(Standaard) Commissie voorbladen griffi - Provincie Noord

advertisement
Griffie
Commissie voor economie, mobiliteit en grote stedenbeleid
Datum commissievergadering :
-
DIS-stuknummer
:
Behandelend ambtenaar
:
Dienst/afdeling
:
Nummer commissiestuk
:
Datum
:
Bijlagen
:
963307
V. Klaphake
WMV/V&V
EMG- 0056
2 december 2003
4
Onderwerp:
Beëindiging subsidierelatie Stichting VervoerCoördinatieCentrum Brabant
Voorstel van GS aan PS:
ter bespreking
ter kennisneming
ter vaststelling
Voorstel van het Presidium/Griffie:
ter bespreking
ter kennisneming
ter vaststelling
Griffier der Staten,
namens deze,
mr. J.W.L.M. Zwepink
Bijlagen:
1. Brief aan VCC Brabant
2. Brief aan Minister V&W
3. Brief aan SRE
4. Besluitvorming GS einde 2000
Notitie ten behoeve van de Commissie voor economie,
mobiliteit en grote stedenbeleid inzake Beëindiging
subsidierelatie Stichting VCC Brabant
Ingegeven door de uitkomsten van het evaluatieonderzoek, de moeilijke financiële positie van het VCC
Brabant en de omstandigheid dat het bestuur van de stichting VCC Brabant zelf ook onvoldoende perspectief
ziet in het voortzetten van de gesubsidieerde activiteiten, hebben wij op
8 juli 2003 het principebesluit genomen om per 1 januari 2004 de subsidierelatie met het VCC Brabant voor
het verrichten van de taak ‘informeren en stimuleren’ op het beleidsterrein vervoermanagement, stop te
zetten. Op grond van de besluitvorming van Provinciale Staten van november 2000 zou de subsidierelatie in
beginsel doorlopen tot 1 januari 2005. Over dat principe-besluit is gesproken met de commissie EMG, waar
instemming is verkregen voor het voorstel en aandacht is gevraagd voor het aspect ‘kennis’.
Bij de besluitvorming van juli 2003 is tevens aangegeven, dat een aantal zaken nog nader zou worden bezien,
voordat tot een definitief besluit kon worden gekomen:
 de relatie met het ministerie van Verkeer en Waterstaat, gezien het feit dat voor de uitvoering van
vervoermanagementbeleid voor een groot deel wordt gewerkt met gedecentraliseerd geld;
 de financiële en juridische implicaties van het beëindigen van de subsidierelatie;
 de discussie over het mogelijk faciliteren van de private opvolger van het VCC Brabant;
 het ‘polsen’ van de (grote) gemeenten over een doordecentralisatie van vervoermanagement.
Voor het beëindigen van de relatie met VCC Brabant is in een bestuurlijk overleg op
4 september 2003 discussie gevoerd over een aantal mogelijk varianten van die beëindiging. De drie varianten
waren:
- faillissement op korte termijn;
- stoppen per 31 december 2003;
- stoppen per 31 december 2003, met het bezien van de mogelijkheden om een mogelijk private
opvolger van het VCC Brabant te faciliteren teneinde de ‘kennis’ te behouden.
In eerste instantie is destijds gekozen voor het bezien van de derde variant. Faillissement werd niet als een
serieuze variant beschouwd omdat dan – voor provincie en SRE - geen sprake zou zijn van een ‘zorgvuldige’
beëindiging van een meerjarige subsidierelatie op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat er nog
absoluut geen zicht is op een doorstartende onderneming is er nu automatisch sprake van het werken met
variant twee, stoppen per 31 december 2003.
Ad. Overleg Ministerie.
Aan het ministerie is een aantal vragen voorgelegd over de ‘vrijheden’ van de provincie met de rijksmiddelen.
Essentie van de beantwoording is, dat het om een doeluitkering gaat,dat wil zeggen de middelen moeten voor
het doel worden ingezet. Tekortafdekking bijv. past daar dus niet in. Als provincie/SRE mogen wij een
andere organisatie dan VCC, bijv. de opvolger van VCC, vervoermanagementmiddelen geven, als het maar
gaat om het leveren van vervoermanagementproducten. Ook wordt gewezen op het ‘passen binnen’
provinciale (aanbestedings-)regels. Niet voor het bestemde doel gebruikte middelen kunnen volgens de
regeling teruggevorderd worden.
Kortom, er zit weinig rek in de bestedingsmogelijkheden van de rijksmiddelen.
Ad. Financiële en juridische implicaties.
De financiële implicaties vallen uiteen in de onderdelen die te maken hebben met de afwikkeling van de
financiën (zowel in- als extern, SRE en Verkeer en Waterstaat) en de discussie over afkoop, doorstart etc.
Op dit moment wordt ten aanzien van VCC Brabant geopereerd op grond van besluitvorming van GS/PS van
einde 2000 over het Businessplan van VCC Brabant.
Daar is toen besloten om VCC voor de periode van 2001 tot en met 2004 taken te laten vervullen die
voortvloeien uit het PVVP (1998) en die zijn omschreven als ‘informeren en stimuleren’. De daarvoor
gereserveerde bedragen geven een dalende tendens te zien, onder gelijktijdige toename van het – op
-2-
uitvoering gerichte – budget ‘projecten vervoermanagement’. De hoeveelheid middelen is jaarlijks dezelfde,
nl. € 328.990.-- (ƒ 725.000,--) gedecentraliseerd rijksgeld en
€ 90.756,-- (ƒ 200.000,--) provinciale
bijdrage voor ‘projecten vervoermanagement’, samen dus € 419.746 (ƒ 925.000,--). Zie voor deze getallen
ook bijlage 4.
Voor de periode tot en met 2003 zijn de middelen voor het onderdeel ‘informeren en stimuleren’ uitgegeven
conform de afspraken. Van het onderdeel ‘projecten’ is echter slechts in beperkte mate geld uitgegeven
(onder andere het evaluatieonderzoek, en drie kleinere opdrachten voor VCC Brabant). Op dit moment is
nog ca. € 285.000,-- in kas, waarbij mogelijk nog middelen voor 2004 bijkomen (NB V&W zal de bijdrage
voor 2004 met 11,1% korten als gevolg van bezuinigingen).
Er moet rekening worden gehouden met het terugbetalen van ongebruikte middelen aan het rijk. Daarvoor
zijn, behalve de gevolgen van de bovenstaande vragen, meerdere scenario’s denkbaar:
1. We verrekenen de bijdrage van het rijk eenvoudig met de jaarlijkse subsidiebijdrage aan VCC en houden de
‘eigen middelen’ daarbuiten. NB Voor het goede overzicht wordt hier even met guldens gerekend op basis van bijlage 4.
Dat levert dan tot en met 2003 het sommetje; 3x 725.000 minus (815.000 + 625.000 + 535.000) =
200.000 (in harde guldens), in beginsel te retourneren aan het rijk. We houden dan onze eigen middelen 1 x
110.000 + 2 x 200.000 = 510.000 (+ 200.000 in 2004) gulden ‘over’. Van het budget ‘Projecten
vervoermanagement’ zijn inmiddels reeds middelen uitgegeven voor het evaluatieonderzoek, de drie VCCprojecten (samen ongeveer ƒ 177.000,--). De resterende middelen, ƒ 510.000,-- minus ƒ 177.000,-- = ƒ
333.000,-- (ongeveer € 150.000,--) zijn dan in potentie inzetbaar voor de afwikkeling van de relatie met
VCC Brabant. Met het rijk zal een en ander ‘afgerekend’ moeten worden conform de bestaande afspraken,
waarbij wij de kosten van het evaluatieonderzoek en de drie VCC-projecten bij het rijk ‘in rekening’ zullen
brengen, zodat er voor de provincie meer eigen middelen resteren.
2. Andere variant is, dat we uitgaan van het op een hoop vegen van alle middelen (4 x 925.000) en te zijnder
tijd bij de eindafrekening met VCC in de loop van 2004 na aftrek van alle subsidies en ‘projecten’, het
resterende bedrag voor 725/925 deel aan het rijk teruggeven.
Wij gaan voor de afwikkeling van de relatie met VCC Brabant uit van het eerste scenario. Deze keuze
impliceert tevens, dat de provincie, samen met SRE met VCC Brabant tot een deal komt over de financiële
afwikkeling, de oplevering van twee projecten (N279 en Methodiekontwikkeling), de afkoop van een aantal
in 2003 doorlopende materiële verplichtingen van VCC, het opstellen van het Jaarverslag/Jaarrekening 2003
en de voortzetting van het beheer van de carpooladministratie. Voorstel is om voor die deal de provinciale
middelen uit het budget ‘Projecten vervoermanagement’ in te zetten (zie boven, zijnde ongeveer ƒ
330.000,--).
Om de relatie met VCC te kunnen beëindigen wordt hier een korte begroting opgesteld, die grofweg uit de
drie volgende bedragen bestaat:
a. het tekort over 2002 van € 92.728,--;
b. afkoop in 2004 doorlopende materële contracten VCC € 37.000,--;
c. afwikkeling Jaarrekening 2003, liquidatie gedurende 1e kwartaat 2004 € 45.000,--;
d. opgeteld levert dat een bedrag op van € 175.000,--.
Met SRE is bestuurlijk afgesproken, dat zij € 50.000,-- voor hun rekening nemen, zodat er voor de provincie
€ 125.000,-- resteert. Provincie en SRE zullen niet eerder tot betaling overgaan nadat daar schriftelijk om
verzocht is door het stichtingsbestuur, waarbij de onder b en c genoemde bedragen een goede motivering en
verantwoording behoeven.
Ad. Mogelijk faciliteren opvolger VCC Brabant?
VCC Brabant wil een private doorstart maken. Daarvoor zal een ondernemers-/bedrijfsplan opgesteld
moeten worden dat perspectief biedt op financieel, personeel en juridisch gebied. Vermoedelijk kan dan een
-3-
deel van het zittende VCC-personeel dan de overstap maken naar de nieuwe organisatie, zodat de kennis - in
ieder geval deels - behouden blijft. Dat bedrijfsplan ligt er nog nog niet, dus kan het in de besluitvorming ook
geen rol spelen.
Voorstel inzake dit punt is, dat de provincie zich op geen enkele wijze inlaat met een eventuele private
doorstart van VCC Brabant. Juridisch gezien ligt hier geen verplichting voor de provincie en SRE en er is ook
geen enkel zicht op de doorstartende onderneming.
Ad. Polsen ‘grote gemeenten’ over doordecentralisatie vervoermanagement
In zowel een ambtelijke als een bestuurlijke bijeenkomst van de B5 is de vraag voorgelegd aan de deelnemers
of zij iets voelen voor het idee om gemeenten een zwaardere rol te laten vervullen rond vervoermanagement.
Dit was ingegeven door de gedachte, dat deze instanties wellicht meer geschikt zijn voor het uitvoeren van
vervoermanagementbeleid dan de provincie doordat gemeenten veel vaker direct met bedrijven aan tafel
zitten, bedrijventerreinen aanleggen en revitaliseren etc.
De uitkomst van deze consultatie is, dat de gemeenten er niets in zien om een grotere rol te gaan spelen op
dit terrein. Dit leidt ertoe, dat de provincie zich in het kader van het PVVP zal beraden op haar rol op dit
beleidsonderdeel.
Het rijk brengt in het concept-NVVP vervoermanagement onder bij mobiliteitsmanagment, als een essentieel
onderdeel. Gezien de ervaringen van het recente verleden met Vervoermanagement in Brabant is dat
‘essentiële’ moeilijk vol te houden. Denkrichting voor het PVVP+ op dit moment is, dat de provincie zich
vooral faciliterend zal gaan opstellen. Dat zal enerzijds zijn in de vorm van het beschikbaar stellen van een
methodiek waarmee bedrijven(-terreinen) zelf hun mobiliteit (personen- en goederenvervoer) en
alternatieven daarvoor in beeld kunnen brengen. Of dit instrument daadwerkrlijk in de gedachte vorm
beschikbaar komt is afhankelijk van de ontwikkeling ervan en het verrichten van enkele pilots. Naar
verwachting zal de uitkomst hiervan midden 2004 bekend zijn. Anderzijds kan de provincie faciliteren door
middel van subsidie, waarbij bedrijven(terreinen), gemeenten en instellingen de mogelijkheid wordt geboden
om (delen van) vervoerplannen – al dan niet onder de vlag van parkmanagement – in te dienen voor een
bijdrage. Inzet van eigen middelen door gemeenten en bedrijfsleven is daarbij een belangrijke voorwaarde.
Op 6 oktober 2003 is er een werkconferentie gehouden in het kader van de Strategische Agenda Milieu,
Economie en Ruimte met als onderwerp ‘duurzame bereikbaarheid’. De in de strategische agenda
samenwerkende partners hebben daar discussie gevoerd over algemene bereikbaarheidsprincipes, waarbij ook
vervoermanagement als een van de opties zeer beperkt aan de orde is geweest. De bijeenkomst heeft voor dit
dossier, alsmede voor de discussie over zin/onzin van vervoermanagement geen nieuwe gezichtspunten
opgeleverd.
Conclusie uit de gepleegde consultaties is, dat de grote brabantse gemeenten niets voelen voor het
overnemen van de rol van de provincie. In het PVVP+ zal het beleidsonderdeel een bescheiden plaats gaan
innemen.
's-Hertogenbosch, 2 december 2003
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.
-4-
Download