Nieuwe richtlijn Oncologische Revalidatie Door betere diagnostiek en behandeling verbeteren de overlevingskansen en neemt het aantal mensen dat leeft met kanker of de gevolgen daarvan, toe: van 366 duizend in 2000 tot 692 duizend in 2015 (4% van de Nederlandse bevolking). Eén op de drie mensen die behandeld zijn voor kanker ervaart jaren na afloop van de behandeling nog steeds ernstige vermoeidheidsklachten, die kunnen leiden tot een lagere kwaliteit van leven, verminderd functioneren in het dagelijkse leven en een verminderde participatie op de arbeidsmarkt. Oncologische revalidatie kan veel (ex-)patiënten met kanker helpen om de gevolgen van kanker te boven te komen en hun kwaliteit van leven en maatschappelijk- en arbeidsparticipatie te verbeteren. Oncologische revalidatie maakt op dit moment echter nog niet structureel deel uit van de reguliere oncologische zorg. Het enige standaard aanbod op dit moment is Herstel & Balans, een groepsrevalidatieprogramma bestaand uit fysieke training en psycho-educatie dat wordt aangeboden na afloop van de curatieve behandeling van kanker. De wetenschappelijke inzichten in de revalidatie van oncologische patiënten zijn de afgelopen jaren echter aanzienlijk uitgebreid. Het betreft vooral studies naar de effectiviteit van fysieke training, soms gecombineerd met psycho-educatie, tijdens en na afloop van de kankerbehandeling, met name bij patiënten met borstkanker. Een deel van deze studies laten een positief effect zien op uithoudingsvermogen, spierkracht, kwaliteit van leven en vermoeidheid. Deze nieuw verworven inzichten zijn uitgewerkt in de richtlijn Oncologische revalidatie, die het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) in samenwerking met beroepsverenigingen heeft ontwikkeld met financiering van ZonMw. De richtlijn is inmiddels in concept beschikbaar op www.oncoline.nl. Nu moeten de aanbevelingen uit de richtlijn Oncologische Revalidatie landelijk en regionaal verspreid, geïmplementeerd en geborgd worden. Deze landelijke, multidisciplinaire, evidence-based richtlijn impliceert een aantal wijzigingen in vergelijking tot de huidige oncologische revalidatie. De belangrijkste wijzigingen betreffen: 1) Structurele signalering van klachten en verwijzing naar oncologische revalidatie door basisbehandelaars Dit gebeurt nu niet omdat er geen structurele signalering van restklachten bij patiënten plaatsvindt en de interesse en attentiewaarde voor het revalidatieprogramma bij de basisbehandelaars zeer divers is. In de richtlijn wordt een werkwijze voorgesteld voor het systematisch signaleren en verwijzen van patiënten naar oncologische revalidatie. Dit gebeurt o.a. door het afnemen van de Lastmeter en het voeren van een gesprek. Zo nodig wordt er middels drie tests ook nog aanvullende informatie vergaard zodat bepaald kan worden of een intake door een revalidatiearts gerechtvaardigd is. 2) Uitbreiding van het revalidatieaanbod In plaats van alleen revalidatie na afloop van de in opzet curatieve behandeling adviseert de richtlijn het revalidatieaanbod uit te breiden naar alle ziektefasen van patiënten, ook al tijdens de in opzet curatieve behandeling en tijdens de (ziekte- en symptoomgerichte) palliatieve fase. 3) Meer aandacht voor ‘Zorg op maat’ Op basis van een intake oncologische revalidatie wordt in overleg met de patiënt een behandelprogramma samengesteld. Het aantal modules is uitgebreid in vergelijking met het huidige Herstel & Balans programma. In dit programma kreeg de patiënt de mogelijkheid geboden om een uniform groepsprogramma bestaand uit fysieke training en psycho-educatie te volgen De patiënt wordt nu in staat gesteld om in modules op maat te revalideren en indien nodig individueel. Zie ook het overzicht Oncologische Revalidatie Revalidatiecentrum Roessingh, maart 2013