan dat het
etnocentrisme van de laaggeschoolden, dat zo
pijnlijk zichtbaar was geworden in de analyses
van de verkiezingsuitslag van 1991, geen geisoleerde houding was, maar deel uitmaakte
van een complex van houdingen, samen met
onveiligheidsgevoelens, malaise over de algemene gang van zaken, de ervaring van een
gebrek aan respect, antipolitieke gevoelens
en een hang naar duidelijk gezag. De overstap
van een deel van de arbeidersachterban naar
extreemrechts werd niet zozeer ingegeven
door een op zich staand etnocentrisme, laat
staan racisme, maar door het gevoel dat de politieke kaste de problemen van de diversiteit
onderschatte of ontkende, de reële problemen
op het vlak van criminaliteit, verloedering en
toenemende brutaliteit in de omgang niet zag
of niet wilde zien; alleszins onvoldoende duidelijk leiderschap aan de dag legde om die problemen aan te pakken en op te lossen. Daarom
werd een ‘fl inks’ vertoog ontwikkeld, een manier van spreken waarmee de partij zich tot die
zorgen van de achterban kon richten. Louis
Tobback zelf werd de meest duidelijke stem
van dat vertoog. Eigenlijk werd gemikt op
wat in het Blairiaanse Labour Manifesto van
1997 zou worden geformuleerd als ‘tough on
crime, tough on the causes of crime’.6 Dat waren
de ingrediënten van het dominante discours
van de partij rond 1995, dat ook werd gebruikt
voor de campagne van 1995.7
Dat was een bijzonder moeilijke, ja zelfs pijn-
lijke campagne omdat de socialistische partij
toen geplaagd werd door het Agustaschandaal. Men verwachtte een groot verlies, maar
de campagne bleek succesrijk en de partij
behaalde dezelfde score als in 1991. Het leek
erop dat het stramien van een diversiteitsbeleid geboren was:
- integratiebeleid in de eerste plaats via onderwijs en arbeidsmarkt,
- naast preventieve aanpak ook een ‘fl inkse’
sociaal rechtvaardige repressie ontwikkelen
om doeltreffender om te gaan met jeugdcriminaliteit en verloedering,
- proberen de illegale immigratie en het gebruik van het asiel onder controle te krijgen,
- een categorisch op vreemden gericht beleid
vermijden en zoveel mogelijk doen via een algemeen kansenbeleid dat in de eerste plaats de
kansarmen (en op die manier ook de vreemden) helpt,
- proberen polemiek rond deze problematiek
te vermijden, rust en tijd creëren om integratie mogelijk te maken.
1995-1998: NAAR EEN DOORSNEEPARTIJ EN VAAG VERTOOG
Zo’n ontwikkeling is moeilijk te dateren, maar
die beleidslijn is grotendeels verwaterd en verlaten in de periode gaande van 1996 tot 1998.
Linkse én rechtse opiniemakers gingen bijzonder hevig te keer tegen de ‘fl inksheid’ van
de nieuwe aanpak. De kritiek kwam zowel van
radicaal rechtse commentatoren zoals Derk
Jan Eppink als van progressieve literatoren
als Tom Lanoye, die beide van oordeel waren
dat de socialisten op die manier ‘het Blok achterna liepen’. Op die manier werd de poging
om niet te polemiseren rond de tegenstelling
inboorling/vreemde (autochtoon/allochtoon
in het jargon van die periode) al meteen ondergraven. Verder bleek de partij ook niet bestand tegen die kritiek. Hij kreeg haar meteen
sampol 2009/9|53
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
aan het zwalpen. Dat heeft waarschijnlijk te
maken met het gegeven dat de partijleiding
een heel gebrekkig zicht heeft op het denken
van haar electoraat en van haar leden en daarom bijzonder gevoelig is voor wat een aantal
opiniemakers schrijven in kranten of vertellen op televisie. Het is natuurlijk ook in dat
verband dat de strijd tussen de ‘opiniepeilers’
en de ‘ideologen’ moet worden gesitueerd.
Het pleidooi voor blindheid voor de opinies
van electoraat en leden vloeit natuurlijk niet
voort uit een soort atavistisch verzet tegen
nieuwe kenniswijzen of tegen de reflexieve samenleving. Het is veeleer een strategie in een
machtsspel. Bevolkings- en ledenonderzoek
geeft gewicht en dus invloed aan de ‘gewone’
leden. Het beroep op ideologie geeft invloed
aan een partij-elite en een doorgaans kleine
kring van opiniemakers. 8
De spanning tussen electoraat, leden, geëngageerde militanten en opiniemakers werd
zichtbaar en daarmee meteen ook scherp gesteld in de analyses van de verkiezingen van
de jaren 1990 waarin een overwegend uit
laaggeschoolden bestaand deel van het electoraat een sociaaldemocratische partij verliet
waarvan nagenoeg alle woordvoerders hooggeschoolden waren die baadden in en spraken
vanuit een andere cultuur dan die van een
groot deel van de achterban. Het waren binnen de partij die groepen die tegenover elkaar
kwamen te staan. Aan de ene kant de hooggeschoolden die leefden in hetzelfde culturele
klimaat als de opiniemakers en waarvan velen
toen, in de tweede helft van de jaren 1990, van
oordeel waren dat diversiteit een onverdeelde
zegen was, klachten over vreemden getuigden van racisme of van de frustraties van de
‘verliezers van de moderniteit’ en dat culturen, vooral die van de vreemden, een soort
absolute defi niërende waarde hebben, zodat
samenleven in een diverse maatschappij enkel
sampol 2009/9|54
kan via multiculturalisme waarbij de minderheden worden afgeschermd van de opdringerige invloed van de Verlichting.9 Aan de andere kant stonden de laaggeschoolden waarvan
velen problemen met vreemden ervaren (of
menen te ervaren), die niet zelden van oordeel
zijn dat de vreemden door het ‘establishment’
worden voorgetrokken en dat de politieke
‘kaste’ de problemen wil negeren, in elk geval
niets onderneemt, ‘geen rekening houdt met
de mening van de gewone man’.
Voor een sociaaldemocratische partij is dat
een zeer pijnlijke, dikwijls verlammende spanning. Een modern socialisme kan zich niet
afhankelijk maken van een laaggeschoolde
achterban, anderzijds is het niet zeker dat een
sociaaldemocratische partij als een significant
gegeven kan overleven zonder een geprivilegieerde band met die achterban. In de loop van
de jaren 1990 heeft de socialistische partij,
sociologisch gesproken, opgehouden een arbeiderspartij, een partij van laaggeschoolden
te zijn, om een doorsneepartij te worden. In
1991 had 47% van de bevolking ten hoogste
een diploma lager onderwijs. Die mensen
vertegenwoordigden toen echter niet minder
dan 58% van het socialistische electoraat. Die
groep was in dat electoraat dus sterk oververtegenwoordigd. Hoogopgeleiden daarentegen
waren sterk ondervertegenwoordigd. In 2003
vormden de laaggeschoolden nog 37% van de
bevolking en 36% van het sociaaldemocratische electoraat. Dat laatste vormde toen een
nagenoeg perfecte doorsnee van de bevolking.10 De verschillende onderwijsniveaus waren op een evenredige wijze in dat electoraat
vertegenwoordigd. De rol van sociologische
‘arbeiderspartij’, partij van laaggeschoolden,
was inmiddels overgenomen door het Vlaams
Blok. In 1991 was 49% van hun electoraat
laaggeschoold (t.o.v. 47% van de bevolking),
in 2003 52%! (t.o.v. 37% van de bevolking).11
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
Die evolutie droeg ertoe bij dat het vertoog
van de partij naar dat van de hoger opgeleiden
ging overhellen. De rond 1995 opgebouwde
beleidslijn verwaterde en nooit zou er zich in
de sociaaldemocratie in Vlaanderen nog een
even duidelijke benadering van de diversifiërende samenleving uitkristalliseren. Vele
linkse opiniemakers opteerden in de periode
1995-98 voor het multiculturalisme en stelden
dat dit de enige aanvaardbare linkse optie was.
Rechtse commentatoren associeerden maar al
tialisme van het multiculturele vertoog. Die
hoop is ijdel gebleken. Daarnaast rekende men
erop dat de steun van de laaggeschoolden kon
worden herwonnen via aandacht voor sociale
zekerheid. Dat bleek maar heel gedeeltelijk het
geval. Laaggeschoolden zijn weliswaar in grotere mate afhankelijk van de sociale zekerheid
dan andere groepen, maar bij hen leeft ook veel
meer dan bij andere groepen de overtuiging dat
de sociale zekerheid er vooral is voor profiteurs
en sociale fraudeurs en dat het geld niet terecht
De evolutie naar een doorsneepartij droeg ertoe bij dat het vertoog
van de partij naar dat van de hoger opgeleiden ging overhellen.
De rond 1995 opgebouwde beleidslijn verwaterde en nooit zou er
zich in de sociaaldemocratie in Vlaanderen nog een even duidelijke
benadering van de diversifiërende samenleving uitkristalliseren.
te graag links en multiculturalisme en op die
manier werd de indruk gewekt dat de sociaaldemocratische partij ook voor het multiculturalisme koos. In feite werd op dat vlak in die
periode weinig gekozen en veel getwijfeld.
Die evolutie kan zeker niet alleen op rekening
van de invloed van de hooggeschoolden worden geschreven. Uit de peilingen in de loop
van de jaren 1990 bleek dat de laaggeschoolden niet terugkeerden naar de bedding van het
socialisme. Achteraf bekeken steunde de hoop
dat een sociaaldemocratische weg naar integratie rond een ‘fl inks’ discours kon worden uitgebouwd, op twee misrekeningen. De eerste was
de hoop dat linkse militanten, opiniemakers en
intellectuelen de waarde van zo’n aanpak zouden inzien, en zouden beseffen dat veiligheid
ook en misschien in de eerste plaats een linkse
problematiek is en niet zouden vallen voor de
verleiding diversiteit voor te stellen als een lachertje, laat staan mee te stappen in het essen-
komt bij degenen die het echt nodig hebben.
Zij blijken zelfs gevoeliger dan andere groepen
voor de rechtse argumenten dat een stevige
sociale zekerheid luiheid en onverantwoordelijkheid in de hand werkt. Kortom, ook op het
vlak van de sociale zekerheid sluit het vertoog
van de rechtspopulisten beter aan bij de opvattingen van een niet onaardig deel van de laaggeschoolden dan dat van de socialisten.12 De
twee ontwikkelingen samen zorgden voor een
‘afscheid van de arbeidersklasse’.
Electoraal had dat ook voor gevolg dat de
sociaaldemocratische partij haar status van
kleinere partij bezegelde en dat de electoraten van de sociaaldemocratische en de groene
partijen veel sterker op elkaar gingen gelijken
dan voorheen. Die twee partijen werden daarom vanaf het einde van de jaren 1990, zeker
in de middenklasse en bij de hoger opgeleide
groepen van de bevolking, communicerende
vaten. Wat de ene won verloor de andere, tersampol 2009/9|55
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
wijl links stagneerde of achteruitging: twee
lekkende communicerende vaten.
1998-2005: ELEMENTEN VAN EEN ANDER VERHAAL
Op 23 april 1998 ontsnapte Marc Dutroux gedurende een viertal uren uit gevangenschap.
Johan Vande Lanotte (SP) nam toen ontslag
als minister van binnenlandse zaken, samen
met Stefaan De Clerck (CVP) die ontslag nam
als minister van justitie. Tobback verliet het
voorzitterschap van de socialistische partij en
volgde Vande Lanotte op als minister van binnenlandse zaken. Het inmiddels al fl ink verwaterde fl inkse discours en beleid werd daarmee
opgeborgen. De SP stapte naar de verkiezingen
van juni 1999 zonder noemenswaardige visie
op diversiteit. De campagne werd geleid door
Vande Lanotte en eindigde in een pijnlijke
nederlaag. Wederom ging één vijfde van het
electoraat verloren. De partij behaalde toen
nog 15% van de stemmen. In oktober 1999
werd Patrick Janssens, die uit de reclamesector
langer aangesproken als ‘kameraden’, maar als
‘beste vrienden’. Een paar jaar voordien had
Tony Wright in zijn Socialism: Old and New
voorgesteld de ‘working class’ te vervangen
door ‘the people’ en het socialisme te richten
op ‘those people in search of a more rational, secure and human way of ordering society’. Patrick
Janssens benaderde het socialisme ook als een
ethische visie op de samenleving, niet als een
ideologische implicatie van een sociale conditie. In de nieuwe visie die zich dan ontwikkelt, is van een specifieke benadering van het
thema diversiteit echter nauwelijks sprake.
Van de vorige beleidslijn behoudt men de
neiging niet rond het thema te polemiseren.
De mate waarin de socialistische partij over
die problematiek verdeeld is, blijkt in die tijd
desondanks vrij duidelijk. De aanpak is overwegend progressief te noemen en het vertoog
verschilt niet grondig van dat van de groene
partij. Aan opname wordt verder gewerkt via
onderwijs- en arbeidsmarktbeleid. Immigratie en diversiteit worden weliswaar minder als
een zegen naar voor geschoven, maar nu veel-
Patrick Janssens benaderde het socialisme als een ethische visie op
de samenleving, niet als een ideologische implicatie van een sociale conditie. In de nieuwe visie die zich dan ontwikkelt, is van een
specifieke benadering van het thema diversiteit echter nauwelijks
sprake. Van de vorige beleidslijn behoudt men de neiging niet rond
het thema te polemiseren.
kwam, voorzitter van de partij. Hij zal de partij
en haar verhaal aan het inmiddels duidelijk geworden doorsneekarakter (of profielloosheid)
van haar electoraat aanpassen.
Het bewustzijn van het doorsneekarakter van
het electoraat beïnvloedde toen trouwens
sterk het taalgebruik; de ‘arbeiders’ werden
ingeruild voor de ‘gewone mensen’ en niet
sampol 2009/9|56
eer voorgesteld als onvermijdelijk. Het begrip
multiculturaliteit wordt in die periode veel
en overwegend met een positieve connotatie
gebruikt. De zorgen van de traditionele achterban krijgen relatief weinig aandacht. Men
is zich bewust van het belang van de onveiligheidsgevoelens, maar durft daarvan geen thema te maken, uit vrees ongewild bij te dragen
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
tot een cultuur van de angst en tot populisme.
Oplossingen voor de electorale problemen
worden veeleer gezocht in een betere organisatie van de partij, in het laten bloeien en naar
voor schuiven van charismatische figuren, in
een effectievere marketing en een evolutie in
de richting van een kaderpartij.
Die aanpak, in de steigers gezet door Patrick
Janssens en in grote mate belichaamd door
Steve Stevaert, die in maart 2003 het voorzitterschap van de partij overneemt, loonde
electoraal. In wat men de sociaal-symbolische tekst van de partij kan noemen - het
geheel van uitspraken van boegbeelden dat
het beeld, de identiteit en de richting van de
partij aangeeft voor brede bevolkingsgroepen
- tekent zich een betrekkelijk duidelijk verhaal
af. Het was resoluut positief en verstaanbaar.
Er was aandacht voor de sociale zekerheid en
de ziekteverzekering, voor een eerlijke inning
van belastingen, voor wat in het vakjargon
‘decommodificatie’ wordt genoemd, maar wat
bij Stevaert gewoon ‘gratis’ heette. Veiligheid
kreeg een expliciete plaats in het programma
waarmee men in 2003 naar de kiezer stapte,
via de vertaling van de succesrijke Labourslogan: ‘Kordaat optreden tegen criminaliteit,
kordaat optreden tegen de oorzaken van criminaliteit’. Van een duidelijk beleid gericht op
het verminderen van onveiligheidsgevoelens
viel echter nog weinig te bespeuren. Diversiteit en vreemden kregen, conform de gevolgde strategie, weinig expliciete aandacht. Men
hoopte eigenlijk dat het resoluut positieve
verhaal ook verdraagzaamheid, opname en
wederzijdse aanpassing zou bevorderen. ‘Gratis’, ‘warmte’, ‘geluk’… werden kernwoorden.
Dat impliceerde ook: we zijn voor (pro) onze
nieuwe medeburgers, niet tegen de vreemden.
De verkiezingen van 18 mei 2003 werd een
overweldigend succes, met 24,3% van de stemmen. Men moet terug naar het begin van de ja-
ren 1970 en naar de jaren 1960 om even hoge
toppen te zien. De euforie was groot, maar
daarom ook de blindheid voor de neerwaartse
langetermijntrend en voor de grote kwetsbaarheid van een doorsneepartij die zich afhankelijk maakt van charismatische figuren. Het
succes werd in de Vlaamse verkiezingen van
2004 trouwens niet herhaald, hoewel daar een
zeer goede uitslag werd neergezet, 19,7%, veel
beter dan de 15% die in 1999 werd behaald.
De elementen van een nieuw verhaal waren echter nog verre van duidelijk uitgekristalliseerd. De
kernbegrippen waren er, alsook het talent van Stevaert om deze à propos te gebruiken, maar van
een grondig doordenken van de verschillende
beleidslijnen van de partij rond richtinggevende
concepten als geluk, vrijheid, warmte en gratis
(ontmarking) was men nog heel ver verwijderd
toen Stevaert in 2005 het voorzitterschap van
de partij achter zich liet om gouverneur van de
provincie Limburg te worden.
2005 EN VERDER… BERGAF
Er circuleerden in die periode eigenlijk twee
sociaaldemocratische verhalen. Laten we ze
gemakshalve omschrijven als ‘het socialisme
van het geluk’ en ‘het socialisme van de actieve welvaartstaat’. Het eerste is verbonden
met de figuur van Steve Stevaert, het tweede
met die van Frank Vandenbroucke. De actieve
welvaartsstaat gaf zin en bindmiddel aan de
federale paarse en paars-groene coalities. De
actieve welvaartstaat is een aanpassing aan de
uitbreiding van het takenpakket van de verzorgingsstaat en wil deze betaalbaar houden
via het activeren van de samenleving, dat is
door meer mensen wat langer aan het werk te
houden. Het komt in grote mate neer op een
verschuiving van het continentale naar het
Scandinavische model van verzorgingsstaat.
Minderheidsgroepen konden gemakkelijk in
dat verhaal worden ingepast. De werkloosheid
sampol 2009/9|57
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
van jongeren van Turkse en Marokkaanse
origine is ontzettend hoog en activering zou
aan die jongeren in het bijzonder bijkomende
kansen kunnen bieden. Daarenboven kon het
oude sociaaldemocratische recept van emancipatie door onderwijsdemocratisering voor
die groep nog eens worden herhaald.
De twee verhalen - ‘geluk’ en ‘activering’ stonden naast elkaar, soms dwars op elkaar,
zoals bij het Generatiepact, dat in oktober
2005 aan het parlement wordt voorgelegd. Het
verhogen van de gemiddelde leeft ijd waarop
de Belgen defi nitief stoppen met werken (dat
was een verbazend lage 57 jaar in 2005) werd
beschouwd als een absolute noodzaak in het
licht van de actieve welvaartsstaat. Het was
een eerder pijnlijke zaak in licht van een socialisme dat hoofdzakelijk over gratis, warmte en
geluk wil praten. Bij de achterban was er ook
lijkbaar met dat van de Vlaamse verkiezingen
van 1999 en meteen de slechtste naoorlogse
score in federale verkiezingen. Door een zeer
gebrekkige communicatie na de verkiezingen
werd dat verlies daarenboven opgeklopt tot
een ramp die de indruk wekte dat de sociaaldemocratische partij niet alleen verhaalloos,
maar volkomen ontredderd was. In juni 2009
moest de partij, in de zeer ongunstige omstandigheden gecreëerd door de naweeën van de
verkiezingen van 2007, weer campagne voeren voor de Europese en regionale stembusgangen van 7 juni 2009. Zij had uiteraard een
verkiezingsprogramma. De problemen van allochtonen werden daarin grotendeels behandeld in een ruimere aanpak van kansarmoede
en daarbij werden vooral maatregelen in onderwijs en op de arbeidsmarkt voorgesteld.
Dat blijken de blijvende elementen te zijn van
De partij had die twee verhalen - ‘geluk’ en ‘activering’ - eigenlijk
met elkaar moeten verbinden, het ene door het andere uitzuiveren, verfijnen en verrijken. Dat was de reële ideologische uitdaging
waarvoor de partij in 2005 stond. Zij werd niet opgenomen.
heel wat weerstand tegen het Generatiepact
en bij extensie tegen de actieve welvaartstaat.
De partij had die twee verhalen eigenlijk met
elkaar moeten verbinden, het ene door het andere uitzuiveren, verfijnen en verrijken. Dat
was de reële ideologische uitdaging waarvoor
de partij in 2005 stond.
Zij werd niet opgenomen. Johan Vande Lanotte is in 2005 na Stevaert aangetreden als
voorzitter en heeft korte metten gemaakt met
het bouwen aan verhalen. Volgens hem diende communicatie met het electoraat veeleer
te verlopen via het formuleren van concrete
doelstellingen. Dat had niet het verhoopte effect. In de federale verkiezingen van 2007 viel
de partij terug op 16,3%. Een resultaat vergesampol 2009/9|58
de eerste beleidslijn betreffende vreemden die
tussen 1991 en 1995 vorm kreeg. Die aanpak,
zoals trouwens het ganse programma, lijkt
zich echter niet te vertalen in een verhaal dat
de identiteit en de bedoelingen van de partij
voor brede groepen duidelijk maakt.
CONCLUSIE
Inmiddels is het maatschappelijke klimaat
veranderd. Het multiculturalisme kan nog op
weinig aanhang rekenen.13 Samen met Groen!
wordt de sp.a beschouwd als een partij die de
problemen van de diversiteit schromelijk heeft
onderschat. Dat wordt haar door een deel van
het electoraat kwalijk genomen. De Vlaamse
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
bevolking is sedert 1991 niet etnocentrischer
geworden, maar een aantal intellectuelen zijn
wel begonnen aan wat men de ‘islamisering
van de vreemde’ kan noemen: het voorstellen
van de moslimbevolking als een homogeen,
fundamentalistisch blok dat incompatibel is
met onze westerse beschaving. In zekere zin
is dat de keerzijde van het multiculturalisme:
men essentialiseert wederom een aantal cultuurtrekken maar vraagt nu niet langer respect voor hun integriteit, maar onderstreept
hun onverzoenbaarheid met de integriteit van het Europese samenlevingsmodel.
In de toekomst zal de sociaaldemocratische
partij zich scherp tegen die verdere vervreemding van de vreemde, tegen die bron van
misverstand, onverdraagzaamheid en haat
moeten verzetten. Rechts heeft zich inmiddels verbreed, naast het Vlaams Belang zijn
er nu het rechts-nationalistische N-VA en het
rechts-populistische LDD. Zowel de sociaaldemocratische partij als de omgeving waarin
zij moet optreden, zijn over de laatste kwart
eeuw grondig veranderd. Diversiteit, de langzame en moeilijke opname van de vreemden,
hebben een veel groter effect gehad op de
sociaaldemocratische partij dan omgekeerd.
Het is verre van zeker dat de sociaaldemocratische aanpak de vreemden minder vreemd
heeft gemaakt; zeker is dat de aanwezigheid
van vreemden een deel van de traditionele
achterban van de socialistische partij heeft
vervreemd. Zij hebben van die partij een
doorsneepartij gemaakt, hebben het verschil
tussen sp.a en Groen! doen verwateren en
waarschijnlijk ook bijgedragen tot een verrechtsing van de samenleving. Aan die veranderingen moet de socialistische partij zich
nog aanpassen. Voor de sociaaldemocratie in
Vlaanderen is de 21ste eeuw nog niet echt begonnen.
Mark Elchardus
Hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel
Noten
1/ Wim Vermeersch (red.),
Belgian Society and Politics 2009
- The Diversity Challenge for the
Left, Stichting Gerrit Kreveld/Samenleving en politiek, Gent, 2009,
144 p.
2/ Er zijn natuurlijk uitzonderingen op deze blindheid, onder
meer Paula D’Hondt die als
politica het probleem van de integratie van de migranten al op de
politieke agenda had geplaatst en
die in 1989 Koninklijk Commissaris voor Migratiebeleid werd en
tussen 1989 en 1993 verschillende
rapporten over die problematiek
liet verschijnen.
3/ Zie verschillende bijdragen
in: M. Swyngedouw, J. Billiet, A.
Carton & R. Beerten (red.), Kiezen is verliezen, onderzoek naar de
politieke opvatt ingen van Vlamingen, Acco, Leuven, 1993.
4/ Zie o.a. Patrick Vander Weyden, Koen Abts en Sophie Col-
paert, De sp.a-leden doorgelicht.
Wie zijn ze en wat denken ze over
maatschappij en partij?, Samenleving en politiek, nr. 10, december
2008, pp. 13-22.
5/ Onder meer: L. Huyse e.a.,
24 November, Kritak, 1992; een
analyse van de reacties in de
pers vindt men in M.Elchardus,
Zwarte zondag verwerken, De
Nieuwe Maand, 1992, september,
pp.30-39.
6/ Die toon werd onder meer
sampol 2009/9|59
Mark Elchardus
De Vlaamse sociaaldemocratie en de vreemden: 1987-2009
betracht in L.Tobback &
J.Oosterwaal, Zwart op wit, Houtekiet, 1995.
7/ F. Van Dyck, Agusta. Overleven
met een crisis, Van Halewyck,
1996.
8/ Het via opiniepeilingen
laten spreken van de mensen
die doorgaans weinig het woord
nemen, wordt door de tegenstanders daarvan omschreven als
‘populisme’, bv. J. Blommaert, E.
Corijn, D. Lesage, M. Holthof,
Populisme, EPO, 2004.
9/ J. Blommaert (o.m.
J.Blommaert & J. Verschueren,
Het Belgische migrantendebat. De
pragmatiek van de abnormalise-
sampol 2009/9|60
ring, IPeA, 1992) is misschien wel
een van de duidelijkste vertegenwoordigers geweest van dat
standpunt, maar elementen ervan
vindt men in de tweede helft van
de jaren 1990 bij heel veel opiniemakers.
10/ Uit peilingen en onderzoek
van de jaren 1997-98 bleek al dat
de socialistische partij op vele
vlakken een doorsneepartij was
geworden, enkel vrouwen waren
in haar electoraal nog betekenisvol oververtegenwoordigd.
11/ Deze cijfers steunen op de
verkiezingsonderzoeken van 1991
en 2003.
12/ Verhelderend in dat verband
zijn: D. Houtman, P. Achterberg & A. Derks, Farewell to the
left ist working class. Transaction
Publishers, New York, 2008 en A.
Derks, Populism and the Ambivalence of Egalitarianism. How Do
the Underprivileged Reconcile a
Right Wing Party Preference with
Their Socio-Economic Att itudes?
In: World Political Science Review,
2006, 2, 3: pp. 175-200.
13/ Een ontwikkeling die zich in
verschillende landen voordoet:
C. Joppke (2004), The Retreat of
Multiculturalism in the Liberal
State: Theory and Policy, In:
British journal of Sociology, 55,2:
pp. 237-57.
Download