Hoofdstuk 1 Afgeleiden 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1.1.1 Goniometrische functies 1.1.2 Limieten van goniometrische functies 1.1.3 Afgeleiden van goniometrische basisfuncties 1.1.4 Afgeleiden van samengestelde functies 1.1.5 Afgeleiden van cyclometrische functies 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies 1.2.1 Exponentiële en logaritmische functies 1.2.2 Afgeleiden van exponentiële functies 1.2.3 Afgeleiden van logaritmische functies V 1.2.4 Differentiaalvergelijkingen 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies Hoofdstuk 1 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1.1.1 Goniometrische functies 1 Instap De hoogte h (in m) van een gondel van een reuzenrad in functie van de tijd t (in minuten) wordt beschreven door het voorschrift p h(t ) = 30 sin (t – 1) + 32 2 1 Hoe lang duurt een omwenteling van een gondel? 2 Welke maximale en minimale hoogte bereikt de gondel? 3 Wat is de betekenis van 32 in het voorschrift? 4 Met welke hoeksnelheid (in radialen per minuut) draait de gondel? Goniometrische functies We kennen al het verloop van goniometrische basisfuncties en algemene sinusfuncties. We herhalen kort de belangrijkste eigenschappen van deze functies. • Goniometrische basisfuncties Voor de sinusfunctie f: x |→ sin x en de cosinusfunctie g: x |→ cos x geldt: – periode: p = 2p – dom f = dom g = R 1 – ber f = ber g = [–1, 1] – nulpunten f: k ? p met k Œ Z nulpunten g: p 2 + k ? p met k Œ Z –p 0 –1 y y = sin x x p 2p y = cos x Op de grafiek zien we dat de sinus- en de cosinusfunctie continu zijn. Men kan inderdaad bewijzen dat lim sin x = sin a en lim cos x = cos a voor x →a x →a elke a Œ R. 8 Afgeleiden 1 – periode: p = p – dom f = R \ p 2 3 y + k p; k ŒZ Hoofdstuk Voor de tangensfunctie f: x |→ tan x en de cotangensfunctie g: x |→ cot x geldt: y = tan x 2 dom g = R \ {k ? p; k Œ Z} 1 – ber f = ber g = R x – nulpunten f: k ? p met k Œ Z nulpunten g: p 2 y = cot x 0 –p 2 + k ? p met k Œ Z p p 2 –1 p – V.A. grafiek f: x = + k ? p met k Œ Z 2 V.A. grafiek g: x = k ? p met k Œ Z –2 Ook de tangens- en de cotangensfunctie zijn continu in hun domein. Er geldt: lim tan x = tan a voor elke a Œ R \ x →a p 2 + k p; k ŒZ lim cot x = cot a voor elke a Œ R \ {k ? p; k Œ Z} x →a • Algemene sinusfuncties De grafiek van een functie met voorschrift f(x) = a sin[b(x – c)] + d, met a > 0 en b > 0, heeft als – amplitude a 2p – periode p = b – evenwichtslijn r ´ y = d y y = a sin(b(x – c)) + d a y=d (c, d) – mogelijk startpunt (c, d) a x 0 p= 2p b Om de kenmerken (verloop, extrema, buigpunten …) van andere goniometrische functies te onderzoeken, zullen we gebruik maken van afgeleiden. 9 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1.1.2 Limieten van goniometrische functies Hoofdstuk 1 2 Instap 1 lim x →1 x2 – 6x + 5 0 geeft aanleiding tot de onbepaaldheid . 2 x –1 0 Bereken deze limiet. sin x 0 geeft ook aanleiding tot de onbepaaldheid . x→0 x 0 sin x Gebruik de grafiek van de functie f: x |→ om deze limiet te bepalen. x 2 lim 3 als x π 1 2 x Gegeven de functies f: x |→ x2 en g: x |→ . als x = 1 0 1 Bepaal het voorschrift van de functies h: x |→ (f ° g)(x) = f(g(x)) en i: x |→ (g ° f)(x) = g(f(x)). ( ) 3 Is lim g( f( x )) = g ( lim f( x )) ? 2 Is lim f( g( x )) = f lim g( x ) ? 4 x →1 x →1 x →1 x →1 Bereken de oppervlakte van een cirkelsector met straal r bij een middelpuntshoek a gelijk aan r 1 2p rad 2 a rad 10 a Afgeleiden 1 Om afgeleiden van goniometrische functies te bepalen, zullen we gebruik maken van de limietdefinitie van de afgeleide. Het is echter niet eenvoudig om limieten van goniometrische functies te bepalen met de rekentechnieken die we tot nog toe hebben gezien. Hoofdstuk Limieten van goniometrische functies We geven daarom eerst een aantal bijkomende eigenschappen van limieten. • Limieten van samengestelde functies – Voorbeeld Om lim cos x → +• 1 te bepalen, kunnen we informeel als volgt redeneren: x 1 1 als x Æ +•, zal Æ 0 en dus cos cos Æ cos 0 = 1. x x Intuïtief brengen we hierbij de limiet ‘naar binnen’. Formeel schrijven we: lim cos x → +• 1 = cos lim x → +• x 1 = cos 0 = 1 x – E igenschap Als lim g(x) = b en f is continu in b, dan geldt: x →a ( ) lim f ( g( x )) = f lim g( x ) = f( b). x →a x →a Hierbij kan a ook ± • zijn. Dat de continuïteit van f in b vereist is, maar van g niet, wordt geïllustreerd in opdracht 3. Het bewijs van deze eigenschap valt buiten het bestek van dit handboek. – Gevolg Als g continu is in a en f is continu in g(a), dan geldt: lim f ( g( x )) = f( g(a)). x →a 11 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1 • Insluitingsstelling voor limieten Hoofdstuk – Voorbeeld cos x te berekenen, kunnen we indirect te werk gaan: we sluiten x → +• x cos x f: x |→ in tussen twee functies die dezelfde limiet hebben voor x Æ +•. x Om lim Aangezien –1 £ cos x £ 1, zal y cos x –1 cos x 1 y= £ voor elke x Œ R+0 . £ 2 x 1 x x x y= x x –1 1 Omdat we weten dat lim = lim = 0, 0 2 4 6 x → +• x x → +• x 1 y = – –2 cos x x is het aannemelijk dat lim = 0. x → +• x Deze redenering illustreert de volgende eigenschap, die we de insluitingsstelling (of sandwichstelling) voor limieten noemen. – E igenschap Stel Ba een basisomgeving van a. Als voor x Œ Ba \ {a} geldt dat f(x) £ g(x) £ h(x) en als lim f(x) = lim h(x) = b, x →a x →a dan is ook lim g(x) = b. x →a Gelijkaardige eigenschappen gelden als a en b ± • zijn. De insluitingsstelling kan met de e-d definitie bewezen worden. Dit bewijs valt buiten het bestek van het handboek. • E en bijzondere limiet sin x De limiet lim zal bij het berekenen van de afgeleide van de sinusfunctie een x→0 x grote rol spelen. We bewijzen algebraïsch dat deze limiet gelijk is aan 1. E igenschap lim x→0 12 sin x =1 x Afgeleiden 1 Bewijs p Hoofdstuk 1 x > 0 y Aangezien x Æ 0 zal 0 < x < , > 2 met x in radialen. B(1, tan x) Op de figuur is zo’n hoek x met beeldpunt D voorgesteld. Hierbij is C de loodrechte projectie van D op de x-as, B het snijpunt van OD met de rechte met vergelijking x = 1 en A het raakpunt van deze rechte en de cirkel. D(cos x, sin x) 1 x O x C(cos x, 0) A(1,0) Er geldt: OC CD cos x sin x = 2 2 122 x – opp. cirkelsector OAD OAD = xx ? == 2 2 – opp. D OCD = – opp. D OAB = opp. sector met straal r en middelpuntshoek a r2 a radialen is 2 OA AB 1 tan x tan x = = 2 2 2 p Uit de figuur is duidelijk dat voor 0 < x < geldt: 2 opp. D OCD < opp. cirkelsector OAD < opp. D OAB fl cos x sin x x tan x < < 2 2 2 fl cos x < x 1 < sin x cos x fl cos x < sin x 1 < x cos x delen door 1 sin x > 0 2 cos x > 0 en 0 < a < b < c fi 0 < 1c < 1b < a1 1 1 = = 1. x→0 x → 0 cos x cos 0 > > sin x Wegens de insluitingsstelling geldt bijgevolg: lim = 1. x→0 x > 2 x < 0 Nu is lim cos x = cos 0 = 1 en lim lim x→0 < sin x x stel t = – x = lim t →0 > sin (– t ) – sin t sin t zie 1 = lim = lim = 1 t → 0 –t t→0 t –t > > ■ 13 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1 Opmerkingen Hoofdstuk 1 Deze eigenschap kan geïllustreerd worden met de betekenis van de radiaal. In de goniometrische cirkel snijdt een hoek van x radialen een cirkelboog af met lengte | x |. Op de figuur is duidelijk dat voor kleine ª | AC |, waarden van x geldt dat AB m.a.w. dat x ª sin x. 1 y 0 2 Uit de eigenschap volgt dat voor kleine sin x waarden van x geldt: ª 1 of sin x ª x. x In de fysica vervangt men dan ook vaak sin x door x als x ª 0. Dit zien we ook grafisch: voor x ª 0 vallen de grafieken van de functies met voorschrift y = sin x en y = x zo goed als samen. A sin x x B C 1 x y 1 x y=x y = sin x x –p 0 p –1 3 Steunend op de bovenstaande basislimiet en de rekenregels van limieten, kunnen we limieten van een aantal goniometrische functies berekenen. Voorbeeld sin 3 x sin 3 x x lim = lim x → 0 sin 4 x x → 0 sin 4 x x sin 3 x 3 lim = x → 0 3x sin 4 x 4 lim x → 0 4x sin 3 x lim 3 = 3 x → 0 3x sin 4 x 4 lim 4 x → 0 4x 3 1 3 = = 4 1 4 14 als x Æ 0, zal ook 3x Æ 0 en 4x Æ 0 Afgeleiden 5 1 Hoofdstuk Rekening houdend met sin x ª x voor kleine waarden van x kunnen we informeel ook als volgt te werk gaan: sin 3 x 3 x 3 sin 3 x 3 voor x Æ 0 geldt ≈ = zodat lim = . x → 0 sin 4 x sin 4 x 4 x 4 4 Verwerking Bereken 1 lim x sin 3x 2 x 3 lim 1 x → -• 2– x 2 lim tan 4x x 4 lim x2 sin x→0 x→0 x→0 6 cos p x Bepaal de eventuele horizontale asymptoot van de grafiek van de functie p x2 f: x |→ tan 2 . 3 x + 1 1.1.3 Afgeleiden van goniometrische basisfuncties 7 Instap We gaan op zoek naar de afgeleide functie van f: x |→ sin x en van g: x |→ cos x. 1 Plot de grafiek van f: x |→ sin x en de numerieke benadering van de afgeleide functie van f. d (sinxx)? Wat vermoed je voor (sin ) dx d 2 Wat vermoed je voor (cos (cosxx)? ) dx 3 Plot de numerieke benadering van de afgeleide functie van g: x |→ cos x. Klopt je vermoeden uit 2? 15 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1 Afgeleiden van goniometrische basisfuncties Hoofdstuk • Afgeleide functie van de sinusfunctie d (sin x ) = cos x dx Bewijs We bepalen de afgeleide functie van f: x |→ sin x met de limietdefinitie van afgeleide. f( x ) – f(a) x →a x–a sin x – sin a = lim x →a x–a x–a x+a cos 2 sin 2 2 = lim x →a x–a x–a sin 2 lim cos x + a = lim x – a x →a x →a 2 2 x – a sin 2 cos a = lim x–a x →a 2 f ’(a) = lim x – a sin 2 cos a = lim x –a x–a 0 → 2 2 sin t = lim cos a t → 0 t = 1 cos a = cos a d Bijgevolg is (sin x) = cos x. dx 16 onbepaaldheid 0 , teller ontbinden in factoren met 0 een formule van Simpson rekenregel limieten de cosinusfunctie is continu dus x+a x + a lim cos = cos lim = cos a x →a x →a 2 2 x Æ a ¤ x-a Æ0 2 stel x - a = t 2 bijzondere limiet ■ Afgeleiden 1 Hoofdstuk • Afgeleide functie van de cosinusfunctie d (cos (cos x) x ) == -–sin sinxx dx Dit kan op analoge manier bewezen worden als de afgeleide van de sinusfunctie (zie opdracht 8). • Afgeleide functie van de tangensfunctie d 1 (tan (cos x) x ) == – sin x dx cos2 x Bewijs sin x , kunnen we met de quotiëntregel de afgeleide van de cos x tangensfunctie bepalen. d d sin x ( tan x ) = dx dx cos x d d cos x (sin x ) – sin x (cos x ) dx dx = 2 cos x cos x cos x – sin x (– sin x ) = cos 2 x cos 2 x + sin2 x = cos 2 x 1 = cos 2 x Aangezien tan x = ■ • Afgeleide functie van de cotangensfunctie d 1 (cot x ) = – 2 dx sin x Dit kan op analoge manier bewezen worden als de afgeleide van de tangensfunctie (zie opdracht 8). 17 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies Hoofdstuk 1 • We kunnen de gevonden formules nu combineren met andere formules en rekenregels voor afgeleiden. Voorbeeld d sin x = dx 1 + cos x = = = = 8 9 Verwerking Bewijs d 1 (cos x ) = –sin x dx Bereken d 1 (3 sin x – 2 tan x ) dx 2 18 d d (sin x ) – sin x (1 + cos x ) dx dx 2 (1 + cos x ) (1 + cos x ) cos x – sin x ( –sin x ) (1 + cos x )2 cos x + cos 2 x + sin2 x (1 + cos x )2 cos x + 1 (1 + cos x)2 1 1 + cos x (1 + cos x ) d (cos3 x ) dx 2 d 1 (cot x ) = – 2 dx sin x 3 d (2x cos x ) dx 4 d 1 – sin x dx 1 + sin x Afgeleiden 1.1.4 Afgeleiden van samengestelde functies 1 Hoofdstuk Afgeleiden van samengestelde functies • Inleidende voorbeelden Voorbeeld 1 Gegeven de functie met voorschrift h(x) = sin4 x = (sin x)4. We kunnen de functie h beschouwen als een ketting van twee aan elkaar geschakelde functies f en g. Dit wordt duidelijk als we de hulpvariabele u invoeren en stellen dat f(x) = sin x = u en g(u) = u4. h is dan de samengestelde functie van f en g en we noteren h(x) = g(f(x)) = ( g ° f)(x). Schematisch: h=g°f f g g(u) = u4 f(x) = sin x = u x We kunnen de afgeleide van h met de machtregel berekenen: h’(x) = 4 sin3 x ? cos x Vergelijken we dit met de afgeleiden van de aparte schakels f’(x) = cos x en g’(u) = 4u3 = 4 sin3 x, dan kunnen we schrijven dat h’(x) = g’(u) ? f’(x) of (g ° f)’(x) = g’( f(x)) ? f’(x) h f g(f(x)) = (sin x)4 = u4 f(x) = sin x = u x h’(x) = g cos x ? 4 ? u3 f’(x) ? g’(f(x)) Stellen we u = sin x en y = u4, dan is y = sin4 x en noteren we met de Leibniznotatie: dy d du dy du = 4u3 cos x = (u4 ) = dx du dx du dx 19 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1 Voorbeeld 2 Hoofdstuk Gegeven de functie met voorschrift h(x) = sin 2x = 2 sin x cos x. We kunnen de afgeleide van h met de productregel berekenen: h’(x) = 2 sin x ? (– sin x) + 2 cos x ? cos x = 2 (cos2 x – sin2 x) = 2 ? cos 2x We kunnen h ook beschouwen als een samengestelde functie met als schakels f(x) = 2x = u en g(u) = sin u. Er geldt dan: f’(x) = 2 en g’(u) = cos u. Hiermee kunnen we h’(x) schrijven als h’(x) = f’(x) ? g’(u) = g’(f(x)) ? f’(x) We vinden dezelfde formule terug als in het eerste voorbeeld. Schematisch: h f x h’(x) = g f(x) = 2x = u g(f(x)) = sin 2x = sin u 2 ? cos u f’(x) ? g’(f(x)) Stellen we u = 2x en y = sin u, zodat y = sin 2x, dan schrijven we met de Leibniznotatie: dy d du dy du = cos u 2 = (sin u) = dx du dx du dx • De kettingregel Als f en g twee afleidbare functies zijn en g ° f is de samengestelde functie van f en g, dan is g ° f afleidbaar en ( g ° f)’(x) = g’(f(x)) ? f’(x) Omdat we bij het afleiden van een samengestelde functie de aparte schakels van de ketting moeten afleiden, noemen we deze formule ook de kettingregel. Stellen we u = f(x) en y = g(u) = g(f(x)), dan wordt deze uitdrukking met de Leibniznotatie: dy dy du = dx du dx 20 Afgeleiden 1 Hoofdstuk Deze laatste notatie is gemakkelijk te onthouden, omdat we hier een analogie zien met het vereenvoudigen van breuken. Vergeet echter niet dat de uitdrukkingen dy dy du , en niet beschouwd mogen worden als echte quotiënten. dx du dx Het bewijs van de kettingregel valt buiten het bestek van dit handboek. • De kettingregel toepassen – Voorbeeld 1 dy du du dx d 1 sin( x + 3) cos ( x + 3) = –sin u =– dx 2 x 2 x u= x +3 x y = cos u We kunnen ook ‘van buiten naar binnen’ afleiden, waarbij we eerst de buitenste functie afleiden en pas in de tweede stap de binnenste functie(s) afleiden. We noteren dan: d d cos ( x + 3) = – sin( x + 3) ( x + 3) dx dx 1 = – sin( x + 3) 2 x =– sin( x + 3) 2 x – Voorbeeld 2 d tan 3 ( x2 + 1)] [ dx De functie met voorschrift y = tan 3 ( x2 + 1) = [ tan(x2 + 1)] kan opgesplitst worden in drie schakels. 3 u = x2 + 1 x du = 2x dx v = tan u 1 dv = 2 du cos u y = v3 dy = 3v2 dv 21 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies Hoofdstuk 1 dy dv dv du du dx 1 d tan 3 ( x2 + 1)] = 3 v 2 2 2 x [ dx cos u = 3 tan 2 ( x2 + 1) = 1 2x cos 2 ( x2 + 1) 6 x sin2 ( x2 + 1) cos4 ( x2 + 1) Van de buitenste naar de binnenste functie afleiden geeft: d d tan3 ( x2 + 1)] = 3 tan2 ( x2 + 1) [ tan (x2 + 1)] [ dx dx 1 d = 3 tan2 (x2 + 1) 2 2 ( x 2 + 1) cos ( x + 1) dx 1 = 3 tan2 ( x2 + 1) 2 2 2x cos ( x + 1) 6 x sin2 ( x2 + 1) = cos 4 ( x2 + 1) – Onthoud: stel u is een functie van x, dan geldt: d du (sin u) = cos u dx dx d du (cos u) = – sin u dx dx d 1 du ( tan u) = 2 dx cos u dx d 1 du (cot u) = – 2 dx sin u dx – Merk op dat de machtregel uit het 5e jaar een bijzonder geval is van de kettingregel: d n du (u ) = n u n – 1 dx dx 22 Afgeleiden 10 11 1 Verwerking Bereken d 1 (sin 5 x ) dx d 2 2 cos dx x Bereken d 1 –2 x cos dx Hoofdstuk d (cos(tan 2x )) dx d 4 (cot 2 4 x ) dx 3 x 4 2 d sin2 x + 4 dx sin2 x p 12 Welke kromme met vergelijking y = a sin bx heeft als periode en heeft in de 2 oorsprong een helling gelijk aan 2? 13 Bereken met de gegevens in de tabel. x f(x) f’(x) 2 1 6 8 4 –3 1 g’(2) met g(x) = [f(x)]3 2 h’(2) met h(x) = f(x3) 23 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1.1.5 Afgeleiden van cyclometrische functies Hoofdstuk 1 Afgeleiden van cyclometrische functies • Herhaling: de cyclometrische functies 1 Boogsinus Definitie p y = Bgsin x ¤ x = sin y met y Œ – , 2 p 2 De inverse functie van de sinusfunctie, p p met het domein beperkt tot – , , 2 2 is de boogsinusfunctie Bgsin. E igenschappen van f: x |→ Bgsin x y y=x 2 1 p y = Bgsin x − 2 –1 0 y = sin x p –1 – domein: [–1, 1] − p p – bereik: – , 2 2 1 x p p 2 p 2 – nulpunt f: 0 – f is overal stijgend 2 Boogcosinus Definitie y = Bgcos x ¤ x = cos y met y Œ [0, p] De inverse functie van de cosinusfunctie, met het domein beperkt tot [0, p], is de boogcosinusfunctie Bgcos. p y y = Bgcos x 2 1 E igenschappen van f: x |→ Bgcos x y = cos x – domein: [–1, 1] – bereik: [0, p] – nulpunt f: 1 – f is overal dalend 24 y=x p p − –1 2 0 –1 1 p 2 x p Afgeleiden 1 3 Boogtangens Hoofdstuk Definitie p p y = Bgtan x ¤ x = tan y met y Œ – , 2 2 De inverse functie van de tangensfunctie, met het domein beperkt tot p p – 2 , 2 , is de boogtangensfunctie Bgtan. E igenschappen van f: x |→ Bgtan x – domein: R p p – bereik: – , 2 2 – nulpunt f: 0 – f is overal stijgend p p – H.A.: y = en y = – 2 2 3 y= p 2 y y=x y = tan x 2 1 y = Bgtan x x –4 –3 –2 –1 0 1 2 3 4 –1 y=-p 2 –2 x=-p 2 –3 x= p 2 25 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1 • Afgeleide van Bgsin x Hoofdstuk 1 d (Bgsin x ) = dx 1 – x2 Bewijs y = Bgsin x (1) definitie Bgsin sin y = x p p (2) met y Œ – , 2 2 fl gelijke functies hebben gelijke afgeleiden d d (sin y ) = ( x ) dx dx fl cos y kettingregel dy =1 dx fl dy 1 = dx cos y p p p opdat cos y π 0 moet y π ± , zodat y Œ – , 2 2 2 sin2 y + cos2 y = 1 fi cos y = ± 1 – sin2 y fl dy 1 = dx 1 – sin2 y fl p p voor y Œ – , is cos y > 0, zodat cos y = 1 – sin2 y 2 2 (2) dy 1 = dx 1 – x2 fl (1) d 1 (Bgsin x ) = dx 1 – x2 Merk op dat de boogsinusfunctie niet afleidbaar is in -1 en in 1. 26 ■ Afgeleiden 1 • Afgeleide van Bgcos x Hoofdstuk d 1 (Bgcos x ) = – dx 1 – x2 Het bewijs verloopt analoog als bij de boogsinusfunctie (zie opdracht 14). • Afgeleide van Bgtan x d 1 (Bgtan x ) = dx 1 + x2 Bewijs y = Bgtan x (1) definitie Bgtan tan y = x p p (2) met y Œ – , 2 2 fl gelijke functies hebben gelijke afgeleiden d d ( tan y ) = ( x ) dx dx fl kettingregel 1 dy =1 2 cos y dx fl dy = cos2 y dx fl 1 + tan 2 y = dy 1 = dx 1 + tan 2 y fl 1 1 fi cos 2 y = 1 + tan 2 y cos 2 y (2) dy 1 = dx 1 + x2 fl d 1 (Bgtan x ) = dx 1 + x2 (1) ■ 27 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1 • Opmerking Hoofdstuk Door de kettingregel toe te passen, kunnen we ook andere cyclometrische functies afleiden. Voorbeeld d 1 d 2 6x Bgtan(3x2 – 5) = x ( 3 – 5 ) = 1 + (3 x2 – 5)2 dx 9 x 4 – 30 x2 + 26 dx Als u een functie is van x, dan geldt: 1 du d (Bgsin u) = dx 1 – u2 dx d 1 du (Bgcos u) = – dx 1 – u2 dx d du 1 (Bgtan u) = dx 1 + u2 dx 14 15 28 Verwerking Bewijs: d 1 (Bgcos x ) = – . dx 1 – x2 Bereken. d 1 [Bgcos(4x )] dx d Bgsin(2 x2 – 3) 2 dx d 1 Bgtan dx 1+ x d 4 x Bgsin x + 1 – x2 dx 3 ( ) Afgeleiden 1 We kennen – de eigenschap over limieten van samengestelde functies en de insluitingsstelling voor limieten sin x – het bewijs van de eigenschap lim =1 x→0 x – de afgeleide van sin x, cos x, tan x en de bewijzen ervan Hoofdstuk Studiewijzer: afgeleiden van goniometrische en cylometrische functies – de formules voor de afgeleiden van de cyclometrische functies en de bewijzen ervan – de kettingregel om samengestelde functies af te leiden We kunnen instap – de eigenschappen van limieten toepassen 2 – de formules voor de afgeleiden van goniometrische basisfuncties toepassen 7 – de kettingregel toepassen – de formules voor de afgeleiden van cyclometrische functies toepassen 3 1e reeks 2e reeks 5 6 27 38 8 9 28 39 41 29 30 10 11 12 13 40 31 32 33 42 43 34 35 14 15 3e reeks 46 44 36 45 37 29 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies Hoofdstuk 1 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies 1.2.1 E xponentiële en logaritmische functies 16 Instap Begin 2014 bedroeg de wereldbevolking 7,2 miljard. De procentuele toename was toen 1,3 % per jaar. 1 Met welk getal wordt de wereldbevolking elk jaar vermenigvuldigd bij een groei van 1,3 % per jaar? 2 Indien we veronderstellen dat de wereldbevolking blijft groeien met 1,3 % per jaar, wat is dan de wereldbevolking B (in miljard) in functie van de tijd t (in jaar), gerekend vanaf 2014? 3 Hoeveel zal, volgens dit model, de wereldbevolking bedragen in 2024? 4 In welk jaar zal de wereldbevolking 20 miljard overschrijden? Exponentiële en logaritmische functies Heel wat verschijnselen in de natuur, de wetenschappen en in het dagelijks leven kunnen beschreven worden met exponentiële groei. Voorbeelden van deze groei zijn de bevolkingsevolutie, de toename van een kapitaal bij samengestelde intrest, radioactief verval, celdeling ... Exponentiële functies beschrijven deze groeiprocessen. • E xponentiële groei Een grootheid groeit exponentieel als haar waarde per tijdseenheid met een vaste groeifactor a vermenigvuldigd wordt. Bij een exponentieel groeiproces met b als beginwaarde (op t = 0) en a als groeifactor, kunnen we de waarde van de grootheid na t tijdseenheden voorstellen door de functie met voorschrift f(t) = b ? at. 30 +1 +1 +1 t y 0 1 2 3 ... t b b?a b ? a2 b ? a3 ... b ? a t ?a ?a ?a Afgeleiden 1 Een functie met voorschrift f(x) = b ? ax (a > 0 en a π 1) noemen we een y 5 exponentiële functie. Hoofdstuk • E xponentiële functies y = 2 3x 4 In de meeste toepassingen is de beginwaarde b positief. y = 2 1,4x 3 E igenschappen van f: x |→ b ? ax met b > 0 2 – – – – domein: R bereik: ]0, + •[ f heeft geen nulpunt verloop: de functie is overal stijgend als a > 1 en overal dalend als 0 < a < 1 – de x-as is horizontale asymptoot y = 2 0,85x 1 –2 –1 x 1 y=2 4 x 0 1 2 3 • Logaritmen – Definitie a log x = y ¤ a y = x met a > 0 en a π 1 Het getal alog x is de macht waartoe we a moeten verheffen om x te verkrijgen. – E igenschappen 1 alog(x1 ? x2) = alog x1 + alog x2 2 alog x1 aa = log log x1 -– aalog log x2 x2 3 alog (xn) = n ? alog x 4 blog x = a a log x log b • Logaritmische functies Een functie met voorschrift f(x) = alog x noemen we een logaritmische functie. Er geldt: y = alog x ¤ a y = x zodat de functies f: x |→ alog x en g: x |→ ax inverse functies zijn. In een orthonormaal assenstelsel zijn hun grafieken elkaars spiegelbeeld om de rechte met vergelijking y = x. y y = 2x 6 y=x 4 y = 2log x 2 x 0 2 4 6 8 31 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies 1 E igenschappen van f: x |→ alog x Hoofdstuk domein: ]0, +•[ bereik: R nulpunt f: 1 verloop: de functie is overal stijgend als a > 1 en overal dalend als 0 < a < 1 – de y-as is verticale asymptoot 2 – – – – y y = 2log x y = 5log x 1 x 0 1 2 3 4 0,1 y = log x –1 y = 0,5log x –2 1.2.2 Afgeleiden van exponentiële functies 17 Instap Gegeven de exponentiële functie f: x |→ 2x. 1 Hiernaast zie je de grafiek van f: x |→ 2x en van de numerieke benadering van de afgeleide functie f’. 30 Welk soort functie zal f’ vermoedelijk zijn? 6 –3 -5 2 Ga na of je vermoeden uit 1 door de tabel bevestigd wordt. 3 Leid m.b.v. de tabel een mogelijk voorschrift af voor f’. Afgeleiden van exponentiële functies • Afgeleide van een exponentiële functie In opdracht 17 kwamen we tot het volgende vermoeden: als f(x) = ax, dan is f’(x) = c ? ax De afgeleide functie f’ en de functie f zouden dus recht evenredig zijn. We verklaren nu de juistheid van dit vermoeden. 32 Afgeleiden Hierbij formuleren we de limietdefinitie van afgeleide enigszins anders dan hiervoor. y Hoofdstuk f(x + D x) De figuur verduidelijkt dit. Stel f(x) = ax, dan is D ff D ff ’( ’( xx )) = = Dlim lim x→0 Dx Dx → 0 D x +D – ff(( xx )) ff(( xx + D xx )) – = lim = Dlim x→0 D Dx → 0 D xx x + Dx a x + D x –– aa xx a lim = lim = Dx → 0 D xx Dx → 0 D x aa x aa DD xx –– aa xx lim = lim = Dx → 0 D xx Dx → 0 D aa DD xx –– 11 x = lim lim aa x D xlim lim = →0 Dx → 0 D xx Dx → 0 Dx → 0 D a DD xx –– 11 x x lim a = a = a Dlim x→0 D Dx → 0 D xx 1 y = f(x) Df f(x) Dx x 0 x x + Dx rekenregel machten rekenregel limieten ax is onafhankelijk van D x, limiet van een constante aD x – 1 a0 + D x – a0 = lim = f ’(0), Hierbij is lim Dx → 0 Dx → 0 Dx Dx dit is de richtingscoëfficiënt van de raaklijn aan de grafiek van f voor x = 0. Omdat de raaklijn aan de grafiek van een exponentiële functie nooit verticaal is, is f’(0) een reëel getal, dat afhankelijk is van de groeifactor a. We noteren dit getal vanaf nu dan ook als ca. Besluit aD x – 1 d x x (a ) = ca a met ca = f ’(0) = lim Dx → 0 Dx dx De tabel hieronder geeft deze evenredigheidsfactor ca voor enkele waarden van a, afgerond op 4 cijfers na de komma. a ca = lim Dx → 0 aD x – 1 Dx a ca = lim Dx → 0 aD x – 1 Dx 0,25 –1,3863 3 1,0986 0,5 –0,6931 3,5 1,2528 1,5 0,4055 4 1,3863 2 0,6931 4,5 1,5041 2,5 0,9163 5 1,6094 33 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies 1 • Het getal e Hoofdstuk – Als f(x) = ax, dan is f’(x) = ca ? ax met ca = f’(0). De evenredigheidsconstante ca is dus de richtingscoëfficiënt van de raaklijn aan de grafiek van f in het snijpunt met de y-as. Als a toeneemt, wordt de grafiek van f steiler in dit punt, zodat ook ca toeneemt. a aD x – 1 ca = lim Dx → 0 Dx 2,5 0,9163 3 1,0986 2,7 0,9932 2,72 1,0006 Aangezien c2,5 < 1 en c3 > 1, lijkt het 2,718 0,9999 aannemelijk dat ergens bij een groeifactor tussen 2,5 en 3 de evenredigheidsconstante ca gelijk zal zijn aan 1. In dat geval hebben we het grondtal gevonden van een exponentiële functie die zichzelf als afgeleide heeft! Deze groeifactor, waarbij de evenredigheidsconstante ca gelijk is aan 1, noemen we e. De letter e is de eerste letter van Euler, die in de 18e eeuw deze notatie invoerde. – Aangezien ca = lim Dx → 0 aD x – 1 aD x – 1 ca ,=is lim ca ª voor kleine waarden van D x. Dx → 0 Dx Dx Kiezen we bijvoorbeeld D x = 0,0001, dan is ca ª a0,0001 – 1 en kunnen we het 0,0001 getal e als volgt benaderen: 1 e0,0001 – 1 ª 1 ¤ e0,0001 ª 1,0001 ¤ e ª 1,00010,0001 ª 2,7181 0,0001 – Om het getal e exact te definiëren, gaan we als volgt te werk. aD x – 1 In het algemeen is ca = lim . Dx → 0 Dx eDx – 1 Bepalen we het grondtal e met ce = 1, dan zal Æ 1 als D x Æ 0. Dx D x 1 Dit betekent dat e – 1 Æ D x of e Æ (1 + D x ) als D x Æ 0. Dx 1 Een exacte definitie van het getal e is dan e = lim (1 + D x ) of Dx Dx → 0 e = lim x→0 1 (1 + x ) x Men kan aantonen dat deze limiet bestaat en gelijk is aan 2,7182818284... 34 Afgeleiden Er bestaan twee soorten irrationale getallen. 1 Getallen die een oplossing zijn van veeltermvergelijkingen met rationale coëfficiënten. Zo is bv. 2 een oplossing van x2 – 2 = 0 en 5 10 is een oplossing van x5 – 10 = 0. 1 Hoofdstuk – Het getal e is, net zoals p en 2, een irrationaal getal en is dus niet als breuk te schrijven. We noemen deze getallen algebraïsche getallen. 2 Getallen die geen oplossing zijn van veeltermvergelijkingen met rationale coëffiënten. Deze getallen noemen we transcendent. In 1873 bewees de Franse wiskundige Charles Hermite dat e een transcendent getal is. Ook p is een transcendent getal. • Afgeleide van ex – De afgeleide functie van f(x) = ex is f’(x) = ex of d x (e ) = e x dx De functie met voorschrift f(x) = ex is een functie die gelijk is aan haar afgeleide functie. Dit maakt het getal e zo bijzonder. Met de kettingregel kunnen we nu afgeleiden van samengestelde functies, waarin ook de exponentiële functie met grondtal e voorkomt, berekenen. d 2x + 1 d (e ) = e2 x + 1 (2 x + 1) = 2e2 x + 1 dx dx d (sin(e x )) = cos(e x ) d (e x ) = e x cos(e x ) dx dx Als u een functie is van x, dan geldt: d u du (e ) = e u dx dx Opmerking Een andere veelgebruikte notatie voor ex is exp(x). 35 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies Hoofdstuk 1 – De functie f: x |→ ex is een exponentiële functie met grondtal groter dan 1. De volgende eigenschappen gelden bijgevolg: dom f = R ber f = ]0, +•[ 3 f heeft geen nulpunt lim e x = + • en lim e x = 0 x → +• y 4 y = ex 2 x → –• f is overal stijgend 1 x –3 –2 –1 0 1 • De natuurlijke logaritme – De logaritme met grondtal e wordt de natuurlijke logaritme genoemd. We noteren ‘ elog ’ als ‘ ln ’. Zo wordt elog 3 geschreven als ln 3. e ln x = log x De afkorting ‘ ln ’ komt van het Latijnse ‘ logarithmus naturalis ’. Met de definitie van logaritme vinden we: y y = ln x ¤ e = x Hieruit volgen de formules: ln ex = x eln x = x voor alle x Œ R voor alle x Œ R0+ – De functie f: x |→ ln x is de inverse functie van g: x |→ ex. f is een logaritmische functie met grondtal groter dan 1. De volgende eigenschappen gelden bijgevolg: dom f = ]0, +•[ y ber f = R y = ex 3 e nulpunt f: 1 y=x 2 lim ln x = + • en x → +• lim ln x = – • y = ln x 1 x →0 > f is overal stijgend –1 0 –1 36 1 2 e x 3 4 Afgeleiden 1 – Gebruik makend van de natuurlijke logaritme, vinden we nu een formule voor de afgeleide van een exponentiële functie: d x (a ) = a x ln a dx Hoofdstuk • Afgeleide van ax Bewijs x d x d (a ) = ( eln( a ) ) dx dx d = (e x ln a ) dx d = e x ln a ( x ln a) dx x y = eln y rekenregel logaritmen kettingregel = eln (a ) ln a rekenregel logaritmen = a x ln a eln y = y ■ Op deze manier vinden we de evenredigheidsconstante ca uit de tabel op blz 33 terug: ca = ln a. – Met de kettingregel kunnen we nu afgeleiden van samengestelde functies, waarin ook exponentiële functies voorkomen, berekenen. d d x 1 3 x ln 3 x (Bgsin(3 )) = (3 ) = dx 1 – 32x 1 – (3 x )2 dx d cos x d (2 ) = 2cos x ln 2 (cos x ) = – 2cos x ln 2 sin x dx dx Als u een functie is van x, dan geldt: 18 d u du (a ) = au ln a dx dx Verwerking 1 1 Bereken ln 1, ln e en ln zonder rekentoestel. e 4 3 2 Bereken e , ln 10 en log e met je rekentoestel. 3 Hoe kun je 2log 5 met de ln-toets berekenen? 37 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies 19 1 e3 ln 2 Hoofdstuk 1 Vereenvoudig zonder rekentoestel. 2 ln 20 1 e 3 eln 4 – 2 ln 3 4 ln e–2 ln 3 Los de volgende vergelijkingen op. 21 1 e2x = 5 3 ln(1 – 2x) = 1 2 e– x + 2 = 4 4 ln(3x – 5) = 0 Bereken d x cos 33x) 1 ((ee ?cos x) dx d x 2 dx e x d sin 2x (e ) dx d 6 (2 Bgsin(e – x )) dx 5 3 d 1–-3 x3x (3 (3 )) dx 7 d (10 x ) dx 4 d ( x sin (2 x )) dx 8 d b x ln b dx ln b b 1.2.3 Afgeleiden van logaritmische functies Afgeleide van logaritmische functies • Afgeleide van ln x Door gebruik te maken van de kettingregel, kunnen we de afgeleide van ln x bepalen uit die van ex. 38 d 1 (ln x ) = dx x Afgeleiden 1 Bewijs (1) Hoofdstuk y = ln x definitie ln ey = x fl (2) gelijke functies hebben gelijke afgeleiden d y d (e ) = ( x ) dx dx fl ey kettingregel dy =1 dx fl dy 1 = dx e y fl (1) en (2) d 1 (ln x ) = dx x ■ • Afgeleide van alog x Door alog x te schrijven als een natuurlijke logaritme, kunnen we de afgeleide ervan bepalen. d a 1 ( log x ) = dx x ln a Bewijs d a d ln x ( log x ) = dx dx ln a d 1 = ln x dx ln a 1 d (ln x ) = ln a dx 1 1 = ln a x 1 = x ln a verandering van grondtal 1 is een constante ln a ■ 39 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies 1 • Gebruik van de kettingregel: voorbeelden Hoofdstuk d d 1 6x2 3 d 33 log(2 x33 ) = 31 d (2 x33 ) = 63x2 = 3 dx log(2x ) = 2 x3 ln 3 dx(2 x ) = 2 x3 ln 3 = x ln 3 dx 2 x ln 3 dx 2 x ln 3 x ln 3 d x d x d x 1 1 1 ln tan = tan = x dx x x dx 2 dx 2 2 tan tan cos2 2 2 2 x cos 1 1 2 1 1 = = = x x 2 x x sin x sin cos2 2 sin cos 2 2 2 2 Als u een functie is van x, dan geldt: d 1 du (ln u) = dx u dx d a 1 du ( log u) = dx u ln a dx • Afgeleide van een machtsfunctie d In het vijfde jaar hebben we gezien dat de regel ( x q ) = q x q – 1 geldt voor dx rationale exponenten q Œ T \ {0,1}. We tonen nu aan dat deze regel algemeen geldt voor reële exponenten. d r ( x ) = r x r – 1 met r Œ R \ {0,1} en x Œ R0+ dx Bewijs r d r d ( x ) = (eln x ) dx dx d = (e r ln x ) dx d = e r ln x ( r ln x ) dx 1 = xr r x = r xr –1 40 y = eln y ■ Afgeleiden 1 Hoofdstuk Gevolg Als u een functie is van x, dan geldt: d r du (u ) = r u r – 1 dx dx • Afgeleide van f g De functie met voorschrift y = x x is noch een exponentiële, noch een machtsfunctie omdat zowel in het grondtal als in de exponent een variabele voorkomt. Hoewel x x bestaat voor sommige x Œ R –, beperken we het domein tot R0+. We kunnen de afgeleide ervan op een van de volgende manieren bepalen. x d x d ofwel ( x ) = (eln x ) dx dx d = (e x ln x ) dx d = e x ln x ( x ln x ) dx d d = x x x (ln x ) + ln x ( x ) dx dx 1 = x x x + ln x x = x x (1 + ln x) y = x x (1) fl ln y = ln(x x) = x ln x fl d d (ln y ) = ( x ln x ) dx dx fl 1 dy 1 = x + ln x 1 x y dx fl dy = y (1 + ln x ) dx fl (1) d x ( x ) = x x (1 + ln x ) dx Op een analoge manier kunnen we functies van de vorm f g afleiden waarbij zowel het grondtal als de exponent variabel zijn. 41 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies 1 Hoofdstuk 22 23 24 Verwerking Bereken d 1 ln ( x2 )] [ dx d 2 [ln x ] 2 dx d x2 – 1 log dx x d 2 4 ln x + x + 1 dx 3 ( Bereken d 1 [(1 – x )– p ] dx 2 ) d sin x (x ) dx ln x . x De rechte t gaat door de oorsprong en raakt de ln x grafiek van f in het punt P x0 , 0 . x0 Gegeven de functie f: x |→ Bepaal x0. 1 y t P 0 –1 x0 2 ln x y= x 1 x 3 V 1.2.4 Differentiaalvergelijkingen Differentiaalvergelijkingen • Groeisnelheid in de wetenschappen In de natuur komt het vaak voor dat de snelheid van verandering van een grootheid (m.a.w. haar afgeleide) recht evenredig is met de grootheid zelf. dy We zeggen dat de groeisnelheid recht evenredig is met de grootheid y. dt dm Zo is bij radioactief verval te beschouwen als de vervalsnelheid (de dt massaverandering per tijdseenheid) als m de massa voorstelt van de radioactieve stof op het ogenblik t. Uit metingen blijkt dat 42 dm = k m. dt Afgeleiden Als er twee keer zoveel radioactieve deeltjes zijn, zullen er ook twee keer meer verdwijnen (vervallen) per tijdseenheid. 1 Hoofdstuk De evenredigheidsconstante k verschilt van stof tot stof en is negatief, aangezien de massa afneemt met de tijd. • Functies die recht evenredig zijn met hun afgeleide dy = k y. dx dy Omgekeerd kunnen we ook bewijzen dat elke functie waarvoor geldt = k y een dx exponentiële functie is met voorschrift y = b ? ekx. Voor de functies met voorschrift y = b ? ekx geldt dat E igenschap dy = k y ¤ y = b ? ekx dx Bewijs 1 ‹ y = b ? ekx dy fi = b e kx k dx dy fi = k y dx 2 fi dy = k y dx e kx d y = dx e kx y fi kx = b e fi fi y = b ? ekx dy – y e kx k e kx k y – y e kx k dx = =0 (e kx )2 e2kx ■ We hebben hiermee aangetoond dat y = b ? ekx de enige functies zijn waarbij de dy afgeleide , dus de groeisnelheid, recht evenredig is met de functiewaarden. dt 43 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies 1 • Differentiaalvergelijkingen Hoofdstuk Een differentiaalvergelijking is een vergelijking waarbij een verband wordt gegeven tussen een functie en haar afgeleiden en waarbij je een functievoorschrift moet vinden dat aan die voorwaarde voldoet. dy Zo bijvoorbeeld is = 2 y een differentiaalvergelijking, die ook genoteerd wordt dx als y’ = 2 y. De oplossingen zijn y = b ? e2x met b een willekeurig reëel getal. Oplossingen van een differentiaalvergelijking zijn dus functies. In het vorig punt toonden we aan dat de differentiaalvergelijking y’ = 2 y geen andere oplossingen heeft dan y = b ? e2x. • Differentiaalvergelijkingen in de wetenschappen – Radioactief verval Het massaverval van Xenon 133 verloopt volgens de differentiaalvergelijking dm = – 0,14 m waarbij de tijd t in dagen en de massa m in mg wordt gemeten. dt Stel dat voor t = 0 de massa 10 mg bedraagt. dm Uit = – 0,14 m volgt dat m(t) = b ? e–0,14 t en aangezien m(0) = 10, is b = 10. dt Bijgevolg is m(t) = 10 ? e–0,14 t. We berekenen hiermee de halveringstijd, door t te bepalen waarbij m = 5: 10 ? e–0,14 t = 5 ¤ e–0,14 t = 0,5 ¤ –0,14t = ln 0,5 ln 0,5 ¤ t = – 0,14 ¤ t ª 4,95 De halveringstijd is ongeveer 4,95 dagen, wat ook op de grafiek te zien is. 44 Afgeleiden m 8 1 Hoofdstuk Na 4,95 dagen is er van de 10 mg nog 5 mg over; na 9,9 dagen nog 2,5 mg; na 14,85 dagen nog 1,25 mg … m = 10e–0,14t 5 4 2,5 1,25 t 0 4 4,95 8 9,90 12 14,85 – Afkoelingswet van Newton Volgens de afkoelingswet van Newton is de snelheid waarmee de temperatuur van een warm voorwerp afneemt door vrije convectie evenredig met het temperatuursverschil tussen het voorwerp en zijn omgeving. dT Dit proces wordt beschreven met de differentiaalvergelijking = k (T – T0 ). dt Hierbij is T de temperatuur van het voorwerp op tijdstip t, T0 is de omgevingstemperatuur en k is een (voor afkoeling negatieve) experimenteel te bepalen constante. We kunnen het temperatuursverloop als volgt bepalen: dT = k (T – T0 ) dt d(T – T0 ) dT0 ¤ =0 = k (T – T0 ) dt dt ¤ T – T0 = b ? ekt ¤ T = T0 + b ? ekt 45 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies 1 Voorbeeld Hoofdstuk Een kom soep koelt op 2 minuten tijd af van 90°C tot 80°C in een kamer waar de temperatuur 20°C is. Hoe lang duurt het voor de soep afgekoeld is tot 60°C ? Oplossing • Volgens de afkoelingswet van Newton is T = 20 + b ? ekt (T in °C en t in minuten). • b vinden we uit de beginwaarde: als t = 0 dan is T = 90. Daaruit volgt 90 = 20 + b ? e0 ¤ b = 70. Bijgevolg is T = 20 + 70 ? ekt. • Als t = 2 dan is T = 80 zodat 20 + 70 ? ek ? 2 = 80 ¤ e2k = 6 7 6 7 1 6 ¤ k = ln ª -0,077 2 7 ¤ 2k = ln We vinden T = 20 + 70 e 1 6 ln t 2 7 . • Het tijdstip t waarop T = 60 bepalen we als volgt: 20 + 70 e ¤ e 1 6 ln t 2 7 1 6 ln t 2 7 = = 60 4 7 4 1 6 ln t = ln 7 2 7 4 2 ln 7 ≈ 7,26 ¤ t= 6 ln 7 ¤ Het duurt ongeveer 7 minuten en 15 seconden vooraleer de soep is afgekoeld van 90°C tot 60°C. 46 Afgeleiden 25 1 Verwerking Hoofdstuk De afkoelingswet van Newton geldt ook als een voorwerp koeler is dan de omgeving. 1 Zoë neemt een kip uit de koelkast die een temperatuur heeft van 6°C en wil die braden in een oven met een temperatuur van 200°C. Na 20 minuten is de temperatuur van de kip opgelopen tot 160°C. Schrijf de temperatuur T (in °C) van de kip in functie van de tijd t (in minuten). 2 Na 45 minuten is de kip klaar. Welke temperatuur heeft ze dan? 26 Er is een vrouw vermoord in een hotel. De gerechtsdokter is aanwezig en stelt om middernacht vast dat de lichaamstemperatuur van het slachtoffer nog 29,4°C is. Twee uur later meet hij de temperatuur opnieuw, nu is de temperatuur nog 27,3°C. De temperatuur van de kamer is constant 21°C. Veronderstel dat de vrouw geen koorts had en dus een lichaamstemperatuur van 37°C had op het ogenblik van het overlijden. Bereken het vermoedelijke tijdstip van de moord. Studiewijzer: afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies We kennen – de definitie van het getal e en van de natuurlijke logaritme – de afgeleide van ax, ln x, alog x en xr en de bewijzen ervan V – de eigenschappen van de functies met voorschrift y = ex en y = ln x dy – het bewijs van de eigenschap = k ? y ¤ y = b ? e kx dx We kunnen instap – de formules voor de afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies toepassen 17 – rekenen met het getal e en de natuurlijke logaritme V – vraagstukken over differentiaalvergelijkingen in de wetenschappen oplossen 1e reeks 2e reeks 3e reeks 70 72 71 73 21 22 48 23 24 49 50 52 60 61 53 54 55 62 64 65 66 58 59 18 19 47 51 25 26 57 20 63 56 67 69 68 74 47 Samenvatting Samenvatting Hoofdstuk 1 Het getal e en de natuurlijke logaritme samenvatting • Het getal e is het grondtal van de exponentiële functie die zichzelf als afgeleide heeft. e = lim (1 + x→0 1 x) x ≈ 2,7182818 en d x (e ) = e x dx De natuurlijke logaritme is de logaritme met grondtal e die we noteren als ln. ln x = elog x Er geldt: ln e x = x voor alle x Œ R eln x = x voor alle x Œ R0+ • De functies f: x |→ ex en g: x |→ ln x zijn inverse functies met eigenschappen: – dom f = R = ber g y – ber f = ]0, +•[ = dom g – f heeft geen nulpunten nulpunt g: 1 x x x →0 > – f en g zijn overal stijgend 48 y = ln x 1 x → –• lim ln x = + • en lim ln x = – • x → +• y=x 2 – lim e = + • en lim e = 0 x → +• y = ex 3 e –1 0 –1 1 2 e x 3 4 Afgeleiden 1 • Als f en g twee afleidbare functies zijn en g ° f is de samengestelde functie van f en g, dan is g ° f afleidbaar en (g ° f)’(x) = g’(f(x)) ? f ’(x) Omdat we bij het afleiden van een samengestelde functie de aparte schakels van de ketting moeten afleiden, noemen we deze formule de kettingregel. • Stellen we u = f(x) en y = g(u) = g(f(x)), dan wordt deze uitdrukking met de Leibniznotatie: dy dy du = dx du dx • Schematisch: g°f f g f(x) = u x samenvatting Hoofdstuk De kettingregel g(u) = g(f(x)) = y ( g ° f)’(x) = f’(x) ? g’(f(x)) dy = dx du dx ? dy du 49 Samenvatting 1 Afgeleiden: formules samenvatting Hoofdstuk 50 basisfuncties samengestelde functies d (sin x ) = cos x dx d du (sin u) = cos u dx dx d (cos x ) = – sin x dx d du (cos u) = - sin u dx dx d 1 (tan x ) = 2 dx cos x d 1 du (tan u) = 2 dx cos u dx d 1 (cot x ) = – 2 dx sin x d 1 du (cot u) = – 2 dx sin u dx d 1 (Bgsin x ) = dx 1 – x2 d 1 du (Bgsin u) = dx 1 – u2 dx d 1 (Bgcos x ) = – dx 1 – x2 d 1 du (Bgcos u) = – dx 1 – u2 dx d 1 (Bgtan x ) = dx 1 + x2 d 1 du (Bgtan u) = 2 dx 1 + u dx d x (e ) = e x dx d u du (e ) = eu dx dx d x (a ) = a x ln a dx d u du (a ) = au ln a dx dx d 1 (ln x ) = dx x d 1 du (ln u) = dx u dx d a 1 ( log x ) = dx x ln a d a 1 du ( log u) = dx u ln a dx Afgeleiden Opdrachten 27 Bereken x2 4 lim x → 0 1 – cos 2 x 2 x + sin 4 x 5 lim x→0 x sin 6 x 1 lim x → 0 sin 8 x x 2 lim x → 0 tan x 3 lim x→0 28 sin2 5 x x2 opdrachten EERSTE REEKS 1 Hoofdstuk 1.1 Afgeleiden van goniometrische en cyclometrische functies 1 6 lim x sin x→0 x Welke van de onderstaande mogelijkheden is de afgeleide van de functie met sin x voorschrift f( x ) = ? cos x – sin x 1 1 – sin 2 x –cos x D sin x + cos x A cos 2 x 1 – sin 2 x cos x E sin x – cos x B C 1 (bron © Modelvragen ijkingstoets burgerlijk ingenieur 2013) 29 30 Bereken d cos x 1 dx x 2 d 3 ( tan x ) dx 3 d 2 ((sin sin xx cos ? cosx2)x) dx d cos x dx 2 – sin x d x 5 dx sin x 4 6 d ((x x sin x cos x ) x) ? sin x ? cos dx Voor welke x-waarden in het interval [0, 2p] heeft de grafiek van f: x |→ x + 2 sin x een horizontale raaklijn? 51 Opdrachten Welk verband bestaat er tussen a en b als de grafieken van de functies f: x |→ sin ax en g: x |→ sin bx elkaar loodrecht snijden in de oorsprong? 32 Bereken dd 1 sin(7xx++2) 2)]] [[sin(7 dx dx dd 2 ((55cos cos22xx)) dx dx opdrachten Hoofdstuk 1 31 3 dd (( sin sin44xx)) dx dx dd cos((cos cosxx))]] [[cos dx dx dd 5 cos cos(sin (sinxx22))] [ dx dx 34 19 ( ( ) Bereken d2 1 [sin(3 x2 )] 2 dx dd 11 22 22 –– dx dx cos cos xx cos xx cos d ( tan––44(3s + 1)) ds ––11 dd 11 14 cos aa ++ cos ddaa sin sinaa 13 12 d2 1 dx2 cos x 35 Als f’(0) = 2, g(0) = 0 en g’(0) = 3, bereken dan (f ° g)’(0). 36 Bereken d 5 1 Bgtan dx x d 2 (Bgcos(2 – x )) dx 3 37 )) dd sin( sin(xx22))++11 10 dx dx cos cos((xx22))–– sin( sin(xx22)) Bereken dd 1 25 25 –– sin sin33 qq ddqq dd 55pptt 55pptt 2 cos sin ++ sin cos dt dt 33 33 ( dd sin(cot cot 55xx))]] [[sin( dx dx dd cos 11++ xx cos dx dx dd cos cos 22xx 18 dx xx dx 17 4 33 52 16 d tan 4 x (Bgtan 4 x )2 ) ( dx d ( Bgsin(sin x ) ) dx d 15 (Bgsin x )3 ) ( dx 14 16 ( d Bgtan x2 – 1 dx ) d x –1 Bepaal het reëel getal a als Bgtan + a Bgtan x = 0 voor elke x Œ R \ {–1}. dx x +1 Afgeleiden TWEEDE REEKS Bereken. tan x – x 1 lim x→0 sin x x→0 1 – cos 5x cos 7x – 1 lim opdrachten 2 lim cos 2 x – cos x x→0 sin2 x 1 x2 cos x 14 lim x → +• 4 x 2 + 1 13 d sin x – x cos x . dx cos x + x sin x 39 Bereken 40 Bereken de afgeleiden met de gegevens uit de tabel. 1 Hoofdstuk 38 x f(x) f’(x) g(x) g’(x) 2 3 –2 5 3 5 2 6 –4 1 1 F’(5) met F(x) = f( f(x)) 2 G’(2) met G(x) = f( g(x)) 3 H’(2) met H(x) = f(x2 + 1) 41 Een differentiaalvergelijking is een vergelijking die één of meerdere afgeleiden van een onbekende functie bevat. d2 y Zo is 2 + y = 0 een voorbeeld van een differentiaalvergelijking, die we ook dx noteren als y” + y = 0. 1 Toon aan dat y = cos x en y = sin x oplossingen zijn van de differentiaalvergelijking y” + y = 0. 2 Toon aan dat ook y = A sin x + B cos x, waarbij A en B willekeurige constanten zijn, een oplossing is van de differentiaalvergelijking y” + y = 0. 3 Bepaal de constanten A en B zodanig dat de functie y = A sin x + B cos x een oplossing is van de differentiaalvergelijking y” + y’ – 3y = cos x. 42 Voor welke waarde van a en b is y = x(a cos 2x + b sin 2x) een oplossing van de differentiaalvergelijking y” + 4y = sin x cos x? 53 Opdrachten 1 een oplossing van de differentiaalvergelijking y” + y = 3y5 ? cos 2 x Toon aan met een berekening. 44 Bereken (f ° g)’(a). 1 1 1 f( x ) = 1 – , g( x ) = , a = –1 1 – x x px 2 f( x ) = cot , g( x ) = 5 x , a = 1 10 1 1 3 f( x ) = x + 2 , g(x) = p x, a = cos x 4 2x 4 f( x ) = 2 , g(x) = 10x2 + x + 1, a = 0 x + 1 45 Bereken opdrachten Hoofdstuk 1 43 Is y = d 2 x–a + ( x – a) 2ax – x2 met a > 0. a Bgsin dx a DERDE REEKS 46 Impliciet afleiden De meeste grafieken die we tot nog toe hebben ontmoet, worden beschreven met een voorschrift waarbij één variabele expliciet wordt uitgedrukt als functie van een andere variabele zoals y = x cos x, y = x2 – 4x + 3 of in het algemeen y = f(x). Soms worden krommen echter impliciet gedefinieerd met een verband tussen x en y. Zo zijn x2 + y2 = 25 (1) en x3 + y3 = 12 x y (2) voorbeelden van impliciete voorschriften. y 5 y 5 x2 + y 2 = 25 x –5 0 5 x –5 0 5 x3 + y 3 = 12 xy –5 54 –5 Afgeleiden 1 y = ± 25 – x2 . Voorbeeld 1 dy Om te bepalen als x2 + y2 = 25, kunnen we beide leden afleiden zonder y in dx functie van x te schrijven: x2 + y2 = 25 d d fi ( x 2 + y 2 ) = (25) dx dx d d fi ( x 2 ) + ( y 2 ) = 0 dx dx dy fi 2 x + 2 y =0 dx dy x fi =– dx y opdrachten Bij (2) is het niet meer zo eenvoudig om y in functie van x uit te drukken. Gelukkig is het niet nodig om y te expliciteren als functie van x om de afgeleide van y naar x te kunnen berekenen, zoals in de onderstaande voorbeelden geïllustreerd wordt. Hoofdstuk Soms is het mogelijk om y in functie van x uit te drukken. Zo volgt uit (1) dat y is impliciet een functie van x dus passen we de kettingregel toe Deze manier om afgeleiden te berekenen noemen we de methode van het impliciet afleiden. Impliciet afleiden is bijzonder handig als het moeilijk of onmogelijk is om y expliciet uit te drukken in functie van x. Voorbeeld 2 dy Gegeven de kromme k ´ x3 + y3 = 12 x y (2). Bereken en bepaal een dx vergelijking van de raaklijn t aan k in het punt P(6, 6). Oplossing Beide leden van (2) afleiden geeft d 3 d ( x + y 3 ) = (12 x y ) dx dx d d d d fi ( x 3 ) + ( y 3 ) = 12 x ( y ) + 12 y ( x ) dx dx dx dx dy dy fi 3 x 2 + 3 y 2 = 12 x + 12 y dx dx 55 Opdrachten 1 fi (3 y 2 – 12 x ) opdrachten Hoofdstuk fi dy = 12 y – 3 x2 dx dy 4 y – x2 = dx y 2 – 4 x fi rico t = 4 6 – 62 dy = –1 = 2 dx (6, 6) 6 – 4 6 Een vergelijking van de raaklijn t aan k in het punt P is y – 6 = –(x – 6) of y = –x + 12. De kromme k ´ x3 + y3 = 12xy wordt een folium van Descartes genoemd. 8 y P 6 k 4 t 2 x –4 –2 0 2 4 6 8 10 12 –2 dy 1 Bereken door impliciet afleiden. dx a 3x2 – y2 = 6 d (x – 2) y3 = x + 2 b x = cos 2y e xy = tan(2xy) c 2xy + y2 = x + y f Bgtan(x + y) = x 2 Bereken de helling van de hyperbool h ´ x2 – xy – y2 = 2 in de snijpunten van h met de x-as. h 2 y 1 x –3 –2 –1 0 –1 –2 56 1 2 3 Afgeleiden 1 Hoofdstuk 3 In de figuur is de grafiek getekend van de kromme met vergelijking p p x sin 2y = y cos 2x met de raaklijn t in het punt P , . 4 2 Bepaal een vergelijking van t. y opdrachten t 5 4 3 2 x sin 2y = y cos 2x p p P , 4 2 1 x –5 –4 –3 –2 –1 0 1 2 3 4 5 –1 –2 –3 –4 –5 4 Bepaal exacte vergelijkingen van de horizontale raaklijnen aan de kromme k met vergelijking y3 = 4( y – x2 – xy). y 2 1 x –2 –1 0 1 2 3 4 –1 –2 k –3 57 Opdrachten Hoofdstuk 1 1.2 Afgeleiden van exponentiële en logaritmische functies opdrachten EERSTE REEKS 47 Vereenvoudig. 1 ln e –ln e 48 8 14 ln 3 e4 2 e –2 ln 5 15 eln a + ln b 3 e4 ln 16 ec ln a – d ln b 2 Een bacteriecultuur groeit exponentieel volgens de formule y = 4 et waarbij de tijd t wordt gemeten in uren en y de hoeveelheid bacteriën voorstelt. dy 1 Toon aan dat = y. dt Wat betekent dit voor de groei van de bacteriecultuur? 2 Hoe snel groeit de cultuur op het moment dat ze 1000 bacteriën telt? 49 Bereken d (sin x e x ) 1 dx d 5x – 1 (5 e ) 2 dx d x –x (e – e ) 3 dx d e2 x – 1 4 dx 2e x 50 1 d 1 –x e 15 dx x ( ) x d a 2b 16 dx d cos x (3 ) dx d 18 (sin(e – x )) dx 17 1 In welk punt van de grafiek van f : x |→ 1 + 2ex – 3x is de raaklijn t evenwijdig met de rechte r ´ 3x – y = 5? 2 Bepaal een vergelijking van t. 51 Een besmettelijke ziekte breekt uit in een geïsoleerd stadje met 2000 inwoners. Wetenschappers hebben de volgende formule opgesteld die het aantal personen 2000 geeft dat t dagen na het uitbreken van de ziekte besmet is: N(t ) = . 1 + 1999e –0,2t Bereken na hoeveel dagen de helft van de bevolking besmet is. 58 Afgeleiden Bereken d ( 1+ 2 ) x 1 dx d (sin x )ln 3 ] [ 2 dx d 2 ( x ln x ) dx d ((ln(ln ln (ln xx)) )) 16 dx d 2 ( log(7 – x3 )) 17 dx d 1 3 18 log x – log dx x 15 d ln x (x ) dx d 2x + 1 (x ) 14 dx 13 54 Voor welke waarden van m is y = emx een oplossing van de differentiaalvergelijking y” + 5y’ – 6y = 0? 55 Toon aan dat y = sin(ln x ) een oplossing is van de differentiaalvergelijking 1 x2 y” + x y ’ + y = 0. 4 56 Het verval van het radioactief element Polonium 218 verloopt volgens de dm differentiaalvergelijking = – 0,227 m. dt Daarbij wordt de tijd t in minuten en de massa m in mg gemeten. 1 opdrachten 53 Bereken d (ln(3 x + 7)) 1 dx d (ln(cos x )) 2 dx d 4 (ln x ) 3 dx d ln 2 x 4 dx x Hoofdstuk 52 Stel dat voor t = 0 de massa m0 bedraagt. 1 Geef het voorschrift voor m in functie van t. 2 Bereken de halveringstijd. 3 Op welk tijdstip is nog 10 % van de beginmassa aanwezig? 57 Een radioactief isotoop heeft een halveringstijd van 16 dagen. Je wenst na 30 dagen 30 g van het isotoop over te houden. Welke hoeveelheid moet je dan aanvankelijk hebben? 59 Opdrachten 1 TWEEDE REEKS opdrachten Hoofdstuk 58 59 Los de volgende vergelijkingen op. 1 e2x – 6ex + 8 = 0 14 e–2x – 3e–x = –2 2 e2x – 3ex = 0 15 ln2 x – 4 ln x – 5 = 0 3 2ex – 3e–x – 5 = 0 3 16 2 ln 2x – 5 = ln 2 x Los de volgende stelsels op. 3 ln x – ln y = ln 1024 1 3 2 ln x – ln y = 2 ln 2 e x ln y = 3 12 x 7e – 4 ln y = 17 60 Bereken het reëel getal k als y = e–2x(sin 2x + cos 2x) een oplossing is van de differentiaalvergelijking y” + k y’ + 2k y = 0. 61 1 Voor welke waarden van x geldt de formule ln x2 = 2 ln x? 2 Pas het rechterlid van de formule aan zodat ze geldt voor alle x π 0. 62 Bepaal a zodanig dat de rechte l ´ y = 4x + a raakt aan de grafiek van de functie f : x |→ e2x. 63 Voor welke waarde(n) van de reële parameter m is de functie f : x |→ ln (m sin x + 3) gedefinieerd voor alle waarden van x? 64 1 Bepaal k als y = cos x ln tan x + een oplossing is van de cos x p differentiaalvergelijking y” + y = k ? tan x als 0 < x < . 2 65 66 Bereken d ((ln 2x )sin x ) 1 dx d ((sin 3x )2 – x ) 2 dx ( d Bgtan ( x dx x )) 1 Bereken het rationaal getal q als y = 4 x e –2 differentiaalvergelijking x2 y” + 60 13 x een oplossing is van de 3 y = x qe –2 x . 16 Afgeleiden De stralingsintensiteit van radioactief materiaal kan verlaagd worden met behulp van absorberend materiaal. Hiervoor geldt de absorptieformule I = I0 e–kx, waarin I0 de stralingsintensiteit is vóór het binnendringen, I de stralingsintensiteit bij het verlaten van het absorberend materiaal, x de dikte van het materiaal in mm en k de absorptiecoëfficiënt. x 1 d 2 Toon aan dat de formule I = I0 e–kx kan geschreven worden als I = I0 . 2 3 Lood heeft een halveringsdikte van 10 mm. Hoe dik moet een loden wand zijn om de straling tot 1 % van de oorspronkelijke waarde terug te dringen? 4 Zelfde vraag als 3 voor beton met een halveringsdikte van 35 cm. 68 Als een geneesmiddel zoals penicilline voorgeschreven wordt, dan moet men dit geneesmiddel 3 tot 4 keer per dag innemen. Een model waarmee we de concentratie in functie van de tijd kunnen beschrijven, staat bekend onder de naam ‘Rustogi’-model. In dit model geldt dat de hoeveelheid (in mg) van een geneesmiddel in de bloedsomloop t uren na toediening van een dosis van A mg gegeven wordt door de formule x = Ae – opdrachten 1 Bereken de halveringsdikte d, dit is de dikte die nodig is om de stralingsintensiteit te halveren, in functie van k. 1 Hoofdstuk 67 t 8. Veronderstel dat elke 8 uur een dosis van 10 mg wordt toegediend. 1 Schets de grafiek van x in functie van t gedurende de eerste 8 uur. 2 Een nieuwe dosis van 10 mg wordt toegediend op tijdstip t = 8, daardoor krijgen we een nieuwe waarde voor A die we de effectieve dosis noemen op dit tijdstip. Vervolledig de grafiek nu voor 8 < t < 16. 3 Herneem stap 2 en ga na hoe de hoeveelheid van het geneesmiddel varieert gedurende de eerste 32 uur. 4 Toon aan dat de maximale hoeveelheid van het geneesmiddel nadert tot 10e 10e mg ≈ 16≈mg 16 mg. e – e1 – 1 5 In ziekenhuizen, waar het van belang is dat de patiënt snel reageert op de behandeling, zal een dokter vaak een eerste verhoogde dosis geven van 16 mg. Ga na wat er gebeurt gedurende de eerste 32 uur indien de eerste dosis 16 mg is en vervolgens om de 8 uur een bijkomende dosis van 10 mg wordt toegediend. (Deze methode wordt niet gebruikt voor geneesmiddelen die worden voorgeschreven door de huisarts. Als na 8 uur nogmaals een dosis van 16 mg zou genomen worden, dan zou de hoeveelheid 16 ? 1,6 mg = 25,6 mg worden, met mogelijke gezondheidsrisico’s.) 61 Opdrachten 69 De snelheid van een raket bij verticale lancering kan bij benadering beschreven worden door de volgende differentiaalvergelijking: dv dM M + uuit = – M g (1) dt dt opdrachten Hoofdstuk 1 De raketvergelijking Hierbij is M de totale massa (in kg) in functie van de tijd, v de snelheid (in m/s) in functie van de tijd t, uuit de snelheid van de uitlaatgassen (in m/s) t.o.v. de raket, g de valversnelling (9,81 m/s2) en t de tijd (in s). In dit model wordt geen rekening gehouden met bv. de luchtweerstand of de verandering van de valversnelling met toenemende hoogte. Deze blijken bij lancering echter nauwelijks een invloed te hebben. M(0) 1 Ga na dat v(t ) = uuit ln – g t een oplossing is van (1). M(t ) 2 Van de lancering van de Saturnus V raket zijn de volgende gegevens bekend: – beginmassa: M(0) = 2,5 ? 106 kg – snelheid van de uitlaatgassen: uuit = 3000 m/s – verbrandingssnelheid (van de brandstof): 1,6 ? 104 kg/s – lanceringsduur: 120 s a Reken na dat de raket aan het eind van de lancering nog maar 0,58 ? 106 kg weegt. Dit is M(120). b Bereken de snelheid van de raket na 120 seconden. DERDE REEKS 70 Bepaal a zodanig dat de grafieken van de functies f : x |→ ln | x | en 1 g : x |→ x2 + a elkaar raken. 8 Bepaal ook de coördinaten van de raakpunten. 71 Een kom met warm water van 46°C wordt in de koelkast gezet. Na 10 minuten is de temperatuur van het water nog 39°C. Nogmaals 10 minuten later is de temperatuur 33°C. Bereken de temperatuur in de koelkast in de veronderstelling dat die constant blijft. 62 Afgeleiden 13 y = x ex 2 y = e–kx 14 y = 2kx + xn Logistische groei Veronderstel dat P het aantal individuen in een populatie voorstelt, bv. de wereldbevolking, het aantal uilen in België ... dP De verandering van de populatie veronderstellen we vaak recht evenredig met dt dP de populatie op het tijdstip t, zodat we dan kunnen schrijven dat = k P (1) dt waarbij k > 0 indien de populatie toeneemt. 1 opdrachten 73 1 y = e–x Hoofdstuk 72 dn y Bepaal telkens een uitdrukking voor n . dx Dit model leidt echter tot exponentiële groei, wat op lange termijn niet houdbaar is. Vaak is er voor een populatie een verzadigingsniveau door schaarste aan voedsel, vervuiling, uitputting van de natuurlijke rijkdommen ... Als de populatie tot deze maximale capaciteit M nadert, dan zal de groeisnelheid afnemen. Een model dat hiermee rekening houdt, werd in 1840 door de Belgische wiskundige Pierre François Verhulst voorgesteld: het ondertussen wereldwijd gebruikte logistiek model. In dat model wordt de constante k uit (1) vervangen door een variabele P factor die afneemt naarmate P dichter tot M nadert: k = c 1 – waarbij c > 0. M Het logistisch groeimodel wordt beschreven door de differentiaalvergelijking dP P = c 1 – P (2) M dt M een oplossing is van de 1 + a e – ct differentiaalvergelijking (2) (a is een constante). 1 Ga na dat P = 2 In een wildreservaat is er voldoende nestruimte voor maximaal 330 arenden. We veronderstellen dat de groei van de arendenkolonie logistisch verloopt en dat de populatie gegeven wordt door M . de formule P = 1 + a e – ct Aanvankelijk waren er 30 arenden en na 5 jaar worden er 90 geteld. a Bepaal de constanten a, c en M. b Plot de grafiek van de populatie P in functie van de tijd t zodanig dat de typische S-vorm die hoort bij logistische groei in beeld komt. c Na hoeveel jaar zullen er volgens dit model meer dan 300 arenden zijn? 63 Opdrachten 74 opdrachten Hoofdstuk 1 België heeft regelmatig te maken met griepepidemieën. In het begin neemt het aantal griepgevallen dan sterk toe en na verloop van tijd bereikt de epidemie haar maximum. Onderzoekers nemen aan dat het verloop van zo’n epidemie te beschrijven is met logistische groei (waarbij men het aantal besmette personen cumuleert d.w.z. dat men het totaal aantal personen die de griep hadden sinds het uitbreken van de epidemie telt, ongeacht of ze al genezen zijn of niet). Veronderstel dat op het moment dat de griep werd ontdekt al 100 personen besmet waren en dat na 20 dagen dit (gecumuleerd) aantal al was opgelopen tot 1100. Een onderzoeker beschrijft de groei van het aantal griepgevallen G op tijdstip t (in dagen) met de differentiaalvergelijking dG G = 0,12 1 – G . M dt 1 In het begin was de groei nagenoeg exponentieel. Ga na dat de factor 0,12 door de onderzoeker goed gekozen is. 2 De formule die het aantal griepgevallen weergeeft, is G = Bereken de waarden van a en M. M . 1 + a e –0,12t 3 Bij welk aantal patiënten is volgens het model de stijging van het aantal zieken het grootst? Op welk tijdstip is dit? 64 Afgeleiden Herhalingsopdrachten 1e reeks 76 2e reeks 77 78 75 79 80 82 83 81 Bereken 1 d (3 cot (10x – 5)) dx 16 d x Bgcos x + 1 dx 2 d (sin 2xx cos ) (sin ? cos3 x3x) dx 17 d 4 (ln (sin x )) dx 3 d 5 3x – 1 tan dx 4x 18 d 1 dx x(1 – ln x ) 4 d [sin (cos (3x – 1))] dx 19 d 1 + 6x log dx 1 – 6x d (1 + x ) eBgtan x 10 dx 1 + x2 d 1 x 3 5 Bgtan dx 3 1 – x 2 76 herhalingsopdrachten 75 1 Hoofdstuk Studiewijzer Veronderstel dat x en y reële getallen zijn die voldoen aan ex = 3e y. Wat mag je besluiten over x en y? A x = 3y B x = y ln 3 D x = y + ln 3 E x = y3 C x = 3 + y (bron © Modelvragen ijkingstoets burgerlijk ingenieur 2013) 77 Tijdens het ademhalen verandert de luchtdruk in de longen. Voor een persoon in rust geldt bij benadering p(t) = 20 sin (0,4pt), waarbij t de tijd is in seconden en p de druk in mm Hg. 1 Bepaal de periode van deze functie. Hoeveel maal ademt deze persoon in en uit per minuut? 2 Bereken p’(2). Ademt de persoon op dat moment in of uit? 65 Herhalingsopdrachten 78 Hoofdstuk 1 Om 15.00 uur wordt het verwarmingselement van een sauna aangezet. Vanaf dat moment wordt de sauna opgewarmd. Dan geldt: S(t) = 200 – 180e–0,29t. Hierin is S de temperatuur in de sauna in graden Celsius en t de tijd in uren vanaf 15.00 uur. herhalingsopdrachten De thermostaat van de sauna is ingesteld op 100°C. Zodra die temperatuur bereikt is, wordt het opwarmen gestopt. Vanaf dat moment wordt de temperatuur constant gehouden. In de figuur is de grafiek van S getekend. 1 Bereken hoe laat het opwarmen wordt gestopt. Geef het tijdstip tot op 1 minuut nauwkeurig. S 100 80 60 40 20 0 2 Bereken met behulp van afgeleiden de 0 0,5 1,0 1,5 2,0 snelheid waarmee de temperatuur in de sauna toeneemt om 16.00 uur. Geef je antwoord tot op een tiende van een graad Celsius nauwkeurig. 2,5 t 3 Om bij een ingestelde temperatuur van de thermostaat uit te rekenen hoe lang de sauna nodig heeft om deze temperatuur te bereiken, kun je een formule gebruiken die t uitdrukt in S. Druk t uit in functie van S. (bron © examen 2006 VWO wiskunde B Nederland) 79 x . Bereken met de gegevens uit de tabel als g(x) = f(x ? f(x)) en h(x) = f 2 x 0 0,5 1 1,5 2 2,5 f(x) 1,7 1,8 2 2,5 3,1 4,4 f’(x) -0,2 0 0,4 1 1,5 2,7 1 g’(1) 2 h’(8) 66 Afgeleiden 6 4 2 x –4 –2 0 2 4 6 –2 –4 –6 V 1 y 81 ln2 x + ln(x y ) = 4 Bepaal alle oplossingen van het stelsel . 2 ln x + ln( y ) = 5 82 Een kop koffie heeft bij het inschenken een temperatuur van 75°C. De kamertemperatuur is 20°C. herhalingsopdrachten Bewijs dat alle grafieken van de 1 functies f : x |→ – x2 + k de 2 grafieken van g : x |→ ln x + m loodrecht snijden, d.w.z. dat de raaklijnen in elk snijpunt van beide families functies loodrecht op elkaar staan. Hoofdstuk 80 Na 1 minuut is de temperatuur van de koffie gedaald tot 67°C. 1 Schrijf de temperatuur T (in °C) van de koffie in functie van de tijd t (in minuten). 2 De koffie is pas drinkbaar als de temperatuur lager is dan 60°C. Hoe lang moet je na het inschenken wachten om de koffie te kunnen drinken? 83 2a x Bgtan , met k en a constanten verschillend van 0, een k k 2( x + a) oplossing van de differentiaalvergelijking ( x + a) y” + x( y ’)2 = 2 2 ? x +k Verklaar met een berekening. Is y = ln(x2 + k2 ) + 67 Hersenbrekers Hersenbrekers hersenbrekers Hoofdstuk 1 1 In het getallenvierkant hiernaast staan positieve getallen. Het product van de getallen in iedere rij, iedere kolom en elk van de twee diagonalen is steeds hetzelfde. 1 2 32 A B C 2 8 2 Welk getal staat op de plaats van H? 4 1 D E F G H 16 (bron © NWO tweede ronde 2013) 2 Twee cirkels raken elkaar en hun gemeenschappelijke uitwendige raaklijnen staan loodrecht op elkaar zoals in de figuur. De verhouding van de straal van de grote cirkel tot die van de kleine cirkel is gelijk aan A 2+3 2 B 5 D 3+2 2 E 6 C 2+2 3 (bron VWO © eerste ronde 2013) 3 Wat is het getal a als alog 10 + alog(102) + ... + alog(1010) = 110? A 10 B e+1 C 10 D 20 E 1 1 1 1 + + + ... + 2 3 10 10 (bron © University of South Carolina High School Math Contest 2014) 68