Hoofdstuk 6 – Activated Texts

advertisement
Hoofdstuk 6 – Activated Texts

Polysemie  Ironie: Het ene zeggen, maar iets anders bedoelen. Laat altijd 2 discourses
met elkaar confronteren.
Metafoor: Ook hier een confrontatie tussen twee discourses. Altijd een dominante discourse (hierarchy of discourses, McCabe), maar geen standaard
betekenis.
Jokes: Botsing tussen twee discourses. Is wel een preferred reading van
grappen, maar deze staat niet vast.
Tegenstelling: Verschillende tegengestelde discourses. Bahktin’s heteroGlossia is hiermee verbonden. Heteroglossia=veel stemmen/ meningen in
in een tekst.
Excess: 1. Excess als hyperbool  overdrijving van dingen
2. Semiotisch excess  typisch voor televisie. Te veel betekenis in
televisie volgens Hartley (hart to hart).

Open, writerly texts
Eco meende dat, doordat er allerlei groepen bestaan met conflicterende interesses, een text
open moet zijn. Er zijn dus meerdere betekenissen.
Barthes’ visie op readerly en writerly texts lijkt op de theorie van Eco (open en closed).
Een readerly (closed) text lijkt op McCabe’s ‘classic reality text’. Writerly texts zitten vol
met tegenstellingen (open text).

Producerly texts
Televisie texten zijn writerly, maar verschillen op één manier van de echte writerly texten.
De echte writerly texten zijn ‘hoge’ cultuur en televisie niet. Daarom ‘producerly’ text 
combineert openheid met de makkelijke toegankelijkheid van ‘readerly’ texten.
Volgens Kaplan voldoet de producerly text voor een groot deel aan de eisen van een
radical text:
1. aandacht voor eigen textualitet
2. niet op een enkele reading-subject toegespitst
3. speelt met het verschil tussen ‘real’ en ‘representatie van real’
4. vervangt plezier van identificatie door participatie en productie

Segmentatie & Flow
Volgens Williams is de televisie ervaring een ‘flow’. Bestaat uit een continue stroom van
beelden zonder enige logica. Dit komt ten eerste door constante onderbreking van films en
televisieprogramma’s door reclame etc.
Williams kwam met ‘medium-range analysis of flow and sequence’. Sequences zijn kleine
stukjes text, die vaak tegenstrijdige discourses bevatten (bijvoorbeeld reclame met
programma). Of bijvoorbeeld reclames passen qua subject bij programma’s.
Hoofdstuk 7 – Intertextuality

Horizontale intertekstualiteit  relaties tussen verschillende tv-programma’s (primaire
teksten.

Genre
Culturele handeling om de chaos van aanbod te ordenen. Kijken naar overeenkomsten
i.p.v. naar de verschillen. Volgens Feuer zijn er 3 manieren om genres te creëren:
1. Esthetisch
2. Ritueel
3. Ideologisch (vooral deze is problematisch)
Vaak staan genres niet vast  bijv. veel mengvormen

Inescapable intertextuality
Volgens Barthes is kennis van de ‘real’ intertextueel: het bestaat alleen uit relaties van
dingen die in de cultuur geschreven, gesproken etc. zijn. Volgens Barthes bestaat er een
aantal ‘knowledges’ voor begrippen: the meeting, the kidnapping etc. Hier van uit
beoordelen we de werkelijke wereld, de real dus.

Verticale intertekstualiteit
Relaties van primaire text met secundaire texten. Dat zijn krantenartikelen etc. Eénrichtingverkeer van secundaire textenn naar de primaire.

The Tertiary Text
Dit zijn alle orale gesprekken of ingezonden brieven over primaire texten. Hebben geen
invloed op de primaire teksten, andersom wel. Beïnvloeden net als V.I. de opinie van de
lezer.

Intertekstualiteit en Polysemie
Het toekennen van betekenissen aan texten is volgens Hall afhankelijk van de
intertekstualiteit, dus van de kennis van secundaire/tertiaire texten bij de lezer.
Hoofdstuk 8 – Narrative
Volgens Barthes bestaat alles om ons heen uit ‘narrative’. Zelfs in bijvoorbeeld glas-in-lood
ramen. Narrative en Language zijn twee van de belangrijkste culturele aspecten in alle
maatschappijen.
Narrative heeft ook paradigmatische en syntagmatische relaties. Parole en language. Niet
alleen film is narrative, ook nieuws etc. Paroles = specifieke narratives. Levi-Strauss is alleen
geïnteresseerd in narrative langue. Beiden eens over een ‘deeper meaning’.

Realisme revisited  Door McCabe

Structuralistische benadering narrative  proberen structuralisten een universele
narratieve structuur te vinden in texten.

Mythic Narrative
Barthes en Levi-Strauss invloedrijk op dit gebied. Barthes = Marixistisch Semioticus, LS =
Structureel Antropoloog. Hun ideeën zijn heel verschillend, behalve het idee over ‘diepere
ware betekenissen’. Het is volgens hen een universal cultural process. Voor Levi-Strauss zijn
mythes angst-reducerende mechanismen. Het zorgt voor schijnbare wegen om te leven. Dit
zijn de binaire opposities. Cultuur is volgens Levi-Strauss homogeen.
Barthes, daarentegen, zag cultuur als heterogeen. Volgens Barthes werken mythes om de
klasse-interesses van de bourgeoisie te naturaliseren en universeel te maken.
Volgens Barthes is een lezer zich niet bewust van mythes.

Narrative Structures
Vladimir Propp heeft 100 Russische Folktales geanalyseerd en ontdekte vaste structuren.
Belangrijk onderzoek geweest.

Narrative Codes
Barthes komt met de term ‘structuration’ (dit is geen structure). Dit houdt in hoe de
betekenis wordt gevormd bij writer/reader van een text. De text wordt gestructureerd door
‘interweaving voices’. Deze ‘voices’ worden gedeeld door reader en writer en doorbreken
de grenzen van de text en linken deze text aan andere texten en cultuur in het algemeen.
De voices zijn georganiseerd in 5 codes:
1. symbolic code
2. semic code
3. referential code
4. code of actions
5. hermeneutic code

Televisual Narrative
Volgens Feuer verschilt televisie van de traditionele narratieve structuur op een aantal
manieren. De belangrijkste is dat het plot vaak geen einde bereikt (soap etc.). Feuer zegt
ook dat de traditionele narratieve structuren beter zijn in het beschrijven van mannelijke
dan vrouwelijke narrative.
Download