Het keerpunt van 1917

advertisement
De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
Aanleiding
Het Westen: van Blitzkrieg tot loopgravenoorlog
Het Oosten
Het Midden-Oosten
Italië
Het keerpunt van 1917
De verdragen van Parijs (1919-1920)
Gevolgen
Aanleiding
De Eerste Wereldoorlog brak uit in 1914 op de Balkan. De Balkan was jarenlang het
zogenaamde ‘kruitvat van Europa’ en voorwerp van conflicten. Het Ottomaanse Rijk verloor
er steeds meer macht ten voordele van Oostenrijk-Hongarije en Rusland. Dat conflict leidde
tot de twee Balkanoorlogen van 1911-1912 en van 1913 die maar een tijdelijke oplossing
kregen. In juli 1914 brak een derde Balkanoorlog uit. Wat eerst als een lokaal Europees
conflict werd gezien, groeide uit tot een echte wereldoorlog.
Dat kwam doordat in Europa twee allianties aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog
tegenover elkaar stonden. Aan de ene kant de Triple Alliantie (met Duitsland, OostenrijkHongarije en Italië) en aan de andere kant de Triple Entente (met Frankrijk, Groot-Brittannië
en Rusland).
Directe aanleiding was de moord op 28 juni 1914 in Sarajevo op de Oostenrijkse
troonopvolger, aartshertog Frans-Ferdinand. Servië kreeg van Oostenrijk-Hongarije de schuld
van de aanslag omdat het van plan was om grote delen van de Balkan te veroveren. Alleen
de tussenkomst van de Russische bondgenoot had eerder een oorlog tussen OostenrijkHongarije en Servië kunnen voorkomen. Maar nu verklaarde de dubbelmonarchie Servië de
oorlog. Het ingewikkeld kluwen van de bondgenootschappen zorgde dat de
oorlogsverklaringen elkaar snel opvolgden.
Door het bondgenootschap met Oostenrijk-Hongarije kwam Duitsland in oorlog met Servië,
Montenegro, Rusland, Engeland, Frankrijk en België. Ook Japan en het Ottomaanse Rijk
werden snel betrokken bij het conflict. Het Ottomaanse Rijk aan de zijde van de Alliantie,
Japan aan die van de Entente. Daarmee had het oorspronkelijke lokale conflict in de Balkan
een wereldwijde omvang gekregen. De gevechten bleven wel in hoofdzaak beperkt tot
Europa en het Midden-Oosten. De Duitse kolonies waren niet in staat om veel weerstand te
bieden. Zij vielen gemakkelijk in handen van de geallieerden. Bovendien bleek al spoedig dat
de Duitse vloot niet opgewassen was tegen de geallieerde vloten. Dezen konden gemakkelijk
Duitse havens blokkeren. Alleen de Duitse duikboten speelden een rol van betekenis.
Het Westen: van Blitzkrieg tot loopgravenoorlog
In plaats van een korte bewegingsoorlog liep de strijd aan het Westelijk front uit op een
gruwelijke loopgravenoorlog waarin men elkaar met artillerie, mitrailleurs en later gifgas
bestookte. In België en Noord-Frankrijk werd soms wel een strijd geleverd om enkele
honderden meters grond. Duitsland wilde Parijs bereiken door een omweg te maken langs
België. Dit zogenaamde Von Schlieffenplan had als doel de Franse troepen te omsingelen en
Frankrijk tot een snelle capitulatie te dwingen. Daarna zou Duitsland de handen vrij hebben
om aan het Oostfront te vechten. Maar het plan mislukte: de Duitse opmars werd gestuit aan
de IJzer en aan de Marne.
Het Oosten
In het Oosten rukten de Russen op tot diep in Oostenrijks Galicië. De Oostenrijkers van hun
kant hadden moeite Servië te veroveren. Om de Franse oorlogsinspanning aan het Westelijk
front te verlichten viel Rusland Oost-Pruisen binnen. Maar de Duitsers wisten hen bij
Tannenberg vernietigend te verslaan. De Duitsers slaagden erin de Russen langzaam, eerst
uit Pruisen en daarna uit Russisch Polen, terug te drijven.
Het Midden-Oosten
In het Midden-Oosten probeerden Engeland en Frankrijk de Russen te bevoorraden via de
Bosporus en de Dardanellen. Maar het lukte de geallieerden niet de toegang tot de Zwarte
Zee te forceren. Ook al omdat Bulgarije, de verliezer van de tweede Balkanoorlog, zich bij de
Alliantie had gevoegd. Wel slaagden de Engelsen erin het Suezkanaal, in het onder Turkije
behorende Egypte, veilig te stellen.
Italië
Terwijl de fronten na de eerste grote veldslagen zich min of meer stabiliseerden of langzaam
verschoven, trok Italië zich terug uit de Alliantie. Want het land kreeg de door de
Oostenrijkers beloofde gebiedsuitbreiding niet. Daarom zocht Italië toenadering tot de
geallieerden. In mei 1915 was de aansluiting van Italië bij de Entente een feit. In ruil kreeg het
de belofte Zuid-Tirol, Trentino en een deel van Dalmatië te mogen inlijven. Dit betekende een
grote klap voor de Alliantie. Deze kon nu niet meer de geallieerde route door de Middellandse
Zee naar het Midden-Oosten bedreigen.
Het keerpunt van 1917
Tijdens de jaren 1916-1917 streden de twee partijen met wisselend succes. Maar de
economie was totaal uitgeput en de eerste tekenen van oorlogsmoeheid traden op. Eerst in
Rusland en Oostenrijk-Hongarije en later ook in Duitsland. Van de geestdrift waarmee men
de oorlog was ingegaan was in elk geval weinig meer overgebleven. De oorlog was dan ook
op een keerpunt gekomen.
De Amerikaanse president Woodrow Wilson probeerde de vrede te herstellen. In zijn 14puntenprogramma van 1917 stelde hij voor om Europa te verdelen op basis van het
nationaliteitenprincipe. Een principe dat tijdens de vredesonderhandelingen van 1919 als
basis zal fungeren.
Maar de VS werden zelf betrokken partij bij de oorlog. De Duitse legerleiding, die veel
politieke macht had, begreep immers dat Duitsland Engeland niet kon verslaan als het
Engeland niet afsneed van de verbinding met de Verenigde Staten. Daarom kondigden de
Duitsers op 31 januari 1917 de onbeperkte duikbotenoorlog af. Dit betekende dat ook
neutrale schepen niet veilig werden. Toen de Duitsers een paar Amerikaanse schepen tot
zinken hadden gebracht, verklaarden de VS Duitsland de oorlog.
De Russische revolutie betekende een ernstige tegenslag voor de geallieerden. Want na de
bolsjewistische staatsgreep van 3 maart 1918 staakte Rusland de strijd. Het sloot de vrede
van Brest-Litovsk met Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Turkije. De Russen moesten in ruil
voor de vrede wel de onafhankelijkheid van de Oekraïne erkennen en zowel Polen als de
Baltische staten afstaan.
De Duitsers konden nu troepen overbrengen naar het Westelijke front voor een nieuw
offensief. Het doel was de Amerikanen voor te zijn en de geallieerden voldoende te
verzwakken. Maar de Duitsers verloren een beslissende veldslag aan de Marne en werden
verplicht de terugtrekking in te zetten.
In de Balkan was de situatie van de Alliantie ook aanzienlijk verslechterd. Griekenland had
zich in juni 1917 bij de geallieerden gevoegd. Bulgarije werd gedwongen zich over te geven.
Het Turkse Rijk, dat na zware militaire nederlagen in Mesopotamië en Palestina een
chaotische binnenlandse politiek kende, gaf de strijd op.
De berichten uit Bulgarije en Turkije en de stagnatie aan het Westelijk front zorgden voor een
paniekreactie bij de Duitse opperbevelhebber Ludenhoff. Op 29 september 1918 verzocht hij de
regering te onderhandelen over een wapenstilstand op basis van het programma van de Amerikaanse
president Wilson. Duitsland erkende hiermee zijn nederlaag. Dat leidde in Duitsland en in OostenrijkHongarije tot revolutionaire opstanden. De twee keizerrijken gingen ten onder. Op 9 november 1918
vluchtte de Duitse Keizer Willem II naar Nederland waar hem asiel werd verleend. Op 11 november
1918 werd de wapenstilstand gesloten.
Daarmee was een einde gekomen aan het bloedigste conflict dat de wereld tot dan toe had
gekend. De Parijse vredesverdragen van 1919-1920 moesten de vrede formeel maken en
langdurig bestendigen. Ze hertekenden grondig de Europese landkaart en de
machtsverhoudingen tussen de machtigste Europese natiestaten. Maar paradoxaal genoeg
zou dit vredesverdrag onrechtstreeks aanleiding geven tot een nieuwe oorlogsverklaring
twintig jaar later.
De verdragen van Parijs (1919-1920)
Frankrijk wilde Duitsland zwaar straffen voor de oorlog. Het verdrag van Versailles van 28 juni
1919 bepaalde dat Duitsland een zevende van zijn grondgebied en een tiende van zijn
bevolking moest afstaan. Elzas-Lotharingen, dat Frankrijk in 1871 had verloren aan Duitsland,
werd opnieuw bij Frankrijk gevoegd. Het Saarland kwam onder bestuur van de Volkenbond te
staan en grote delen van West-Pruisen en Posen gingen naar de nieuwe republiek Polen.
Duitsland verloor ook al zijn kolonies. Ook mocht het geen militair apparaat uitbouwen. Het
Duitse leger werd beperkt tot honderdduizend man. Tenslotte kregen Duitsland en zijn
bondgenoten in artikel 231 van het Verdrag de schuld van de oorlog. Zij werden aansprakelijk
gesteld voor alle schade en verliezen die zij tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden
veroorzaakt. Duitsland werd dan ook verplicht een ontzaglijke oorlogsschuld te betalen.
In de andere Parijse verdragen werd de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie ontmanteld
en het Ottomaanse rijk herleid tot het schiereiland Klein-Azië en de stad Istanbul met een
gebied tussen de Zee van Marmara en de Zwarte Zee. In de Balkan werd het
nationaliteitenprincipe toegepast. Staten als Roemenië, Tsjechoslovakije, Griekenland, Servië
werden voor de oorlogsinspanningen beloond. Tegelijkertijd werd het communistische
Rusland geïsoleerd.
De verontwaardiging in Duitsland over het Verdrag van Versailles -en vooral over artikel 231was groot. Men verwachtte zich niet aan zo’ n zware straffen. Duitsland beschouwde de
vredesverdragen als een ware Diktät. Het kon niet verkroppen dat de bepalingen in het
verdrag de Duitsers werd opgelegd zonder voorafgaande onderhandelingen. Duitsland voelde
zich vernederd. De bezetting van o.a. het Ruhrgebied door buitenlandse troepen, de
ontmanteling van het legerapparaat en de herstelbetalingen waren voor Duitsland
onaanvaardbaar. Bovendien werden heel wat Duitsers ondergebracht in vreemde staten als
Hongarije en Tsjechoslovakije en werden Elzas-Lotharingen en andere grensgebieden
afgestaan. Vooral de nieuwe oostgrens, waarbij Oost-Pruisen door de Poolse corridor van de
rest van het rijk werd gescheiden, werd door vele Duitsers als ondraaglijk gevoeld. Men kan
dan ook het Verdrag van Versailles beschouwen als een rechtstreekse oorzaak van de
Tweede Wereldoorlog. Adolf Hitler zal heel handig inspelen op ‘het onrecht dat de eens zo
grote Duitse natie werd aangedaan’.
Gevolgen
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kon niemand vermoeden welke omvang, duur
en verschrikking de oorlog zou kenmerken. De machthebbers dachten een korte oorlog te
beginnen die enkel de oplossing moest brengen voor een lokaal probleem. Maar hij groeide
uit tot een ware slachting en zou vier jaar duren. Het conflict betekende ook een keerpunt in
de wereldgeschiedenis. De leidinggevende rol van de Europese mogendheden in de wereld
was in 1918, wanneer de wapenstilstand wordt ondertekend, voorgoed uitgespeeld ten
voordele van de Verenigde Staten. De oude monarchieën hadden op het Oude Continent
afgedaan. Duitsland bleef ontredderd achter. De dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije viel
uiteen. In de Balkan ontstonden zwakke staatjes die zich maar met moeite konden staande
houden. Het grote Ottomaanse rijk moest in het Nabije Oosten plaats maken voor een kleine
Turkse staat en in Rusland maakten de revolutie en de burgeroorlog een einde aan het
regime van de Tsaren. Maar ook Engeland en Frankrijk kwamen verzwakt uit het conflict. Niet
alleen moesten ze de steun van de Verenigde Staten aanvaarden, maar ook in hun
overzeese gebieden brokkelde hun macht stilaan af door de opkomende nationale
bewegingen.
De Europese samenleving kwam totaal ontredderd uit de oorlog. Het conflict had miljoenen
slachtoffers gemaakt. De economie was vier jaar lang afgestemd geweest op de
oorlogsproductie. Groot was de slijtage en de vernieling van fabrieken en infrastructuren.
Voor de heropbouw moest geld worden geleend bij de VS. Dat leidde tot aanzienlijke
schulden. Ook de sociale weerslag was groot. Arbeiders en vrouwen waren hun politieke
onmondigheid beu. Het aanzien van mens en samenleving veranderde dan ook gevoelig.
Men ging steeds meer de gewone burger betrekken bij de politiek. Dat leidde in West-Europa
en in de Verenigde Staten tot de democratisering van staat en maatschappij. Maar in landen
als Duitsland, Italië en Rusland ontstonden brede volksbewegingen die streefden naar
dictaturen om de economische en sociale ontreddering van de samenleving tegen te gaan.
De republiek van Weimar en de opkomst van het nationaal-socialisme
(1919-1933)
Het ontstaan van de Weimar-republiek
De crisisjaren (1919-1923)
De jaren van herstel en bloei (1924-1929)
De wereldcrisis van 1929
Het einde van de Weimar-republiek en de nationaal-socialistische machtsovername
Eind oktober 1918 braken in Duitsland overal opstanden uit. Arbeiders en soldaten vormden
revolutionaire raden en eisten sociale en politieke hervormingen van leger en industrie. Op 9
november trad Willem II af en vluchtte naar Nederland. De sociaal-democraat Friedrich Ebert
leidde de voorlopige regering. Hij probeerde snel de orde te herstellen. Daarvoor riep hij de
hulp in van het bestaande ambtenarenapparaat en het leger. Daardoor bleven verregaande
sociale veranderingen vooralsnog uit. Het leger sloeg de communistische Spartakus-opstand
van 5 januari 1919 bloedig neer. Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, de bekendste
gezichten van de Spartacusbeweging, werden op 15 januari door rechts-nationalistische
Vrijkorps-leden vermoord. Het neerslaan van de communistische opstand zou de
verhoudingen tussen de communisten en de sociaal-democraten tijdens de Weimar-republiek
ernstig blijven belasten.
Conservatieve en nationalistische krachten zagen in de revolutionaire opstanden van 1918 de
oorzaak van de Duitse nederlaag in de oorlog. Door ‘een dolkstoot in de rug van het leger
hadden de revolutionaire arbeiders het lot van Duitsland bezegeld’. De verantwoordelijkheid
voor de Duitse nederlaag werd zo afgeschoven op de revolutie van 1918. Veel
conservatieven konden zich dan ook niet verenigen met de nieuwe republiek. Zij zagen die
als een direct gevolg van het verraad van de arbeiders.
Het ontstaan van de Weimar-republiek
Op 19 januari 1919 vonden de eerste algemene verkiezingen in Duitsland plaats. De sociaaldemocraten (SPD) van Friedrich Ebert behaalden 38 procent van de stemmen. Samen met
de burgerlijke Deutsche Demokratische Partei (DDP) en het katholieke Zentrum vormde de
SPD de zogenaamde Weimarer Koalition. Die had een meerderheid van 76 procent in de
Rijksdag. Extreem-rechts en extreem-links vormden slechts een kleine fractie in het
parlement. Door de onrustige situatie in Berlijn kwam de Rijksdag bijeen in Weimar. Daar
werd de nieuwe grondwet bekrachtigd. Volgens deze grondwet mocht de regering beslissen
over de belastingen en kreeg ze de controle over het leger. De rijkspresident kreeg de
bevoegdheid om de Rijksdag te ontbinden en om de rijkskanselier en de ministers te
benoemen of te ontslaan. Daarmee werd hij de machtigste man van het land. Ook omdat hij
in tijden van politieke onrust buiten de grondwet om kon regeren via noodverordeningen.
De crisisjaren (1919-1923)
Van bij het begin moest de nieuwe republiek afrekenen met een aantal fundamentele
problemen. Ze verloor zeer snel het vertrouwen van de bevolking en het leger. Vooral de
aanvaarding van het Verdrag van Versailles rekenden de Duitsers de Weimar-republiek
zwaar aan. Veel Duitsers identificeerden de republiek dan ook met de vernederende
nederlaag in de Eerste Wereldoorlog. De republiek leed onder de financiële verplichtingen die
in het verdrag waren bepaald. De opgelegde herstelbetalingen moesten 42 jaar lang
doorgaan en bleken een veel te zware last te zijn. Frankrijk wilde echter niet toegeven. De
Rijksdag kon door de dreiging van een geallieerde bezetting niet veel anders doen dan het
verdrag ratificeren. Gekrenkte nationale trots en wanhoop ten opzichte van de toekomst
vormden een vruchtbare voedingsbodem voor Hitlers NSDAP.
Grote delen van de bureaucratie en het leger waren tegen de Weimar-republiek. De
conservatieve ambtenaren en diplomaten uit de Keizertijd werden na het ontstaan van de
Weimar-republiek immers niet vervangen door republikeinen. Ook in het leger bleven de hoge
posities bezet door tegenstanders van de republiek. Een breed draagvlak is er mede
daardoor nooit geweest.
De frustratie over het Verdrag en de voortdurende economische problemen zorgden voor een
explosieve stemming in Duitsland. Vooral in rechts-nationalistische kringen was de woede
over Versailles groot. In maart 1920 bezetten leden van extreem-rechtse Vrijkorpsen grote
delen van Berlijn. De regering vluchtte naar Stuttgart. Maar de putschisten kregen geen steun
van de Berlijnse bureaucratie en legerleiding. Ook brak er een algemene proteststaking tegen
de staatsgreep uit. De Kapp-putsch, genoemd naar een van de leiders van de opstand, was
daarom gedoemd tot mislukken.
De onrust en ontevredenheid onder de bevolking leidden in juni 1920 tot een grote
verkiezingsnederlaag
voor
de
regeringscoalitie.
De
meerderheid
van
SPD
(Sozialdemokratische Arbeiterpartei Deutschlands), Zentrum en DDP (Deutsche
Demokratische Partei) in de Rijksdag ging verloren (van 76 % naar 46 %). Maar het antirepublikeinse kamp beschikte ook niet over een meerderheid. De verkiezingsuitslag liet een
radicalisering naar links én naar rechts zien. Door de verkiezingsnederlaag van de coalitie
was het niet meer mogelijk om een meerderheidsregering te vormen, hetgeen de
manoeuvreerruimte voor nieuwe regeringen ernstig beperkte. De minderheidsregeringen die
na 1920 aan het roer kwamen (15 regeringen in 13 jaar tijd) raakten constant in de
problemen.
In april 1922 werd in Genua op initiatief van Engeland en Frankrijk een conferentie gehouden
over de toestand in Europa. Tijdens de conferentie sloot Duitsland een apart verdrag met de
Sovjet-Unie. Tijdens een nachtelijk overleg in het plaatsje Rapallo kwamen de Duitse minister
van Buitenlandse Zaken Rathenau en zijn Russische collega Tsjitsjerin overeen dat de twee
landen diplomatieke betrekkingen met elkaar zouden aanknopen en dat de Sovjet-Unie zou
afzien van eisen tot financiële schadevergoedingen.
Het Westen wantrouwde de Duits-Russische toenadering. Vooral Frankrijk was verontrust
over het feit dat Duitsland en de Sovjet-Unie in één nacht bondgenoten werden. Want een
bondgenootschap tussen Duitsland en de Sovjet-Unie kon betekenen dat Frankrijk buitenspel
zou worden gezet op het continent. De mogelijkheid van een 'nieuw Rapallo' bleef ook later
een schrikbeeld in het Westen.
In 1921 hadden de geallieerden bepaald dat Duitsland in het kader van de opgelegde
herstelbetalingen 132 miljard goudmark moest betalen. Dat was toen een astronomisch
bedrag. De Duitse regering probeerde door een bewuste inflatiepolitiek de geallieerden te
overtuigen van zijn onmogelijkheid om dat bedrag te betalen. Begin januari 1923 besloot
Frankrijk het Duitse Ruhrgebied te bezetten om de betalingen af te dwingen. Arbeiders en
ambtenaren in het Ruhrgebied gingen uit protest staken en werden doorbetaald door de
Duitse overheid. De inflatie was daardoor volstrekt onbeheersbaar geworden. In november
1923 was de brandwaarde van een bundel bankbiljetten hoger dan de kolen die je ervoor kon
kopen. Veel mensen raakten hun spaargeld kwijt, de reële lonen gingen achteruit en
pensioengelden gingen verloren.
In augustus 1923 trad een nieuwe regering aan onder leiding van Gustav Stresemann. Die
deed er alles aan om een einde te maken aan deze onhoudbare situatie. De stakingen in het
Ruhrgebied werden beëindigd en in november werd de Rentenmark ingevoerd om de inflatie
een halt toe te roepen. De Rentenmark (1 miljard gewone mark) werd gedekt door een
hypotheek die de Duitse staat op de Duitse handel, industrie en banken had genomen. In
combinatie met bezuinigingen bleek de Rentenmark een goed middel om de inflatie een halt
toe te roepen.
In Beieren was begin de jaren twintig een groot aantal rechts-nationalistische bewegingen en
partijen actief. Eén van deze -meestal racistische partijen- was de Nationalsozialistische
Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) van Adolf Hitler. Geïnspireerd door de fascistische Mars op
Rome (1922) van Benito Mussolini wilde Hitler een staatsgreep plegen en de Weimarregering omverwerpen. Begin november 1923 probeerde de NSDAP gebruik te maken van de
algemene crisis in Duitsland om de macht in München te grijpen. Daarna moest er –in
navolging van Mussolini- een Mars op Berlijn worden georganiseerd. Maar het plan mislukte:
de nazi’s werden vrijwel direct na het uitroepen van de "Nationale Revolutie" door de politie
uiteengedreven en Hitler werd gearresteerd. Tijdens het jaar dat hij in de gevangenis
doorbracht heeft hij het boek Mein Kampf geschreven, waarin hij onder andere zijn sterk
antisemitische ideeën uiteenzette.
De jaren van herstel en bloei (1924-1929)
De maatregelen die Stresemann had genomen om aan de inflatie een einde te maken, bleken
effectief. In 1924 kon de Duitse economie zich langzamerhand herstellen. Ook voor de
kwestie van de herstelbetalingen werd een oplossing gevonden. Volgens het Dawes-plan
(augustus 1924) werden de jaarlijkse herstelbetalingen verlaagd om de Duitse economie op
adem te laten komen. Ook verstrekten Amerikaanse bedrijven korte-termijnleningen aan
Duitsland. Frankrijk van zijn kant verplichtte er zich toe om uiterlijk in 1925 de Ruhr-bezetting
op te heffen.
Het Verdrag van Locarno (oktober 1925) zorgde voor verdere ontspanning in de
internationale politiek. Duitsland erkende in dit verdrag de Westelijke grenzen van Duitsland
zoals die in Versailles waren bepaald. Dit betekende dat Elzas-Lotharingen definitief werd
opgegeven. Tot grote woede van veel Duitse nationalisten. Verder werd er een nietaanvalsverdrag getekend tussen Frankrijk, België en Duitsland. Groot-Brittannië en Italië
stonden daarvoor borg. Gustav Stresemann en de Franse minister van Buitenlandse Zaken
Briand kregen de Nobelprijs voor de vrede voor hun inspanningen in Locarno. In 1926 werd
Duitsland lid van de Volkenbond.
De wereldcrisis van 1929
De beurscrash in New York op 24 oktober 1929 en de daaropvolgende wereldwijde
economische crisis maakten op abrupte wijze een einde aan de bloei van de Weimarrepubliek. Duitsland had het zwaar te verduren door de crisis. Het aantal werklozen steeg
binnen één jaar van 9% naar 16%. Talloze banken en bedrijven gingen failliet en de
industriële productie daalde fel. Door de economische rampspoed werd de Weimar-republiek
aan het wankelen gebracht.
Het einde van de Weimar-republiek en de nationaal-socialistische machtsovername
Door de crisis werd het verlangen naar een sterker regime groter. Die ruk naar meer autoriteit
werd duidelijk met de verkiezingen van 1930. Twee anti-republikeinse partijen, de
communistische partij (de KPD) en de NSDAP van Hitler, gingen er sterk op vooruit. De KPD
klom van 54 naar 77 zetels. De NSDAP werd van een onbetekenende splinterpartij (12 zetels
in 1928) opeens na de SPD de tweede partij van Duitsland met 107 zetels. Hitlers
redenaarstalent en de vlijmscherpe propaganda van de NSDAP zijn, in combinatie met de
economische crisis, de belangrijkste oorzaken van dit enorme succes geweest.
De Weimar-republiek kon geen oplossingen meer bieden voor alle problemen.
Meerderheidscoalities werden onmogelijk na de electorale aardverschuiving van 1930. Het
politieke landschap was volledig versplinterd. Vele kleine partijen (8 in 1930 die samen bijna
20% van de stemmen hadden gekregen) bevolkten het parlement. Het beleid werd steeds
meer bepaald door gewelddadige straatgevechten tussen de communisten en de nationaalsocialisten en door de aanhoudende economische malaise. Rijkspresident Hindenburg -de
conservatieve generaal uit de Eerste Wereldoorlog die in 1925 president was geworden- zou
een cruciale rol spelen in de laatste jaren van de Weimar-republiek. Opgejut door zijn antirepublikeinse adviseurs stuurde de president aan op het herstel van de macht voor de
conservatieve elites. Samen met de door hem aangestelde rijkskanselier, de reactionairkatholieke Franz von Papen, probeerde hij de Rijksdag steeds meer te negeren. De president
regeerde bijna alleen omdat hij de bevoegdheid had om het parlement naar huis te sturen,
zelf een kanselier aan te wijzen en ook nog eens noodverordeningen uit te vaardigen.
Vreemd was dat de sociaal-democraten Hindenburg steunden, terwijl hij in feite bezig was
met het ondermijnen van hun positie. Maar voor de SPD was Hindenburg 'het minste kwaad'
in vergelijking met de opkomende nazi's.
Tijdens de verkiezingen van 1932 boekten de nazi’s weer een grote overwinning. Hun aantal
zetels steeg van 107 naar 230. De NSDAP werd de grootste partij van Duitsland. Op 30
januari 1933 besloot Hindenburg Hitler rijkskanselier te maken in een door conservatieven
gedomineerd kabinet. Hindenburg en Von Papen dachten Hitler te kunnen gebruiken voor
hun eigen doeleinden. Door hem aan het hoofd van een kabinet te plaatsen dat voor het
grootste deel bestond uit conservatieve ministers, hoopten zij Hitler en de NSDAP voor hun
conservatieve karretje te kunnen spannen. Maar dit bleek een ernstige onderschatting van
Hitler.
Het Derde Rijk (1933-1945)
De nationaal-socialistische revolutie
De nazificatie van de Duitse samenleving
De militaire dictatuur
De economische politiek
De buitenlandse politiek tot 1939
De nationaal-socialistische revolutie
Op 30 januari 1933 benoemt president Hindenburg Hitler tot kanselier. Hij leidt een
coalitieregering waarin de nazi’s in de minderheid zitten. Maar vrij snel haalt Hitler de
absolute macht naar zich toe en schakelt hij politieke opposanten uit. Ook het parlement
wordt buitenspel gezet. Zo grijpt Hitler de brand van de Rijksdag aan om het parlement
buitenspel te zetten en de dictatuur te vestigen. De brand wordt in de schoenen van de
communist Van der Lubbe geschoven. Maar vast staat dat de nazi’s die operatie hebben
georchestreerd om de communisten uit te schakelen. De dag na de brand laat hij het
parlement dan ook de Verordening tot Bescherming van Volk en Staat uitvaardigen. Die
volmachtenwet geeft de nazi’s de mogelijkheid om willekeur uit te oefenen zonder dat enig
wettelijk verweer mogelijk is. Censuur, willekeurige aanhoudingen, e.d. krijgen een ‘legitieme’
basis. Deze wet is het begin van het einde van de rechtsstaat en het einde van de
parlementaire werkzaamheden. Het parlement wordt slechts in stand gehouden om de
beslissingen van de nazi-regering toe te juichen. Individuele rechten en vrijheden worden
beknot. Opposanten –vooral communisten, maar ook socialisten- worden aangehouden en
opgesloten in het eerste concentratiekamp Dachau. De communistische partij wordt
verboden.
De nazificatie van de Duitse samenleving
Van de nieuwe mogelijkheden die de volmachtenwet hen heeft gegeven, maken de nazi’s
handig gebruik om hun dictatuur verder uit te bouwen. Ze laten de verkiezingen van maart
1933 plaatsvinden in een sfeer van terreur. Ze weten geen absolute meerderheid te
verwerven, maar met de steun van de conservatieven vormt Hitler wel een nieuwe regering
die een aantal drastische maatregelen neemt. Er wordt werk gemaakt van de gelijkschakeling
(Gleichschaltung) van de Duitse samenleving. Dit hield in dat elke vorm van politieke
oppositie onmogelijk werd gemaakt en dat ook op cultureel gebied de nationaal-socialistische
ideeën overheersend werden. Zo wordt de sociaal-democratische partij buiten de wet gesteld,
vakbonden worden afgeschaft en andere partijen gaan ‘spontaan’ over tot ontbinding.
Duitsland wordt in juli 1933 een één partij-staat. Ook worden de federale staten rechtsstreeks
onder gezag van de rijksregering geplaatst.
De Duitse bevolking moest volgens de nazi’s heropgevoed worden in de geest van het
nationaal-socialisme. Om dit te bereiken werden vrijwel alle aspecten van de samenleving
gelijkgeschakeld, genazificeerd. De Hitler-Jugend nam de plaats in van andere
jongerenorganisaties en de pers werd grotendeels onder controle van de nazi´s gesteld,
evenals de radio- en de filmwereld. Universiteiten werden ´gezuiverd´ en kunstenaars
moesten lid worden van de door Josef Goebbels - de minister van Propaganda - opgezette
Reichskulturkammer. De nazi's maakten uit wat ´Duitse´ kunst was en wat tot de
zogenaamde ´entartete Kunst´ - ontaarde, on-Duitse kunst - moest worden gerekend. Alles
wat als links, joods of pacifistisch - en dus ´entartet´ - werd beschouwd, werd verboden.
Tijdens boekverbrandingen werden boeken van ´on-Duitse´ auteurs als Erich Kästner, Kurt
Tucholsky en Karl Marx verbrand. Talrijke intellectuelen en kunstenaars, onder wie veel
joden, werden gedwongen om het land te verlaten of vertrokken zelf, hetgeen een enorme
aderlating voor de Duitse cultuur betekende.
De militaire dictatuur
De ‘nationaal-socialistische revolutie’ was niet mogelijk geweest zonder de steun van een
eigen gewapende militie. Zo konden de nazileiders beschikken over de SA, de
Sturmabteilung, die een klimaat van terreur creëerde om blindelingse gehoorzaamheid te
waarborgen. Ook beschikte Hitler over een persoonlijk elitekorps, de SS of Sturmstaffeln.
Wanneer de invloed van de SA echter groter wordt en daarmee de wrevel van het leger
opwekt, besluit Hitler zijn vroegere trawanten uit te schakelen. Röhm, de leider van de SA, en
enkele honderden trawanten worden terechtgesteld tijdens de nacht van 29 en 30 juni 1934,
de ‘Nacht van de Lange Messen’. De SS profiteert daarvan. Heinrich Himmler, de leider van
de SS, komt aan het hoofd te staan van de politie. Hitler krijgt aldus greep op het politieapparaat en het leger. Hij benoemt zichzelf tot opperbevelhebber en laat het leger een eed
van trouw afleggen. Daarmee staat een heel politie-apparaat ten dienste van de partij.
Wanneer in augustus 1934 president Hindenburg overlijdt en Hitler erin slaagt zich te laten
benoemen tot president en kanselier, is de weg vrij voor de vestiging van een totale dictatuur.
Deze dictatuur vertrekt van het principe ‘Ein Volk! Ein Reich! Ein Führer!’. Het Duitse volk is
een Herrenvolk dat over andere minderwaardige volken moet heersen. Dat volk heeft ook
Lebensraum nodig in een groot Germaans Rijk. Het is Hitlers streven alle Duitsers in één rijk
te verzamelen en het de economische onafhankelijkheid te geven. Desnoods moet dat met
een oorlog gebeuren.
Dat imperialisme gaat gepaard met een heel sterk verankerd racisme en antisemitisme en
met een totalitaire maatschappij-opvatting. De zuiverheid van het Germaanse ras moet
worden gewaarborgd. Dat kan het best door de ‘bedreiging’ die joden en zigeuners voor dat
ras vormen, af te slaan. De joden worden ook verantwoordelijk gesteld voor de verscheidene
crises die Duitsland heeft gekend. In dat opzicht wordt ook de parlementaire democratie –
want beheerst door joden- beschouwd als te zwak om de grootsheid van Duitsland veilig te
stellen. Het Duitse volk heeft één sterke leider nodig wiens onfeilbaarheid vaststaat. Aan die
leider moet volledig worden gehoorzaamd. Individuele rechten en vrijheden moeten worden
opzijgeschoven en het staatsbelang primeert. Klassentegenstellingen moeten worden
opgeheven en plaats maken voor eendracht.
Hitler vond het van groot belang dat Duitsland economisch zo veel mogelijk onafhankelijk
werd van het buitenland. De herinnering aan de voor Duitsland zo rampzalige geallieerde
blokkades tijdens de Eerste Wereldoorlog was nog zeer levend. Er werd daarom geprobeerd
surrogaten voor belangrijke grondstoffen te ontwikkelen en de landbouw werd aangezet tot
een hogere productiviteit. Hitler was er echter al in een vroeg stadium van overtuigd dat
Duitsland nieuwe gebieden in Oost-Europa zou moeten veroveren om echte oplossingen voor
het voedsel en grondstoffenprobleem te vinden. Al in 1933 had hij enkele officieren
toevertrouwd dat 'Eroberung neuen Lebensraums im Osten und dessen rücksichtslose
Germanisierung' noodzakelijk zouden zijn.
Antisemitisme was een belangrijk onderdeel van de nationaal-socialistische propaganda.
Hitler zag de joden als aanstichters van de problemen in Duitsland en sprak zich in niet mis te
verstane woorden uit over het lot dat de joden zou treffen als hij aan de macht zou komen. Na
Hitlers machtsovername in 1933 werden de woorden in daden omgezet. In 1935 werden de
Neurenberg-wetten uitgevaardigd waarin werd bepaald dat joden niet meer met personen van
Duits bloed mochten trouwen en geen staatsburgers waren. Daarna begon de discriminatie
van de joden steeds drastischer vormen aan te nemen. Joden in overheidsdienst verloren
hun baan, joodse winkels werden geboycot, joodse kinderen werden van school gestuurd
enz.
Een voorlopig dieptepunt bereikte de jodenhaat in november 1938. Tijdens de Kristallnacht
(genoemd naar alle ruiten die sneuvelden) werden massaal joodse huizen, winkels en
synagogen aangevallen door opgehitste menigtes. 30.000 joden werden opgepakt en in
concentratiekampen gezet. Aanleiding voor deze door de nazi´s georganiseerde pogrom was
de aanslag op een lid van de Duitse ambassade in Parijs door een joodse jongen. Veel joden
vluchtten in de jaren dertig naar het buitenland. Een groot probleem hierbij was echter dat
talrijke landen de joodse vluchtelingen niet toelieten en terugstuurden naar Duitsland. Niet
alleen de joden werden slachtoffer van de nazi's. Ook zigeuners, homosexuelen en
gehandicapten werden gediscrimineerd en vervolgd.
De economische politiek
In 1933 waren er 6 miljoen werklozen in Duitsland. Met gigantische
werkgelegenheidsprojecten lukte het de nationaal-socialisten - geholpen door de gelijktijdige
opleving van de wereldhandel- om dit aantal in zeer korte tijd terug te dringen tot onder de 1,5
miljoen (1936). De aanleg van Autobahnen en de wederopbouw van de wapenindustrie
zorgden voor veel werkgelegenheid. De positie van arbeiders werd verbeterd en de industrie
kon profiteren van de nieuwe opdrachten die de nationaal-socialistische programma´s met
zich meebrachten. De economische successen van het nazi-regime zorgden voor een
groeiende populariteit van de NSDAP.
De buitenlandse politiek tot 1939
Hitlers buitenlandse politiek in de periode 1933-1939 bestond uit het ongedaan maken van
het gehate Verdrag van Versailles. In 1933 al trad Duitsland terug uit de Volkenbond. Tevens
begonnen de nazi's met een uitgebreid herbewapeningsprogramma, hetgeen in strijd was
met Versailles. Engeland en Frankrijk protesteerden wel tegen deze provocaties van
Duitsland, maar ondernamen geen actie. De economische crisis had ook deze landen zwaar
getroffen en de wil om in militaire avonturen verzeild te raken was gering. De Verenigde
Staten hadden zich tijdens de jaren twintig en dertig op hun eigen continent teruggetrokken in
een isolationistische politiek.
In 1935 werd een volksstemming gehouden in het Saarland, dat na de Eerste Wereldoorlog
onder bestuur van de Volkenbond was gekomen. De Saarlanders mochten bepalen of zij bij
Frankrijk of bij Duitsland wilden horen. De uitslag was duidelijk: 90% van de bevolking koos
voor de laatste optie. Dit was een grote triomf voor de nazi's.
Een jaar later - in 1936 - besloot Hitler om het in 1919 gedemilitariseerde Rijnland te
bezetten. Ondanks deze grove schending van het Verdrag van Versailles én van het Verdrag
van Locarno reageerden Frankrijk en Engeland terughoudend. Het bleef bij scherpe
protesten. Hitler heeft later zelf toegegeven dat de bezetting van het Rijnland een riskante
onderneming was: 'Die 48 Stunden nach dem Einmarsch ins Rheinland sind die aufregendste
Zeitspanne in meinem Leben gewesen.'
Op 25 oktober 1936 sloten Duitsland en Italië een bondgenootschap, de zogenaamde as
Rome-Berlijn. Hitler had toenadering gezocht tot het Italië van Mussolini omdat hij steun nodig
had voor zijn agressieve buitenlandse politiek. Het volgende doel dat hij voor ogen had was
de Anschluß van Oostenrijk bij het Duitse Rijk. Zonder de rugdekking van Mussolini was dit
niet mogelijk. Aan de andere kant kon Mussolini de steun van Duitsland goed gebruiken om
uit het Europese isolement te komen waarin hij door de Italiaanse veroveringsdrang in
Abessinië (het huidige Ethiopië) was geraakt.
Nadat Hitler zich van de steun van Italië had verzekerd kon hij zijn aandacht op Oostenrijk
(Hitlers geboorteland) richten. Na de Eerste Wereldoorlog was het Oostenrijks-Hongaarse
Rijk in meerdere delen opgesplitst. De geallieerden hadden ervoor gezorgd dat het
Duitssprekende Oostenrijk een aparte staat was geworden die zich niet mocht verbinden met
Duitsland. De nazi's vonden juist dat Oostenrijk, dat immers zo sterk aan Duitsland verwant
was, bij het Duitse Rijk hoorde.
In 1938 probeerde Hitler de Oostenrijkse nazi Seyß-Inquart aan de macht te krijgen in
Oostenrijk. Toen de zittende kanselier Schuschnig dit probeerde te voorkomen stuurde Hitler
zijn troepen naar het buurland. Het Duitse leger werd met groot enthousiasme ontvangen
door de Oostenrijkse bevolking. En ook in Duitsland werd de Anschluß met vreugde begroet.
Het Groot-Duitse ideaal was bereikt. De populariteit van Hitler bereikte in eigen land door zijn
internationale successen een absoluut hoogtepunt. In de meeste Europese landen was men
minder gecharmeerd van Hitlers agressieve politiek. Tot een krachtige reactie kwam het
echter niet.
Het volgende slachtoffer van Hitlers buitenlandse politiek werd Tsjechoslowakije. Er woonden
ongeveer 3,5 miljoen Duitsers in Tsjechoslowakije, de zogenaamde Sudeten-Duitsers. De
economische crisis van 1929 had deze groep extra hard getroffen. Toenemende spanningen
tussen de Duitse minderheid en de Tsjechische regering waren het gevolg. Hitler speelde hier
handig op in. Op 28 maart 1938 gaf hij de leider van de Sudetendeutsche Partei, Konrad
Henlein, de opdracht om de eisen van de Duitse minderheid aan de Tsjechische regering
steeds verder op te schroeven. Tegelijkertijd begonnen de nazi's een propagandacampagne
waarin de Sudetenduitsers werden afgespiegeld als slachtoffers van de Tsjechische
onderdrukking. De spanningen tussen Berlijn en Praag liepen in de zomer van 1938 steeds
hoger op.
In september 1938 kwam de Engelse premier Chamberlain naar Duitsland in een laatste
poging om het Tsjechisch-Duitse conflict te bezweren. Net als tijdens eerdere provocaties van
Duitse zijde probeerde hij door middel van appeasement-politiek de oorlogsdreiging in
midden-Europa af te wenden. Appeasement-politiek hield in dat voor een deel werd
toegegeven aan de eisen van Duitsland om zo een oorlog te voorkomen. Tijdens de
Conferentie van München die eind september volgde op Chamberlains bezoek, kwamen
Frankrijk, Engeland, Italië en Duitsland overeen dat Duitsland het Sudetenland mocht
bezetten. Tevens garandeerden Engeland en Frankrijk de grenzen van de rest van
Tsjechoslowakije. Een Europese oorlog was hiermee voorkomen en Chamberlain werd in
Engeland en in andere Europese landen gevierd als de redder van de vrede. De Sovjet-Unie
was tot grote woede van Stalin niet uitgenodigd op de conferentie.
Later is het Verdrag van München vooral bekend komen te staan als het moment waarop
Engeland en Frankrijk Tsjechoslowakije in de steek hebben gelaten en Hitler de vrije hand in
Midden-Europa hebben gelaten.
De conferentie van München was voor Hitler slechts uitstel, zeker geen afstel van oorlog in
Midden-Europa. Hitler had al in zijn boek Mein Kampf (1924) geschreven dat het belangrijkste
doel van zijn buitenlandse politiek het verkrijgen van Lebensraum voor het Duitse volk was.
Als het in Duitsland levende Arische ras tot volle ontplooiing wilde komen dan had het
volgens Hitler meer Lebensraum nodig. Dit zou ten koste gaan van de Oost-Europese,
Slavische volkeren. De Slaven waren in de ogen van de Führer een minderwaardig volk. De
Oost-Europese landen zouden 'germanisiert' moeten worden en de Oekraïne was
voorbestemd om de graanschuur van Duitsland te worden.
De nazi's hadden nooit een geheim gemaakt van hun afkeer voor de communisten. Het nietaanvalsverdrag dat Duitsland en de Sovjet-Unie in augustus 1939 met elkaar sloten kwam
voor velen dan ook als een grote verrassing aan. In een geheime clausule van dit verdrag
kwamen Hitler en Stalin overeen dat zij ieder een deel van Polen zouden bezetten. Ook zou
de Sovjet-Unie de vrije hand krijgen in de Baltische staten. De Sovjet-Unie zou haar
grondgebied hierdoor flink kunnen uitbreiden en Duitsland had op deze manier het risico van
een oorlog op twee fronten afgewend.
De Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
De Duitse veroveringstochten
De ommekeer en de Duitse nederlaag.
De Duitse veroveringstochten
De invasie van de Duitse Wehrmacht in Polen op 1 september 1939 betekent het begin van
de Tweede Wereldoorlog. Het land wordt vrij snel onder de voet gelopen door de Duitsers in
het Westen en de Sovjet-Unie in het Oosten. De twee grootmachten hebben een nietaanvalspact ondertekend waarin ook de verdeling van Polen wordt bepaald. Nazi-Duitsland
annexeert Gdansk, Posnanië, Opper-Silezië en stelt rond Warschau en Krakau een
Gouvernement-generaal in. De Sovjet-Unie palmt territoria in die bevolkt worden door WitRussen en Oekraïners en de Baltische Staten. Ook Finland wordt in november door de
Sovjets aangevallen.
Ondertussen mobiliseert het Westen zich. Op 3 september 1939 verklaren Groot-Brittannië
en Frankrijk Duitsland de oorlog. Het is het begin van de zogenaamde schertsoorlog die
zeven maanden zou duren. Tot een aanval komt het niet. Frankrijk trekt zich terug achter een
versterkingsgordel, de zogenaamde Maginotlinie, en Groot-Brittannië beperkt zich tot de
verscherping van de blokkade van de Duitse kusten.
Begin april 1940 vallen de Duitsers Noorwegen en Denemarken binnen. Het is het begin van
de Blitzkrieg. De twee landen worden vrij snel veroverd en gedwongen tot overgave. Op 10
mei 1940 worden Nederland, België en Frankrijk aangevallen. Nederland, dat een zwaar
bombardement op Rotterdam moet verduren, capituleert na 5 dagen, België na achttien en
Frankrijk geeft zich over op 22 juni 1940. De Blitzkrieg is gestreden. De Nederlandse regering
en koningin en de Belgische regering wijken uit naar Londen. West- en Noord-Frankrijk
worden bezet, het Zuid-Oosten van Frankrijk wordt ‘Vrij Frankrijk’ met Vichy als hoofdstad en
maarschalk Pétain als staatshoofd. Generaal De Gaulle wijkt uit naar Londen vanwaar hij de
strijd zou verderzetten.
Alleen Groot-Brittannië blijft tegen Duitsland over. Hitler plant een invasie van het Britse
eiland. The Battle of Britain wordt eerst in de lucht uitgevochten. De Luftwaffe, de Duitse
luchtmacht, lijdt zware verliezen en krijgt Engeland niet op de knieën. Bombardementen op
Londen moeten de bevolking een psychologische tik geven. Maar die houdt stand. Ook de
Britse regering, die gesteund wordt door de Verenigde Staten die oorlogsmateriaal leveren,
weigert zich over te geven en brengt nazi-Duitsland een eerste nederlaag toe. Hitler moet zijn
plan laten varen en beslist Groot-Brittannië in zijn overzeese gebieden aan te pakken. De
oorlog verplaatst zich naar het Middelandse zeegebied en de Balkan.
De Duitsers vallen in oktober 1940 Griekenland binnen om hulp te bieden aan de Italiaanse
aanval. Die dreigt te mislukken. Bulgarije, Roemenië en Hongarije worden verplicht zich aan
te sluiten bij de Asmogendheden. De Duitsers veroveren Joegoslavië en Griekenland. In
Noord-Afrika brengen Rommel en zijn Afrikakorps de Britten gevoelige nederlagen toe.
Op 22 juni 1941 zegt Hitler eenzijdig het niet-aanvalspact met de Sovjet-Unie op. Duitse
troepen vallen het uitgestrekte land binnen. Deze aanval past in het kader van de kruistocht
tegen het judeo-bolsjevisme en van de onderwerping van de minderwaardige Slavische
volken. Het Duitse volk zoekt in het Oosten Lebensraum, petroleumvoorraden en belangrijke
grondstoffen. De opmars is indrukwekkend. Eind september staat de Wehrmacht aan de
poorten van Moskou. De harde winter verplicht de Duitsers tot een terugtrekking maar in de
lente van 1942 trekken ze opnieuw ten aanval in Stalingrad.
Ondertussen zijn ook Japan en de Verenigde Staten bij de Tweede Wereldoorlog betrokken
geraakt. Op 7 december 1941 valt Japan de Amerikaanse basis op Pearl Harbour aan. Dit
heeft als gevolg dat Duitsland en Italië de Verenigde Staten de oorlog verklaren. De oorlog
wordt zo een echte wereldoorlog.
De ommekeer en de Duitse nederlaag.
Vanaf 1942 keren de oorlogskansen. In Noord-Afrika wordt de Duitse opmars gestopt in El
Alamein door de Britten. In november maken de Britten en de Amerikanen een landing in
Noord-West-Afrika. De Duitsers worden in de tang genomen en moeten zich overgeven.
In oktober 1943 geeft Italië zich over na een geallieerde landing in Sicilië. Mussolini wordt
gevangen genomen. De Duitsers kunnen hem bevrijden maar het grootste deel van Italië blijft
in handen van de geallieerden. Alleen in Noord-Italië kan Mussolini -onder toezicht van de
Duitsers- de macht behouden.
Vanaf de winter van 1942-1943 keren ook de kansen in de Sovjet-Unie. In november 1942
gaan de Sovjets rond Stalingrad in de tegenaanval. Na hevige en bloedige gevechten in barre
omstandigheden moeten de Duitse troepen in februari 1943 zich overgeven. De Duitse
terugtrekking begint en zou duren tot april 1945 wanneer uiteindelijk Berlijn wordt bereikt.
Voor de Westelijke geallieerden, de VS en Groot-Brittannië, is het belangrijk dat een tweede
front in Europa wordt geopend. Dat komt er op 6 juni 1944 wanneer de geallieerden met
succes in Normandië landen. De bevrijding van West-Europa wordt ingezet. Eind augustus
wordt Parijs bevrijd, op 4 september wordt België bevrijd en het Zuiden van Nederland.
In het najaar van 1944 forceren de Duitse troepen een tegenoffensief. Met het zgn.
Ardennenoffensief hopen ze de haven van Antwerpen te heroveren. Ook hebben ze de stad
reeds meerdere keren gebombardeerd met de V1 en de V2-bommen. De haven is immers
van groot strategisch belang voor de geallieerden voor de aanvoer van goederen en soldaten.
Maar de tegenaanval mislukt en loopt vast in de Ardennen. De weg naar Berlijn ligt open.
In het voorjaar van 1945 vallen de geallieerde troepen Duitsland binnen. De Duitsers zitten
geklemd tussen de oprukkende Britse en Amerikaanse troepen in het Westen en het Rode
Leger in het Oosten. Op 17 april 1945 ontmoeten de twee legers elkaar aan de oevers van de
Elbe. Ondertussen omsingelen de Russen de Duitse hoofdstad. Berlijn wordt vrij snel
ingenomen, Hitler pleegt zelfmoord en Duitsland geeft zich onvoorwaardelijk over op 7 mei
1945. Op 8 mei, om middernacht, is de oorlog in Europa afgelopen.
In Azië zijn de kansen ook gekeerd. Op 7 en 8 mei 1942 dienen de Amerikanen een grote
nederlaag toe aan de Japanners rond de Midway-eilanden. De verovering van Zuid-Oost-Azië
kan beginnen. In augustus 1945 beslist de Amerikaanse president Truman twee
atoombommen te gooien op Japan. De zesde boven Hiroshima, de negende boven
Nagasaki. Japan komt de slag niet te boven en capituleert op 15 augustus 1945.
België tijdens de oorlog: de bezetting (1940-1944)
De militaire bezetting
Het dagelijks leven in bezet België
Het verzet tegen de bezetter
De collaboratie
De militaire bezetting
De bezetting is in de eerste twee jaren vrij draaglijk. De bezetter installeert een militair
bestuur. Wat het voordeel heeft dat die militairen niet zonodig gewonnen zijn voor de nazibeginselen. In theorie moesten ze zich ook niet inlaten met de politiek als die de nazi’s maar
gedienstig was. Pas in juli 1944 werd een civiel bestuur geïnstalleerd. De politiek van de
Duitsers bestond erin de eerste twee jaren de bevolking stil te houden en zo nodig achter zich
te krijgen. Het is pas vanaf 1942 en het keren van de oorlogskansen dat een verharding
optrad en dat Berlijn steeds meer van zijn bezette gebieden ging eisen.
Bij de Duitse inval besliste de regering naar Londen te vluchten en het land te laten besturen
door de secretarissen-generaal van de ministeries. De Duitse Militärverwaltung ging
samenwerken met de secretarissen-generaal. Deze probeerde de bezetting zo draaglijk
mogelijk te maken. Tijdens de eerste twee jaren lukte dat ook. Ook dankzij de goodwill van de
bezetter die zich inspande om de bevolking voor zich te winnen.
Het dagelijks leven in bezet België
De Duitsers organiseerden het openbaar leven d.m.v. verordeningen. Vrij snel vaardigden ze
dan ook de eersten uit die de avondklok instelden, bepaalden dat woningen ’s nachts
moesten worden verduisterd, samenscholingen en stakingen verboden. De censuur zorgde
ervoor dat er geen anti-Duitse informatie de bevolking kon bereiken. Ook de bibliotheken,
boekhandels en briefwisseling werden gecontroleerd. Ook de rantsoenering werd strikt
georganiseerd. Al in juni 1940 deden de rantsoeneringstabel en –zegels hun intrede. Lange
rijen ontstonden voor de winkels. De brandstof- en de gastoevoer vormden een probleem.
Auto’s verdwenen uit het straatbeeld, trams en treinen reden heel onregelmatig. In augustus
1940 werd de Nationale Landbouw- en Voedingscorporatie opgericht om de productie van
gewassen te regelen en te verdelen. In de winter van 1940 werd Winterhulp opgericht met als
bedoeling de meest behoeftige te helpen. Het spreekt vanzelf dat het voor de bevolking
behelpen werd. De zwarte markt floreerde, mensen legden een moestuin aan en het verzet
organiseerde de diefstal en vervalsing van rantsoenzegels.
Angst voor de toekomst en materiële nood waren eigenschappen van de bezetting. De
gezondheid van de mensen ging achteruit, het moreel was beneden alle peil. Troost was
moeilijk te vinden. Er waren niet veel ontspanningsmogelijkheden meer. De lokroep van de
Duitsers om in Duitsland te gaan werken, vond tijdens de eerste jaren van de bezetting dan
ook gehoor. Ongeveer 130.000 mensen gingen vrijwillig in Duitse fabrieken werken. Maar het
keren van de oorlogskansen zorgde ervoor dat heel wat mensen contractbreuk pleegden en
terugkeerden. Het aantal kandidaten werd kleiner. Daarom voerde de bezetter de verplichte
tewerkstelling in vanaf oktober 1942. Mannen tussen 18 en 50 jaar en ongehuwde, werkloze
vrouwen tussen 21 en 35 jaar werden verplicht naar Duitsland te gaan werken. Ongeveer
80.000 mensen weigerden daarop in te gaan en doken onder.
Het verzet tegen de bezetter
Overal in de bezette gebieden organiseerde het verzet zich vrij snel. Zo ook in België waar
twee voornamelijke verzetsgroepen ontstonden. Het communistisch geïnspireerde
Partizanenleger met het Onafhankelijkheidsfront als operationele eenheid en het Geheim
Leger, dat een rechts regime wilde behouden en het vertrouwen in Leopold III behield.
Mensen sloten bij het verzet aan uit patriottisme, idealisme of antitotalitarisme. De weerstand
verspreidde sluikbladen, onderhield contacten met Londen en speelde geheime informatie
door via de radio of met postduiven. Ook organiseerde ze ontsnappingen naar Engeland,
bood ze hulp aan werkweigeraars en joden die bedreigd werden met deportatie. Vanaf 1943
kwam de georganiseerde sabotage op gang. Verkeerswegen, hoogspanningskabels en lijsten
waarop verplicht tewerkgestelden stonden, werden geviseerd. Ook pleegde het verzet
aanslagen op collaborateurs. Hoofdbedoeling was de bezetter angst aan te jagen en de
bevolking duidelijk te maken dat er verzet werd geboden. Ook tijdens de bevrijdingstocht van
de geallieerden, speelde het verzet een niet onaanzienlijke rol door als gids en raadgever op
te treden. Na de bevrijding in september 1944 werd de jacht geopend op collaborateurs.
De collaboratie
De collaboratie in België nam verschillende vormen aan: ideologische, politieke,
economische, administratieve, militaire en culturele collaboratie. Ideologische en politieke
was niet verwonderlijk aangezien de jaren dertig ook in België gekenmerkt werden door een
crisis van de democratie en het nastreven van bepaalde groeperingen naar een Nieuwe
Orde-systeem. In Vlaanderen, met het VNV en het Verdinaso op kop, ontstond een nietonbelangrijke strekking naar een autoritair regime en naar een onafhankelijk Vlaanderen,
respectievelijk Dietsland, een unie Vlaanderen-Nederland. Samenwerking met de Duitse
bezetter werd aanzien als middel om dat doel te bereiken. De nazi’s erkenden maar een
collaborerende groepering. Daarom werd het Verdinaso aangespoord aansluiting te vinden bij
het VNV. In Wallonië en Brussel richtte Léon Degrelle Rex op. Hij wilde een Belgische staat
naar nationaal-socialistisch model, wat haaks stond op de plannen van de Duitsers. Vanaf
dan werd hij een aanhanger van de Groot-Germaanse gedachte.
Administratieve collaboratie kwam er op neer administratieve hulp te bieden aan de bezetter,
culturele kwam er op neer de bevolking te indoctrineren. De belangrijkste vorm van
collaboratie was echter de economische. In tegenstelling tot de bezetting tijdens de Eerste
Wereldoorlog werd de productie niet stilgezet. Het comité-Galopin adviseerde de regering in
ballingschap om met de Duitsers samen te werken op economisch vlak. Behalve dan voor
oorlogsdoeleinden. Deze politiek werd die van het minste kwaad genoemd. De economie
moest op gang worden gehouden met het oog op het naoorlogse herstel en met het oog op
de tewerkstelling. Bedoeling was ook om zoveel mogelijk arbeiders aan de verplichte
tewerkstelling te onttrekken. Na de oorlog werd deze collaboratie dan ook onderscheiden van
de andere vormen als een noodzakelijk kwaad en aanzien als een nood breekt wet-situatie.
De anti-joodse politiek van de nazi’s (1933-1939)
Oorsprong en ontwikkeling van de anti-joodse politiek (1933-1935)
Radicalisering (1938-1939)
Kenmerken van de anti-joodse politiek (1933-1939)
Oorsprong en ontwikkeling van de anti-joodse politiek (1933-1935)
Na de machtsovername van de nazi’s in januari 1933 kon de uitwerking van het anti-joodse
programma beginnen. Concrete plannen bestonden niet. Wel moesten ze leiden tot de
uitschakeling van de joden, zoals Adolf Hitler het in een politiek geschrift in 1919 had
geformuleerd. Wat hij daarmee bedoelde is niet duidelijk. Eerder dan de fysieke uitroeiing liet
hij in redevoeringen begin jaren ’20 uitschijnen dat hij de verdrijving van de joden uit Duitsland
nastreefde.
Het joodse vraagstuk was een rassenkwestie. De joden tastten volgens hem de zuiverheid
van het Arische ras aan. Het Duitse volk moest bevrijd worden van het joodse juk om haar
toekomst te verzekeren. Door hun vooraanstaande positie in de economische en culturele
wereld konden ze ook vrij gemakkelijk de schuld krijgen voor alles wat fout ging.
De anti-joodse agitatie kreeg een wettelijk kader vanaf 1933. Joodse winkels werden
geboycot. Door de wet op het ambt van april 1933 werden joden de toegang tot het openbaar
ambt ontzegd. Joden waren vanaf de zomer van 1935 niet meer welkom in zwembaden en
badhuizen. Op 15 september 1935 worden tijdens een partijcongres in Neurenberg de
gelijknamige rassenwetten uitgevaardigd. De ‘Wet op het Staatsburgerschap’ maakte een
onderscheid tussen de staatsburger van het Reich, de persoon met Duits of aanverwant
bloed, die mocht genieten van alle politieke en burgerlijke vrijheden, en de onderdaan, die
deze rechten verloor. De joden kregen vanaf nu de status van buitenlander. De ‘Wet ter
Verdediging van het Duitse Bloed en de Duitse Eer’ verbood huwelijken, buitenechtelijke
relaties en seksuele contacten tussen joden en Ariërs. Ook mochten joden geen vrouwelijke
Duitse staatsburgers onder de 45 jaar als huishoudster in dienst nemen. Tenslotte was het
voor joden verboden de Duitse nationale vlag uit te hangen.
De joden kregen een juridische status en een definitie. Er werd een onderscheid gemaakt
tussen een Ariër, een voljood, een halfjood en een kwartjood. Wie als jood geïdentificeerd
werd, verloor al zijn burgerlijke vrijheden en werd beschouwd als een Untermensch. Een
nieuwe ‘wetenschappelijke’ discipline ontstond die de raciale segregatie theoretisch moest
omkaderen.
Radicalisering (1938-1939)
De houding tegenover de joden radicaliseert in de loop van 1938 met als hoogtepunt de
Reichskristallnacht van 9-10 november. Al tijdens de zomer barst het geweld tegen de joden
in alle hevigheid los en steken nazi’s synagogen in München en Neurenberg in brand.
Wanneer de nazi’s maatregelen nemen om Poolse joden uit het land te verdrijven, pleegt een
jonge jood een aanslag op een Duitse diplomaat in Parijs. Deze gebeurtenis ligt aan de basis
van de grote pogrom tegen alle joodse bezittingen in het Reich. Onder leiding van minister
van Propaganda Goebbels worden honderden synagogen in brand gestoken, duizenden
woningen en winkels vernield en 36 mensen vermoord. Ook worden 30.000 joden
aangehouden en in concentratiekampen opgesloten.
De Kristallnacht maakte duidelijk dat de anti-joodse politiek kon doorgedreven worden. De
publieke opinie reageerde immers vrij apathisch op de gebeurtenissen. Vele Duitsers haalden
zelfs voordeel uit de inbeslagnames van de joodse winkels en bezittingen. De druk op de
joden om het land te verlaten, werd groter. Niet alleen sociaal en psychologisch, maar nu ook
fysiek. De joden werden gevangen in het web dat de nazi’s hadden uitgesponnen. Het
(over)leven in Duitsland werd voor joden onmogelijk gemaakt. In de periode 1933-1939
emigreerden dan ook ongeveer 250.000 joden. Talrijke landen wisten met het groot aantal
vluchtelingen geen blijf en stuurden de mensen terug naar Duitsland.
Kenmerken van de anti-joodse politiek (1933-1939)
De anti-joodse politiek van de nazi’s in de jaren dertig geeft geen blijk van het bestaan van
een weldoordacht plan. Het was improvisatie troef. De nazi’s hadden enkel een korte
termijnpolitiek. De lange termijnpolitiek was vaag en vervat in algemene bewoordingen. Maar
de invloed van de lange termijnpolitiek was wel groot en voelbaar. Hitler moest rekening
houden met zowel binnen- als buitenlandse druk. Hij zat dikwijls gevangen tussen de
radicalen en de pragmatici die de economische heropleving –waarvoor de joden belangrijk
waren- en een goede verstandhouding met het buitenland voor ogen hielden.
De anti-joodse politiek van de nazi’s (1939-1941): vervolging en
concentratie.
De gevolgen van de militaire overwinningen
Concentratie in de getto’s
De kruistocht tegen het judeo-bolsjevisme
De gaswagens en de eerste vernietigingskampen
De gevolgen van de militaire overwinningen
Na 1938 moest het jodenvraagstuk een ‘oplossing’ krijgen. Die lag nog niet in de fysieke
uitroeiing van de joden. In de eerste plaats werd de Joodse bevolking ‘gestimuleerd’ om het
Reich te verlaten. Maar de militaire overwinning op Polen in september 1939 zorgde voor een
nieuw, bijkomend ‘probleem’. Meer dan 2 miljoen joden vielen in handen van de nazi’s.
Tijdens de opmars van de Duitse troepen opereerden achter de frontlijn speciaal opgeleide
SS-troepen, de Einzatsgruppen, die de vijanden van het Derde Rijk, het judeo-bolsjevisme,
moesten liquideren. Zo werden in de begindagen van de invasie 5.000 joden vermoord.
De invasies in het Westen zorgden ervoor dat nog eens honderdduizenden joden in Duitse
handen vielen. Ook heel wat mensen die de jaren voordien voor de nazi’s waren gevlucht,
werden opnieuw in het web van de nazi’s gevangen.
Concentratie in de getto’s
De nazi-top beslist in 1939 om Polen te gebruiken als concentratieplaats voor joden en
zigeuners. Dit was een tijdelijke oplossing om alle joden te verzamelen in een ‘reservaat’ tot
de militaire overwinning in het Oosten en in het Westen een feit was. Zo ontstonden de
getto’s van Lodz, van Warschau, van Krakau, … In de getto’s leefden de mensen in
erbarmelijke omstandigheden. Ze werden verplicht hun goederen achter te laten, ze hadden
geen eten, geen geld. Daarnaast braken door de overbevolking epidemies uit. Deze
armoedige toestanden veroorzaken de dood van heel wat mensen. Om de toestand enigszins
te verbeteren laten de nazi’s Duitse bedrijven toe, die gebruik kunnen maken van de
honderduizenden, goedkope, arbeidskrachten. De getto’s stonden volledig onder Duitse
administratie, daarbij geholpen door een Joodse Raad, de Judenrat, die als doorgeefluik
fungeerde.
De kruistocht tegen het judeo-bolsjevisme
De ‘eindoplossing’, zoals die toen al werd genoemd, werd gezocht in een verplichte emigratie
van alle Europese joden naar Madagascar. Niets liet uitschijnen dat men daarmee de fysieke
uitroeiing van de joden bedoelde. Maar het uitblijven van een vrede met Groot-Brittannië zal
de nazi’s verplichten het plan-Madagascar te laten varen. De druk om radicalere oplossingen
te vinden werd almaar groter.
De invasie van de Sovjet-Unie staat gelijk met de kruistocht tegen het judeo-bolsjevisme en
het Oosten betekende voor de nazi’s lebensraum voor het Duitse volk. In dat kader situeert
zich de actie van de Einzatsgruppen. Die moesten de tegenstanders van het Duitse volk,
joden en communisten, uitschakelen. Ze opereerden achter de frontlijn en waren als het ware
de moderne kruisvaarders. De Sovjetrussische krijgsgevangenen waren, na de joodse
bevolking, de belangrijkste slachtoffers van de nazimisdaden. Op 5,7 miljoen
krijgsgevangenen werden meer dan 3,3 miljoen Sovjets door de nazi’s vermoord.
Tijdens de Duitse opmars in de Sovjet-Unie vermoorden de speciale kommando’s een half
miljoen mensen, waarvan 90% joods was, daarbij geholpen door het Roemeense leger dat
deelnam aan de militaire operaties. Ook de Wehrmacht vermoordde duizenden joden.
De gaswagens en de eerste vernietigingskampen
De derde fase bestond erin om op een systematische manier de joden uit die getto’s en de
kampen uit te roeien, ofwel met de kogel, ofwel in de gaswagens. Een kleine minderheid werd
naar de uitroeiingskampen in Polen gestuurd.
Deze gaswagens werden gebruikt door het Sonderkommando dat in het kader van het
euthanasieprogramma de opdracht had gekregen mentaal gehandicapten in Pruisen en
Polen te doden. Overtuigd van het ‘nut’ van dergelijke vrachtwagens, besliste Himmler deze
uitgebreid te testen. Een laatste, overtuigende, test werd uitgevoerd in Sachsenhausen op
Russische krijgsgevangenen. Een eerste levering was bestemd voor Chelmno waar de eerste
vergassingen plaatsvonden op 8 december 1941. De Endlösung was begonnen.
De Endlösung (1942-1945)
De ‘evacuatie’ naar het Oosten en de vernietiging
De Aktion Reinhard
De deportaties in het Westen
De balans
De ‘evacuatie’ naar het Oosten en de vernietiging
Het joodse vraagstuk was op een keerpunt gekomen. Om de operaties te coördineren en om
het uitroeiingsplan dat Richard Heydrich in juli 1941 had uitgewerkt goed te keuren, besloot
de nazi-top een vergadering te beleggen. Deze conferentie vindt plaats op 20 januari 1942 in
Wannsee, niet ver van Berlijn. Vaak wordt beweerd dat hier de beslissing werd genomen om
de judeocide uit te voeren. Maar de Einzatsgruppen waren al actief in de Sovjet-Unie, de
gaskamers werkten al in Chelmno, Belzec werd op dat ogenblik gebouwd en het gas ZyklonB was al getest geweest in Auschwitz.
Het stond al langer vast dat alle joden van het Reich naar het Oosten moesten worden
‘geëvacueerd’. Dit gebeurde trouwens al. Nieuw was dat hier de opdracht werd gegeven om
de eindoplossing toe te passen op alle bezette gebieden in Europa. Dus ook de WestEuropese joden moesten naar het Oosten worden gedeporteerd. In totaal werd gewag
gemaakt van 11 miljoen Europese joden die aldus naar de kampen in het Oosten
gedeporteerd moesten worden. De uitroeiing van het Europese jodendom werd niet expliciet
in de notulen vermeld. Maar zeker is dat hier het doodsvonnis van alle joden van Europa
werd getekend.
De Aktion Reinhard
Van maart 1942 tot oktober 1943 vond de Aktion Reinhard plaats. Dit is de codenaam van
een operatie die aan ongeveer 2 miljoen joden uit hoofdzakelijk de getto’s van het
Gouvernement-Generaal (Polen) het leven heeft gekost. De getto’s werden een na een leeg
gemaakt. De mensen werden gedeporteerd naar de kampen van Sobibor, Belzec en
Treblinka, drie dodencentra die speciaal voor de operatie werden gebouwd. Ze werden bij
aankomst onmiddellijk vergast.
Ook het kamp van Majdanek werd in die periode in gebruik genomen. Dit kamp is zoals
Auschwitz zowel een concentratie- als een vernietigingskamp. De mensen ondergingen er bij
aankomst een selectie. Diegenen die arbeidsbekwaam waren, werden in of rondom het kamp
tewerkgesteld en werden uitgeroeid door arbeid en door de mensonterende
leefsomstandigheden. De anderen, de werkonbekwamen, werden onmiddellijk vergast. Op 30
november 1943 werd de Aktion Reinhard officieel afgeblazen. De operatie was in de ogen
van de nazileiding een ‘succes’ geworden: de joodse gemeenschap van Polen had
opgehouden te bestaan.
De deportaties in het Westen
Ondertussen werd ook in het Westen werk gemaakt van de eindoplossing voor het joodse
vraagstuk. Sinds 1940 werden alle joden in de Westerse bezette landen geïdentificeerd,
geregistreerd, uit het openbaar leven uitgesloten en geconcentreerd. Zo ook in België werd
het joodse leven minutieus in kaart gebracht.
De deportaties beginnen in de lente van 1942. Joden en andere ‘inferieure’ rassen (Slaven,
zigeuners, homoseksuelen) werden naar de concentratie- en vernietigingskampen in het
Oosten gevoerd. De kampen van Auschwitz en Birkenau symboliseren de gruwel die heeft
plaatsgevonden. Op hun hoogtepunt vonden 12.000 mensen er de dood per dag. Het nazisysteem leidt tot de dood van ongeveer 6 miljoen joden.
Aanvankelijk worden de joden naar de verzamelplaatsen gevorderd. Wanneer de uiteindelijke
bestemming meer en meer bekend werd, doken joden massaal onder. Grote razzia’s
moesten er nu voor zorgen dat de konvooien vol raakten. De mensen werden opeengepakt
als vee getransporteerd. Velen stierven onderweg al. Na een reis die een paar dagen kon
duren, in erbarmelijke hygiënische omstandigheden en zonder voedsel noch drank, kwamen
ze aan op hun laatste bestemming. Een eerste selectie vond plaats: werkbekwamen werden
naar de barakken gevoerd, de werkonbekwamen naar de gaskamer. Regelmatig vonden
dergelijke selecties plaats.
De balans
De balans is verschrikkelijk: 5 978 000 joden komen om in de concentratie- en
uitroeiingskampen. Dat betekent 72% van de totale joodse bevolking in Europa. In Polen
werd 85% uitgeroeid, in Tsjechoslovakije 82% en bijna 90% in de Baltische staten.
Het trauma dat de genocides hebben veroorzaakt, zal leiden tot de opname in het
internationaal recht van het begrip ‘misdaden tegen de menselijkheid’. De verantwoordelijken
van het nazi-regime werden in 1946 in Neurenberg veroordeeld voor ‘misdaden tegen de
vrede’, ‘oorlogsmisdaden’ en ‘misdaden tegen de menselijkheid’.
De judeocide in België en Vlaanderen (1940-1945)
De registratie
De isolatie en concentratie
De deportatie
De balans van de judeocide in België
Beknopte bibliografie over de judeocide in België en Vlaanderen:
Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers België binnen. Tienduizenden slaan op de vlucht naar
Frankrijk. Ook ongeveer 5 à 6.000 joden emigreren naar Zwitserland of de Verenigde Staten
en zullen zo uit de handen van de nazi’s blijven. Achttien dagen later capituleert het Belgische
leger. De regering vlucht naar Londen. De bezetter stelt een militair bestuur in o.l.v. generaal
von Falkenhausen. De burgerlijke vrijheden worden afgeschaft. De anti-joodse politiek van de
nazi’s wordt nu ook in bezet Europa van toepassing.
De registratie
In de eerste twee jaren van de bezetting werkten de nazi’s het wettelijk en administratief
‘statuut’ van de joden uit. Vrij snel worden de eerste anti-joodse verordeningen uitgevaardigd.
Zes maanden na de capitulatie, in oktober 1940, vaardigden de Duitsers de eerste
verordening uit. In totaal zullen tot september 1942 achttien anti-joodse verordeningen door
de bezetter worden uitgevaardigd. Die hadden tot doel de joden te identificeren en te
registreren, uit het openbaar en economisch leven uit te sluiten en te concentreren met het
oog op deportatie. Opvallend is de systematische en coherente manier waarop de bezetter te
werk gaat.
In een eerste fase wordt het joods leven in België in kaart gebracht. Een eerste verordening
verbood de rituele offerslachting van dieren. Ook moesten alle joden die ouder waren dan
vijftien jaar zich laten registreren in het gemeentelijk jodenregister. Op de identiteitskaart werd
een stempel ‘JOOD-JUIF’ aangebracht. In 1942 werden aldus 55.670 mensen in dat
steekkaartensysteem geregistreerd. Dat fichesysteem zal voor de Duitsers een belangrijk
werkinstrument worden. Niet alleen krijgen ze zo een beeld van de joodse aanwezigheid in
België, maar brengt het ook het joodse economisch leven in kaart. Vanaf 1941 werden dan
een reeks maatregelen uitgevaardigd die de joden uit dat economisch leven moesten halen:
er wordt een inventaris van de joodse onroerende goederen gemaakt, er kwam een verbod
om nieuwe ondernemingen op te richten, ze werden systematisch uit beheerraden verwijderd,
het joods karakter van hun zaak moest publiek worden gemaakt.
De isolatie en concentratie
Vervolgens kwam een reeks verordeningen om de joden te isoleren en te concentreren. Zo
werden ze verplicht om in de vier steden Brussel, Antwerpen, Luik en Charleroi te wonen. De
joden mochten de tram niet meer gebruiken, joodse kinderen werden uit Belgische scholen
geweerd, ze werden onderhevig aan de avondklok van 20u tot 7u.
Eind 1941 werd dan de ‘Vereniging voor joden in België (VJB)’, de Judenrat, opgericht,
waarvan elke jood lid moest worden. Die vereniging opereerde als doorgeefluik van de Duitse
bevelen aan de joodse gemeenschap. Die oprichting paste zoals in de andere bezette landen
in het kader van de nazitactiek om joden te laten meewerken aan de jodenpolitiek van de
nazi’s.
Vanaf 1942 versnelde het tempo van de ‘verordnungen’. Ze moesten het maatschappelijk
isolement van de joden totaal maken en hen klaar maken voor deportatie. Joden mochten het
land niet meer uit, joodse bedrijven worden verbeurd verklaard, joodse bezittingen mochten
niet te gelde worden gemaakt, de inbeslagname van joodse bezittingen door het Reich werd
juridisch mogelijk en de verplichte tewerkstelling van niet-Belgische joden wordt mogelijk
gemaakt. Vanaf de maand mei werden joden verplicht de gele jodenster te dragen en
moesten hun verblijfplaats laten optekenen in het jodenregister.
Tegen de zomer van 1942 was de wettelijke en administratieve regeling van de discriminatie
van de joden een feit. Dat maakte dat de joden klaar waren voor deportatie. Ze werden door
de verordeningen op een systematische en coherente manier geïdentificeerd, geregistreerd,
gestigmatiseerd, herkenbaar gemaakt, geïsoleerd uit het openbaar, sociaal-economisch en
cultureel leven, ontdaan van hun bezittingen, gegroepeerd in een joodse gemeenschap en ’s
nachts zijn ze op hun woonplaats te vinden. In juni 1942 liet de Duitse militaire
opperbevelhebber in België aan Berlijn dan ook weten dat hij de joodse wetgeving als af ziet
en dat verdere maatregelen door het Reich moesten worden genomen. De deportatie kon
beginnen.
Opvallend is de voorzichtige manier waarop de bezetter te werk is gegaan. De impact van
iedere maatregel op de Belgische overheden en de publieke opinie wordt telkens gewikt en
gewogen. Zo kwam het nog niet tot fysiek geweld, arrestatie en deportatie. De bezetter
vreesde dat een verharding de samenwerking met de Belgische administratie zou
hypothekeren en de afkeuring van de bevolking zou teweegbrengen. De maatregelen waren
dan ook in een eerste fase enkel en alleen maar gericht op de discriminatie van de joden. De
anti-joodse pogrom in Antwerpen op 14 april 1941, een uitbarsting van geweld tegen joodse
winkels en bezittingen, vormde de uitzondering op de regel. Daarbij werden joodse boeken en
de twee synagogen van de Oostenstraat in brand gestoken. De ‘Antwerpse Kristallnacht’ was
het resultaat van een door de Vlaamse SS, de Zwarte Brigade en Volksverweer goed
georchestreerde antisemitische propaganda.
De deportatie
Vanaf de zomer van 1942 veranderde de anti-joodse politiek in België evenwel. Op de
conferentie van Wannsee in januari 1942 werd beslist over te gaan tot de oplossing van het
joodse vraagstuk: de uitroeiing van het Europese jodendom. In België werd vanaf de zomer
alles in gereedheid gebracht om de joden te deporteren. Op een vergadering in juni 1942
beslist Berlijn om de joden van West-Europa naar het Oosten te deporteren. België moet het
eerste jaar 20.000 joden leveren.
De leiding van de deportaties uit België komt in handen van SS-luitenant Kurt Assche. De
Vereniging van joden van België krijgt de opdracht een oproepingsbevel te verdelen. Daarin
staat gestipuleerd dat het om een verplichte tewerkstelling in het buitenland gaat. Men wilde
de joden niet verontrusten en de zaken ordelijk laten verlopen. De Dossin-kazerne van
Mechelen fungeert als verzamelplaats en doorvoerkamp. De eerste drie weken melden
drieduizend niet-Belgische joden zich vrijwillig aan. Maar de argwaan groeit wanneer ook
kinderen ‘verplicht tewerkgesteld’ worden. 6.000 joden gehoorzamen niet en blijven thuis.
Ook de koningin-moeder en de kardinaal manifesteren zich en tekenen protest aan bij de
bezetter tegen de verplichte deportaties. Zonder succes evenwel. De deportaties gaan
gewoon door.
De nazi’s worden verplicht razzia’s (3 in Antwerpen, 1 in Brussel) uit te voeren om de
transporten vol te krijgen. Mensen worden willekeurig van straat geplukt of uit hun huis
gehaald. Iedere razzia brengt ongeveer 1.000 joden naar Mechelen. Later volgen nog
kleinere razzia’s. De razzia’s zijn gewelddadig. Deuren worden ingetrapt, mensen uit hun bed
gesleurd. Enkelen sterven onderweg naar Mechelen al.
Vele joden duiken nu onder. Het verzet organiseert zich. In de schoot van het
Onafhankelijkheidsfront wordt het Joods Verdedigingscomité opgericht. Meer dan 3.000
kinderen worden in ongeveer 160 instellingen van allerlei politieke en religieuze signatuur
verborgen. De gewapende partizanen van het Onafhankelijkheidsfront plegen overvallen om
aan geld en papieren te geraken. In de nacht van 19 op 20 april 1943 wordt het XXe konvooi,
met aan boord 1400 mensen, tussen Wespelaar en Boortmeerbeek aangevallen door drie
jonge mensen. Enkelen kunnen ontsnappen.
De laatste twee jaren van de bezetting gaan de deportaties gewoon door. Tientallen joden
worden nog dagelijks opgepakt en naar de kazerne-Dossin gebracht. Ook joden met de
Belgische nationaliteit, die tot dan van de bezetter een ‘voorkeursbehandeling’ hadden
gekregen, worden nu gedeporteerd.
De balans van de judeocide in België
Wat is de balans van de vervolgingen en deportaties in België? In totaal brachten 28
konvooien 24.906 joden en 351 zigeuners van Mechelen naar Auschwitz. 15.621 mensen
stierven onmiddellijk na aankomst. Amper 1.337 overleefden de kampen. Meer dan de helft
van de joden in België kon dus aan deportatie ontsnappen dankzij het verzet van de joden en
van de bevolking. Ter vergelijking: in Nederland werd meer dan 80% van de joden
gedeporteerd. Het grootste deel van de joden die gered werden, leefden in Wallonië of
Brussel. In Antwerpen werd ongeveer 67% van de joden gedeporteerd. Wellicht verklaart de
hogere graad van antisemitisme en de grotere concentratie van de joden in de Scheldestad
dat cijfer.
Beknopte bibliografie over de judeocide in België en Vlaanderen:
STEINBERG, M. L’étoile et le fusil. La question juive (1940-1942). Brussel, Vie Ouvrière,
1983.
ID. 1942. Les cent jours de la déportation des juifs de Belgique. Brussel, Vie Ouvrière, 1984.
ID. L’étoile et le fusil. La traque des juifs (1942-1944), 2 dln, Brussel, Vie Ouvrière, 1986.
Een Nederlandstalige vertaling van dit standaardwerk bestaat niet, wel een
samenvatting van het driedelige boek: ‘De Joodse tragedie in België. De
verwoestende gevolgen van xenofobie’. In MORELLI, A. Geschiedenis van het eigen
volk. De vreemdeling in België van de prehistorie tot nu. Leuven, 1993.
ID. Un pays occupé et ses juifs. Belgique entre France et Pays-Bas. S.l., Quorum, 1998.
Dit boek is een bundeling van een aantal artikelen. Twee daarvan zijn aan Antwerpen
gewijd.
SAERENS, L. Vreemdelingen in een wereldstad. Een geschiedenis van Antwerpen en zijn
joodse bevolking (1880-1944). Tielt, Lannoo, 2000.
ID. ‘Antisemitisme’. In de Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo,
1998, dl.1, pp. 229-316.
DE VOLDER, J. en WOUTERS, L. Van binnen weent mijn hart. De vervolging van de
Antwerpse joden. Geschiedenis en herinnering. Antwerpen, Standaard uitgeverij, 1999.
VAN DOORSLAER, R. Kinderen van het getto. Joodse revolutionairen in België, 1925-1940.
Antwerpen, 1995.
TEITELBAUM-HIRSCH, V. Tranen onder het masker. Ondergedoken kinderen. Antwerpen,
1994.
KLARSFELD, S. en STEINBERG, M. Memoriaal van de deportatie der joden uit België.
Brussel-New York, 1994.
ABICHT, L. De joden van België. Amsterdam-Antwerpen, uitgeverij Atlas, 1994.
ABICHT, L. De joden van Antwerpen. Brussel, 1987.
MICHMAN, D. Belgium and the Holocaust. Jews, Belgians, Germans. Jeruzalem, Yad
Vashem, 1998.
Driemaandelijks Tijdschrift van de Stichting Auschwitz, een uitgave van het studie- en
documentatiecentrum.
Getuigenissen.
Auschwitz-Birkenau 1940-1945
Auschwitz is het symbool voor de misdaden tegen de menselijkheid, gepleegd door naziDuitsland, en voor de wil van de nazi’s miljoenen joden en zigeuners uit te roeien. Het kamp
is zowel een concentratie- als een vernietigingskamp en symboliseert alle aspecten van de
misdaden van de nazi’s: deportatie, uitroeiing van joden en zigeuners, uitroeiing door arbeid
en pogingen tot verzet.
Dat proces wordt op gang gebracht vanaf 1933. De eerste concentratiekampen openen hun deuren.
Eerst voor politieke tegenstanders. Maar heel snel wordt de racistische nazi-ideologie in de praktijk
omgezet en vinden de eerste antisemitische wetten ingang. Joden worden uit het openbaar en cultureel
leven geweerd. De wetten van Nüremberg van 1935 moeten de ‘zuiverheid van het Arische ras’
vrijwaren. In november 1938 vindt de Kristallnacht plaats, een pogrom tegen synagogen en joodse
bezittingen. Wanneer de Tweede Wereldoorlog uitbreekt en de nazi’s half Europa bezetten, wordt die
politiek ook in de bezette gebieden gevoerd en worden joden uit het openbaar leven verbannen. In de
zomer van 1942 beslist de nazi-top over te gaan tot de Endlösung, de ‘eindoplossing voor het joodse
vraagstuk’. Lees : de fysieke uitroeiing van miljoenen mensen. Dit resulteert in de bouw van
verscheidene uitroeiingskampen op Pools grondgebied, in grootscheepse razzia’s en deportaties van
joden uit heel Europa naar die kampen. Auschwitz, zowel een concentratie- als een vernietigingskamp,
is het belangrijkste van die kampen.
Oswiecim –Auschwitz in het Duits- ligt op 60 km ten zuidwesten van Krakau in Opper-Silezië.
Met de inval van Duitsland in Polen kwam het onder Duitse bezetting te staan. In april 1940
besluit Heinrich Himmler, de leider van de SS, in het stadje een kamp op te richten. Dat doet
aanvankelijk dienst als transitkamp voor Poolse gevangenen, maar wordt snel omgevormd tot
een concentratiekamp voor politieke gevangenen. Een jaar later tellen we er al 11.000. Vanaf
1941 breiden de nazi’s het kamp ook stelselmatig uit. Zo kan Auschwitz I 20.000 gevangenen
herbergen. Vanaf oktober 1941 wordt een nieuw kamp gebouwd op drie kilometer van het
basiskamp. Dat kamp, Birkenau, wordt het grootste complex en heeft een capaciteit van
100.000 gevangenen. Later bouwen de nazi’s Auschwitz III, of Buna-Monowitz, ten behoeve
van IG Farben, een chemisch bedrijf dat zich op 7 km van het basiskamp heeft gevestigd. Met
de bouw van verschillende nevenkampen wordt Auschwitz-Birkenau het grootste complex van
alle kampen in het Derde Rijk.
Auschwitz is dus eerst een concentratiekamp voor politieke gevangenen. Later wordt het ook
ingeschakeld in het economisch proces ten dienste van de Duitse oorlogsindustrie. Maar
Auschwitz-Birkenau is vooral bekend als uitroeiingskamp. Als een plaats waar mensen
onmiddellijk na aankomst worden vermoord.
Himmler kiest Auschwitz uit als de plaats waar de geplande uitroeiing van miljoenen joden moet
plaatsvinden. In december 1941 heeft de eerste vergassing plaats in Auschwitz I. In Birkenau worden
vier crematoria gebouwd om de lijken te verbranden. Meer dan 1.600.000 mensen worden tussen 1940
en 1945 naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. 90% ervan was jood. Meer dan 1.335.000 mensen,
mannen, vrouwen en kinderen, worden er vergast en 137.000 mensen sterven er door uitputting, kou,
honger, ziekte, verhanging en terechtstelling.
Daarnaast begonnen ook nieuwe uitroeiingskampen te functioneren. Sobibor, Chelmno,
Treblinka en Majdanek in 1942. Uit alle hoeken van Europa kwamen transporten met joden
en zigeuners in die kampen aan. Bij aankomst vond de selectie plaats. Diegenen die geschikt
waren voor het werk, werden ingeschreven en kregen een getatoeërd stamnummer op hun
bovenarm. De anderen, de meerderheid van vrouwen, kinderen, bejaarden, zieken, werden
onmiddellijk vergast. De leefsomstandigheden in de kampen waren erbarmelijk, onmenselijk
en vernederend. Mensen leden kou en honger, werden door de eindeloze appels,
mishandelingen en het zware werk uitgeput. Die barre leefsomstandigheden zorgden voor
ziektes.
Op 18 januari 1945 beslissen de Duitse autoriteiten het kamp te ontruimen. Want de Sovjets staan voor
de deur. Om geen materiële bewijzen achter te laten worden archieven verbrand en de moordinstallaties
vernield. Meer dan 60.000 mensen maken de zgn. Dodenmarsen mee en worden overgebracht naar
andere kampen in Duitsland. Duizenden sterven onderweg door uitputting, kou of honger of worden
door de SS neergeschoten.
In Auschwitz zelf blijven 6 à 8.000 mensen achter. Op 27 januari 1945 ‘bevrijden’ de Russische legers
het kamp en aanschouwen er de gruwel en de omvang van de genocide die er heeft plaatsgevonden.
Concentratie- en vernietigingskampen. Het kampensysteem van de
nazi’s.
Concentratiekampen
Uitroeiingskampen
Transitkampen
Functies van de kampen
Het leven in de kampen
De belangrijkste nazikampen
Concentratiekampen
Wanneer de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen, stelden ze het systeem van de Schutzhaft
in. Het volk en de staat moesten in bescherming worden genomen (Schutz) tegen
staatsvijandige groepen en individuen. Die moesten daarom in hechtenis (Haft) worden
genomen in concentratiekampen. Dit waren plaatsen waar gedetineerden vernederd,
gefolterd, uitgehongerd en tot slavenarbeid verplicht werden. Bedoeling was ze ‘herop te
voeden’ of zonodig te liquideren. Tegelijkertijd konden ze nog in de Duitse oorlogseconomie
worden ingeschakeld.
Uitroeiingskampen
Een uitroeiingskamp had een totaal andere functie. Uitroeiingskampen hadden de opdracht
mensen te vermoorden, voornamelijk joden en zigeuners. De meeste mensen die in zo’n
kamp terechtkwamen, werden onmiddellijk vergast.
Transitkampen
Daarnaast bestonden er nog doorvoerkampen of transitkampen. Dit waren kampen waar de
gedetineerden tijdelijk werden opgesloten in afwachting dat ze hun definitieve bestemming
kregen. De Dossin-kazerne van Mechelen is hier een voorbeeld van.
Functies van de kampen
Het KZ-systeem had dus verschillende doelstellingen. Ten eerste was er de economische
activiteit waarbij de gevangenen verplicht tewerkgesteld werden in de steenkoolmijnen, in
verschillende Duitse wapenfabrieken, in de aanleg van spoorlijnen, enz. Daarnaast was het
natuurlijk de bedoeling de ‘staatsgevaarlijke’ of ‘volksvreemde’ zoals homoseksuelen,
gehandicapten, joden uit te roeien. Hetzij door het zware werk, hetzij door vergassing,
terechtstelling.
Het leven in de kampen
Het leven in de kampen was ondraaglijk. Bij aankomst kregen na selectie de werkbekwamen
een kenteken en een nummer (voorbeeld de rode driehoek voor politieke gevangenen).
Mensen leden kou, hadden honger, werden vernederd, gefolterd. De kampen werden ook
gebruikt om medische experimenten uit te voeren op de gevangenen.
De belangrijkste nazikampen
We geven hieronder een overzicht van de belangrijkste concentratiekampen en
vernietigingskampen weer. De kampen van Auschwitz en Birkenau behandelen we apart
gezien hun eigen aard, want zowel concentratie- als uitroeiingskamp.
Belzec
Belzec was een vernietigingskamp of uitroeiingskamp dat in werking trad op 17 maart 1942.
Het had een capaciteit van 1.000 gevangenen. Alle gevangenen (joden, zigeuners, politieken,
asocialen, homoseksuelen, mannen, vrouwen en kinderen) werden onmiddellijk na aankomst
vergast. Zo werden in totaal 600.000 mensen na aankomst vergast in de aanvankelijk 3
daartoe voorbestemde gaskamers (vanaf 1942 werden er nog eens 6 bijgebouwd). Niemand
heeft het kamp overleefd. De economische activiteit was hier beperkt tot het verzamelen en
verwerken van kleding en de gouden tanden van de mensen die uit het transport kwamen.
Het kamp werd bevrijd in de lente van 1943 wanneer de SS’ers de installaties vernielden.
Bergen-Belsen
Dit kamp was aanvankelijk bestemd voor krijgsgevangenen. In april 1943 werd het echter
gebruikt als verzamelkamp voor joden die voor uitwisseling met Duitse krijgsgevangenen
konden dienen. Het trad in werking op 30 april 1943 en had een capaciteit van 10 à 15.000
gevangenen. In totaal werden 125.000 mensen in het kamp opgesloten. Vooral joden die
bestemd waren om uitgewisseld te worden: Nederlanders, maar ook joden uit Polen,
Hongarije, enkele duizenden zigeuners. Veel kinderen en vrouwen. Meer dan 50.000 mensen
hebben het kamp niet overleefd. De belangrijkste economische activiteiten waren de keuken,
de verwerking van schoenen en de bouw. Het Amerikaans leger bevrijdde het kamp op 15
april 1945.
Konzentrationslager Buchenwald
Dit kamp was het prototype van het naziconcentratiekamp. Het trad in werking op 15 juli 1937
en had een capaciteit van 25 à 50.000 gevangenen. Ongeveer 239.000 mensen werden in
het kamp opgesloten. Aanvankelijk enkel politieke gevangenen; na de Kristallnacht werden
ook joden in het kamp ondergebracht. Met de Duitse aanvallen in Europa, worden ook
politieke gevangenen uit de bezette landen naar het kamp gebracht. Ook Russische
krijgsgevangenen werden in het kamp ondergebracht. Vanaf september 1943 ook Italianen.
Ook 1400 Zigeuners. Vanaf 1943 ook vrouwen. Het kamp fungeert op het einde van de
oorlog ook als opvangkamp: zo werden duizend joodse kinderen uit Auschwitz naar
Buchenwald gebracht.
In totaal stierven 60.000 mensen in het kamp. Op de gevangenen werden medische
experimenten uitgevoerd: tyfus, meningitis, cholera, vivisecties, bloedonderzoeken, enz.
Buchenwald telde verschillende nevenkampen: 120 commando’s en 14 sub-commando’s
waar mensen werden tewerkgesteld in de wapenindustrie en handenarbeid leverden voor de
Duitse oorlogsindustrie.
De eerste kernen van verzet werden gevormd door Duitse communisten. Hun activiteiten
bestonden er vooral in sabotage te plegen. Het Amerikaans leger bevrijdde Buchenwald op
11 april 1945.
Nu is er een memoriaal, een bibliotheek, een museum en een archiefcentrum.
Konzentrationslager Dachau
Dachau was het eerste concentratiekamp dat in het Duitse Reich werd opgericht. Het trad in
werking op 22 maart 1933. Het stond model voor het hele kampensysteem dat de nazi’s de
daaropvolgende jaren uitbouwden. Het reglement van Dachau stond bijvoorbeeld model voor
de andere kampen. Het kamp werd gesloten op 26 oktober 1939 om als trainingskamp voor
de SS te kunnen fungeren. Het werd heropend op 18 februari 1940.
Dachau had een capaciteit van 25.000 à 60.000 gevangenen. Meer dan 200.000 mensen
hebben tijdens de oorlog in Dachau verbleven. Aanvankelijk diende Dachau als
interneringskamp voor Duitse politieke gevangenen. Dan werd het uitgebreid met asocialen
en criminelen, en in november 1938 met joden uit Beieren. In 1939 volgde een Poolse sectie.
Russische krijgsgevangenen en geëvacueerden uit andere kampen volgden vanaf 1941. De
meest vertegenwoordigde nationaliteiten waren Polen, Russen, Hongaren, Duitsers, Fransen
en Italianen. Ook vrouwen en kinderen werden in het kamp opgesloten. In 1941-1942
verbleven heel wat geestelijken. Een “erebunker” werd voorbehouden aan de ‘hoge gasten’
zoals Prins Xavier van Bourbon-Parma, Edouard Daladier, kanselier Schuschnigg, de prins
van Hohenzollern.
Men schat het aantal doden op 76.000. Een gaskamer werd in juli 1942 gebouwd maar nooit
gebruikt. Er werden medische experimenten uitgevoerd op de gevangenen. Het kamp telde
ook verscheidene nevenkampen: 160 commando’s en 9 sub-commando’s waarin de
gevangenen handenarbeid leverden aan verschillende Duitse bedrijven en in de
houtbewerking, de bakkerij, de slagerij of de tuinbouw tewerkgesteld waren.
Duitse communisten hadden een clandestiene organisatie opgericht en pleegden
verschillende verzetsdaden in het kamp zelf. Op 26 april 1945 laten de SS het kamp achter,
op 29 april 1945 doen de Amerikaanse soldaten hun intrede.
Nu is er een museum, een bibliotheek en een archiefcentrum.
Konzentrationslager Flossenbürg
Chelmno
Eerste uitroeiingscentrum (een zogenaamd SS-Sonderkommando) dat werkte van december
1941 tot april 1943 en in de zomer van 1944. 3 gasvrachtwagens werkten met
carbonaatmonoxide. Dit gas kwam zowel uit flessen als uit de uitlaat van de vrachtwagens.
Tussen 150.000 en 300.000 mensen, voornamelijk joden uit het Reich en zigeuners, maar
ook Poolse en Russische krijgsgevangenen werden bij aankomst vergast. Economische
activiteit: gouden tanden en bewaring van persoonlijk materiaal. De capaciteit van het
centrum situeert zich tussen 500 à 1000. Die mensen hielden zich voornamelijk bezig met het
graven van de massagraven en met de recuperatie van de persoonlijke goederen. Op 7 april
1943 werden de moordinstallaties een eerste maal ontbonden om weer heropgebouwd te
worden tijdens de zomer van 1944 om de laatste overlevenden van het getto van Lodz te
vermoorden. Nadien werden de installaties opnieuw ontbonden.
Lublin/Majdanek
Op ongeveer 3 km van de stad Lublin treffen we het concentratie- en vernietigingskamp
Majdanek aan. Dit kamp was uniek in de zin dat het het enige is dat nabij een stad werd
gebouwd. Het is het tweede grootste concentratiekamp in Europa na Auschwitz en zal
uitgroeien tot een van de grootste dodenkampen. Het werd in gebruik genomen in oktober
1941 wanneer 2000 Russische krijgsgevangenen werden aangevoerd. Zij zullen, samen met
joods-Poolse krijsgevangenen, het kamp bouwen, waar plaats was voor maximum 36.000
mensen. In totaal zullen 247.000 mensen in dit kamp worden ondergebracht. Aanvankelijk
joodse krijgsgevangenen van Poolse nationaliteit, Russische krijgsgevangenen, Poolse
politieke gevangenen en zigeuners. Later ook Duitse gevangenen die in de administratie van
het kamp werden tewerkgesteld. Vanaf 1942 vormden de joden de grootste groep. Mannen,
vrouwen en kinderen werden vanaf eind 1942 massaal in het kamp ingevoerd en werden bij
aankomst vergast. Tussen de 50 en de 200.000 mensen kwamen in dit kamp om. Er waren
drie kleine gaskamers die met carbonaatmonoxide en Zyklon-B werkten. Er waren 9
kommando’s en 1 onderkommando. Economische activiteiten: houtbewerking, herstellingen
van vrachtwagens, schoenen, boerderijen, textielindustrie, glasbewerking …
Verzet: Poolse officieren hebben een verzetskern opgericht die in contact stond met de
partizanen van de regio van Ljublin.
Bevrijding: op 3 november 1943 werden alle joden van het kamp vermoord; in de lente van
1944 werden allen mensen naar Auschwitz geëvacueerd. Op 22 juli 1944 laten de SS het
kamp achter; op 24 juli bevrijdde het Rode Leger het kamp.
Herinnering: het kamp is intact gebleven (zowel crematorium als gaskamer). 2 memorialen
werden aan de ingang van het kamp opgericht. Er is ook een museum.
Konzentrationslager Mauthausen
Dit concentratiekamp was het enige kamp voor de ‘irrecuperables’. Het trad in werking op 8
augustus 1938 en had een capaciteit van 40.000/70.000 gevangenen. 230.000 mensen
werden hier in totaal ondergebracht. Aanvankelijk criminelen en asocialen. Dan politieke
gevangenen (Sudeten, Duitsers, Oostenrijkers, Tsjechen en Polen) en zigeuners. Ook
Spaanse republikeinen, Fransen, Italianen en Russische krijgsgevangenen werden in het
kamp ondergebracht. Vanaf oktober 1943 werden vrouwen ook naar Mauthausen
gedeporteerd en ondergebracht in de verschillende kommando’s. Het kamp kreeg het laatste
jaar ook gevangenen die uit de kampen in het Oosten werden geëvacueerd, o.a. joden van
Auschwitz. Ook joodse Hongaren kwamen naar Mauthausen. Een euthanasie-instituut werd
ondergebracht in een van de kommando’s van Mauthausen. Meer dan 100.000 mensen
stierven in Mauthausen door uitputting, kou, honger, terechtstelling. In de ziekenboeg werd
een gaskamer gebouwd waar 3455 Russische soldaten zouden omgebracht zijn; in 2 blokken
werden gaskamers ‘geïmproviseerd’. Tussen Mauthausen en Gusen werden
gasvrachtwagens in werking gesteld. In Gusen en Melk waren gaskamers. In het kommando
van Hartheim was er een euthanasiecentrum. In Mauthausen werden medische experimenten
uitgevoerd.
43 kommando’s en 13 onderkommando’s maakten de verschillende nevenkampen uit. Hier
werkten de gevangenen in een bretellenfabriek en verwerkten ze de kleding die van
Auschwitz kwam. Ook leverden ze handenarbeid aan verschillende industrieën.
De Spaanse republikeinen organiseerden het verzet in het kamp. Later de Tsjechen,
Fransen, Oostenrijkers, Duitsers, Russen, Roemenen, Italianen en Hongaren. In de nacht van
10 op 11 februari 1945 brak een opstand uit van Russen die wilden ontsnappen. Ongeveer
400 mensen konden ontsnappen, 14 werden gedood en 300 mensen werden terug gevat en
geëxecuteerd door de SS.
Tussen 22 en 28 april 1945 werd het kamp bevrijd. De Belgische, Franse en Nederlandse
vrouwen werden door het Zweeds Rode Kruis geëvacueerd. Op 5 mei 1945 deden
Amerikaanse troepen in Mauthausen hun intrede.
In 1949 werd een Nationaal gedenkteken gebouwd. Ook nationale monumenten werden er
gebouwd, o.a. een Belgische in 1961.
Konzentrationslager Mittelbau/Kommando Dora
Dit concentratiekamp diende vooral als ondergronds wapenarsenaal. Het trad in werking op
28 augustus 1943 en had capaciteit van 20.000 à 35.000 gevangenen. In totaal zullen 60.000
mensen in het kamp worden ondergebracht. Voornamelijk Ostarbeiters, Fransen, Italianen.
Ook vrouwen en kinderen. Er waren kommando’s met joodse kinderen en zigeuners. Tussen
de 10 en de 20.000 mensen vonden er de dood.
Het KZ telde verschillende nevenkampen: 21 externe kommando’s en 8 onderkommando’s.
In het kamp en de nevenkampen werd tot in april 1944 in de ondergrondse fabrieken gewerkt
aan de bouw van de V2.
Verzet: sabotage.
Bevrijding: op 3 april 1945 werd het kamp geëvacueerd. Gedeporteerden werden naar
Bergen-Belsen gevoerd; 11 april 1945: aankomst Amerikanen.
Herinnering: het kamp werd vernield; een memoriaal werd opgericht in 1964.
Konzentrationslager Natzweiler/Struthof
Concentratiekamp in de Elzas dat als eerste kamp door de geallieerden werd ontdekt. Het
trad in werking op 1 mei 1941 en had een capaciteit van 15.000/20-25.000. In totaal werden
er 46.000 gevangenen in het kamp ondergebracht. Aanvankelijk gevangenen van gemeen
recht en asocialen die van Sachsenhausen en Dachau kwamen om het kamp te bouwen en
de interne administratie te verzorgen. De gevangenen waren vooral Elzassers, Fransen,
Noren, Nederlanders, Luxemburgers en Duitsers. Ook enkele zigeuners. De vrouwen werden
enkel in externe kommando’s ondergebracht. Het kamp bevatte ook een sectie ‘Nacht und
Nebel’.
Minstens 22.000 mensen vonden er de dood. 86 joden werden er vergast om er medische
experimenten op te kunnen uitvoeren: studie van skeletten, tyfus en vaccinaties, vivisecties.
Het kamp telde verschillende nevenkampen: 42 kommando’s en 7 onderkommando’s.
Economische activiteiten: granietcarriere; atelier waar stukken voor Junkers werden
gefabriceerd; handenarbeid.
Verzet: verzetskern werd door de Elzassers gevormd.
Bevrijding: 23 november 1944 door de Amerikanen.
Het kamp werd geklasseerd als historisch monument.
Konzentrationslager Neuengamme
Dit concentratiekamp trad in werking op 13 december 1938 en had een capaciteit van 25 à
50.000 man. In totaal werden meer dan 100.000 gevangenen in het kamp ondergebracht:
13.500 vrouwen, 13.000 joden en 500 zigeuners, 29.930 Sovjetrussen, 17.000 Polen, 11.500
Fransen, de overigen waren Duitsers, Nederlanders en Belgen. Meer dan 50.000 mensen
vonden er de dood. Er was een gaskamer die met Zyklon-B werkte en waar Russen werden
vergast. Ook werden er medische experimenten uitgevoerd: tbc werd ingespoten in een
honderdtal proefmensen, waaronder 20 joodse kinderen.
In de verscheidene nevenkampen (70 kommando’s en 3 subkommando’s) werkten de
gevangenen in de munitieateliers, in de houtbewerking, in de uurwerkindustrie en leverden
handenarbeid aan de Duitse oorlogsindustrie. Er werd een internationaal verzetskern
gevormd.
Het kamp werd bevrijd op 4 mei 1945 door de Britten.
Sinds 1961 staat er een gedenkteken.
Konzentrationslager Ravensbrück
Dit concentratiekamp was er een voor vrouwen. Het opende zijn deuren op 15 mei 1939.
Tussen de 15 en de 30.000 mensen konden er opgesloten worden. In totaal werden 132.000
gevangenen in het kamp ondergebracht: politieke gevangenen, asocialen, criminelen. 80%
van de gevangenen waren de rode driehoeken. Ook Joodse vrouwen en zigeuners en
kinderen. 20.000 mannen van Dachau, Sachsenhausen, Buchenwald en Flossenburg werden
vanaf april 1941 ondergebracht in een Männerlager.
60 à 90.000 mensen vonden er in het kamp de dood.
Een rudimentaire gaskamer werd in het mannenkamp gebouwd en functioneerde van januari
tot 25 april 1945 met Zyklon-B. 5à6000 mensen werden in het kader van het T4
euthanasieprogramma vergast.
Er werden medische experimenten uitgevoerd: bottransplantaties, sterilisaties.
Nevenkampen: 42 kommando’s.
Economische activiteiten: textiel en leder voor uniformen, elektriciteit en houtbewerking;
handenarbeid voor Duitse wapenindustrie.
Verzet door Duisters, Tsjechen en Fransen eind 44
Bevrijding: 30 april 1945 door Rode Leger.
Herinnering: nationaal gedenteken sinds 1959. Er is ook een permanente tentoonstelling.
Konzentrationslager Sachsenhausen
Concentratiekamp trad in werking op 23 september 1939.
Capaciteit: 20.000/35.000
Meer dan 200.000 gevangenen (Sovjets, Polen, Duitsers, Fransen): politieken en asocialen;
ook joden en zigeuners. Ook vrouwen.
Doden: 84.000
Gaskamer in lente 1943: Station Z
Medische experimenten met mosterdgas, medicatie tegen geelzucht, bloed.
Nevenkampen: 61 externe kommando’s.
Economische activiteiten: schoenen, textiel, uurwerken, slagerij, bakkerij, wapenarsenaal,
wapenfabriek, valsmunterij; handenarbeid voor Duitse oorlogsindustrie.
Verzetskern van Duitse communisten: sabotage.
Bevrijding op 22 april 1945 door het Rode Leger.
Herinnering: nationaal gedenkteken sinds 1961.
Sobibor
Kenmerk: SS-Sonderkommando: uitroeiingscentrum voor joden.
In werking vanaf 7 mei 1942.
Voor 600 à 1000 gevangenen
Allen werden bij aankomst vergast (joden van België, Nederland, Frankrijk, Slovakije,
Duitsland). Ook niet-joodse kinderen en krijgsgevangenen, Russen, Polen en zigeuners
werden er vergast. Meer dan 200.000 mensen werden vergast in 3 gaskamers –later 5- die
met gas van Dieselmotoren werkten.
Economische activiteit: recuperatie van persoonlijke goederen van gedeporteerden.
Verzet: november 1943 verzet van 300 joden; 200 gedood, 30 overlevenden.
Die opstand veroorzaakt de sluiting van het kamp. Alles werd vernield en begroeid met
bomen.
Herinnering: memoriaal
Stutthof
Opgericht op initiatief van de lokale autoriteiten en werd later geïntegreerd in het
nazikampensysteem. Is een concentratiekamp en uitroeiingskamp vanaf juni 1944 wanneer
een gaskamer werd gebouwd met Zyklon-B. Trad in werking op 2 september 1939 en heeft
een maximumcapaciteit van 20.000. Aantal gevangenen: 120.000. Aanvankelijk kwamen
Polen en joden van Dantzig het kamp bevolken. Dan Duitse politieke gevangenen van
Sachsenhausen, joden van Bialistok, van Litouwen, van Kaunas en van Riga, Russische
krijgsgevangenen, in 1944 Polen van Warschau. Vanaf de zomer 1944 vormden de joden de
meerderheid in het kamp. Op 21 januari 1941 werd een kamp voor vrouwen geopend. Meer
dan 65.000 doden. 35.000 mensen werden bij aankomst onmiddellijk vermoord.
Treblinka
Treblinka II was een SS-Sonderkommando dat functioneerde van juli 1942 tot november
1943. Treblinka I was een strafkamp voor joodse en niet-joodse Polen dat geopend werd in
juni 1941 en waar 1.000 tot 2.000 gevangenen verbleven die het uitroeiingskamp hebben
gebouwd. In totaal verbleven er 10.000 mensen waarvan 7.500 werden uitgeroeid. Treblinka
II had een capaciteit voor 700 tot 1000 mensen. Al de mensen (750.000 joden en zigeuners)
werden bij aankomst vergast in de dertien gaskamers die met Dieselmotoren werkten. Op 2
augustus 1943 was er een opstand van 1000 joden ten gevolge van de opstand in het getto
van Warschau. Ongeveer 200 mensen konden ontsnappen, waarvan een 60-tal definitief. In
november 1943 werden allen gebouwen met de grond gelijk gemaakt. Vandaag staat er een
monument ter nagedachtenis van de honderdduizenden die er het leven lieten.
Het complex van Auschwitz-Birkenau
Konzentrationslager Auschwitz I-Stammlager
Konzentrationslager Auschwitz II-Birkenau
Konzentrationslager Auschwitz III-Buna-Monowitz
Nevenkampen
“Laat deze plaats eeuwig
een kreet van wanhoop zijn
en een waarschuwing aan
de mensheid. Hier hebben
de nazi’s omstreeks
anderhalf miljoen mannen
vrouwen en kinderen
vermoord voornamelijk
joden uit verschillende
Europese landen”
Auschwitz-Birkenau
1940-1945
Het oorspronkelijke kamp werd vanaf 1941 uitgebreid met het kamp Birkenau, het kamp
Buna-Monowitz en verschillende kleinere nevenkampen.
Konzentrationslager Auschwitz I-Stammlager
Dit basiskamp trad in werking op 20 mei 1940 met de aankomst van een dertigtal Duitse
gevangenen. Op 14 juni 1940 kwamen de eerste Poolse gevangenen aan. Het bood plaats
aan 20.000 gevangenen en bestond uit het oorspronkelijke, aangepaste en vergrote
kazernecomplex. Het stond achtereenvolgens onder leiding van Rudolf Höss, Arthur
Liebehenschel, Rudolf Höss en Richard Baer. Oorspronkelijk fungeerde het als
interneringskamp voor Poolse politieke gevangenen en criminelen. Tijdens de zomer van
1941 werden de eerste Russische krijgsgevangenen in ondergebracht. Begin 1942 kwamen
de eerste jodentransporten in het kamp aan. Ook zigeuners worden in het kamp
ondergebracht. Van september 1941 tot oktober 1942 functioneerde er een gaskamer ten
experimentele titel. Begin 1942 werd nog een andere gaskamer gebouwd in het lijkenhuis van
het crematorium van Auschwitz I. In het kamp werden ook medische experimenten uitgevoerd
op mensen.
Konzentrationslager Auschwitz II-Birkenau
Door de enorme toevoer van joden en zigeuners werd in 1941 op drie kilometer van het
basiskamp begonnen met de bouw van een tweede kamp, Birkenau. Dit kamp is het grootste
van het hele complex met zijn 175 hectaren, zijn honderden barakken en zijn spoorlijn. Op 16
augustus 1942 trad het kamp in werking. Het is hier dat honderdduizenden mensen, joden en
zigeuners, onmiddellijk na aankomst naar de gaskamers werden gevoerd. Vier grote
gaskamers en crematoria werden gebouwd.
Konzentrationslager Auschwitz III-Buna-Monowitz
Het Auschwitz-complex had ook een economische functie. Vanaf de tweede helft van 1942
werden gevangenen ingeschakeld in de Duitse oorlogs- en bewapeningsindustrie. Zo
bouwden Auschwitzgevangenen op 7 km van het basiskamp het kamp Buna-Monowitz, naast
een fabriek van het chemisch bedrijf IG Farben. Dit bedrijf produceerde synthetisch rubber.
Nevenkampen
In de buurt van Auschwitz werd een reeks van ongeveer 40 nevenkampen gebouwd waar
verschillende economische en industriële activiteiten plaatsvonden.
Verklarende woordenlijst
Antisemitisme:
Concentratiekampen:
Euthanasieprogramma T4:
Extreem-rechts:
Fascisme:
Genocide:
Holocaust: een exclusief aan God opgedragen brandoffer. Betekenis stamt uit Oude Testament waarin
God Abraham tot een proef dwingt: hij moet zijn zoon Isaak brandofferen. Abraham wil het bevel
opvolgen en zijn zoon slachten en verbranden. Daarmee gaf hij uiting aan zijn godsvrees. Maar God
kwam tussen, nam vrede met een ram en liet hem weten dat hij hem rijkelijk zou zegenen en zijn
nageslacht talrijk zou maken zodat het ‘de poort van zijn vijanden in bezit zou nemen’. Vanaf de jaren
’70 duidt men er ook de moord op zes miljoen joden door de nazi’s aan. Maar vele joden gaan met die
bepaling niet akkoord en verzetten zich tegen het gebruik van de term. Voor hen is het een belediging
van de miljoenen slachtoffers van de genocide. De joden waren geen instemmend slachtoffer van een
nieuw liturgisch ritueel waarin de offerpriesters werden vervangen door de nazi’s. De joden brachten
geen offer. God kwam helemaal op het einde niet tussen om hen te redden. En ze werden niet vermoord
om het lot van het joodse volk te rechtvaardigen. Men duidt de jodenmoord aan met ‘genocide’ (zie
genocide).
Joden en joden:
Nacht und Nebel:
Nationalisme:
Negationisme: de negationisten of ontkenners vormen een radicale breuk met de ‘traditionele’
onderzoekers van de jodenuitroeiing. Men vindt ze vooral in extreem-rechtse kringen, maar
ook in academische kringen. De stroming ontstond kort na WOII, maar kende een grote bloei
in de jaren ’70 dankzij Robert Faurisson. De negationisten interpreteren of verklaren het
verleden niet. Ze ontkennen het alleen maar. Negationisten dragen niets bij tot het
wetenschappelijk onderzoek. De ontkenners noemen zichzelf ‘revisionisten’, om verkeerdelijk
de indruk te wekken dat zij de enige juiste herinterpretatie geven van de jodenuitroeiing.
Racisme:
Revisionisme: stroming die ontstaan is midden jaren tachtig in Duitsland. Revisionisten willen
de geschiedenis van het Derde Rijk en van haar misdaden en –genocides herzien en ze een
andere plaats geven in de Duitse en Europese geschiedenis. Men gaat ze bijvoorbeeld
vergelijken met de wantoestanden van het communisme en de Sovjet-Unie. Dat leidt tot
relativering en banalisering. Toch ontkennen die historici het bestaan van de gaskamers niet,
noch het feit dat nazi-Duitsland zich heeft bezondigd aan genocides. Historici die de uniciteit
van Auschwitz verdedigen, hebben hevig gereageerd tegen die herzieningstheorie. Maar
wetenschappelijke geschiedschrijving noodzaakt ook kritische en gefundeerde interpretatie
en herinterpretatie van het verleden, nieuwe invalshoeken en nieuwe vraagstellingen. Ook
voor de geschiedschrijving van de nazimisdaden en –genocides. In dat opzicht kan de
‘revisie’ van het verleden worden gelijkgesteld aan kritisch en wetenschappelijk onderzoek.
Shoah:
Uitroeiingskampen:
Chronologisch overzicht
30 januari 1933
Adolf Hitler wordt benoemd tot Rijkskanselier. Op 23 maart krijgt hij
volmachten van de Rijksdag.
1 april 1933
Boycot van alle joodse winkels.
7 april 1933
Wet op het openbaar ambt: joden worden uit het openbaar ambt
uitgesloten. Numerus clausus wordt in het onderwijs ingevoerd voor
joodse studenten.
26 juli 1933
Rondzendbrief van de Duitse minister van Financiën waarin de
emigratie van de joden wordt gewenst.
22 september 1933
Uitsluiting van de joden uit het cultureel leven (literatuur, media,
theater, muziek, …).
15 september 1935
Wetten van Neurenberg: joden verliezen het staatsburgerschap;
huwelijken en buitenhuwelijke relaties tussen joden en Ariërs wordt
verboden.
26 april 1938
De joden moeten al hun bezittingen boven de 5000 Reichsmark
aanmelden.
14 juni 1938
Inventarisatie van alle joodse ondernemingen.
15 juni 1938
1500 joden worden opgepakt en naar concentratiekampen gevoerd.
23 juli 1938
Invoering van verplichte identiteitskaart voor joden. Op 5 oktober
wordt een nieuw paspoort ingevoerd met de vermelding “J” erop.
28 oktober 1938
Uitdrijving van 17000 joden naar Polen.
9/10 november 1938
Reichskristallnacht: synagogen en woningen van joden worden
vernield. Duizenden joden worden opgepakt. Honderden vermoord.
15 november 1938
De joden worden uit Duitse scholen en universiteiten geweerd
28 november 1938
Registratie van joodse woningen
December
Joden worden verplicht om al hun bezittingen aan te geven; hun
rijbewijs wordt ingetrokken; hun vrijheid tot bewegen wordt beperkt.
19 december 1938
De politie meldt maatregelen om het zigeunervraagstuk op te lossen.
Januari 1939
Alle joodse politieke organisaties worden ontmanteld.
24 januari 1939
Göring mandateert Heydrich om de ‘Reichcentrale voor de joodse
emigratie’ op te richten.
4 juli 1939
De Vereniging van de Duitse joden wordt opgericht
1 augustus 1939
Eichmann richt een nieuwe Reichcentrale voor de joodse emigratie in
Praag op.
18 augustus 1939
Hitler beveelt de dood van gehandicapte kinderen.
Vanaf
1939
Willekeurige executies van joden en Polen.
september
21 september 1939
Heydrich geeft opdrachten aan de Einsatzgruppen betreffende het
joodse vraagstuk in de bezette gebieden. Joodse Raden worden
opgericht. De joden worden geregistreerd en geconcentreerd.
Evaluatie van Poolse, joodse arbeidskrachten. Heydrich meldt hun
imminente deportatie naar een joodse staat onder Duits bewind waar
ook de zigeuners zullen worden ondergebracht.
1 oktober 1939
Hitler tekent de toestemming om alle patiënten die ‘het leven
onwaardig zijn’, te vermoorden. Het is het begin van het T4programma. Voor de eerste keer worden gaskamers gebruikt om
mensen uit te roeien.
7 oktober 1939
Hitler geeft aan Himmler de opdracht om de deportatie te
coördineren.
8 oktober 1939
Eerste getto wordt opgericht in Polen.
12-27 oktober 1939
Eichmann organiseert de eerste deportaties van Oostenrijkse en
Boheemse joden naar Silezië.
Eind oktober 1939
550000 joden worden uit Oost-Pruisen naar het Gouvernementgeneraal (Polen) gedeporteerd om plaats te maken voor Arische
immigranten .
Januari 1940
Eerste vergassing in het euthanasiecentrum van Grafenek.
27 april 1940
Heydrich beveelt de deportatie van 2500 zigeuners van Duitsland
naar Polen. Himmler laat een concentratiekamp in Auschwitz
oprichten. Aankomst van de eerste Poolse gevangenen.
30 april 1940
Het getto van Lodz wordt opgericht
Juni-augustus 1940
Uitwerking van het project-Madagascar (oprichting van een joodse
kolonie). In september wordt dat plan opgegeven.
Juli 1940
Begin van de moord op de joden in de Duitse ziekenhuizen.
3 oktober 1940
Joden krijgen een statuut in Vichy-Frankrijk.
16 oktober 1940
Oprichting van het getto van Warschau. Op 15 november wordt dat
weer gesloten.
22 oktober 1940
Deportatie van oudere joden uit Elzas-Lotharingen.
28 oktober 1940
Eerste anti-joodse verordening in België.
31 oktober 1940
Oprichting van de Schmelt-Organisatie belast met de verplichte
tewerkstelling van joden. De organisatie zal in Auschwitz de selectie
voorstellen van geschikte arbeidskrachten.
Download