Bekijk het inkijkexemplaar!

advertisement
De essentie van zes jaar geneeskunde
Compendium
Geneeskunde
Dermatologie • Endocrinologie • Gastro-enterologie
Medische ethiek en wetenschapsfilosofie
Orthopedie • Reumatologie
IT
LITE
KWA
R
DOO
N
TE
S
I
L
IA
SPEC
GD
BOR
AAR
GEW
Voor studenten door studenten
Romée Snijders & Veerle Smit
1.Inhoudsopgave uit de discipline KNO
2.Anatomie uit de discipline Gastro-enterologie
3.Aandoeningen uit de discipline Dermatologie en
Gastro-enterologie
4.Klinisch redeneren uit de discipline KNO
Weetje
Omschrijving van de typische patiënt
De aandoeningen worden op de volgende
manier besproken:
Aandoeningen
A
E
S
Inhoudsopgave van het inkijkexemplaar:
Om belangrijke informatie beter te onthouden,
benadrukken wij ezelsbruggetjes, omschrijvingen
van typische patiënten en weetjes. Zie
onderstaand de icoontjes.
3
Bijna elke discipline is op dezelfde manier
ingedeeld. De discipline begint met de
hoofdstukken Anatomie, Embryologie,
Histologie, Fysiologie en Diagnostiek. Daarna
worden op een logische wijze de aandoeningen
weergegeven. Tenslotte kun je op het eind van
elke discipline jezelf toetsen door oefenvragen te
beantwoorden en klinisch redeneren tabellen
te bestuderen.
R
O
D
B
P
!
Algemeen
Epidemiologie
Symptomen
Risicofactoren
Oorzaak
Diagnostiek
Behandeling
Prognose
Denk aan/cave/pas op
Belangrijk/alarm
Ezelsbruggetje
INKIJKEXEMPLAAR //
2
INKIJKEXEMPLAAR //
In dit inkijkexemplaar hebben we verschillende
disciplines gecombineerd om jullie zoveel
mogelijk te laten zien. Daarnaast is het
belangrijk om te weten dat we de inhoud
op een beknopte, visuele en schematische
manier weergeven. Elke discipline heeft een
eigen kleur en we maken veel gebruik van
icoontjes. Deze werkwijze sluit aan op de
vraag van geneeskundestudenten om naast
de kernboeken een overzicht te hebben om te
gebruiken bij het voorbereiden van tentamens,
studiegroepen en voortgangstoetsen.
03/
Keel-, neus- en
oorheelkunde (KNO)
Inhoud/
Keel-, neus- en
oorheelkunde (KNO)
Anatomie6
Evenwichtsorgaan7
Mondholte, keel en hals 8
Neus7
Oor6
Embryologie10
Neus- en mondholte
11
Oor 12
Pharyngeale bogen
10
Sinussen 11
Speekselklieren 11
Thyroïd10
Histologie13
Gehoor- en evenwichtsorgaan
13
Luchtgeleidend gedeelte van het ademhalingssysteem 13
Mond13
Speekselklieren 13
Fysiologie15
Farynx18
Larynx18
Mond en speekselklieren
18
Neus18
Oor15
Slikken18
Stembanden18
Vestibulair systeem
16
Diagnostiek19
Otitiden20
Otitis externa
20
Otitis media
20
Overige oorontstekingen
22
Chondrodermatitis nodularis helicis
22
Mastoïditis22
Myringitis22
Perichondritis22
Oortrauma’s23
Barotrauma23
Exostose23
Othematoom23
Ototoxiciteit23
Rotsbeenfractuur23
Slechthorendheid24
Cerumen24
Cholesteatoom24
Lawaaislechthorendheid24
Otosclerose24
Presbyacusis24
Sudden deafness
24
Evenwichtssysteemaandoeningen25
Evenwichtsaandoeningen25
BPPD25
Labyrintitis 25
Ziekte van Ménière
25
Neuritis vestibularis
25
Reukstoornissen26
Rhinitis27
Overige aandoeningen van
neus en neusbijholten
28
Epistaxis28
Polyposis nasi
28
Traumatische neusafwijkingen
28
Mond- en tongaandoeningen
29
Aften (stomatitis aphtosa)
29
Angio-oedeem29
Candidose29
Leukoplakie29
Ranula29
Tongafwijkingen30
Hoofdhalstumoren30
Speekselklieraandoeningen31
Pleiomorf adenoom
31
Sialoadenitis31
Sialolithiasis31
Speekselkliertumoren31
Farynxaandoeningen32
(Faryngo)tonsillitis32
Maligne farynxaandoeningen 32
Larynxaandoeningen33
Slikproblematiek 33
Globus33
Orofaryngeale dysfagie
33
Maligne larynxaandoeningen
33
Stemstoornissen33
Acute laryngitis
34
Functionele laryngitis
34
Noduli vocales
34
Pseudocyste34
Reinkes oedeem
34
Stemplooipoliep34
Zwelling in de hals
35
Benigne lymfeklierzwelling en
overige benigne zwellingen
35
Schildklier- of bijschildklieraandoeningen 35
Maligne lymfeklierzwelling
35
Pediatrische KNO
37
Corpus alienum 37
Adenotonsillitis37
Cerumen37
Epiglottitis37
Congenitale afwijkingen
38
Gehoorverlies38
Schisis38
Larynxstenose38
Choanaal atresie
38
Cysten hals 38
Laryngitis subglottica
38
Mastoïditis38
Otitiden38
Klinisch redeneren
39
Slechthorendheid39
Oorpijn40
Tinnitus41
Duizeligheid42
Neusverstopping43
Heesheid44
Keelpijn45
Zwelling in de hals
46
Bronvermelding47
Anatomie
INKIJKEXEMPLAAR //
8
Oesofagus
De oesofagus is een intra-thoracaal gelegen,
buisvormige structuur die loopt vanaf de farynx tot
aan de maag. De oesofagus is gemiddeld 20-25
cm lang en bevindt zich achter de trachea en het
hart, maar voor de grote vaten. De oesofagus
bevat twee sfincters: de bovenste oesofagale
sfincter (UES), die wordt gevormd door een deel
van de m. cricopharyngeus, en de onderste
oesofagale sfincter (LES), die wordt gevormd
door het diafragma en een verdikking van de
circulaire spierlaag. De arteriële bloedvoorziening
verloopt via takken van de a. thyreoidea inferior,
de a. gastrica sinistra en de aorta. De veneuze
bloedvoorziening verloopt via de v. azygos
naar de v. cava superior. De n. vagus zorgt voor
de parasympatische innervatie van de tractus
digestivus.
Maag
De oesofagus mondt uit in de maag. De maag
is een intraperitoneaal orgaan, dat zich hoog in
de linkerbovenbuik bevindt. De maag ligt aan de
bovenzijde tegen het diafragma aan en aan de
onderzijde tegen de pancreas (zie afbeelding 1).
Het omentum majus, dat het merendeel van de
darmen bekleedt, is opgehangen aan de maag.
De arteriële bloedvoorziening verloopt via takken
van de truncus coeliacus (zie afbeelding 2). De
veneuze drainage verloopt via de v. lienalis naar
de v. porta (zie afbeelding 3). Vanuit lymfeklieren
rondom de maag vloeit lymfe af in de ductus
thoracicus. De maag wordt anatomisch gezien
in vijf delen opgedeeld: cardia, fundus, corpus,
antrum en pylorus. De pylorus is een sfincter, die de
gecontroleerde passage van maaginhoud naar het
duodenum faciliteert.
Dunne darm
De dunne darm beslaat een groot deel van de
onderbuik, is meer dan 5 m lang en bestaat uit drie
delen: het duodenum, het jejunum en het ileum.
Het duodenum is het eerste deel van de dunne
darm en is 30 cm lang, C-vormig en verbindt de
maag met het jejunum. Het duodenum bestaat uit
vier delen: pars superior, pars descendens, pars
horizontalis en pars ascendens. Deze laatste drie
delen liggen retroperitoneaal. Bij het ligament
van Treitz (m. suspensorius duodeni) gaat het
duodenum over in het jejunum. Het achterste 1/3
deel van de dunne darm is het ileum. Het jejunum
heeft een dikkere wand en een grotere luminale
diameter dan het ileum. Bij de klep van Bauhin
(valvula ileocaecalis) gaat het ileum over in het
coecum van de dikke darm. Het mesenterium
is de gemeenschappelijke ophangband van de
dunne darm. Hierin lopen de aan- en afvoerende
bloedvaten, maar ook de lymfebanen en zenuwen
(zie afbeelding 2 en afbeelding 3).
Dikke darm
De dikke darm is het laatste onderdeel van het
gastro-intestinale systeem en omvat 1/5 van de
totale lengte van het gastro-intestinale stelsel.
De dikke darm loopt door de gehele buik en
bestaat achtereenvolgens uit het coecum met de
appendix vermiformis, het colon ascendens, het
colon transversum, het colon descendens, het
sigmoïd en het rectum. De flexura hepatica vormt
de scheidingslijn tussen het colon ascendens
en transversum, de flexura lienalis tussen het
transversum en het descendens. De ophangband
van het colon is het mesocolon, terwijl het
colon transversum ook vastzit aan het omentum
majus. Afgezien van het colon ascendens, colon
descendens en het rectum is de dikke darm
intraperitoneaal gelegen.
Lever en galblaas
De lever is intra-abdominaal gepositioneerd en
bevindt zich in de rechterbovenbuik. Het is het
zwaarste solide orgaan en kan tot 1,5 kg wegen. De
lever is opgehangen aan meerdere ligamenten, is
bekleed met visceraal peritoneum en is opgedeeld
in acht segmenten (zie afbeelding 4). De lever
wordt voor meer dan 2/3 deel van bloed voorzien
door de v. porta, de rest door de a. hepatica.
Drainage verloopt via de v. hepatica in de v. cava
inferior. De kleinste functionele eenheid waaruit
het leverweefsel is opgebouwd, is de lobulus (zie
afbeelding 9).
Onder de lever hangt de galblaas; een gespierde
holle zakvormige structuur met een inhoud van
ongeveer 100 ml. Aan de bovenkant staat de
galblaas via de ductus cysticus in verbinding met de
ductus hepaticus communis. Dit is de afvoerende
galgang van de lever. Deze vormt samen met
de ductus choledochus de gemeenschappelijke
galgang die uitmondt in het duodenum.
M
De pancreas bestaat uit een exocrien en endocrien
deel. Het exocriene deel bestaat uit acinus- en
ductuluscellen. De ductale cellen vormen de
ductuli die uitkomen op de ductus pancreaticus.
Het endocriene deel omvat de eilandjes van
Langerhans. Dit is een kluwen cellen die door de
pancreas verspreid ligt.
Sommige mensen hebben een
accessoire afvoergang van de pancreas,
de ductus santorini, die uitmondt in de
papilla duodeni minor
O
A
L
Pancreas
De pancreas is een langwerpig orgaan dat
retroperitoneaal gedeeltelijk achter de maag
en gedeeltelijk achter het duodenum ligt (zie
afbeelding 5). Het bestaat uit drie segmenten:
caput, corpus en cauda. Het caput van de pancreas
is ingeklemd in de C-vormige bocht van het
duodenum. Hier komen de ductus choledochus
en ductus pancreaticus samen en monden via de
Papil van Vater gezamenlijk uit in het duodenum.
De pancreas ontvangt bloed van de truncus
coeliacus (via takken van de a. lienalis en a. hepatica
communis) en van de a. mesenterica superior (zie
afbeelding 2). Via de v. lienalis en v. mesenterica
superior wordt het bloed uit de pancreas in de v.
porta richting de lever vervoerd (zie afbeelding 3).
N
B
C
D
K
E
J
9
Zie de discipline KNO.
I
H
G
F
Afbeelding 1 // Maag en omliggende structuren
A: Oesofagus B: Fundus gastricus C: Cardia D: Corpus gastricum E: Milt F: Omentum majus G: Antrum pyloricum H: Pylorus I: Duodenum
J: Colon K: Foramen omentale L: Lever M: Galblaas N: Omentum minus, Lig. hepatoduodenale O: Omentum minus, Lig. hepatogastricum
INKIJKEXEMPLAAR //
Mond- en keelholte
A
A
B
C
A
e
D
B
E
F
d
F
V
G
U
c
I
IV
III
a
b
H
b
K
a
Z
T
c
I
S
V
M
d
B
N
X
10
VI
L
Y
INKIJKEXEMPLAAR //
VIII
G
I
H
J
W
J
e
R
Afbeelding 4 // De lever
A: V. cava inferior B: Ductus hepaticus communis C: V. porta D: A. hepatica propria E: Ductus choledochus F: Ductus cysticus
G: Galblaas
U
T
Q
L
P
M
S
O
N
Afbeelding 2 // Arteriële systeem tractus digestivus
A: A. hepatica communis B: Truncus coeliacus C: A. gastrica sinistra D: A. lienalis E: A. gastro-omentalis
sinistra F: A. caudae pancreatis G: A. gastro-omentalis dextra H: A. pancreaticoduodenalis inferior
I: Flexura lienalis J: A. mesenterica superior K: Colon descendens L: A. mesenterica inferior M: Rectum
N: Aa. jejunales en Aa. ileales O: Appendix P: Ileum Q: Coecum R: Colon ascendens S: Flexura hepatica
T: Colon transversum U: Rami duodenales V: A. pancreaticoduodenalis superior W: A. gastrica dextra
X: A. gastroduodenalis Y: A. hepatica propria a: Truncus coeliacus b: A. mesenteria superior c: Aa. renales
d: A. mesenterica inferior e: Aorta
portale triade
G
V
K
C
D
E
F
戀
O
R
Q
P
Afbeelding 3 // Veneuze systeem tractus digestivus
A: V. cava inferior B: Vv. oesophageales C: V. gastrica sinistra D: V. gastrica dextra E: V. lienalis
F: V. pancreatica G: V. gastro-omentalis sinistra H: V. gastro-omentalis dextra I: V. renalis sinistra
J: V. mesenterica inferior K: Vv. colicae sinistrae L: Colon descendens M: Vv. jejunales en Vv. ileales
N: Vv. sigmoideae O: V. rectalis superior P: V. rectalis media Q: V. rectalis inferior R: V. iliaca interna
S: V. iliaca externa T: V. iliaca communis U: Appendix V: Coecum W: V. ileocolica X: Vv. colicae dextrae
Y: Colon ascendens Z: V. colica media a: V. mesenterica superior b: V. pancreaticoduodenalis c: V. renalis
dextra d: Galblaas e: V. cystica
挀
愀
䈀
䌀
䄀
䐀
䔀
䠀
䤀
䨀
䜀
䘀
攀
搀
一
䴀
䰀
䬀
Afbeelding 5 // De pancreas en de omliggende structuren
A: Lever B: Ductus hepaticus dexter C: Ductus hepaticus sinister D: Ductus hepaticus communis E: Ductus choledochus F: Milt
G: Cauda pancreatis H: Corpus pancreatis I: Caput pancreatis J: Processus uncinatus K: Duodenum L: Ductus pancreaticus
M: Papil van Vater (Papilla duodeni major) N: Ductus pancreaticus accessorius a: Eilandje van Langerhans b: β-cellen
c: α-cellen d: Exocriene acinus e: Acinaire cel
11
X
W
II
VII
C
D
E
INKIJKEXEMPLAAR //
Y
Aandoeningen van de
Oesofagus
S
R
O
D
B
P
!
R
O
D
Barrett-oesofagus
A
INKIJKEXEMPLAAR //
12
S
R
O
D
B
P
Barrett-oesofagus is metaplasie van het slijmvlies van de distale oesofagus
door chronische blootstelling aan maagzuur bij reflux.
Symptoomloos, klachten van reflux
5-15% van de patiënten met GORZ, hiatus diafragmatica, obesitas, mannelijk
geslacht, kaukasisch, leeftijd >50 jaar
Chronische inwerking van maagzuur op de mucosa I vervanging
plaveiselepitheel door cilindrisch epitheel
Oesofagoscopie met bioptie
Endoscopische mucosale resectie, behandeling reflux
Risico adenocarcinoom oesofagus K
B
P
aa Hoge leeftijd (++)
aa Kinderen <1 jaar
aa Hernia diafragmatica
aa Obesitas of zwangerschap
aa Roken
aa Positieve familieanamnese
aa Disfunctie van de LES
aa Secretie van maagzuur K
aa Gestoorde motiliteit oesofagus en maag
aa Vertraagde maagontlediging
aa Abdominale druk K
aa Pragmatisch maagzuurremming
aa Manometrie
aa 24-uurs pH-meting
aa Oesofagoscopie (mucosale ulcera)
aa Leefstijlverandering
aa Medicamenteus: PPI, antacida, H2-receptorantagonist
aa Chirurgie: fundoplicatie volgens Nissen of Toupet
aa Risico op recidief hoog
aa Risico op oesofagitis K
aa Risico op Barrett-oesofagus en oesofaguscarcinoom K
GLIJBREUK (‘SLIDING’)
A
S
PARAOESOFAGALE BREUK
Verplaatsing gastro-oesofageale overgang en
cardia
Verplaatsing fundus
Alleen klachten bij aanwezigheid van reflux
Dysfagie, passagestoornissen, dyspneu,
retrosternale pijn
S
B
Conservatief, evt. antacida bij klachten
Chirurgisch
P
Risico op GORZ K
Risico op incarceratie
S
R
O
D
B
P
!
Gastro-oesofagale refluxziekte (GORZ)
A
E
S
GORZ is het ontstaan van schade aan het slijmvlies van de oesofagus door
het intermitterend terugvloeien van maagzuur de oesofagus in.
aa Incidentie 5:1000 per jaar
aa Prevalentie 10-20:100
aa Typische retrosternale pijn na de maaltijd of bij liggen
aa Verergering pijn bij consumeren vet of pittig voedsel, alcohol,
cafeïne, grote maaltijd
aa Regurgitatie van maagzuur
aa Misselijkheid
aa Hoesten
D
B
P
Tabel 2 // Vormen hernia diafragmatica
A
S
D
R
O
B
B
De typische patiënt met GORZ klaagt over pijn achter het
borstbeen na het eten van een grote maaltijd met een kop koffie
Niet-erosieve refluxziekte is een andere uitingsvorm van een door
maagzuur veroorzaakte pathologie. Zoals de naam doet vermoeden,
gaat niet-erosieve refluxziekte niet gepaard met ulcererende
mucosale afwijkingen. Deze vorm van refluxziekte is meer resistent
voor maagzuurremmende therapie dan de erosieve vorm.
C
Hernia diafragmatica
S
R
O
D
B
P
!
Hernia diafragmatica is een verplaatsing van de maag door een opening in
het diafragma, waarbij een gedeelte van de maag in de thoraxholte terecht
komt. Er zijn twee vormen van een hernia diafragmatica te onderscheiden
(zie afbeelding 10).
Zie tabel 2
Hoge leeftijd (++), obesitas, roken, obstipatie, zwangerschap, trauma (-),
iatrogeen (-)
Hoge abdominale druk i.c.m. toenemende zwakte van het diafragma
X-thorax, fluoroscopie, gastroscopie
Zie tabel 2
Zie tabel 2
Congenitale variant I longhypoplasie I hoge mortaliteit
!
Zenker-divertikel is een uitstulping van het slijmvlies van de keelholte naar
posterieur in de driehoek van Killian (zie afbeelding 11).
Incidentie 2:100.000 per jaar
Regurgitatie, globusgevoel, foetor ex ore, hoesten
Mannelijk geslacht, hoge leeftijd (spierzwakte K)
Idiopathisch; relatie met spasmes, onvoldoende relaxatie m.
cricopharyngeus inferior, druk in de oesofagus K
Slikfoto, oesofagoscopie
Myotomie, diverticulectomie
Cave perforatie tijdens scopie, aspiratiepneumonie
Para-oesofageale breuk
Afbeelding 10 // Types hernia diafragmatica
A: Oesofagus B: Fundus C: Antrum D: Diafragma
A
Mallory-Weiss syndroom
A
A
Slokdarmvarices zijn gedilateerde venen in de submucosa van de distale
slokdarm, die een verhoogde bloedingsneiging hebben.
aa Symptoomloos tot optreden bloeding
aa Bij ontstaan bloeding: haematemesis, collaps, hypotensieve shock
Portale hypertensie (++), schistosomiasis
Druk vena portae K I collaterale flow K I dilatatie venen
Gastroscopie, angiografie
aa Medicamenteus: vasopressine/somatostatine, non-selectieve bètablokkers
aa Opheffen bloeding: sclerotherapie, rubberbandligatie, ballontamponade
Risico op recidief bloeding hoog
Zenker-divertikel
A
D
Eosinofiele oesofagitis
Eosinofiele oesofagitis is een allergische ontsteking van de oesofagus met
infiltratie van eosinofiele granulocyten.
Pijn bij slikken, voedselimpactie, retrosternale pijn
Voedselallergieën, atopie, mannelijk geslacht, jonge leeftijd
Onbekend
X-thorax, oesofagoscopie met bioptie op verschillende niveaus
PPI, eliminatiedieet, corticosteroïden, evt. mechanische dilatatie
Risico op recidief hoog
Strictuurvorming I passagestoornissen
R
O
Sliding breuk
A
Slokdarmvarices
A
S
R
O
D
B
P
!
Mallory-Weiss syndroom is een bloeding op de gastro-oesofageale
overgang, die is ontstaan vanuit een longitudinale scheur in het slijmvlies.
Haematemesis, pijn retrosternaal/in epigastrio, melaena
Alcohol, hernia diafragmatica, mannelijk geslacht, leeftijd >60 jaar,
hyperemesis gravidarum
Intra-abdominale druk K, vaak na een periode van braken of hoesten
Gastroscopie
Conservatief, adrenaline-injectie, cauterisatie, chirurgie
Mortaliteit is laag
Cave Boerhaave syndroom (volledige slokdarmruptuur)
Oesofaguscarcinoom
Zie de discipline Oncologie.
Zenker’s
divertikel
trachea
B
Afbeelding 11 // Zenker divertikel
A: M. cricopharyngeus B: Oesofagus
13
E
Achalasie is een motiliteitsstoornis van de oesofagus met een verminderde
peristaltiek en onvoldoende relaxatie van de LES.
Incidentie 1:100.000 per jaar
Pijn bij slikken, niet zakkend voedsel, regurgitatie, retrosternale pijn
Piekleeftijd 30-50 jaar
Idiopathisch, degeneratie van neuronen in de slokdarmwand
Slikfoto, manometrie, oesofagoscopie met bioptie
Nifedipine/nitraten, botulinetoxine injectie, ballondilatatie, myotomie
Risico oesofaguscarcinoom K
DD distaal oesofaguscarcinoom
INKIJKEXEMPLAAR //
Achalasie
A
E
S
R
O
INKIJKEXEMPLAAR //
14
D
B
P
Granuloma annulare begint als een huidaandoening met papels die
geleidelijk kunnen conflueren tot een ringvormige papuleuze laesie (zie
afbeelding 34).
Prevalentie nieuwe patiënten die dermatoloog bezoeken 0,1-0,4%
P Vingers, handruggen, armen, voetruggen, rond gewrichten
R Solitair (++), gedissemineerd (--)
O Een laesie (++), soms meerdere, enkele tot tientallen cm in diameter
V Circinair, annulair of arciform met centrale genezing
O Matig scherp tot scherp begrensd, verheven rand
K Huidkleurig tot rood
E
Papuleus
DM, vrouwen:mannen = 2:1, leeftijd <30 jaar
Idiopathisch, mogelijke reactie op provocerende factoren als trauma,
vaccinaties of blootstelling aan zonlicht, mogelijke associatie met DM
Evt. biopt van de actieve rand (focale degeneratie van collageen en
elastinevezels, mucine depositie en perivasculair en interstitieel histiocytair
infiltraat in de dermis)
In principe geen behandeling vanwege het zelflimiterende beloop
en klachtenvrije karakter, lokale of intralaesionale corticosteroïden bij
therapiewens
Soms regressie van de laesie door bepaalde prikkels (bijv. bioptie), of
spontaan binnen 1-2 jaar, grote recidiefkans (40%)
Lichen planus (LP)
A
E
S
R
O
D
B
P
!
LP (lichen ruber planus, zie afbeelding 35) is een inflammatoire aandoening
van mucosa en huid.
Prevalentie lokale, cutane LP 0,2-1,0%, prevalentie orale laesies 1-4%
Vaak met jeuk, bij ernstige erupties soms nagelafwijkingen, incidenteel met
cicatriciële alopecie
P Orale mucosa, buigzijde van polsen, onderarmen, handrug, onderbenen, sacraalstreek, glans penis
R Vaak annulaire groepering, soms solitair of gegeneraliseerd
O Een tot enkele laesies, miliair tot lenticulair
V
Polygonaal
O
Scherp begrensd
K Rood(paars) met aan het oppervlak witte streepjes (‘Wickhamse striae’)
E Papels en plaques
Auto-immuunaandoeningen (zoals schildklierziekten, vitiligo, IBD, SLE, etc.),
leeftijd 25-70 jaar, positieve familieanamnese
Idiopathisch, mogelijk auto-immunologische oorzaak gezien associatie
auto-immuunaandoeningen
Biopt (lymfocytair infiltraat met cytotoxische T-cellen die op de epidermis
aangrijpen)
Lokale corticosteroïden, systemische antihistaminica bij jeuk, indien
onvoldoende effect kunnen o.a. systemische corticosteroïden, UVB of PUVA
worden overwogen
Meestal spontane genezing binnen 1-2 jaar
Naast mucosale en cutane LP zijn nog veel andere varianten te
onderscheiden, zoals drug-induced LP (door o.a. NSAID’s, ACE-remmers,
bètablokkers), LP van de nagels, LP van de haren (lichen planopilaris),
lineaire/annulaire/bulloze/verrucose varianten van LP etc.
Cellulitis en erysipelas
CELLULITIS
ERYSIPELAS (WONDROOS OF BELROOS)
A
Infectie veroorzaakt door Streptococcus pyogenes of Staphylococcus aureus, waarbij de diepe
dermis en subcutis zijn aangedaan
Infectie veroorzaakt door Streptococcus pyogenes, waarbij de dermis en lymfevaten zijn aangedaan
(zie afbeelding 36)
E
Incidentie 0,18% per jaar (cellulitis en erysipelas gezamenlijk)
Incidentie 0,18% per jaar (cellulitis en erysipelas gezamenlijk)
Koorts, koude rillingen, algehele malaise, gezwollen regionale lymfeklieren, drukpijnlijke/oedema-
Koorts, koude rillingen, algehele malaise, gezwollen regionale lymfeklieren, drukpijnlijke/oedema-
teuze/warme huid
teuze/warme huid, misselijkheid en/of braken
S
Hoofd-halsgebied bij kinderen, ledematen bij volwassenen
Onderbenen en gezicht
Solitair
Solitair
Enkel, grootte afhankelijk van vordering infectie, regionaal
Enkel, grootte afhankelijk van vordering infectie, regionaal
Variërend
Variërend
Onscherp, niet verheven rand
Scherp, verheven rand
Rood
Rood
Erythemateuze macula, bij ernstige infectie soms vesikels, pustels of bullae
Erythemateuze plaque, bij ernstige infectie soms vesikels, bullae of hemorragische necrose
R
DM, perifere vaatziekte, i.v. drugsgebruik, immunodeficiëntie, lymfoedeem, alcoholabusus
Kinderleeftijd (jongens>meisjes), ouderen, verminderde weerstand, lymfoedeem, chronische ulcera
cruris
O
Binnendringen dermis door het micro-organisme via een beschadiging in de huid, hematogene
verspreiding komt voor
Binnendringen dermis door het micro-organisme via een beschadiging in de huid, hematogene
verspreiding komt voor
B
Flucloxacilline 10 dagen 4 dd 500 mg, bij ernstig zieke patiënten i.v. (volgens NHG-standaard,
echter vaak verschillende behandelingen), bij recidiverende cellulitis preventief methylpenicilline of
feneticilline
Flucloxacilline 10 dagen 4 dd 500 mg, bij ernstig zieke patiënten i.v. (volgens NHG-standaard, echter vaak
verschillende behandelingen), bij recidiverende erysipelas preventief methylpenicilline of feneticilline
P
Zelden complicaties zoals poststreptokokken glomerulonefritis of subacute bacteriële endocarditis,
beschadiging van lymfevaten kan leiden tot lymfoedeem of recidiverende cellulitis
Vaak recidief, bijna nooit complicaties, zoals subcutane abcessen, glomerulonefritis of sepsis
!
Denk bij overmatige pijn, therapieresistentie of beginnende necrose aan fasciitis necroticans
Denk bij overmatige pijn, therapieresistentie of beginnende necrose aan fasciitis necroticans
Tabel 9 // Cellulitis en erysipelas
Folliculitis
A
E
S
R
Afbeelding 34 // Granuloma annulare
Afbeelding 35 // Lichen planus
Afbeelding 36 // Erysipelas
Afbeelding 37 // Folliculitis
Folliculitis is een verzamelterm voor ontstekingen van de haarfollikels (zie
afbeelding 37). Deze ontsteking ontstaat door een infectie, chemische
irritatie of beschadiging. Meest voorkomend is de folliculitis, die wordt
veroorzaakt door Staphylococcus aureus.
Zeer veel voorkomend, incidentie- en prevalentiecijfers onbekend
P Delen van de huid met terminale haren
R Solitair of gegroepeerd, folliculair gebonden
O Enkele, enkele mm, circumscript
V
Rond
O
Onscherp begrensd
K Wit tot geel, omgeven door rood
E Erythemateuze papels of papulopustels, met soms centraal een uitstekende haar en omgeven door een rode hof
Scheren/epileren/waxen van haar, gebruik van lokale corticosteroïden, warm
en vochtig weer, atopische dermatitis, DM
15
Granuloma annulare
A
Pyodermieën
INKIJKEXEMPLAAR //
Papuleuze dermatosen
Klinisch redeneren
Oorpijn
Tinnitus
Tand/kaakproblemen (cariës)
Tinnitus
Referred pain
Psychische oorzaak
Geen duidelijke oorzaak aanwijsbaar
Farynxproblemen (tonsillitis, carcinoom)
Larynxcarcinoom (als n. laryngeus superior is aangedaan)
Oorpijn
Inwendig
Pulsatiel karakter
Oorpijn, slechthorendheid en/of otorroe
Rood, bomberend
trommelvlies
Vasculaire oorzaak
Otitis media acuta
(OMA)
Veneuze
bijgeluiden
Otologische oorzaak
Luchtbellen achter
trommelvlies
Otitis media met
effusie (OME)
Rood trommelvlies
met blaarvorming
Myringitis
Geluid boven 120 dB
Bovenmatig geluid
(pijndrempel 120 dB)
Vliegen, duiken, in de
bergen
Drukverschil tussen
middenoor en
omgeving
Arteriële
bijgeluiden
o.b.v.
arteriosclerose
Arteriële
bijgeluiden
o.b.v.
aneurysma
Arteriële doorstroming
bij anemie,
zwangerschap,
hyperthyreoïdie C
Afwijkingen bij otoscopie
17
Roodheid,
pijn, zwelling
oorschelp
Stomp trauma
Pijn bij druk/aanraking,
niet kunnen slapen op
het aangedane oor, klein
ovaal ulcus met korst op
helixrand of anthelix
Otohematoom
Lichaamsvreemd
object in
gehoorgang
Corpus alienum
Perichondritis
Papels, vesikels,
pustels, gele
korsten
Gehoorgang
(volledig) afgesloten
door cerumen
Rood,
bomberend
trommelvlies
Luchtbellen
achter
trommelvlies
Intrekking bovenrand
trommelvlies gevuld
met granulatieweefsel
Cerumenprop
Otitis media
acuta (OMA)
Otitis media met
effusie (OME)
Cholesteatoom
Tubadysfunctie
Chondrodermatitis
nodularis helicis
Rode, ontstoken
oorschelp na lokaal
toegediende middelen
Geen afwijkingen bij otoscopie
Roodheid,
jeuk, schilfering
uitwendige
gehoorgang
Herpes zoster
(impetigo)
Allergische
dermatitis
INKIJKEXEMPLAAR //
INKIJKEXEMPLAAR //
16
Uitwendig
Langzaam
progressief,
leeftijd 20-40 jaar
of zwangerschap
Myoclonus
palatumspieren
of m. tensor
tympani
Hoge leeftijd,
m.n. in lawaaiige
omgeving
Otitis externa
Otosclerose
Gebruik van
endogene/exogene
toxische stoffen
Labyrintitis
Ototoxiciteit
Tubadysfunctie
Presbyacusis
Schema 5 // DD oorpijn
Pijn bij kauwen,
gebitsproblemen
Gehoorverlies,
vertigo
Plotselinge doofheid
aan een oor
Ziekte van Ménière
Sudden deafness
Regelmatige
blootstelling aan
lawaai/trauma in VG
Kaakkopdysfunctie
(Lawaai)trauma
Schema 6 // DD tinnitus
Gehoorverlies, ernstige
vertigo, misselijkheid,
braken, nystagmus
Gehoorverlies, evenwichtsproblemen (onzeker gevoel);
spraakdiscriminatie D
Brughoektumor
Download