File - Engels proefwerkweek 3!

advertisement
HOOFDSTUK 1 DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP
§1.1
Naamloze Vennootschap (NV) = een vennootschap met in overdraagbare aandelen verdeeld
kapitaal. De aandeelhouders (vennoten) zijn de eigenaren van de nv. De nv is een rechtspersoon. De
aandeelhouders zijn beperkt aansprakelijk, het privévermogen is veilig.
Nominale waarde (van een aandeel) = de waarde die op een aandeel staat
Rechten en plichten bij bezit van een aandeel:
1. Stemrecht op de algemene vergadering van aandeelhouders
2. Beperkt aansprakelijk (alleen tot bedrag aandelen)
3. Recht op een aandeel in de winst  dividend
4. Kans op koerswinst/koersverlies
§1.2 De effectenbeurs
Effecten = waardepapieren, de belangrijkste zijn aandelen en obligaties
Obligatie = schuldbewijs van een nv aan een onderneming
Effectenbeurs = plaats waar vraag en aanbod van effecten elkaar ontmoeten koersvorming
Speculeren = kopen van o.a. effecten in de hoop dat de koers zal stijgen (om deze later met
koerswinst te verkopen)
Fondsen = effecten
AEX-koersindex = indexcijfer dat het koersverloop vd belangrijkste Nederlandse aandelen weergeeft
§1.3 De vermogensmarkt
Vermogensmarkt = het geheel van vraag naar een aanbod van vermogen
- Geldmarkt = vermogen uitgeleend voor minder dan een jaar
- Kapitaalmarkt = langdurig tijdelijk vermogen en permanent (=aandelen) wordt aangeboden
en gevraagd
Aanbieders en vragers vermogen = gezinnen, bedrijven, overheid
Rente/interest = geldbedrag dat men ontvangt voor het uitlenen van geld
Rentevoet = rentepercentage
§1.4 De oprichting en beëindiging van een nv
Voor de oprichting van een nv is nodig:
1. Notariële akte van oprichting
 Namen oprichters
 Statuten: naam nv, plaats vestiging, doel nv, bedrag maatschappelijk kapitaal, aantal
aandelen, nominale waarde aandelen
 Aantal aandelen dat elk van de oprichters heeft
 Benoeming van de eerste directieleden
2. Ministeriële verklaring van geen bezwaar
 De nv mag niet gebruikt worden voor ongeoorloofde doeleinden
 Oprichters moeten voor 20% deelnemen in maatschappelijk vermogen
 Akte van oprichting mag niet in strijd zijn met de openbare orde
§1.5 De leiding van een nv
De nv is in eerste instantie in handen van de directie of het bestuur. De taken van de directie:
- Dagelijkse leiding
- Optreden namens de nv
- Beheren vermogen van de nv
- Bijeenroepen en leiden van de algemene vergadering van aandeelhouders
- Opstellen van de jaarrekening
De directie is altijd verantwoording schuldig aan de algemene vergadering van aandeelhouders. De
uiteindelijke zeggenschap ligt ook bij de AV. Zij hebben de volgende bevoegdheden:
- Vaststellen jaarrekening
- Benoemen registeraccountant die de jaarrekening controleert
- Benoemen en ontslaan directie
- Wijzigen statuten
- Ontbinden van de nv
De macht van de nv ligt volgens de wet bij de algemene vergadering van aandeelhouders, maar ligt in
werkelijkheid bij een beperkte groep aandeelhouders. Manieren om dit zo te houden zijn:
- Prioriteitsaandelen, degenen met deze aandelen hebben extra rechten waardoor ze meer
macht hebben binnen de nv
- Onderbrengen van aandelen bij een administratiekantoor, zij brengen ipv gewone aandelen
certificaten van aandelen uit. Deze zijn hetzelfde als aandelen, alleen geven ze geen recht op
een stem in de algemene vergadering van aandeelhouders.
Grote nv’s (meer dan 100 werknemers) moeten een raad van commissarissen hebben. Zij mogen:
- Jaarrekening vaststellen
- Benoemen en ontslaan directie
- Goedkeuren of verwerpen van directievoorstellen m.b.t. fusie, aandelenuitgifte en
massaontslag
Alle nv’s met meer dan 50 werknemers moeten een ondernemingsraad (OR) instellen. De OR heeft
de volgende bevoegdheden:
1. Overlegrecht, overleg met de werkgever over de gang van zaken in de onderneming
2. Adviesrecht, bij verlies van arbeidsplaatsen of bij veranderingen van arbeidsvoorwaarden
3. Instemmingsrecht, de OR moet instemmen met voorgenomen besluiten op sociaal gebied
4. Informatierecht, de werkgever moet de OR alle informatie verstrekken die deze nodig heeft
5. Initiatiefrecht, de OR mag ook zelf zaken aan de orde stellen
6. Vetorecht, (alleen voor grote nv`s) het uitspreken van een veto bij benoeming van een
nieuwe commissaris door de raad van commissarissen
§1.6 Voor en nadelen van de nv als rechtsvorm
nv
Aansprakelijkheid
Beperkt aansprakelijk
Leiding
Financiering
Publicatieplicht
Continuïteit
Fiscale aspecten
Scheiding van leiding en
eigendom mogelijk
Groot aantal personen
Jaarrekening
Veel personen dus
continuïteit
eenmanszaak
Eigenaar aansprakelijk
Eigenaar is leider en
ondernemer
1 persoon
Geen publicatieplicht
Als de eigenaar
overlijdt verdwijnt de
eenmanszaak
Vennootschapsbelasting Inkomstenbelasting
 nettowinst 
reserveren/dividend
Loon is afhankelijk van
de winst
Loon is onafhankelijk
van de winst
vof
Hoofdelijk
aansprakelijk
Eigenaar is leider en
ondernemer
Meerdere personen
Geen publicatieplicht
Iets beter dan bij de
eenmanszaak, er zijn
hier meer eigenaren
Inkomstenbelasting
Loon is afhankelijk van
de winst
§1.7 De Besloten Vennootschap (BV)
Besloten Vennootschap = een rechtspersoon met een in aandelen verdeeld maatschappelijk
kapitaal, waarin alle vennoten voor een of meer niet vrij overdraagbare aandelen deelneemt.
- Aandelen zijn niet vrij overdraagbaar
- Beperkte aansprakelijkheid
- Geen koersvorming
§1.8 Soorten aandelen
De voorkeursbehandeling bij het hebben van preferente aandelen kan betrekking hebben op:
1. Preferentie met betrekking tot de uitkering van dividend, deze aandeelhouders krijgen een
vast percentage dividend uitgekeerd als er winst beschikbaar is voor dividenduitkering. Deze
aandeelhouders hebben dus meer zekerheid. Je hebt ook preferente winstdelende
aandelen. Deze aandeelhouders krijgen naast een percentage van de nominale waarde van
hun aandelen, ook nog een aandeel in de overwinst.
2. Preferentie bij de liquidatie van de nv. Als een nv failliet gaat krijgen deze aandeelhouders,
na het afbetalen van de schulden, voorrang op de gewone aandeelhouders bij het
terugkrijgen van hun geld.
3. Preferentie met betrekking tot zeggenschap. Deze worden gerealiseerd d.m.v.
prioriteitsaandelen. Zij mogen de Raad van Commissarissen benoemen en hebben hierdoor
meer zeggenschap. Ook bestaan er de oprichtersbewijzen. Dit zijn bewijzen die recht geven
op een aandeel in de nettowinst.
Aandelen op naam zijn aandelen waarop de naam van de aandeelhouder staat. Aandelen
aan toonder hebben geen vermelde naam, de bezitter hoeft dus niet de eigenaar te zijn.
HOOFDSTUK 2 HET EIGEN VERMOGEN VAN DE NV
§2.1 Het aandelenvermogen
Maatschappelijk kapitaal/aandelenvermogen = het nominale bedrag waarvoor maximaal aandelen
uitgegeven kunnen worden.
Geplaatste kapitaal/aandelenvermogen = het nominale bedrag dat in werkelijkheid aan aandelen is
uitgegeven  maatschappelijk aandelenvermogen – aandelen in portefeuille = geplaatst kapitaal
Aandelen in portefeuille = nog niet geplaatste aandelen
§2.2 De aandelenemissie
Bij de oprichting van een nv moet de omvang van het nominaal maatschappelijk kapitaal in de
statuten staan. Als alle aandelen nog in portefeuille zijn, dan is het Eigen Vermogen van de nv 0.
Het laten drukken en in portefeuille nemen van aandelen noem je het creëren van aandelen.
Aandelenemissie a pari
Emitteren van aandelen = het plaatsen, het uitgeven of het in omloop brengen van aandelen.
Bij het plaatsen van aandelen worden de aandelen in portefeuille uitgegeven, waardoor dit zal
afnemen en het saldo van kas/bank zal stijgen.
A pari = de aandelen worden tegen een koers geplaatst die gelijk is aan de nominale waarde van het
aandeel (uitgiftekoers is 100% van de nominale waarde).
Aandelenemissie boven pari
Dit wordt gedaan als de nv hoge winsten heeft en hierdoor de vraag naar aandelen van de nv hoog is.
Boven pari = de aandelen worden tegen een koers geplaatst die hoger is dan de nominale waarde
van het aandeel (de emissiekoers is hoger dan 100%)
Agio = het bedrag dat met meer binnenkrijgt dan de nominale waarde. Dit bedrag vind je op de
balans terug onder de post agioreserve.
Aandelenemissie beneden pari
Dit zie je vooral bij verlieslijdende nv`s die toch eigen vermogen nodig hebben.
Beneden pari = de aandelen worden tegen een koers geplaatst die lager is dan de nominale waarde
van het aandeel (de emissiekoers is lager dan 100%).
Disagio = het bedrag dat men minder binnenkrijgt dan de nominale waarde.
§2.3 De winstverdeling van de nv
Het resultaat uit gewone bedrijfsvoering = de winst
De winstgerechtigden van een nv:
1. Personeel. Het aandeel van het personeel in de winst wordt tantièmes (bonussen)genoemd.
Als deze ter beschikking worden gesteld, ontstaan er op korte termijn een schuld aan het
personeel tot aan de uitbetaling. Op de balans vind je dit terug onder ‘te betalen tantièmes’.
2. Fiscus. Over de winst moet maximaal 25.5% vennootschapsbelasting worden betaald.
Nettowinst uit gewone bedrijfsvoering = resultaat uit gewone bedrijfsvoering –
vennootschapsbelasting. Als de vennootschapsbelasting nog niet is afgedragen is er een
schuld op korte termijn, op de balans staat deze onder ‘te betalen vennootschapsbelasting’.
Voor vennootschapsbelasting is het schijventarief ingevoerd.
3. Aandeelhouders. Dividend = het deel van de nettowinst dat beschikbaar is voor de
aandeelhouders. Het is een soort vergoeding voor de niet gekregen interestopbrengst en ze
krijgen dit omdat ze risico lopen. De nv (of bv) is verplicht om 15% dividendbelasting in te
houden op het dividend. Brutodividend is het dividend voor de aftrek van dividendbelasting.
Nettodividend is het dividend dat de aandeelhouder krijgt, dus na aftrek dividendbelasting.
Dividendpercentage = (brutodividend per aandeel/nominale waarde per aandeel) x 100%
Dividendpercentage = (totale brutodividend/nominale waarde geplaatste kapitaal) x 100%
Bij het ter beschikking stellen van dividend ontstaat er een korte termijn schuld aan de
aandeelhouders te vinden onder ‘te betalen dividend’ en aan de fiscus onder ‘te betalen
dividendbelasting’.
4. NV (of BV) zelf. Reserveren is het niet uitkeren (ofwel inhouden) van de winst. Omdat deze
uit de winst ontstaan zijn het winstreserves. De in de statuten vastgelegde winstreserve
wordt de statutaire reserve genoemd. Alle winst die nog extra, dus bovenop de statutaire
reserve, wordt gereserveerd vind je terug onder de post ‘algemene reserve’.
§2.4 Cash- en stockdividend
Cashdividend = dividend uitgekeerd in de vorm van geld.
Stockdividend = dividend uitgekeerd in de vorm van aandelen.
Keuzedividend = aandeelhouders mogen zelf kiezen of ze cash- of stockdividend.
! De dividendbelasting moet volledig in mindering gebracht worden op het cashdividend!
Het netto cashdividend is terug te vinden onder ‘te betalen dividend’ en is het bruto cashdividend
minus de dividendbelasting over cash- én stockdividend. Bij het uitgeven van stockdividend neemt
het aantal aandelen in portefeuille af en het geplaatst aandelenkapitaal neemt toe, het eigen
vermogen veranderd dus niet. De intrinsieke waarde per aandeel(= eigen vermogen per aandeel) zal
dalen, immers het aantal geplaatste aandelen neemt toe maar de intrinsieke waarde blijft gelijk. Er
ontstaat de laatste tijd een handel in dividendbewijzen: claims.
§2.5 De reserves
De winstreserves
Reserveren = het inhouden van de winst ter vergroting van het eigen vermogen.
Winstreserves = gereserveerde bedragen die uit de winst ontstaan.
4 redenen voor een nv om de winst te reserveren:
1. Het financieren van de expansie van de nv. Een aandelenemissie heeft in vergelijking met
een winstreservering als nadeel: kost veel geld, nog meer (nieuwe) stemgerechtigden, flauwe
stemming op de beurs kan zorgen voor weinig vraag, dividend per aandeel kan afnemen.
Interne financiering = een onderneming financiert d.m.v. winstreservering zijn expansie.
Externe financiering = een onderneming doet voor de financiering beroep op financiële
bronnen
2. De aflossing van vreemd vermogen. Het geld van de reserve wordt gebruikt voor het
aflossen van vreemd vermogen, waardoor de interestkosten zullen afnemen en de winst kan
verbeteren.
3. Vergroting van het weerstandsvermogen. Door een groter eigen vermogen te krijgen, krijgt
een onderneming meer weerstand en kan ze beter verliezen opvangen.
4. Dividendstabilisatie. Om de aandeelhouders vertrouwen te geven in het beleid, continuïteit
en een vast dividendinkomen, probeert de nv het uit te keren dividend per aandeel te
stabiliseren. In goede tijden wordt een deel van de winst gereserveerd om deze als het slecht
gaat alsnog uit te keren (dividendreserve).
Bestemmingsreserves = winstreserves waarvan de bestemming (het doel) vastligt.
Als het geld van de destijds gemaakte en gereserveerde winst nog in liquide vorm aanwezig is, kan dit
gebruikt worden voor de aanschaf van activa of voor de aflossing van vreemd vermogen. Dit wordt
het aanwenden van de winstreserves genoemd. 3 manieren om winstreserves aan te wenden:
1. Investeren. Er worden kapitaalgoederen aangeschaft met als doel productie van goederen en
diensten.
2. Beleggen. Het doel is hier het behalen van een waardestijging. Een nv kan beleggen in
financiële activa en in materiële goederen. Het voordeel is dat de nv weer vrij snel over het
geld kan beschikken indien nodig.
3. Aflossen van vreemd vermogen. Het geld van de winstreserves wordt gebruikt om schulden
af te lossen.
Agioreserve
Agioreserve ontstaat door de uitgifte van aandelen boven pari. Het bedrag waarmee de uitgiftekoers
de nominale waarde van de aandelen overtreft wordt het agio genoemd. Ook deze reserve kan
worden aangewend voor investeren, beleggen en aflossen van vreemd vermogen.
Wettelijke reserves
Wettelijke reserves zijn volgens de wet verplicht en komen in het beginsel niet in aanmerking voor
uitkering aan de aandeelhouders.
Reserve geactiveerde kosten
Deze kosten worden gemaakt voor opbrengsten in de toekomst. Volgens het matching-beginsel
moet je deze kosten pas opvoeren wanneer je ze de opbrengsten realiseert. De kosten komen op de
balans en er wordt op afgeschreven. Je spreekt van geactiveerde kosten omdat ze aan de activakant
van de balans staan. Research & development –kosten ontstaan door hoge ontwikkelingskosten in
bijvoorbeeld fabrieken etc..
Herwaarderingsreserve
Herwaarderingsreserve ontstaan doordat de ondernemer rekening houdt met de prijsstijging van
activa. De waarde van een activum neemt dan toe. Er kan rekening worden gehouden met de
gestegen waarde door de boekwaarde van het activum aan te passen aan de prijsstijging.
Boekwaarde = aanschaffingsprijs – afgeschreven bedrag op het activum. Het verschil tussen de
oude en nieuwe boekwaarde is gelijk aan de waardestijging. Je vindt deze stijging terug in een
herwaarderingsreserve. Ook deze reserve hoort bij het eigen vermogen, en ook bij de wettelijke
reserves. De herwaardering is gebaseerd op de vervangingswaardetheorie. Om continuïteit te
waarborgen moeten vaste activa op het eind van de levensduur worden vervangen. De
vervangingswaarde wordt geschat door de nieuwe aanschafprijs (=vervangingswaarde) van een
activum te nemen. De toenmalige prijs heet de historische aanschafprijs.
Soort
Winstreserves
Ontstaan
Inhouden winst
Agioreserve
Wettelijke reserves
- HerwaarderingsReserve
Emissie boven pari
-
Aanpassen
aanschaffingsprijs
aan prijsstijging
Reserve
geactiveerde kosten
Doel
a. Uitbreiding
b. Aflossen VV
c. Vergroten
weerstandsvermogen
d. Dividendstabilisatie
Investering/aflossing
Aanwending
a. Investering
b. Aflossing
c. Investering
Aflossing
Belegging
d. Later alsnog
uitkeren
Investering/aflossing
Vervanging oude
activa
Aanschaf nieuwe vaste
activa
Voorkomen dat
vermogenstoename
wordt uitgekeerd als
winst
Is al aangewend
§2.6 Het eigen vermogen voor en na de winstverdeling
Intrinsieke waarde = eigen vermogen
Eigen vermogen vóór winstverdeling
Maatschappelijk aandelenvermogen
Aandelen in portefeuille
Geplaatst aandelenkapitaal
Agioreserve
Winstreserves
Wettelijke reserves
Nettowinst (uit gewone bedrijfsv.)
Eigen vermogen (intrinsieke waarde)
=
+
+
+
+
=
Eigen vermogen ná winstverdeling
Maatschappelijk aandelenvermogen
Aandelen in portefeuille
Geplaatst aandelenkapitaal
Agioreserve
Winstreserves
Wettelijke reserves
Uit te reiken aandelen (stockdividend)
Eigen vermogen (intrinsieke waarde)
=
+
+
+
+
=
HOOFDSTUK 3 HET VREEMD VERMOGEN VAN DE NV
§3.2 Vormen van lang vreemd vermogen
- Hypothecaire lening. Je krijgt deze als onderpand van onroerend goed.
- Onderhandse lening. Er bestaat persoonlijk contact tussen de geldgever en geldnemer en er
wordt onderhandeld over de voorwaarden van de lening.
- Achtergestelde lening. Wordt bij die liquidatie van een onderneming pas terugbetaald nadat
alle andere schuldeisers hun geld hebben ontvangen.
§3.3 Vormen van kort vreemd vermogen
- Rekening-courantkrediet. Een krediet waarbij de onderneming tot een bepaald max. bedrag
geld mag opnemen bij de bank. Alleen hierover wordt interest berekend.
- Leverancierskrediet. De leverancier heeft al goederen geleverd maar de ondernemer moet
nog betalen (crediteuren).
- Afnemerskrediet. Er wordt nu al betaald door de afnemer voor goederen of diensten die nog
geleverd moeten worden (debiteuren).
- Aflossing van een langlopende schuld binnen 1 jaar. Als een langlopende schuld in het
komende jaar in z’n geheel moet worden afgelost, hoort deze bij het kort vreemd vermogen.
- Schulden wegens belastingen en premies sociale verzekeringen.
- Koop op afbetaling. Een deel van de koopprijs wordt meteen betaald (aanbetaling) en de
rest in termijnen. De kosten bestaan uit interest, een risicopremie en administratiekosten.
- Huurkoop. Men wordt pas eigenaar van het goed nadat de laatste termijn is betaald.
§3.4 Voorzieningen
Voorzieningen = toekomstige uitgaven waarvan de omvang en het tijdstip onbekend zijn (bijv. de
onderhoudsvoorziening). Om niet voor verrassingen te komen staan vormt met een voorziening waar
per bepaalde periode geld aan wordt toegevoegd om op het gewenste moment niet voor kosten te
komen staan. Het zijn dus van tevoren geboekte kosten.
§3.5 De obligatielening
Obligatie = schuldbewijs van een nv, en behoren tot het lang vreemd vermogen. Het verschil tussen
aandelen en obligaties is dat aandelen eigendomsbewijzen zijn terwijl obligaties schuldbewijzen zijn,
en dus geen stemrecht opleveren. Aandelen zijn risicodragend kapitaal omdat er alleen dividend
uitgekeerd wordt bij winst. Bij obligaties krijgt de obligatiehouder een vaste interestvergoeding
(risicomijdend kapitaal). Deze worden gezien als kosten. Dividend op aandelen zijn geen kosten en
dus niet aftrekbaar voor de belastingen. Ook zijn de koersen van obligaties niet zo sterk
schommelend als bij aandelen.
Emissie van obligaties
Lijkt veel op een aandelenemissie, namelijk ook door het laten drukken en in portefeuille nemen.
Het plaatsen van obligaties a pari
Pas wanneer obligaties uit portefeuille worden gehaald en verkocht worden, leent de nv geld en
ontstaan er een schuld. Het verkopen van obligaties wordt emitteren, uitgeven of plaatsen van
obligaties genoemd. Het plaatsen a pari betekend dat de koers gelijk is aan de nominale waarde.
Het plaatsen van obligaties boven pari
De uitgiftekoers is hoger dan de nominale waarden en, in tegenstelling tot aandelen, afhankelijk van:
1. De looptijd van de obligatielening
2. De aflossingsvoorwaarden
3. Het verschil tussen de nominale interestvoet en de interestvoet op de kapitaalmarkt
Als de nominale interestvoet hoger is dan de interestvoet op de kapitaalmarkt, kunnen de obligaties
boven pari geplaatst worden. Dit meerde vind je terug onder ‘agio op obligaties’.
Het uitgeven van obligaties beneden pari
Uitgiftekoers is lager dan de nominale waarde. Dit mindere heet disagio. Obligaties worden beneden
pari geplaatst als de nominale interestvoet lager is dan de interestvoet op de kapitaalmarkt.
De converteerbare obligatielening
Converteerbare obligaties = obligaties die onder bepaalde voorwaarden kunnen worden
omgewisseld in aandelen van de desbetreffende nv. Ze geven recht op een vaste interestvergoeding.
HOOFDSTUK 4 DE ACTIVA VAN DE NV
§4.1 Vaste activa
De omlooptijd van het geïnvesteerde vermogen bij vaste activa is langer dan 1 jaar.
Materiële vaste activa = gaan langer dan 1 jaar mee en zijn tastbaar
Immateriële vaste activa = gaan langer dan 1 jaar mee maar zijn niet tastbaar (bijv. geactiveerde
kosten, goodwill, vergunningen).
Goodwill = bij overname van een onderneming wordt meer betaald dan het eigen vermogen.
Concessie = een recht dat verkregen wordt door er geld voor te betalen.
Financiële vast activa = bijv. bij het uitlenen van geld aan een ander bedrijf.
o/g = opgenomen geld, de onderneming heeft geld geleend (creditkant van de balans).
u/g = uitgeleend/uitgegeven geld, een onderneming leent zelf geld uit (debetkant van de balans).
Als een bedrijf aandelen van een ander bedrijf heeft, kan dit zijn als pure belegging met als doel het
verkrijgen van dividenduitkeringen en het maken van koerswinsten of voor het verkrijgen van
zeggenschap in een ander bedrijf: deelneming. Ook dit hoort bij de financiële vaste activa.
Bij overname van een bedrijf wordt de overnemer de moedermaatschappij genoemd en het
overgenomen bedrijf de dochtermaatschappij.
Fusie = een samensmelting van twee ondernemingen tot een nieuwe zelfstandige onderneming.
Holding company = een nieuwe nv of bv die de aandelen van de fuserende onderneming opkoopt
tegen aandelen van de onderneming zelf
Groepsmaatschappij/concern = zelfstandig opererende ondernemingen die economisch een eenheid
vormen.
Geconsolideerde jaarrekening = balans en verlies&winstrekening)
Leasing =het bedrijf huur een productiemiddel van een leasemaatschappij en deze maatschappij
zorgt voor onderhoud en verzekering.
§4.2 Vlottende en liquide activa
Overlopende/transitorische activa = nog te ontvangen bedragen en vooruitbetaalde bedragen.
Gereed product = voorraden eindproduct.
Onderhanden werk = kosten die gemaakt zijn voor eindproducten die nog niet gereed zijn.
HOOFDSTUK 5 INTERNE EN EXTERNE VERSLAGGEVING
§5.1 Presentatie van de cijfers
Algemeen model interne balans
Activa
Vaste activa
- Materiële vaste activa
- Overige vaste activa
Vlottende activa
- Voorraden
- Debiteuren
- Overlopende activa
- Overige vlottende activa
Liquide activa
- Kas
- Bank
- Overige liquide activa
Passiva
Eigen vermogen
- Geplaatst aandelenkapitaal
- Agioreserve
- Herwaarderingsreserve
- Winstreserve
- Overige reserves
- Nettowinst lopend boekjaar
Voorzieningen
- Onderhoud
- Overige voorzieningen
Langlopende schulden
- Hypotheek
- Obligatielening
- Onderhandse lening
- Overige schulden
Kortlopende schulden en overlopende passiva
- Crediteuren
- Rekening-courantkrediet
- Nog te betalen bedragen
- Overlopende passiva
- Overige schulden
Algemeen model externe balans
Activa
Passiva
Vaste activa
Eigen vermogen
- Materiële vaste activa
- Geplaatst aandelenkapitaal
- Immateriële vaste activa
- Agioreserve
- Financiële vaste activa
- Herwaarderingsreserve
Vlottende activa
- Wettelijke en statutaire reserves
- Voorraden
- Overige reserves
- Vorderingen en overlopende activa
- Onverdeelde winst (nettowinst)
- Effecten
Voorzieningen
- Liquide middelen
Langlopende schulden
Kortlopende schulden en overlopende passiva
Interne resultatenrekening
Netto-omzet
Inkoopwaarde omzet
Brutowinst
Verkoopkosten
Algemene kosten
Interestkosten
+
Overheadkosten
Inkoopkosten
+
Bedrijfskosten
Overige opbrengst
Nettowinst
=
+
=
Externe resultatenrekening
Netto-omzet
Inkoopwaarde omzet incl. inkoopkosten
Bruto omzetresultaat
=
Algemene kosten
Verkoopkosten
+
Overheadkosten
Netto omzetresultaat
=
Interestopbrengsten
Interestkosten
Financieringsresultaat
-/+
Nettowinst uit gewone bedrijfsv. voor belasting =
Vennootschapsbelasting
Nettowinst uit gewone bedrijfsv. na belasting =
Registeraccountant = gaat na of de jaarrekening voldoet aan de wettelijke voorschriften en geeft aan
of het een getrouw beeld geeft van de nv of bv. Hij geeft dan een accountantsverklaring.
Jaarrekening bestaat uit de balans, resultatenrekening, accountantsverklaring en een toelichting van
de directie op de cijfers.
Vervaardigingprijs = verkrijgingprijs en andere toe te rekenen kosten en rente.
Je kunt je voorraden en grondstoffen waarderen tegen de historische verkrijgingsprijs (inkoopprijs +
bijkomende kosten) of tegen de vaste verrekenprijs (schatting inkoopprijs + bijkomende kosten). Bij
waardering tegen de verkrijgingsprijs kun je het fifo- of lifo-systeem toepassen.
Consolidatie = de cijfers van de ondernemingen die tot 1 groepsmaatschappij behoren worden
samengevoegd.
§5.2 Het management en de cijfers
Het management dient zich bezig te houden met de volgende taken:
1. Ontwikkelen van beleid. Hier worden doelstellingen vastgelegd en de activiteiten die nodig
zijn om de doelstellingen te bereiken.
2. Organiseren. Het verdelen van de middelen, de taken en de bevoegdheden en het over de
verschillende activiteiten en het onderling afstemmen van de activiteiten om een bepaalde
doelstelling te bereiken.
3. Besturen. Beïnvloeden van gedrag van de werknemers om de doelstellingen te bereiken.
4. Controleren. Het bewaken van de activiteiten die ondernomen worden.
Administratieve organisatie = de manier waarop de procedures voor uitwisseling van informatie
tussen afdelingen geregeld is.
HOOFDSTUK 6 DE BEOORDELING VAN HET GEVOERDE BELEID
§6.1 Inleiding
Kengetal/ratio = verhoudingsgetal die een kernachtige beschrijving geeft van een verschijnsel.
Interne bedrijfsvergelijking = de financiële ratio`s van 1 onderneming worden in de tijd bekeken.
Externe bedrijfsvergelijking = financiële ratio`s van meerdere bedrijven worden vergeleken.
§6.2 De liquiditeit
Current ratio
Geeft aan in welke mate een onderneming in staat is haar kort vreemd vermogen af te lossen uit de
liquide en vlottende activa. Current ratio = (LA + VLA)/KVV. Als de current ratio groter is dan 1, dan is
de onderneming theoretisch liquide. In de praktijk is dit als de current ratio rond de 1,5 ligt.
Het werkkapitaal en de working capital ratio
Bestaat uit de liquide middelen die een onderneming kan gebruiken zonder dat de liquiditeit wordt
aangetast. Working capital = LA + VLA – KVV. Als de working capital groter of gelijk is aan 0 dan is de
onderneming theoretisch gezien liquide. Met de working capital ratio kan de liquiditeit worden
gemeten: working capital ratio = working capital / KVV = (LA + VLA – KVV)/KVV.
WCR = (LA + VLA – KVV)/KVV = (LA + VLA)/KVV - KVV/KVV= CR – 1
De quick ratio
Hiermee wordt de liquiditeit op zeer korte termijn gemeten. Een onderneming is op zeer korte
termijn liquide als de quick ratio groter of gelijk is aan 1. Quick ratio = (LA + VLA – voorraden)/KVV.
§6.3 De solvabiliteit
Een onderneming is solvabel als ze aan al haar verplichtingen kan voldoen bij liquidatie. De mate van
solvabiliteit kun je meten met de solvabiliteitsratio. Als deze 1 is, kan de onderneming theoretisch
gezien precies al haar vermogen betalen. Groter dan 1 betekend solvabel. Het geld dat dan overblijft
is het eigen vermogen. Kleiner dan 1 betekend insolvabel.
TV = Totale vermogen = vreemd vermogen + eigen vermogen
VV = vreemd vermogen = kort vreemd vermogen + lang vreemd vermogen
Solvabiliteitsratio = TV/VV
of solvabiliteitsratio = EV/VV
TV/VV = (EV+VV)/VV = EV/VV + VV/VV = EV/VV + 1  EV/VV = TV/VV - 1
§6.4 De liquidatiefictie
Als je de solvabiliteit uitrekent, bereken je eigenlijk iets wat niet aan de orde is. Deze niet bestaande
situatie noemen we liquidatiefictie.
Liquidatiebalans = een balans waarop de geschatte verkoopopbrengst van de bezittingen bij een
echte liquidatie staat.
§6.5 Liquiditeit en solvabiliteit
Een onderneming kan solvabel en illiquide zijn. Er zijn dan meer bezittingen dan vreemd vermogen
(solvabel), maar het kort vreemd vermogen is groter dan het liquide en vlottend kapitaal (illiquide).
Andersom kan natuurlijk ook.
§6.6 De rentabiliteit
Rentabiliteit = de verhouding tussen een bepaald inkomen en het vermogen dat dit inkomen heeft
voortgebracht. Het is een maatstaf voor de winstgevendheid van een onderneming.
De rentabiliteit van het eigen vermogen
Rentabiliteit EV = Beloning verschaffers eigen vermogen/gemiddeld eigen vermogen x 100%
Gemiddeld eigen vermogen = (EV beginbalans + EV eindbalans) / 2
De rentabiliteit van het totale vermogen
Rentabiliteit TV = beloning verschaffers eigen EV en VV/gemiddeld totaal vermogen x 100%
Rentabiliteit TV = (nettowinst + interestkosten)/gemiddeld totaal vermogen x 100%
Gemiddeld totaal vermogen = (TV beginbalans + TV eindbalans )/ 2
RTV geeft aan welk bedrag per euro geïnvesteerd vermogen beschikbaar is voor de beloning van
eigen en vreemd vermogensverschaffers samen.
REV = rentabiliteit van het eigen vermogen
RTV = rentabiliteit van het totale vermogen
= economische rentabiliteit
GEV = gemiddeld eigen vermogen
GVV = gemiddeld vreemd vermogen
GTV = gemiddeld totaal vermogen
NW = nettowinst
IK = interestkosten
IVV = interest over vreemd vermogen
REV = NW / GEV x 100%
RTV = (NW + IK) / GTV x 100%
GEV = (EV begin + EV eind) / 2
GTV = (TV begin + TV eind) / 2
GVV = (VV begin + VV eind) / 2
Problemen bij het vaststellen van GEV, GVV en GTV
REV = NW / EV x 100%
RTV = (NW + IK) / TV x 100%
IVV = IK / VV x 100%
§6.7 Het hefboomeffect
Een RTV van 10% betekent, dat de verschaffers van het vreemd vermogen en eigen vermogen voor
elke euro die ze in het bedrijf gestoken hebben, gemiddeld 10 eurocent beloning kunnen krijgen. Je
kunt dus met RTV bepalen wat de maximale beloning is die de onderneming kan betalen aan de
verschaffers van het vreemd vermogen.
Het aantrekken van nieuw vreemd vermogen tegen een rentepercentage dat lager is dan RTV leidt
tot een stijging van REV. Hefboomeffect = het effect dat een verandering van het vreemd vermogen
heeft op de rentabiliteit van het eigen vermogen.
RTV > IVV  hefboomeffect werkt gunstig, de onderneming verdient op elke euro vreemd vermogen
die ze aantrekt.
RTV < IVV  hefboomeffect werkt ongunstig, de onderneming moet bijleggen op elke euro vreemd
vermogen, want deze kost meer dan hij opbrengt.
RTV > IVV
Gunstig hefboomeffect
REV > RTV
Eigen vermogen vervangen
door vreemd vermogen
RTV < IVV
Ongunstig hefboomeffect
REV < RTV
Vreemd vermogen vervangen
door eigen vermogen
§6.8 De cashflow
Cashflow is een begrip dat ongevoelig is voor manipulaties met de afschrijvingskosten. Je kunt er ook
de liquiditeitsontwikkeling mee beoordelen.
Cashflow = bruto dividend + ingehouden winst + afschrijvingen
Cashflow = nettowinst + afschrijvingen
§6.9 Het dividendrendement
Met het dividendrendement kunnen beleggers nagaan of hun belegging in aandelen genoeg heeft
opgeleverd.
Dividendrendement = brutodividend per aandeel / (aankoop)koers per aandeel x 100%
§6.10 Kengetallen bij de eenmanszaak en de VOF
- Bij een eenmanszaak ontstaat het EV door een storting van de eigenaar bij oprichting. Het
nieuwe EV: EVnieuw = EVoud + winstsaldo – privéopnamen + privéstortingen
- Bij de nv of bv ontstaat het EV door een emissie van aandelen. Het EV wordt dan gevormd
door het geplaatste aandelenkapitaal (eventueel aangevuld met een agioreserve). Het EV kan
toenemen door winst te reserveren of door herwaardering van activa.
- Bij de nv of bv is er een extra financieringsbron: de obligatielening.
- Bij de nv of bv wordt de nettowinst uitgekeerd aan de aandeelhouders in de vorm van
dividend of het wordt gereserveerd.
-
Bij de eenmanszaak komt de winst tot stand doordat de eigenaar EV beschikbaar heeft
gesteld en doordat de eigenaar arbeid verricht in zijn eigen onderneming.
REV bij de eenmanszaak:
Ondernemersloon = schatting van het loon van de eigenaar van een eenmanszaak
REV = (nettowinst – ondernemersloon) / gemiddeld eigen vermogen x 100%
RTV =(nettowinst – ondernemersloon + interestkosten)/gemiddeld totaal vermogen x 100%
§6.11 Kengetallen bij de vereniging en de stichting
- De vereniging en stichting streven niet naar winst: non-profit organisaties, de doelen zijn dus
vaak ideëel van aard.
- Ze hanteren vaak het kasstelsel en gaan dus uit van de ontvangsten en uitgaven en niet van
de baten en lasten. Hiermee kan de winst niet worden vastgesteld.
- Met behulp van het periodetoerekeningsstelsel kan de verandering in EV wel worden
vastgesteld.
- De liquiditeit wordt net zoals bij commerciële organisaties gemeten met de current ratio.
Download