Verslag TransMáxdag - Transmax

advertisement
Verslag:
TransMáxdag; Zorg in transitie; uitwerking van de MMC visie
Datum:
donderdag 4 juni 2015
Aanwezigen: ….. huisartsen, ….. SOG/AVG artsen, ….. specialisten, ….. overigen
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Inleiding
De gezondheidszorg is in transitie. Dit vraagt om een toekomstbestendige visie. Máxima Medisch Centrum heeft
gekozen voor een visie waarin de ontwikkelingen in de zorg een combinatie zijn van e-health toepassingen en het
optimaliseren van samenwerkingsverbanden tussen de intra- en extramurale professionals, zodat men efficiënt en
doelmatig aan de functionele (zorg) vraag van de patiënt kan blijven voldoen.
Tijdens de TransMáxdag; "zorg in transitie" zijn deze verschillende ontwikkelingen belicht. De middag is afgesloten
met een zorgdebat o.l.v. Astrid Joosten, waarin de ontwikkelingen in de zorg verpakt in een vijftal stellingen met de
toehoorders werden bediscussieerd.
E-health ontwikkelingen, de visie van zorgverzekeraar VGZ, door Matthijs van der Bijl, consultant
Zorgvernieuwing VGZ en Hugo te Kaat, senior ICT architect – Technologie, Beleid en Architectuur VGZ
In hun presentatie gaven Matthijs van der Bijl en Hugo te Kaat weer wat de visie van VGZ is aangaande de
ontwikkelingen in de zorg en specifiek de e-health ontwikkelingen.
Leitmotief van Hugo te Kaat was de kern van hun beider betoog: "als je nergens aan begint, zijn de gevolgen niet
te overzien". Matthijs van der Bijl schetste dat het beleid van VGZ is gebaseerd op 3 uitgangspunten: medisch
inhoudelijke kwaliteit, klantbeleving en zorgkosten (= Triple Aim).
Inspirerend uitgangspunt daarbij is de nieuwe definitie van gezondheid zoals geformuleerd door Machteld Huber:
Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke,
emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Waarbij ze 6 hoofddimensies van gezondheid definieert:
lichaamsfuncties, mentale functies en -beleving, spirituele dimensie, kwaliteit van leven, sociaal-maatschappelijke
participatie en dagelijks functioneren. Zelfmanagement en e-Health toepassingen dragen bij aan het in staat
kunnen zijn/worden om te beslissen over je eigen gezondheid.
Dat betekent dat er sprake is van een fundamentele verandering
Van
Naar
ziekte en zorg
gezondheid, preventie en participatie
passieve zorg consument
participatieve burger.
zorgverlener die beslist
naar coaching op maat.
productieprikkel
gezondheid per euro
systeem gedreven
mens gedreven
aanbod gestuurd
vraag gestuurd
Wat is e-health dan?
Alle toepassingen van ICT in de gezondheidszorg zowel door zorgprofessionals als door zorgvragers.
Technologie is de aanjager van de omslag van verrichting gestuurde productie naar behoefte geïnitieerde hulp,
waarbij de technologie heel snel versnelt (logistische versnelling)
Een van de grootste knelpunten in de digitale gezondheidszorg is de gegevensuitwisseling tussen de vele partijen.
Nu is het georganiseerd als een bord spaghetti, waarbij de potentiële oplossing zou liggen in het principe dat je de
burger/cliënt/patiënt eigenaar (en beheerder?) van zijn/haar eigen (medische) dossier zou moeten maken.
Daarmee zijn privacy issues ook meteen opgelost. Het persoonlijk gezondheidsdossier (PGD) heeft daarnaast het
voordeel dat je een integratie krijgt van NAW gegevens, eigen gegevens van de patiënt en de gegevens van de
(zorg)professionals. De verwachting is dat iedereen binnen 2 jaar een eigen PGD heeft (gestimuleerd door de
commerciële aanbieders Apple en Microsoft etc)
Van
Naar
VGZ gaat deze ontwikkeling stimuleren via het Blue Button initiatief, waarmee de zorgverlener aangeeft dat de
patiënt zijn eigen gegevens in het PGD kan uploaden en kan downloaden.
De nieuwe visie van MMC, door dr. Jan Harm Zwaveling, voorzitter raad van bestuur MMC
In zijn presentatie van de nieuwe visie van MMC schetst Jan Harm Zwaveling een aantal trends in de
gezondheidszorg:

De zorg verandert snel. Er zijn steeds meer, ook niet-traditionele spelers in het veld. We moeten snel inspelen
op die veranderingen, dus een heldere koers kiezen.

De moderne mens stelt hogere, maar vooral ook andere eisen aan zijn gezondheid. Een mens wil zich actief
gezond voelen, ook al heeft hij een (chronische) aandoening.

We moeten meer doen met minder geld. De zorg die wij leveren moet betaalbaar zijn.
Dat betekent dat het MMC digitaler, persoonlijker, socialer en integraler gaat worden
MMC wordt nog meer een kennisinstituut + (behandel)coördinatie centrum. We zoeken andere partners dan de
traditionele. De beleving van gezondheid wordt het primaire doel, niet de behandeling van aandoeningen.
Máxima Medisch Centrum stelt zich tot doel Brabant gezonder te maken door het aanbieden van hoogwaardige
medisch specialistische kennis en vaardigheden.
MMC is de meest vernieuwende aanbieder van medisch specialistische zorg in Nederland.
MMC is in de regio de leidende partner op het gebied van preventie van ziekte en behoud van gezondheid.
Bij het Máxima is de gezondheid van onze patiënten, ieders grootste goed, in goede handen. De zorg van het
Máxima is patiëntgericht, kwalitatief hoogwaardig en veilig. Wetenschap en opleiding zijn essentiële pijlers die onze
zorg op een steeds hoger niveau brengen.
In hun toelichting op de visie op zorg vanuit het eerstelijnsperspectief schetsen Arnold Romeijnders (directeur
PoZoB en Conny Helder (voorzitter RvB SGE) beiden dat de zorg in transitie is naar een digitalere wereld, zorg
dichter bij de burger/ patiënt (= in de wijk) en met het accent op het delen van kennis en kunde.
Van ‘het wegnemen van ziekte & het bieden van zorg’ naar ‘zorg voor gezondheid en gedrag’ naar ‘welzijn & zorg
voor deelname aan de maatschappij’' (in aansluiting op de nieuwe definitie van gezondheid).
Beiden geven aan dat dit vraagt dat we de zorg transmuraler gaan organiseren met als gezamenlijke
uitgangspunten:
• belang patiënt voorop
• juiste zorg op juiste moment
• eenvoudig als eenvoudig kan
• shared decision
• individueel zorgplan, streefwaarden
Na deze inleidingen en een heerlijk buffet was het tijd voor het debatteren over deze visies aan de hand van een
vijftal stellingen en onder leiding van Astrid Joosten.
Astrid Joosten bespreekt de spelregels van het zorgdebat met de deelnemers en bepleit dat het vooral bedoelt is
als aanscherping van elkaar meningen. Na een bepaalde tijd discussiëren telt de klok de tijd af en stopt de
discussie; er is dus geen mogelijkheid om alsnog "het laatste woord" te krijgen.
Stelling 1:
Patiënten met een stabiele chronische ziekte horen bij de huisarts; verdedigd door Caspar van
Sambeek, kaderarts beleid en beheer.
Caspar van Sambeek verdedigde deze stelling met de argumenten dat chronische patiënten thuishoren bij de
huisarts, omdat de zorg daar goed georganiseerd is en de patiënt daar dus op zijn plek is. Voor complexere zaken
kan de hulp van de medisch specialist ingeroepen worden, die vervolgers loon naar werken zou moeten
ontvangen.
Jan Harm Zwaveling bepleit dat een chronische patiënt 1x gezien zou moeten worden door een medisch specialist,
die op basis van het grotere volume meer kennis en kunde kan ontwikkelen om een goede diagnose te stellen en
een advies voor behandeling en begeleiding te geven, waarna de huisarts de behandeling en begeleiding voor zijn
rekening neemt.
Carel van de Wetering bepleit dat de chronische patiënt van niemand is en vooral van zichzelf. We zouden de
patiënt moeten leren zelf zijn/haar vraag te stellen en te bepalen waar, wanneer en bij wie hij die vraag beantwoord
wil zien. Dit vraagt wel een goede samenwerking tussen en van de verschillende professionals.
Luc Theunissen onderschrijft het pleidooi van Jan Harm Zwaveling dat het goed is voor de patiënt om zijn ziekte
goed te diagnosticeren en stadieren, een behandelplan op te stellen en de patiënt dan weer over te dragen naar de
huisarts.
Arnold Romeijnders bepleit dat de patiënt zelf zijn (behandel)doelen moet gaan formuleren en samen met een
multidisciplinair team tot de meest doelmatige plek van zijn behandeling en begeleiding moet komen.
Marie-Louise Verhulst vraagt om verduidelijking van de rol van de POH-er in de zorg voor chronische patiënten,
omdat zij ook vaak ontevreden geluiden hoort van de patiënten dat ze de huisarts nog nauwelijks zien. Caspar van
Sambeek geeft aan dat de patiënt bij de huisarts komt en dat de POH-er zorg draagt voor de continuïteit van de
protocollaire behandeling van de chronische patiënt. Casper geeft aan dat het altijd beter kan; bijv een
cardiologische patiënt heeft geen statische ziekte; bij een opflikkering van de ziekte moet de expertise van de
medisch specialist (kunnen) worden ingeroepen.
Peter van Bommel geeft aan dat de POH-er veel strenger protocollair werkt dan een huisarts.
Ron de Nooijer vraagt zich hardop af hoe de huisarts zijn kennis en kunde op peil houdt.
Anneke Dalinghaus geeft aan dat de patiënt "zorg op maat" krijgt, maar toch ook regelmatig zijn "zin krijgt".
Adriaan van de Sande is het niet een met de formulering "altijd" in de stelling; het ligt veel genuanceerder.
Arnold Romeijnders geeft aan dat 'ze' in overleg zijn met Parkinsonnet om hun werkwijze over te nemen c.q. te
incorporeren.
Cock Vermolen bepleit dat de patiënt beter af is bij de huisarts omdat die een veel integralere blik heeft.
Stelling 2:
Kwetsbare oudere patiënten ontberen bij medisch specialisten een integrale aanpak; verdedigt door
Anneke Dalinghaus kaderhuisarts ouderenzorg.
Anneke Dalinghaus verdedigde deze stelling met de argumenten dat kwetsbare oudere patiënten vaak meerdere
aandoeningen tegelijkertijd hebben die door de huisarts met een integrale blik in kaart zijn gebracht. Zodra er
sprake is van een ontsporing wordt er in de 2e lijn organisch gekeken en niet meer integraal. Zij ziet als oplossing
ouderenteams in de ziekenhuis die meer oog hebben voor de behoeften en de noden van kwetsbare oudere
patiënten o.a. m.b.t. structuur bieden. Anneke geeft aan dat het bij palliatieve patiënten iets beter gaat, maar ze
bepleit een betere en meer samenhangende communicatie tussen het cure en het care stuk en feedback naar de
huisarts tijdens de opname.
Hugo te Kaat bepleit dat oudere en kwetsbare patiënt op een aparte afdeling thuishoren waar meer oog is voor de
mens dan alleen de defecte heup. Hij geeft aan dat het een wereld van verschil is als een oudere op een
gespecialiseerde afdeling of een reguliere afdeling terecht komt.
Jan van Mourik wil graag het beeld een beetje bijstellen. Bij patiënten van > 70 jaar wordt meteen de geriater in
consult geroepen voor het geriatrisch assessment. Hij ervaart echter wel een probleem bij de oudere patiënten die
op zaterdagmorgen per ambulance en zonder enige vorm van overdracht met een kapotte heup worden
binnengebracht.
Luc Theunissen ziet het anders. Bijna alle patiënten zijn boven de 75 jaar; hij bepleit om snel het acute medische
probleem op te lossen en patiënten dan snel over te plaatsen naar hun thuissituatie. Ook hij ervaart dat in de ANWuren patiënten zonder overdracht van de dienstdoende huisarts worden ingestuurd.
Stijn Mol bepleit dat de huisarts ook pro-actief zou kunnen gaan handelen of zoals Dianne van de Ven aangeeft
contact opnemen met de casemanager.
Conny Helder geeft aan dat niet alleen de specialist, maar het hele team in het teken van een geriatrische aanpak
moet handelen.
Fiona Koops bepleit dat je de zorg voor de kwetsbare ouderen beter in de keten zou moeten regelen (hele team
moet erop ingespeeld zijn) en ook/ beter gebruik zou moeten/kunnen maken van de geriatrische revalidatie
afdelingen van de verpleeghuizen.
Op vraag van Astrid Joosten wordt gedefinieerd dat een geriatrische afdeling een afdeling is die met een integrale
blik kijkt en begripvol personeel kent. "Zou toch overal zo moeten zijn" is de repliek van Astrid Joosten. Gesteld
wordt dat een geriatrisch team al een hele verbetering is en dat de digitale overdracht beter kan en moet.
Peter van Bommel geeft aan dat hij de geriatrische patiënten expliciet doorverwijst naar het Catharina ziekenhuis
bij multiproblematiek, omdat zij een geriatrische afdeling hebben, die de patiënt breder bekijken, goed begeleiden
en een duidelijke overdracht terug sturen naar de huisarts.
Ron de Nooijer onderschrijft het pleidooi van Anneke en stelt dat we meer een huisartsenblik in het ziekenhuis
nodig hebben.
Stelling 3
De patiënt is eigenaar en beheerder van zijn/haar eigen integraal en transmuraal dossier; verdedigt
door Cock Vermolen, directeur Zorgbelang
Cock Vermolen verdedigt de stelling met de argumenten dat hij principieel van mening is dat het "jouw lijf en jouw
leven is" en derhalve ook jouw dossier. Hij verwacht problemen in praktische zin bij het overtuigen van de huisarts
en de medisch specialist van dit principe en verwacht problemen bij de praktische uitvoering, vanwege de privacy,
ICT en technische aspecten.
Arnold Romeijnders onderschrijft de stelling vanuit principiële redenen, maar ziet grote uitvoeringsproblemen bij
beleggen van de beheersfunctie van medische informatie bij de patiënten. Hij geeft aan dat de gemiddelde huisarts
nu al 1,5 - 2 uur per dag bezig is om het dossier van zijn patiënten bij te werken. Arnold staat achter een inkijk en
correctie functie van het medische dossier voor de patiënt, maar het beheer van de medische gegevens ligt in zijn
visie toch echt bij de behandelend arts.
Cock Vermolen benadrukt nogmaals dat de patiënt eigenaar is van het dossier, maar dat de huisarts/specialist wel
een belangrijke rol vervult.
Hans Zwagers geeft aan dat hij liever zijn eigen dossier heeft die de patiënt samen met hem kan/mag inzien en
wijzigen.
Christianne Lennards ziet mogelijkheden om met technische ondersteuning een dossier op te bouwen en logisch te
laten invullen door de patiënt.
Astrid Joosten scherpt de discussie aan door te vragen of de patiënt ook inzicht moet hebben in wat de artsen
onderling communiceren over de patiënt cq vastleggen in het dossier.
Arnold Romeijnders bepleit dat de huisarts aansprakelijk is voor goede zorg en daarmee verantwoordelijke voor
een goede verslaglegging in het dossier zowel procesmatig als medisch inhoudelijk.
Carel van de Wetering merkt op dat we als professionals nog steeds paternalistische redeneren; wat wil de
patiënt? Als er voor de patiënt onbegrijpelijke taal en terminologie gebruikt wordt, zullen de professionals ook hun
taalgebruik moeten gaan aanpassen.
Samefko bepleit dat de beveiliging van het medische dossier en de geautoriseerde toegang tot deelinformatie
makkelijk te regelen is, waardoor de patiënt inzage kan krijgen in zijn gegevens. Moeilijker is het taalbegrip te
ondervangen.
De zaal concludeert dat de patiënt wel eigenaar is van zijn eigen medische dossier, maar geen beheerder.
Cock Vermolen geeft aan dat het eigenaarschap onderbelicht is en dat het taalgebruik zou moeten worden
aangepast.
Peter van Bommel geeft aan dat het samen met de patiënt het dossier doornemen en uitleggen wat er staat de
oplossing is.
Stelling 4
De kaderhuisarts is een overbodige professional; verdedigt door Marie Louise Verhulst, MDL-arts
Marie-Louis Verhulst bouwt de verdediging van haar stelling op met het betoog dat een huisarts een generalist is
die opgeleid is om met een integrale blik naar zijn patiënten te kijken en dat de medisch specialist zich heeft
gespecialiseerd in specifiek orgaan lijden. De kaderhuisarts is een generalist die een klein beetje specialist is.
Huisarts en specialist zouden elkaar goed kunnen aanvullen zonder de intermediair kaderhuisarts, maar de
specialist voelt die toenadering niet (meer).
Stijn Mol memoreert dat de kaderhuisarts ook een fenomeen is dat past in dit tijdsgewricht, waarin de
kaderhuisarts huisarts en specialist dichter bij elkaar kan brengen om als zodanig het gewenste zorgcontinuüm te
helpen realiseren.
Anneke Dalinghaus memoreert dat de specialist ook een kaderopleiding tot generalist kan volgen, hetgeen volgens
haar een meerwaarde kan hebben omdat je als specialist ook niet overal goed in kan zijn.
Christianne Lennards schetst de praktijk, waarbij je met een vlekje op de huid alleen op moment X in de week bij
de kaderhuisarts terecht kan, terwijl de toegang tot de dermatoloog veel korter is; dus waarom zo ingewikkeld
doen?
Sicco Steenhuizen geeft aan dat hij kaderhuisarts GGZ is en dat we niet te hoge verwachtingen van een
kaderhuisarts moeten hebben. Een kaderhuisarts is geen concurrent van de specialist. Een kaderhuisarts neemt
ook initiatieven om het zorgveld in beweging te krijgen (innoveren) en maakt daarmee de zorggroepen sterker die
vervolgens het zorglandschap veranderen.
Arnold Romeijnders geeft aan dat de rol van de kaderhuisarts is de eerstelijn versterken; om de huisarts te helpen
naar het niveau te komen dat gevraagd/ gewenst is. Specialisten moeten daarbij overtuigd worden dat zij ook niet
alles hoeven te controleren.
Stijn Mol reageert dat hij van mening is dat de huisarts de kennis en kunde van de specialist zou moeten inroepen
om de kennis van de huisarts te optimaliseren, waardoor Arnold pareert dat het beiden moet.
Marie-Louise Verhulst bepleit dat je ook rekening moet houden met de wens van de patiënt; sommige patiënten
willen de zorg van de specialist. Als je de redenering blijft aanhouden dat de patiënt daar gezien wordt waar het het
efficiëntst is, dan gaat de patiënt snel weer retour naar de huisarts.
Stelling 5
Over 5 jaar bestaat er geen eerstelijn, tweedelijns en 1,5 lijns zorg meer; verdedigt door Jan Harm Zwaveling,
voorzitter RvB MMC
Jan Harm Zwaveling geeft aan dat hij met deze stelling probeert uitdrukking te geven aan een ontwikkeling. In dit
tijdsgewricht wordt gevraagd of de 2e lijn zorg wil komen verlenen in de 1e lijn, zonder gebruik te kunnen maken
van het normaliter tot zijn beschikking staande diagnostische arsenaal. Dat voelt als een kindje te spelen zetten in
de box zonder speelgoed en is in psychologisch opzicht gebaseerd op wantrouwen. Als je elkaar vertrouwt heb je
deze echelonering/ overbodige constructies niet nodig om als één team en geïntegreerd zorg te verlenen.
Anneke Dalinghaus geeft aan dat het handelen van artsen is gebaseerd op angst. Een huisarts probeert te patiënt
te overtuigen op basis van onzekerheden, terwijl een medisch specialist de patiënt gerust kan stellen door veel
diagnostische tools in te zetten. De specialist zou zijn kennis meer moeten gebruiken om de patiënt te overtuigen.
Casper van Sambeek onderschrijft de mening van Anneke Dalinghaus en voegt eraan toe dat de geldstromen
helaas deze wereld mee in stand houden.
Luc Theunissen bepleit dat je de zorg goedkoper kan maken/houden als je de zorg uit de 2e lijn weghoudt.
Hans Zwagers vraagt om de kracht van de overtuiging ook in de 2e lijn in te zetten
Hugo te Kaat memoreert dat de verrichten (financiering) te lang centraal heeft gestaan. Hij roept op om het niet
langer over geld te hebben, maar de zorg gezamenlijk anders te gaan organiseren / meer samenwerken met
respect voor elkaars rollen en functies. Astrid Joosten probeert te verduidelijken door te vragen of je eerst moet
gaan bewegen alvorens de financiering gaat veranderen. Hugo te Kaat bevestigt dit.
Christianne Lennards haalt het rapport van de commissie Kaljouw aan, waarin gepleit wordt dat je je moet richten
op de behoeften van de patiënt en daarmee ook meer op preventie.
Stijn Mol geeft aan dat we met een andere organisatie van de zorg aan het experimenteren zijn, dat dat allemaal
gebaseerd is op pilot financiering en dat het beter naar structureel beleid kan worden omgezet.
Arnold Romeijnders geeft in zijn visie weer dat we midden in een gedrags- en cultuurverandering zitten. Bij de
huisars is de patiënt gezond, tenzij ….. en bij de specialist is de patiënt ziek, tenzij…. De 1,5 lijns centra zijn
bedoeld om die gedragsverandering te stimuleren en meer oog te krijgen voor elkaars patiëntenperspectief.
Adriaan van de Sande bepleit daarnaast dat door een intensievere samenwerking tussen SOG en huisarts we ook
minder de inzet van een geriater nodig hebben.
Dianne van de Ven bepleit dat het ook een maatschappelijke discussie is en vraagt om een bewustwording bij de
burgers dat niet alles hoeft wat kan. Daarnaast lijkt zorgverlening in een volgend echelon (1,5 lijn) en weet een
apart "gebouwtje" haar niet zo zinvol.
Download