Jongeren en het gebruik van (sociale) media Een publicatie van GGD Zaanstreek-Waterland Postbus 2056 1500 GB Zaandam Telefoon (0900) 254 54 54 E-mail: [email protected] Algemene site: www.ggdzw.nl Dit rapport is onderdeel van een tweeluik over het gebruik van sociale media door de jeugd. De titels van de twee rapporten zijn: 1: “Kinderen en het gebruik van sociale media” 2: “Jongeren en het gebruik van sociale media” Beide rapporten zijn, met bijbehorende factsheets, te vinden op http://www.regionaalkompas.nl/zaanstreek-waterland/regio/ . Dit rapport is gebaseerd op eigen regionaal onderzoek van GGD Zaanstreek-Waterland, aangevuld met beschikbare andere, veelal landelijke, onderzoeksrapportages over het gebruik van sociale media, eind 2012. Het rapport is tot stand gekomen in samenwerking met “de Onderzoekerij’. Aan de totstandkoming van deze uitgave is uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaardt GGD Zaanstreek-Waterland geen aansprakelijkheid. Informatie uit dit rapport is vrij te gebruiken mits duidelijk wordt verwezen naar het rapport. Auteursrecht voorbehouden © GGD Zaanstreek-Waterland, Zaandam, maart 2013 Inleiding Media vormen een bron van lering en vermaak, maar er zitten ook minder positieve kanten aan. Tot voor kort werd in dit verband vooral gesproken over het risico op overgewicht. Doordat jongeren te veel tijd achter de TV of computer doorbrengen, besteden ze minder tijd aan sport en bewegen. Door de komst van internet is het mediagebruik in de afgelopen jaren sterk veranderd. De ontwikkelingen op dit gebied gaan snel en met de komst van sociale media wordt steeds meer gesproken over nadelige gevolgen zoals cyberpesten, internetverslaving en online gokken. Dit rapport beschrijft het mediagebruik van jongeren in de regio Zaanstreek Waterland en brengt de mogelijke problematiek in kaart. Hiervoor is gebruik gemaakt van gegevens van het project E-MOVO (Elektronische MOnitor en VOorlichting) uit 2010. Leerlingen van klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs beantwoordden tijdens een lesuur op school via internet vragen over hun gezondheid, thuissituatie, leefstijl en vrije tijd. In totaal hebben 5361 middelbare scholieren in de leeftijd van 13 tot 17 jaar een vragenlijst ingevuld. In de vragenlijst is vooral stilgestaan bij de meer traditionele vormen van mediagebruik, namelijk TV kijken en computeren. Er zijn geen vragen opgenomen over het gebruik van sociale media en de mogelijke nadelige gevolgen hiervan. Het rapport is daarom aangevuld met informatie uit landelijk en internationaal onderzoek op dit terrein. Mediagebruik door jongeren in Zaanstreek Waterland Beeldschermtijd De tijd waarin jongeren naar TV/DVD/video kijken of achter de computer zitten, gaat ten koste van andere activiteiten. Dit heeft een ongunstige invloed op het ontwikkelen van overgewicht. Daarom wordt aanbevolen dat jongeren in hun vrije tijd maximaal twee uur per dag achter een beeldscherm zouden moeten zitten. Gemiddeld kijken de scholieren in Zaanstreek Waterland tien uur per week TV/DVD/video en zitten ze elf uur per week achter de computer (buiten schooltijd om). Dit betekent dat zij gemiddeld 21 uur per week oftewel drie uur per dag achter een beeldscherm zitten. Dit gemiddelde ligt dus ruim boven de aanbevolen norm van maximaal twee uur per dag. Twee derde van scholieren (67%) zit dan ook langer dan twee uur per dag achter een beeldscherm en één op de drie (32%) zelfs langer dan vier uur per dag. Zoals weergegeven in figuur 1, neemt het beeldschermgebruik toe met de leeftijd en besteden nietwesterse allochtone jongeren hier meer tijd aan dan jongeren van westerse herkomst. Er zijn geen opvallende verschillen tussen jongens en meisjes. Maart 2013 2/14 Figuur 1: Mediagebruik naar achtergrondkenmerken Figuur 2 geeft het mediagebruik per schooltype weer. Hierbij is ook een onderscheid gemaakt tussen leerlingen uit de tweede klas en leerlingen uit de vierde klas. Leerlingen op het VMBO besteden meer tijd aan TV kijken of computeren dan hun leeftijdsgenoten op het HAVO/VWO. Vooral het percentage leerlingen dat meer dan vier uur per dag achter een beeldscherm zit, ligt op het VMBO in vergelijking met de HAVO/VWO hoog. Figuur 2: Mediagebruik naar schooltype en klas Ook is gekeken of er een relatie is tussen mediagebruik en de gezinssituatie van de jongeren. Dit blijkt niet het geval te zijn. Wel is er een verschil tussen de gemeenten in de regio. Jongeren in Maart 2013 3/14 de gemeenten Beemster (23%) en Zeevang (24%) zitten minder vaak vier uur per dag achter een beeldscherm dan gemiddeld in de regio (32%). Mediagebruik en gezondheid De meeste jongeren beoordelen hun eigen gezondheid als goed tot zeer goed, één op de vijf jongeren is echter minder positief en beoordeelt de eigen gezondheid als ‘gaat wel’ (17%) tot ‘niet zo best/slecht’ (3%). Jongeren die meer dan twee uur per dag achter een beeldscherm zitten, beoordelen hun gezondheid vaker negatief (zie figuur 3). Om meer zicht te krijgen op het welbevinden van de jongeren is in E-MOVO een vragenlijst opgenomen die de kwaliteit van leven meet. Deze vragenlijst, de KIDSCREEN, bestaat uit 10 vragen over hoe men zich voelt in het dagelijks leven en vraagt onder andere naar gevoelens van eenzaamheid, of men zich energiek voelt en naar de sfeer thuis en op school. Drie op de tien jongeren (29%) hebben op basis van deze vragenlijst een lage kwaliteit van leven. Dit percentage ligt hoger voor jongeren die meer dan twee uur per dag achter een beeldscherm zitten(zie figuur 3). Daarnaast is in E-MOVO uitgebreid gevraagd naar de psychische en de psychosociale gezondheid. De psychische gezondheid is in E-MOVO gemeten met de Mental Health Inventory (MHI). Deze set van vijf vragen richt zich op de algemene psychische gezondheid en vraagt naar de stemming in de afgelopen vier weken. De psychosociale gezondheid is gemeten met behulp van een 25 items tellende vragenlijst, de Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ,). Als de totaalscore op de SDQ verhoogd is, is dat een indicatie dat de jongere een hoog risico op psychosociale problemen heeft. Jongeren die meer dan twee uur per dag achter een beeldscherm zitten, scoren minder gunstig op zowel de algemene psychische gezondheid (MHI) als de psychosociale gezondheid (SDQ). De SDQ maakt ook onderscheid naar het soort psychosociale problemen, waaronder problemen met sociale vaardigheden. Het risico op dit probleem is relatief groter bij jongeren die meer dan twee uur per dag achter een beeldscherm zitten. Figuur 3: Relatie mediagebruik en gezondheid Maart 2013 4/14 In aanvullende analyses is nagegaan of deze verschillen blijven bestaan wanneer rekening wordt gehouden met leeftijd. Dan blijkt dat er voor de psychosociale indicatoren alleen op jongere leeftijd (13-14-jaar) sprake is van een verband met mediagebruik. Voor de 15-16-jarigen zijn er geen (significante) verschillen. De relatie tussen mediagebruik en ervaren gezondheid, is wel op alle leeftijden aanwezig. Mediagebruik en leefstijl Jongeren zouden volgens de Nederlandse Norm Gezond bewegen (NNGB) minstens één uur per dag matig intensief moeten bewegen. Op basis van de gegevens van E-MOVO voldoet slechts 15% van de jongeren in Zaanstreek Waterland aan deze norm. Omdat de norm erg streng is, is ook berekend hoeveel scholieren 7 uur per week lichamelijk actief zijn zonder de voorwaarde van dagelijks minstens één uur. Dan blijkt dat 40% van de jongeren hier niet aan voldoet. Jongeren die meer dan twee uur per dag achter een beeldscherm doorbrengen, bewegen vaker onvoldoende dan jongeren die minder dan twee uur per dag achter een beeldscherm zitten (41% versus 33%). Zoals blijkt uit figuur 4, geldt dit zowel voor de 13-14-jarigen als voor 15-16jarigen. Figuur 4: Relatie mediagebruik en beweging Jongeren die langer dan twee uur per dag achter een beeldscherm zitten, hebben ook ongezondere eetgewoonten: zij eten minder regelmatig groenten en fruit en slaan vaker het ontbijt over. Ook is nagegaan of jongeren die veel tijd achter een beeldscherm zitten meer genotmiddelen gebruiken dan jongeren die minder tijd besteden aan TV kijken en computeren. Er blijkt geen verschil te zijn wat betreft het percentage jongeren dat rookt. Wel blijkt dat er op jongere leeftijd (13-14-jaar) een verschil is wat betreft alcoholgebruik. Jongeren in deze leeftijdsgroep die meer dan twee uur per dag achter een beeldscherm zitten, zijn vaker dronken geweest en hebben ook wat vaker aan ‘binge drinken’ (minstens 5 glazen tijdens een gelegenheid) gedaan dan jongeren die minder dan twee uur per dag achter een beeldscherm zitten. Maart 2013 5/14 Online hulp Aan de jongeren is gevraagd of zij bij vragen of problemen gebruik zouden maken van online (chat of e-mail) contact met een hulpverlener. Tien procent geeft aan dat zij dit zouden doen. De overige jongeren (64%) denken hier geen gebruik van te maken (64%) of weten dit niet (26%). Er zijn wat dit betreft geen verschillen tussen jongens en meisjes, leeftijd, etnische groepen of gemeenten. Ook is er geen relatie met het aantal uur dat jongeren achter een beeldscherm doorbrengen. Samenvatting resultaten E-MOVO Gemiddeld kijken de scholieren in Zaanstreek Waterland in hun vrije tijd tien uur per week TV/DVD/video en zitten ze elf uur per week achter de computer. Twee derde van scholieren (67%) zit langer dan twee uur per dag achter een beeldscherm en één op de drie (32%) zelfs langer dan vier uur per dag. Het mediagebruik neemt toe met de leeftijd en is relatief hoog onder niet-westerse allochtone jongeren en onder leerlingen van het VMBO. Jongeren die meer dan twee uur per dag achter een beeldscherm zitten, zijn minder positief over hun gezondheid en hebben een hoger risico op psychosociale problemen. Dit geldt vooral voor jongeren in de leeftijd 13-14-jaar. Jongeren die meer dan twee uur per dag achter een beeldscherm doorbrengen, bewegen vaker onvoldoende en hebben ook ongezondere voedingsgewoonten. Ook drinken zij wat vaker overmatig alcohol. Dit laatste geldt vooral voor jongeren in de leeftijd 13-14-jaar. Tien procent van de jongeren geeft aan gebruik te willen maken van online hulp als zij vragen of problemen zouden hebben. Maart 2013 6/14 Literatuur over sociale media Inleiding Onder sociale media worden internettoepassingen verstaan die sociale interactie mogelijk maken, waaronder sociale netwerksites zoals Facebook en Hyves, Twitter, gaming sites en virtuele werelden zoals Habbo. De ontwikkelingen op het gebied van sociale media gaan snel. Zo heeft de opkomst van de smartphone geleid tot een verandering van het sociale mediagebruik van jongeren. In E-MOVO is niet gevraagd naar het gebruik van sociale media. Om meer zicht te krijgen is gekeken naar landelijk en internationaal onderzoek op dit gebied. In de bijlage staat een beschrijving van deze onderzoeken. In dit rapport zijn zoveel mogelijk cijfers opgenomen die betrekking hebben op een vergelijkbare leeftijdsgroep als de onderzoeksgroep van E-MOVO (13 tot en met 16 jaar). Internetgebruik Nederlandse jongeren zijn koploper als het gaat om het gebruik van sociale netwerk sites. Gemiddeld heeft 87% van de 13-16-jarigen in Nederland een eigen profiel op een netwerk site, terwijl dit in Europa 77% van de jongeren betreft1. Leerlingen uit de eerste en tweedeklas van het voortgezet onderwijs besteden gemiddeld zo’n 13,5 uur per week aan internet in hun vrije tijd2. De meeste tijd (gemiddeld meer dan 8 uur per week) wordt besteed aan instant messenger (MSN), online games, sociale netwerken en Youtube. Jongens besteden meer tijd aan online games, offline games en online pokeren, meisjes besteden meer tijd aan MSN, sociale netwerken, Twitter en forums. De ontwikkelingen rondom internet gaan snel en de populariteit van internetapplicaties verandert snel. Zo is het gebruik van Twitter onder 10-14jarigen in slechts één jaar tijd verdrievoudigd (van 8% in 2010 naar 24% in 2011)3. Met de opkomst van de smartphone is het internetgebruik niet meer verbonden aan het gebruik van een computer en hebben veel jongeren gedurende de hele dag toegang tot het internet. Vanaf twaalf jaar heeft nagenoeg iedere jongere een mobiele telefoon4. Twaalf jaar blijkt het omslag punt te zijn waarop kinderen overgaan van een ‘gewone mobiel’ naar een smartphone en met hun mobiel toegang tot internet krijgen. Op 12-jarige leeftijd heeft al zo’n 60% een smartphone, op 17-jarige leeftijd is dit percentage opgelopen tot 80%. Internetverslaving Een van de risico’s van de onbeperkte toegang tot het internet, is het ontstaan van een Internetverslaving, ook wel ‘compulsief internet gebruik’ genoemd. Het gaat hierbij om jongeren die de controle verliezen over hun internetgebruik en hier ook negatieve gevolgen van ondervinden. In twee recente onderzoeken werd geconstateerd dat 4% van de leerlingen op de middelbare school internetverslaafd is2,5. Dit komt bij meisjes vaker voor dan bij jongens, vooral op 14- en 15-jarige leeftijd. Ruim zes procent van de meisjes in deze leeftijdsgroep voldoet aan de criteria voor compulsief internetgebruik tegen bijna drie procent van de jongens. Compulsief gebruik van internet lijkt relatief weinig voor te komen bij scholieren van Antilliaanse en Marokkaanse afkomst (2% en 3%) en wat meer bij scholieren van Surinaamse en overig niet- Maart 2013 7/14 westerse afkomst (7%). De groepen zijn echter te klein om significante verschillen vast te kunnen stellen5. Internetverslaving hangt vooral samen met het spelen van online games, maar ook het gebruik van andere internetapplicaties, zoals MSN, sociale netwerken, chatten, en Habbo is geassocieerd met internetverslaving6. Jongeren die intensief MSN gebruiken, hebben ook een grotere kans hebben op het ontwikkelen van depressieve klachten7. Ook in internationaal onderzoek is een verband gevonden tussen intensief gebruik van sociale media sites en depressieve klachten en er wordt ook wel gesproken van een nieuw fenomeen, namelijk ‘Facebookdepression’8. Ook lijkt er een relatie te zijn tussen internetverslaving en genotmiddelen gebruik: roken, blowen en drinken komt relatief vaak voor onder internetverslaafde jongeren2. Online gamen en online gokken Online game verslaving kan als een specifieke vorm van internetverslaving worden beschouwd. Circa 1,5% van de jongeren tussen de 13 en 16 jaar is verslaafd aan online gamen2. Deze jongeren spelen gemiddeld 55 uur per week. Gebrekkige sociale competentie, onvoldoende zelfvertrouwen en eenzaamheid zijn risicofactoren voor het ontstaan van een gameverslaving onder jongeren9. Daarnaast blijkt dat gameverslaving onder jongens een toename van agressief gedrag veroorzaakt. Gokken via het internet is in opkomst. Uit een onderzoek onder de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder blijkt dat het percentage Nederlanders dat ooit wel eens heeft gegokt via internet tussen 2005 en 2011 is gestegen van 1,4% naar 3,3%10. Er is geen onderzoek bekend waarbij is gekeken naar online gokken onder jongeren. Wel zijn er cijfers bekend over online pokeren onder middelbare scholieren. Bijna één op de tien (9%) heeft dit wel eens gedaan en 2% doet dit dagelijks, jongens (3%) doen dit vaker dan meisjes (0,4%)5. Pesten Onder cyberpesten wordt het systematisch beledigen of intimideren van iemand verstaan waardoor iemand zich vernederd of gekwetst voelt. Internationaal onderzoek heeft aangetoond dat cyberpersten tot psychische problemen kan leiden, zoals zelfbeschadiging, gewelddadig gedrag ,stress en depressieve klachten11. Verschillende landelijke onderzoeken hebben hier aandacht aan besteed. Dit levert verschillende cijfers op. Zo blijkt uit een onderzoek onder jongeren tussen de 9-16-jaar dat 4% wel eens online is gepest12. Volgens een ander onderzoek onder 10-14-jarigen is in 2011 8% digitaal gepest3. Dit is een daling ten opzichte van 2010, destijds was 17% van de jongeren slachtoffer van digitaal pesten. In weer een ander onderzoek geeft 17% van de 10-16-jarige jongeren aan dat zij minstens één keer via internet is gepest13. Dit is nog altijd minder dan het percentage jongeren dat, volgens ditzelfde onderzoek, op school is gepest (35%). Digitaal pesten vindt over het algemeen plaats tijdens het chatten met bekenden en op sociale netwerk sites. Het pesten op internet vertoont veel gelijkenissen met traditioneel pesten. Jongeren worden op het internet beledigd, krijgen nare berichten toegestuurd , worden buitengesloten of er wordt Maart 2013 8/14 over ze geroddeld. Maart 2013 9/14 Financiële gevolgen Op 13-14-jarige leeftijd geeft men gemiddeld 11 euro per maand uit aan de mobiele telefoon, op 15-jarige leeftijd gaat het om gemiddeld 15 euro per maand14. Bij de helft van de jongeren wordt alles door de ouders betaald, 31% betaalt alles zelf en bij 18% worden de kosten gedeeld. Er zijn maar weinig jongeren (8-18-jarigen) die buiten het abonnement of prepaid tegoed extra geld uitgeven aan hun mobiele telefoon. Slechts 8% zegt wel eens te betalen voor een app en 6% geeft wel eens geld uit aan stemmen voor een tv programma, 4% bestelt wel eens een ringtone, wallpaper, screensaver en 3% koopt wel eens iets in een virtuele wereld (Habbo, Stardoll, GoSupermodel etc.). Het overgrote deel (84%) zegt aan geen van deze voorbeelden geld uit te geven met hun mobiele telefoon. Bijna één op de vijf jongeren (19%) zegt wel eens per ongeluk geld te hebben uitgegeven via hun mobiele telefoon. Bijvoorbeeld door onbedoeld een app te kopen of per ongeluk een abonnement af te sluiten op een ringtone, smsdienst of een spel. De meeste jongeren zeggen daar tussen de 0 en 10 euro aan te zijn kwijtgeraakt. Maar er zijn ook jongeren die zeggen meer dan 100 euro voor ongewenste diensten te hebben betaald. Risico’s op seksueel gebied De toegang tot porno wordt door volwassenen vaak als een belangrijk risico gezien van het internetgebruik van jongeren. Bijna een derde van de 13-16-jarige jongeren geeft aan wel eens pornografische beelden te hebben gezien op internet12. Met name oudere pubers kunnen zulke beelden als onderdeel van hun seksuele ontwikkeling doelbewust opzoeken. De meeste jongeren die online porno zagen, raakten hierdoor niet van streek. Een ander risico betreft ongewenste seksuele toenadering. Vijftien procent van de jongeren tussen de 11-16-jaar heeft wel eens seksuele berichten ontvangen via het internet12. Van de jongeren die zulke seksueel getinte boodschappen hadden ontvangen, was 17% hierdoor van streek (3% van de 11- tot 16-jarige internetgebruikers). Eén op de vijf ouders van 10-14-jarigen geeft aan dat zij ongewenste intimiteiten (toespelingen of verzoeken van onbekenden) als een risico ervaren voor hun kind en 1% geeft aan dat hun kind dit daadwerkelijk is overkomen 3. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat bepaalde groepen jongeren extra risico lopen op ongewenste seksuele toenadering11. Dit betref jongens die homo zijn, jongeren die seksueel of fysiek misbruikt zijn en jongeren die vaak chatrooms bezoeken. Een ander potentieel risico van het gebruik van internet, is dat jongeren via het internet afspraken maken met onbekenden die mogelijk een verkeerde bedoeling hebben. Een derde van de jongeren (9-16-jaar) heeft online contacten met onbekenden en 6% van hen ontmoet deze online contacten ook in het echt12. indien alleen gekeken wordt naar de groep 13-16jarigen ligt dit percentage iets hoger (namelijk 9%). Niet al deze ontmoetingen brengen daadwerkelijk een risico met zich mee. Van de 9-16-jarigen die zo’n ‘offline ontmoeting’ hebben gehad, was 7% hierdoor van streek (0,5% van alle jongeren). Maart 2013 10/14 Een betrekkelijk nieuw fenomeen betreft ‘Sexting’. Sexting is een Engelstalige samenvoeging van de termen sex en texting (het sturen van berichten) oftewel het online uitwisselen van seksueel getinte boodschappen zoals obscene tekst of naaktfoto’s die jongeren van zichzelf maken. Hoewel dit onderdeel is van de leefwereld van jongeren en in de meeste gevallen geen risico’s met zich mee brengt, bestaat het gevaar dat bijvoorbeeld naaktfoto’s tussen vrienden worden uitgewisseld of op sociale netwerksites worden geplaatst. Er zijn geen Nederlandse cijfers bekend over het voorkomen van Sexting. In Amerika zijn wel diverse onderzoeken op het gebied van Sexting gedaan. De cijfers uit deze studies lopen sterk uiteen, dit heeft vooral te maken met de verschillende definities van Sexting. Zo is in een onderzoek uit onder 10-17 jarigen Sexting gedefinieerd als het verzenden van expliciete naaktfoto’s15. Slechts 1% van de jongeren blijkt wel eens foto’s van zich zelf te hebben verspreid en 6% heeft deze wel eens ontvangen. In een ander recent onderzoek is Sexting breder gedefinieerd, namelijk ook het verspreiden of ontvangen van seksuele getinte teksten16. Van de 12-18 jarigen in dit onderzoek heeft 15% wel eens seksuele berichten of foto’s van zich zelf verstuurd en zegt 54% iemand te kennen die dit wel eens heeft gedaan. Sociale media en slapen Uit een onderzoek onder jongeren tussen de 13 en 20 jaar van de Universiteit Antwerpen blijkt dat bijna de helft van de jongeren het laatste uur voor ze gaan slapen nog gebruik maakt van hun gsm, laptop of ipad. Volgens de onderzoekers heeft dit om verschillende redenen een negatieve invloed op de nachtrust. Allereerst worden de hersenen gestimuleerd door de informatie die ze krijgen en moeten verwerken. Een tweede factor zijn de emoties die zowel positief als negatief kunnen zijn. Als jongeren bijvoorbeeld minder leuke berichten binnenkrijgen via Facebook, vlak voor ze gaan slapen, zijn ze daar 's nachts mee bezig. Daarnaast heeft volgens de onderzoekers het licht dat deze apparaten uitstralen, een negatief effect op de nachtrust. Door het licht wordt de melatonine onderdrukt, de stof die zorgt dat men wil slapen als het donker wordt. Bij televisie is het effect niet zo groot, omdat men vanaf een afstand kijkt. Rol ouders en mediaopvoeding Ouders kunnen een belangrijke rol spelen om het overmatig gebruik van internet van hun kind te voorkomen.17 Jongeren die zich op hun gemak voelen en zich begrepen voelen door hun ouders als ze over internet praten, hebben minder risico op het ontwikkelen van internetverslaving. Het hanteren van al te strikte regels, lijkt het overmatig gebruik van internet juist te bevorderen. Ouders hebben ook een belangrijke voorbeeldfunctie3. Als zij zelf intensief gebruik maken van (sociale) media, is de kans groter dat hun kinderen ook bovenmatig (zo’n 7 uur per dag) gebruik maken van (sociale) media. Ruim 80% van de ouders met kinderen tussen 13-18-jaar denkt goed op de hoogte te zijn van de risico’s die kinderen lopen op internet18. De helft van de ouders controleert de tijdsbesteding op internet van hun kind en 50% controleert de veiligheid. Ruim één op de vijf ouders(22%) weet niet goed waar ze met vragen over de veiligheid van hun kind op internet terecht kunnen. Maart 2013 11/14 Allochtone ouders hebben dezelfde vragen rond opvoeding en internetgebruik van hun kinderen als autochtone ouders19. Ouders vragen zich af wat hun kinderen precies doen, maken zich zorgen over mogelijke pesterijen, verkeerde contacten of ongewenste informatie en porno. Hoewel de vragen hetzelfde zijn, blijkt uit gesprekken met organisaties en ouders in de wijk, dat allochtone ouders nog nauwelijks toegang hebben tot opvoedingsondersteuning op dit gebied. Samenvatting literatuur sociale media Nederlandse jongeren zijn koploper in Europa als het gaat om het gebruik van sociale netwerksites. Bijna negen op de tien jongeren hebben een eigen profiel op een netwerk site. Gemiddeld besteedt een jongere zo’n 2 uur per dag aan internet in de vrije tijd. Op 17-jarige leeftijd heeft 80% van de jongeren een smartphone en heeft hiermee onbeperkt toegang tot internet. 4% van de jongeren in Nederland is internetverslaafd. Zij hebben geen controle meer over hun internet gebruik en ondervinden hier negatieve gevolgen van. Internetverslaving komt het meest voor bij 14-15-jarige meisjes. Circa 1,5% van de jongeren is verslaafd aan online gamen. Drie procent van de jongens in Nederland speelt dagelijks online poker. Internationaal onderzoek heeft aangetoond dat cyberpersten tot psychische problemen kan leiden, zoals zelfbeschadiging, gewelddadig gedrag ,stress en depressieve klachten. De cijfers over hoe vaak cyberpesten voorkomt onder jongeren in Nederland lopen uiteen van 4% tot 17%. Jongeren geven tussen de 10 en 15 euro uit per maand aan mobiele telefonie. Voor een groot deel wordt dit door de ouders betaald. Circa een op de vijf jongeren heeft wel eens per ongeluk geld uitgegeven via hun mobiel door een app te kopen of een abonnement af te sluiten op een sms dienst. Bijna een derde van de 13-16-jarige jongeren heeft wel eens pornografische beelden gezien op internet en 15% heeft wel eens seksuele berichten ontvangen via het internet. 0,5% van de jongeren is ooit van streek geweest door een offline ontmoeting met iemand die ze via internet hadden leren kennen. Ouders vervullen een belangrijke voorbeeldfunctie als het gaat om het mediagebruik van hun kinderen. De meeste ouders denken goed op de hoogte te zijn van de risico’s van het internetgebruik van hun kind. Een op de vijf ouders weet niet goed waar ze terecht kunnen met vragen over het internetgebruik van hun kind. Maart 2013 12/14 Bijlage: beschrijving landelijke en internationale onderzoeken: Het monitoronderzoek Internet en Welbevinden2. Voor dit onderzoek vullen jongeren op school jaarlijks vragenlijsten in over hun internetgebruik. Het eerste onderzoek vond plaats in 2006 en de meest recente beschikbare cijfers zijn afkomstig uit 2010. het EU-kidsonline onderzoek onder 9-16 jarigen: een telefonische enquête uit 2010 onder kinderen in 25 Europese landen, waaronder Nederland 12. Het onderzoek Blik op Mediawijsheid: een telefonische enquête uit 2011 onder jongeren tussen de 10 en 14 jaar en hun ouders over ‘mediawijsheid’ en mediaopvoeding 3. Het Hey what’s app onderzoek: een onderzoek uit 2011 onder 8-18 jarigen naar het gebruik van de mobiele telefoon en het sociale mediagebruik4. Het peilstation onderzoek Jeugd en riskant gedrag: een vierjaarlijks terugkerend Europees onderzoek naar de gezondheid en leefstijl van jongeren op de middelbare school (12-18-jarigen). De meest recente beschikbare cijfers zijn afkomstig uit 2011 5. In de rapportages van deze landelijke onderzoeken zijn de gegevens vaak uitgesplitst naar leeftijdsgroepen. Maart 2013 13/14 1 Donoso V. (2012).Towards a better internet for children. www.eukidsonline.net 2 van Rooij A.J., Schoemakers T.M. & van de Mheen D. (2011). Nederlandse jongeren op internet: applicaties, (overmatig) gebruik en de relatie met middelengebruik. Rotterdam: IVO 3 Gillebaard . Jager .J. (2011). lik op ediawijsheid: isicotaxatie, Opvoedstrategie n en Mediagedrag anno 2011. Utrecht: Dialogic inovatie & interactie 4 Duimel M., Pijpers R. & Borgdorff M. (2012). Hey-whats-app-8-18-jarigen-mobiele-telefoons. Leidschendam: Stichting mijn kind online. Leidschendam: Stichting Mijn Kind Online 5 Verdurmen J, Monshouwer K, van Dorsselaer S., Lokman S. Vermeulen-Smit E. Vollebergh W. (2012). Jeugd en riskant gedrag 2011. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren. Utrecht: Trimbosinstituut 6 Van Rooij A.J., Schoenmakers T.M., van de Eijnden R.J.M.M. & van de Mheen D (2010). Compulsive Internet Use: The Role of Online Gaming and Other Internet Applications. Journal of adolescents health;47: 51-57 7 Van den Eijnden R.J., Meerkerk G.J., Vermulst A.A., Spijkerman R. & Engels R.C. (2008). Online communication, compulsive Internet use, and psychosocial well-being among adolescents: a longitudinal study. Dev Psychol;44:655-65. 8 O'Keeffe G.S. & Clarke-Pearson K. (2011). The Impact of Social Media on Children, Adolescents, and Families Pediatrics;127;800-804. 9 Lemmens J.S., Valkenburg P.M. & Peter J. (2010). Oorzaken en gevolgen van gameverslaving onder adolescenten. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap; 38 357-379 10 Bieleman S, Biesma S, Kruize A., Zimmerman C., Boendermaker M., Nijkamp R., Bak, T. (2011). Gokken in kaart: Tweede meting aard en omvang kansspelen in Nederland. Groningen/Rotterdam: Intraval. 11 Valkenburg P.M. & Peter J. (2011). Online Communication Among Adolescents: An Integrated Model of Its Attraction, Opportunities, and Risks. Journal of Adolescent Health; 48:121–127. 12 Sonck N. &de Haan J. (2011). Kinderen en internetrisico’s. EU Kidsonline onderzoek onder 9-16 jarige internetgebruikers in Nederland. Den Haag 13 Sumter, S.R. & Valkenburg, P.M. (2011). Digitaal pesten: de nieuwste feiten. CcaM Kennis, 1: 1-3 . Amsterdam: Onderzoekscentrum Jeugd en Media, Universiteit van Amsterdam 14 Nibud (2011). Nibud Scholierenonderzoek 2010-2011: een onderzoek naar de inkomsten en uitgaven van de Nederlandse scholieren. Utrecht: Nibud. 15 Mitchell K.J., Finkelhor D., Jones L.M. & Wolak J. (2011). Prevalence and Characteristics of Youth Sexting: A National Study . 16 Rice E. Rhoades H., Winetrobe H., Sanchez M, Montoya J., Plant A. & Kordic T. (2012). Sexually Explicit Cell Phone Messaging Associated With Sexual Risk Among AdolescentsPediatrics;130;667 17 . Van den Eijnden R.J.M.M, Spijkerman R., Vermulst A.A., van Rooij T.J. & Engels R.C.M.E. (2010). Compulsive Internet Use Among Adolescents: Bidirectional Parent–Child Relationships. J Abnorm Child Psychol;38:77–89. 18 Huveneers S.G. & Geers J.M.E. (2009) Perceptieonderzoek Veilig Internet: Onderzoek naar de ruimte tussen wat (on)veilig is en wat als zodanig gepercipieerd wordt. Delft: TNO Informatie en communicatietechnologie 19 Van Leeuwen M. (2012). Allochtone ouders en de digitale generatiekloof. Utrecht: Pharos Maart 2013 14/14