Droom en werkelijkheid “Als ik later groot ben, wordt ik schilder, onder de Eiffeltoren in Parijs. Of als dat niet gaat, taxichauffeur.” Trots wijst Benito (5) op zijn droom – een vrolijke knoeiboel van verf en wasco, die tussen tientallen anderen de wanden siert van een Zuid-Mexicaans museum. Ondanks zijn grote fantasie, is Benito bijzonder nuchter voor zijn leeftijd. En dat is misschien maar goed ook; veel kansen om zijn droom te realiseren, zal hij niet krijgen. Het guitige weesje uit Honduras is één van de naar schatting vijftig miljoen armen in Mexico, waarvan President Felipe Calderon een prioriteit wil maken. “Je kan uren speculeren over de toekomst van deze kinderen, maar wij vinden hun dromen op zich al meer dan de moeite waard”, zegt Maria Krisch (19), een Oostenrijkse vrijwilligster. Samen met Rafael Allegria Lopez (21) richtte ze enkele maanden geleden “AYUDART” op. Dat project wil Benito en vele andere arme kinderen in Tuxtla Gutierrez, Chiapas, de kans wil geven om hun toekomstfantasie artistiek te uiten. Tijdens de voorbije weken goten tientallen jongens en meisjes uit tehuizen en opvangcentra hun droom in een kunstwerkje. De resultaten zijn vanaf afgelopen zaterdag te bewonderen in het Regionale Museum van de stad. Kinderen op de eerste plaats “Gelukkig worden door gelukkig te maken, daar draait het voor mij om”, zegt Maria, “Iedere keer ik een kind aan het lachen breng, wordt ik daar zelf een beetje beter van.” Vlak na haar aankomst ging Maria aan de slag bij enkele overheidsprojecten in Tuxtla. Maar al snel kreeg ze in de gaten dat haar filosofie daar niet aansloeg. Die initiatieven waren in de eerste plaats opgezet om het imago van de overheid te dienen – de kinderen kwamen er op de tweede plaats, aldus nog de Oostenrijkse. En dus ging ze op zoek naar een andere manier om haar tien maanden in Mexico zin te geven. Als interim-docente Duits aan een Tuxtleekse universiteit, leerde ze talenknobbel Rafael kennen. Maria’s plannen vonden onmiddellijk gehoor bij de 21-jarige student, geboren aan de grens met Guatemala. Al had die daar zo zijn eigen redenen voor. Na de (v)echtscheiding van zijn ouders toen hij amper twee jaar oud was, beleefde Rafael een emotioneel loodzware jeugd. Hij kwam er heel sterk uit, maar is zijn verdriet nooit vergeten. “Ik wil deze kinderen het geluk geven dat ik zelf niet had op hun leeftijd”, zegt hij eenvoudig. Ondanks hun compleet verschillende achtergrond, hebben Maria en Rafael alvast één ding gemeen: volgens hen zijn de kansarme kinderen en hun dromen het allerbelangrijkste. Hun glasheldere visie inspireerde het duo tot de oprichting van AYUDART. In dat project werd stukje bij beetje gebouwd aan een kader waarin straatkinderen en wezen zich artistiek konden uitleven. En dat is dus gelukt in de vorm van de pasgeopende tentoonstelling. “Het heeft ons bloed, zweet en tranen gekost”, vertelt Rafael, “De Mexicaanse samenleving heeft nu eenmaal niet zoveel aandacht voor haar noodlijdende jeugd en hun dromen. Maar dat verdienen ze wél.” Glazen plafond Voor velen van de kinderen die zaterdag in het Regionale Museum hun creatief talent lieten zien, zal het wellicht bij fantasie blijven. Ze behoren tot de groep van mensen die tijdens de pijlsnelle groei van Latijns-Amerika in de voorbije jaren, aan de kant van de weg bleef toekijken. Het tehuis van het Hondurese weesje Benito ligt in dezelfde wijk als de verzorgde villa’s van Mexicanen die de afgelopen jaren als handelaar of zelfstandig ondernemer profiteerden van de bloeiende economie. Het geluk binnen handbereik spiegelt vele behoeftige Latijns-Amerikanen dan ook een beter leven voor. Maar de verwerkelijking daarvan, is minder vanzelfsprekend. Oorzaken zijn er genoeg voor dat glazen plafond, dat miljoenen erfgenamen van Maya’s en Azteken scheidt van hun eigen dromen. Maar dé cruciale factor is zonder twijfel onderwijs: arme Mexicanen krijgen minder kansen op een goede opleiding. Dat betekent minder kansen om een degelijke job te vinden en te breken met de armoede van hun familie. Waarom neemt onvermogend Mexico een valse start in het onderwijs? Als vanzelfsprekend is de belangrijkste hindernis voor arme kinderen het prijskaartje. Private scholen zijn vaak ontzettend duur – de hogere graad van het secundair onderwijs kost de ouders maandelijks algauw 30 à 50€ per kind. Het alternatief is het publiek onderwijs, maar dat is van erbarmelijke kwaliteit. De leerkrachten missen soms zelfs de basisvorming, dikwijls is er geen les en bijna altijd zijn de schoolboeken hopeloos verouderd. Voor de leerlingen wordt daarmee elke ambitie gesmoord. Zo kan je bijvoorbeeld vanuit de publieke middelbare scholen onmogelijk naar de universiteit. Augusto (16) weet er alles van. Zijn broers en hij hadden het thuis al niet breed toen zijn moeder kanker kreeg. “Ik was zes en moest eigenlijk naar school. Maar er was al geen geld om mijn mama te genezen, laat staan om mij naar school te sturen”. Dus bleef Augusto thuis en zorgde voor het huishouden terwijl zijn moeder steeds zieker werd. Toen ze zes jaar geleden stierf, begon zijn vader te drinken. De tienjarige Augusto werd thuis weggehaald en belandde in een zeldzaam opvangcentrum, dat hem alsnog de kans gaf naar een goede school te gaan. “Ik leerde lezen en schrijven in een mum van tijd”, zegt Augusto trots, “En dat moet, want ik wil later president worden”. Hij glimlacht, maar weet dat hij geluk heeft gehad. Duizenden van zijn lotgenoten zullen de schoolbanken nooit te zien krijgen. Augusto is vlot Spaanstalig, maar vele Mexicaanse kansarmen zijn dat niet. Indigenas hebben, naast de hoge kosten, ook af te rekenen met een taalbarrière. In de deelstaat Chiapas spreken en schrijven zo’n vijftigduizend mensen enkel in de taal van hun indiaanse voorouders - Tzotzil, Zoque of een van de vele andere talen en dialecten. Honderdduizenden spreken niet meer dan een mondje Spaans. Voor vele armen eindigen de toekomstdromen dus aan de grens van hun eigen gemeenschap. Frustraties Het resultaat van dat alles is dat in Mexico degelijk onderwijs bijna uitsluitend is weggelegd voor de kinderen uit de bemiddelde middenklasse, die zonder problemen de toegang betalen tot de dure private scholen, altijd Spaanstalig zijn en steevast in de stad wonen. En die kapen dus ook de beste jobs weg. Zo vergroot hun voorsprong op minder welgestelde landgenoten zienderogen. Voor arme ouders is de verleiding immers groot om de schoolplannen te laten varen en te kiezen voor een extra inkomen. Ieder jaar trekken 350 000 Mexicaanse kinderen weg van hun thuis om te gaan werken. 90% van hen komt nooit meer op de schoolbanken terecht. Breken met de miserie van hun ouders en hun eigen dromen realiseren, wordt op die manier onmogelijk. De rijpe bananen zien hangen, maar er nét niet bij kunnen – het leidt niet zelden tot frustraties. En die komen stilaan bovendrijven. Tijdens de verkiezingen van juli vorig jaar, uitte een groot deel van de Mexicanen massaal zijn steun voor de linkse presidentskandidaat Lopez Obrador. Die moest uiteindelijk met het kleinste verschil de duimen leggen, maar het signaal van de publieke opinie was krachtig en niet mis te verstaan. Felipe Calderon, de nieuwe president, kon maar beter komaf maken met de ellende waarin vele van zijn landgenoten leefden. De veelbelaagde Calderon lijkt op het eerste zicht de boodschap begrepen te hebben. Begin dit jaar meldde hij dat de vijftig miljoen noodlijdende Mexicanen zijn absolute prioriteit zouden worden, met onderwijs als hefboom. De president stelde gedurende de voorbije maanden talrijke onderwijsfondsen en -beurzen in. Tijdens luisterrijke conferenties besprak hij de problematiek niet alleen met de Mexicaanse verantwoordelijken, maar zelfs met VS-President Bush. Een grondige hervorming van het onderwijs heette onveranderlijk het doel te zijn. Kijken mag, aankomen niet Maar of onderwijs werkelijk de presidentiële topprioriteit is? Liever dan de woorden van een politicus, analyseren specialisten zijn portefeuille. En voor 2007 blijken daaruit wel andere voorkeuren dan de onderwijshervorming. Veiligheid slorpt het gros van de middelen op. Calderon heeft van zijn strijd tegen de drugsmaffia een breekpunt gemaakt, en dat kost de Mexicaanse belastingbetaler een aardige duit. Het budget voor onderwijs gaat er zelfs met 1,2 % op achteruit, waardoor de sector het nu met enkele miljoenen pesos mínder moet stellen. Of dat hervormingen in de hand zal werken, is hoogst twijfelachtig. Het moet gezegd dat politieke onwil niet de enige barrière is die vooruitgang in de weg staat. Politieke analisten wijzen ook in de richting van de onderwijsvakbond, die een gigantische macht heeft, maar geen verantwoordelijkheid draagt. Een onlangs uitgekomen onafhankelijke studie sprak zelfs over “de gijzeling van de onderwijssector”. De vakbond, gedragen door elementen uit het oude PRI-regime, heeft een monopolie op opleiding, verdeling en promotie van leerkrachten. Ze verhindert bovendien transparante evaluaties en houdt ook de decentralisatie van het onderwijs tegen. Een aanzienlijke verhoging van het budget en inperking van de vakbondsmacht, zouden alvast een grote stap betekenen naar een beter, efficiënter en meer toegankelijk onderwijs. Maar dergelijke hervormingen lijken voorlopig veraf. En het voornaamste slachtoffer van de hele problematiek zijn de Mexicaanse kinderen, die door het gebrekkige onderwijs hun toekomst gehypothekeerd zien. Voor hun dromen geldt vooralsnog het advies dat ook te lezen staat op een verguld aanplakbordje in het Regionale Museum: “Kijken mag, aankomen niet.”