Gebitsbehandeling bij hond en kat

advertisement
Tandheelkunde
Gebitsbehandeling bij hond en kat:
de rol van de paraveterinair
Gebitsbehandeling bij hond en kat: de rol van de
paraveterinair
Inleiding
Wat wordt nu van jou verwacht als een dier de praktijk binnen komt voor een
gebitsreiniging? Wat mag je wel, wat mag je niet, welke vragen stel je aan de
eigenaar, welke controles voer je uit, welke adviezen verstrek je aan de eigenaar etc.
Dit en nog veel meer wordt in deze reader behandeld.
1.1
Pre-operatieve handelingen
1.1.1 Maken van de afspraak
Het maken van afspraken is een belangrijke taak die aan een paraveterinair
toegekend wordt. Op het moment dat een eigenaar belt voor een gebitssanering is
het belangrijk dat je in de patiëntenkaart controleert of er ook daadwerkelijk
gebitsproblemen zijn vastgesteld. Indien dit het geval is, kan een afspraak worden
gemaakt voor een gebitssanering. Indien dit niet het geval is, moet een afspraak
worden gemaakt voor het spreekuur.
Bij het inplannen van de tijd houd je rekening met de problemen die vastgesteld zijn.
Denk dan bijvoorbeeld aan extracties, wortelkanaalbehandelingen, het verwijderen
van epuliden etc. Een tandheelkundige ingreep mag nooit gecombineerd worden met
een steriele operatie.
Daarnaast is het van belang dat je de eigenaar onderstaande instructies geeft:
1. 12 uur van tevoren niet eten, wel water;
2. Dier schoon en vlooienvrij;
3. Kat laatste nacht binnen houden;
4. Hond van tevoren goed uitlaten;
5. Hoe laat ze het dier kunnen brengen;
6. Hoe laat ze het dier kunnen ophalen.
2
1.1.2 Opname van de patiënt (anamnese)
Bij de opname van de patiënt is het belangrijk dat je controleert of het dier nuchter is
en of er nog bijzonderheden zijn opgevallen. Je weegt het dier en vraagt
toestemming om eventuele extracties te mogen uitvoeren (indien dit nog niet
gebeurd is). Daarnaast moet je niet vergeten om het telefoonnummer te noteren
waar de eigenaar te bereiken is.
1.1.3 Pre-anaesthetisch onderzoek
Na de opname assisteer je de dierenarts bij het uitvoeren van het pre-anaesthetisch
onderzoek. De dierenarts kijkt naar de algehele toestand van het dier en controleert
de ademhaling, pols en temperatuur. Bij bijvoorbeeld oudere dieren wordt eventueel
een pre-anaesthetisch bloedonderzoek uitgevoerd.
1.2
De gebitssanering
1.2.1 Basisbenodigdheden
Voordat de eigenlijke gebitssanering uitgevoerd kan worden, moeten eerst alle
benodigdheden worden klaargelegd. De basisbenodigdheden bestaan uit:

lamp

mondmasker

beschermende bril

handschoenen

handdoeken / opvangbak

bakje voor getrokken gebitselementen

gaastampons (kleine bloedingen)

wattenstaafjes en ferrichloride (stelpen bloeding)

spongostan (bloedende holte)

tongtang (+ gaasje!)

mondsperder

fysiologische oplossing of chloorhexidine

20 CC spuit met traanbuiscanule

polijstpasta

polijstcup
3
1.2.2 Instrumentarium
Hieronder wordt kort en bondig het instrumentarium weergegeven dat gebruikt kan
worden bij een gebitsreiniging.

tandheelkundige sonde (scherpe punt): tandplaque, tandsteen en andere
onregelmatigheden opsporen.

pocket sonde (ronde punt): voor pocket-dieptemeting.

tandheelkundig pincet: vuil en haren verwijderen.

mondspiegel: zicht op moeilijk zichtbare delen van gebitselementen.

materialen voor röntgenologisch onderzoek.

scalers / tandenreinigers: tandsteen verwijderen.

excavator: necrotisch weefsel of onregelmatigheden uit holtes halen.

curette: pockets schoonmaken (elementen onder tandvlees).

elevator / luxator / wortelheffer: verbinding tussen tand en tandkas losmaken.

wortelsplintertang: wortelresten uit kaakbot verwijderen.

tandsteenverwijdertang volgens Dietrich: grote brokken tandsteen verwijderen.

diverse extractietangen: tand of kies trekken.

ultrasoon tandsteenverwijderingsapparaat: trilt het tandsteen los door hoge
trillingen.
1.2.3 De eigenlijke gebitssanering
Bij een gebitssanering wordt sub- en supragingivaal tandplaque en tandsteen
verwijderd en het worteloppervlak wordt glad gemaakt. Na inspectie en palpatie
wordt het dier onder narcose gebracht. Tijdens de anaesthesie moet de kop lager
liggen
dan
het
lichaam om te
voorkomen dat het
koelwater /
andere
verontreinigingen of pus in de keel terechtkomen. De kop wordt op een handdoek /
opvangbak
gelegd.
Tijdens
de
ingreep
moeten
er
persoonlijke
veiligheidsmaatregelen getroffen worden in de vorm van handschoenen, mondkapjes
en een veiligheidsbril (in verband met vele bacteriën, vooral bij het gebruik van het
ultrasoon trilapparaat).
Soms moeten er elementen verwijderd worden (extractie), dit mag niet uitgevoerd
worden door de paraveterinair. Het element wordt door de dierenarts verwijderd met
4
een extractietang. Indien het element nog enigszins vast zit, dan moet men het eerst
losmaken met een elevator.
Als paraveterinair mag je onder begeleiding van de dierenarts zelfstandig een
gebitsreiniging uitvoeren. Het is heel belangrijk dat je hierbij een vast volgorde
hanteert waarbij je eerst alle handelingen verricht bij het dier in linkerzijligging en
vervolgens bij het dier in rechterzijligging. Het draaien van het dier geschiedt via de
buik, nooit over de rug (maagtorsie). Je hanteert de volgende volgorde:
1. wangkant van elementen in de bovenkaak: van snijtanden naar de laatste
kies.
2. wangkant van elementen in de onderkaak: van laatste kies naar snijtanden.
3. tongkant van elementen in de bovenkaak: van snijtanden naar laatste kies.
4. tongkant van elementen in de onderkaak: van laatste kies naar snijtanden.
Je kunt gebruik maken van een tongtang om de tong opzij te houden, zodat dit het
werken vergemakkelijkt. Tussen de tong en tang moet je een gaasje plaatsen en de
tong mag niet te lang tussen de tang worden geklemd (beschadiging). Je kunt de
tong eventueel ook opzij houden met een mondspiegel.
Een tandheelkundige ingreep wordt afgerond met het glad maken van het gereinigde
worteloppervlak en het polijsten van de elementen.
1.3
Post-operatieve zorg patiënt
De nazorg van het dier na de gebitsreiniging is uitermate belangrijk. Zo controleer je
het dier op nabloedingen, droogt het dier goed af en verwijdert bloedresten rondom
de bek. Zodra je het dier in de recovery hebt gelegd, ga je deze met enige regelmaat
monitoren. Ook het toedienen / bereiden van medicatie behoort tot de taken van de
paraveterinair. Nadat je het dier in de recovery hebt gelegd, ga je het
instrumentarium en de behandelruimte reinigen en ontsmetten.
Als paraveterinair moet je ook de patiëntenkaart invullen. Zo noteer je welke
handelingen zijn uitgevoerd, welke elementen verwijderd, bijzonderheden en
eventuele medicatie. Daarnaast kun je de behandeling van de gebitselementen op
een speciale gebitskaart invullen.
5
1.4
Post-operatieve zorg eigenaar
1.5
Preventieve maatregelen
1.5.1 Regelmatig onderzoek van de mondholte
Onderzoek mondholte bij melkgebit
Een
gezondheidscontrole
van
een
pup
komt
regelmatig
voor
in
de
dierenartsenpraktijk. Tijdens deze eerste kennismaking van het jonge dier (en de
eigenaar) met de dierenarts wordt het onderzocht en gevaccineerd. Er vindt dan ook
altijd een gesprek met de eigenaar plaats over ecto– en endoparasieten en over de
voeding. Het is tijdens deze eerste kennismaking dat men dient te spreken over het
gebit. De hond is nog in de socialisatiefase en dat biedt de eigenaar alle
mogelijkheden om het te laten wennen aan het openen van de bek en aan inspectie
en palpatie van de mondholte. Dit zou een dagelijks ritueel moeten worden, zodat het
normaal is dat een hond zijn tanden en kiezen laat zien en betasten. Als deze
dagelijkse handeling gepaard gaat met één van de wandelingen, wordt het uitje door
de hond gewaardeerd als een beloning (conditionering). Het voordeel van deze
opvoeding is dat er een goede vertrouwensrelatie ontstaat tussen de eigenaar en de
hond. De begeleider heeft geen of minder angst voor de tanden van de hond en de
hond accepteert gemakkelijk orale inspectie en palpatie, orale medicatie en het
verwijderen van voedselresten of andere verontreinigingen uit de mondholte. Als
(later) mondhygiënische maatregelen moeten worden genomen (tandenpoetsen),
geldt ook hier: jong geleerd, oud gedaan. Het is verstandig om bij de eerste
kennismaking informatie te verstrekken over het verloop van de tandwisseling, de
ontwikkeling van tandplaque en tandsteen en het bestrijden daarvan (tanden
poetsen). Verder dient men bij deze controle te letten op ontwikkelings– en
doorbraakstoornissen.
Onderzoek mondholte tijdens de tandwisseling
Een tweede onderzoek van de mondholte geschiedt op een leeftijd van vijf à zes
maanden en is vooral bedoeld om de tandenwisseling te controleren. Juist
persisterende melktanden zijn dikwijls de oorzaak van malocclusie. Verder dient gelet
6
te worden op het aantal, de grootte de vorm en structuur van de elementen. Een
goede occlusie is van groot belang voor de verdere ontwikkeling van het gebit.
Onderzoek mondholte bij het blijvende gebit
Het derde mondonderzoek gebeurt op eenjarige leeftijd. Dit om te kijken of alle
elementen op de juiste plaats zijn doorgebroken en of de onderlinge afstand optimaal
is. Voornamelijk de kiezen dienen nu gecontroleerd te worden. Vooral bij de kleine
rassen, grote rassen met relatief te kleine kaken (Rottweiler) of brachycefale rassen
(Boxer) komt een afwijkende stand van de achterste premolaren nog al eens voor.
Eén of meerdere kiezen kunnen geroteerd zijn vanwege ruimtegebrek. Er is hier een
verhoogde kans op het ontstaan van parodontale aandoeningen, want tussen deze
twee kiezen blijven snel voedselresten en haar vastzitten. Dit vereist extra aandacht
bij de mondhygiënische zorg.
Volgende onderzoeken van de mondholte
De volgende onderzoeken geschieden minimaal eenmaal per jaar tijdens het
algemeen onderzoek voorafgaande aan de boostervaccinatie of, indien gewenst –
vooral bij kleinere rassen, ieder half jaar. Het is aan te raden om, naast de algemene
toestand van de gebitselementen en het omliggende zachte weefsel, iedere keer
opnieuw de occlusie te beoordelen. Er moet aandacht zijn voor een aantal
verworven, min of meer fysiologische afwijkingen maar er dient ook speciaal gelet te
worden op afwijkingen aan het gebit. Tandplaque, tandsteen en de daaruit
voortvloeiende tandvleesaandoeningen kunnen al vanaf zes tot twaalf maanden
ontstaan en vereisen dus een controle bij iedere jaarlijkse vaccinatie.
1.5.2 Tanden poetsen
1.5.3 Voeding
1.5.3 Kauwproducten (buffelhuid, flostouwen etc.)
7
Download