Nieuwigheden bij de diabetische medicatie Prof. em. dr. Raoul Rottiers Endocrinoloog Ugent Ere-voorzitter Diabetes Liga NVKVV Oostende, 17 maart 2016 Type 1 diabetes Geen insuline productie I Stijging glycemie BEHANDELING Diabetes mellitus type 1: insuline Insulineschema in begin … • Alleen kortwerkende insuline • 4 injecties per dag ! Insulineschema Jaren ‘50 INSULINESCHEMA Jaren ’60-’70 Niet-diabetische insuline en glucose profielen Ontbijt Lunch Avondmaal Insuline Insuline Basale insuline Glucose Glucose Basale glucose 7 8 9 10 11 12 1 2 3 4 a.m. 5 6 7 8 9 p.m. Tijd Schematische voorstelling INSULINESCHEMA 4 injecties per dag Insuline-analogen • Ultrasnel werkende: - Humalog®, Novorapid®, Apidra® • Ultralang werkende: - Lantus®, Levemir® Insulinepreparaten (2016) • Ultrasnel werkende analogen: - Humalog®, Novorapid®, Apidra® • Snel werkende: - Actrapid®, Humuline Regular®, Insuman Rapid® • Intermediair werkende: - Insulatard®, Humuline NPH®, Insuman Basal® • Traag- en lang werkende analogen: - Lantus®, Levemir® • Combinatiepreparaten: - Humuline 30/70 - Novomix 30, 50 en 70 - Humalog Mix 25 en 50 Diabetes mellitus type 1 D.C.C.T. = Diabetes Control and Complications Trial 1993 E.D.I.C. = Epidemiology of Diabetes Interventions and Complications Research Group 2002 DCCT: A1C en Relatief Risico voor Microvasculaire Complicaties 20 Retinopathie Nephropathie Neuropathie Microalbuminurie Relatief Risico 15 13 11 9 7 5 3 1 6 7 8 9 10 11 A1C (%) DCCT, Diabetes Control and Complications Trial. 1. Adapted from Skyler JS. Endocrinol Metab Clin North Am. 1996;25:243-254. 2. DCCT. N Engl J Med. 1993;329:977-986. 3. DCCT. Diabetes. 1995;44:968-983. 12 Diabetes mellitus type 1: implicaties van de DCCT-studie 1. Verband tussen glycemie en het risico op complicaties is bewezen 2. Iedere verbetering van de glycemie vermindert het aantal microvasculaire complicaties 3. Doel: gemiddelde glycemie: 155 mg/dl en HgbA1C= 7,2 4. Nadeel: risico op hypoglycemie Na te streven waarde voor A1C bij kwetsbare patiënten Mortaliteit A1C 6,5 7,5 10 Lancet, 2010, feb 6, 375 (9713): 481-489 Behandeling van type 1 diabetes • Multipele insuline-injecties met pen • Continuë insuline-toediening met pomp - uitwendig - inwendig • Nieuwe insulines - ultra-snel: Humalog®, Novorapid®, Apidra® - ultra-lang: Lantus®, Levemir® • Insuline-inhalatie: Exubera®, Afresia (?), … • Implantatie van artificiële pancreas • Genezing van type 1 diabetes Type 2 diabetes Relatief onvoldoende insuline productie I >90% van alle diabetespatiënten Stijging glycemie Hoge weerstandigheid aan insuline Is er nood aan betere behandelingsmethodes? • Epidemiologie • Nieuwe inzichten in fysiopathologie • Natuurlijke evolutie van type 2 DM • UKDPS • Invloed van postprandiale glycemie In 1997 had een geschatte 2.1% van de wereldbevolking of 124 miljoen mensen Diabetes (Type 1 & 2): • 13 miljoen in Noord-Amerika • 13 miljoen in Latijns-Amerika • 22 miljoen in Europa • 8 miljoen in Afrika • 66 miljoen in Azië • 1 miljoen in Oceanië Van hen had 97% of 120 miljoen mensen wereldwijd Type 2 Diabetes Amos A. Diabetic Medicine 1997; 47(Suppl 5) S7-S87. De wereldpandemie van DM2 Wereldprevalentie DM2 (miljoenen) 600 500 400 300 ■ schatting 1997 ■ schatting 2009 200 100 0 2000 2010 2030 International Diabetes Federation, Diabetes Atlas, 4th ed., 2009 Wat is Type 2 diabetes? Een progressieve metabole stoornis gekenmerkt door: Insuline resistentie Type 2 diabetes -cel dysfunctie Adapted from: Beck-Nielson H et al. J Clin Invest 1994;94:1714–1721 and Saltiel AR, Olefsky JM. Diabetes 1996;45:1661–1669 Natuurlijke evolutie van Type 2 diabetes Obesitas GGT* Diabetes Ongecontroleerde hyperglycemie Postprandiale glucose Plasma Glucose Nuchtere Glucose 120 (mg/dL) Relatieve celfunctie Insulineresistentie 100 (%) Insulinesecretie -20 -10 0 10 20 Jaren diabetes *GGT=gestoorde glucose tolerantie Adapted from International Diabetes Center (IDC), Minneapolis, Minnesota. 30 Aanwezigheid van Complicaties op Tijdstip van Diagnose Insuline Insuline Macrovasculaire Gevoeligh. Secretie Ziekte 30% 50% 50% Type 2 Diabetes 50% 70-100% 40% GGT / GNPG 10% Gestoord glucose metabolisme 70% 150% 100% 100% Normaal glucose metabolisme Groop. Etiology of non-insulin-dependent diabetes mellitus. Hormone Res. 1997;22:131-156 Het Metabool Syndroom • Type 2 diabetes of gestoorde glucose tolerantie • Zwaarlijvigheid (buikvet) • Bloedvetstoornissen • Hoge bloeddruk • Insuline resistentie • Hyperinsulinemie (initieel) • Slagaderverkalking DeFronzo, Ferrannini. Diabetes Care 1991; 14 (3): 173-94 Diabetes mellitus type 2 U.K.P.D.S. = United Kingdom Prospective Diabetes Study 1998 UKPDS-studie Groep 1: conventionele therapie Groep 2: intensieve therapie Sulfonylurea Metformine Insuline Resultaten groep 1: HbA1C= 7,9 groep 2: HbA1C= 7 UKPDS-STUDIE: RESULTATEN Een daling van het HgbA1C met gemiddeld 0,9% over een gemiddelde periode van 10 jaar geeft een risicoreductie van: • 12% voor alle diabetescomplicaties • 25% voor microvasculaire complicaties • 16% voor myocardinfarct • 21% voor retinopathie • 33% voor albuminurie Diabetes mellitus type 2: implicaties van de UKPDS-studie 1. Hyperglycemie is de belangrijkste oorzaak van microvasculaire complicaties 2. Intensieve therapie vermindert het aantal complicaties bij type 2 diabetes 3. Doel: HgbA1C < 7,0 4. Bloeddrukdaling vermindert het aantal complicaties. Doel: bloeddruk < 130/85 TYPE 2 DIABETES . . . EEN PROGRESSIEVE ZIEKTE HbA1c in de UKPDS Cross-sectionele Mediane Waarden (7.0% vs 7.9%) 8.7% 9 Conventionele Intensieve ther. 8.4% Mediane HbA1c (%) 8.1% 8 7.5% 7.4% ADA actie voorgesteld 7 ADA doelwit 6.6% 6 6.2% hoogste limiet van normale waarde 0 0 3 6 9 12 18 Jaren vanaf Randomizatie Adapted from UK Prospective Diabetes Study (UKPDS) Group. Lancet. 1998;352:837-853. Basale vs Postprandiale Hyperglycemie bij Type 2 Diabetes Basale hyperglycemie Postprandiale hyperglycemie Plasma Glucose (mg/dL) 250 200 Type 2 Diabetes 150 100 Normaal 50 0 0600 1200 Riddle. Diabetes Care. 1990;13:676-686. 1800 2400 0600 Tijd De postprandiale glycemie, een onafhankelijke cardiovasculaire risicofactor Myocardinfarct en mortaliteit bij diabetes type 2 In functie van de nuchtere glycaemie Incidentie /1000 NS In functie van de postprandiale glycaemie NS Incidentie /1000 250 250 200 200 0,79 tot 1,1 g/l 150 p<0,05 p<0,05 0,79 tot 1,44 g/l 150 1,4 g/l 100 > 1,4 g/l 1,8 g/l 100 > 1,8 g/l 50 50 0 0 myocardinfarct mortaliteit myocardinfarct mortaliteit Hanefeld M et al. The Diabetes Intervention Study, 11-year follow up. Diabetology; 1996 ;39 15771583. Behandeling van type 2 DM • Is er nood aan een betere behandeling? • Orale antidiabetica • Extra info rond gebruik OAD • Insuline bij type 2 DM • Risicofactoren bij type 2 DM • Preventie en genezing Behandeling van type 2 diabetes (2016) • Dieet • Lichaamsbeweging • Orale antidiabetica - Klassieke sulfonylurea: 1-2-3 maal /dag - Nieuwe sulfonylurea: 1 dosis/ dag - Gliniden: bij elke maaltijd - Gliptines: DPP-4 inhibitor - Biguaniden (metformine) - Glitazones - α-glucosidase-inhibitoren (acarbose) - gliflozinen (SGLT2-inhibitoren) • Incretinomimetica (GLP-1 analoog): (s.c.) exenatide, liraglutide • Insuline • Behandeling risico-factoren: BD, lipiden, roken, … Diabetes mellitus type 2 Medicamenteuse behandeling (< 1990) Sulfonylurea Metformine Daonil ®, Euglucon® (Uni-)Diamicron ®, Glibinese ®, Minidiab ® Glurenorm ® Amarylle ® Glucophage ® Metformax ® Metformine ↑ Insulinesecretie ↑ Insulinegevoeligheid Insuline Orale antidiabetica (2016) • Producten die de insulinesecretie stimuleren: - Sulfonylurea - Gliniden - Gliptines • Producten die de insulineresistentie verminderen: - Biguaniden - Glitazones • Producten die de KH-resorptie vertragen: - Alfa-glucosidase-inhibitoren • Producten die de glucosurie doen toenemen: - Gliflozinen (SGLT2-inhibitoren) Antihyperglycemische middelen bij Type 2 DM De negen klassen (2016) Klasse a-Glucosidase inhibitor Beschikbare middelen acarbose (Glucobay®) Glitazonen pioglitazone (Actos®) Biguanide metformine (Glucophage®, Metformax®) Gliptines alogliptine (Vipidia®), linagliptine (Trajenta®), saxagliptine (Onglyza®), (DPP-4- inhibitoren) sitagliptine (Januvia®), vildagliptine (Galvus®) Gliniden repaglinide (Novonorm®) Sulfonylurea glibenclamide (Daonil®,Euglucon®), gliclazide (Uni Diamicron®), glimepiride (Amarylle®), glipizide (Glibenese®, Minidiab®), gliquidon (Glurenorm®) Incretinomimetica (s.c.) exenatide (Byetta®, Bydureon®), liraglutide (Victoza®), (GLP-1-analogen) lixisenatide (Lyxumia®) Gliflozinen (SGLT2-inhibitoren) Insulines canaglifozine (Invokana®), empaglifozine (Jardiance®) Incretines en DPP-4 inhibitoren Prognose: de feiten … Gliptines • Inhiberen het DPP4-enzyme waardoor natuurlijke darmincretines de pancreas langer stimuleren • Vaste dosis, meestal 1 dd. op vast tijdstip, nietmaaltijdgebonden • Geen hypogevaar in combinatie met MF, wel in combinatie met SU • Cave nierfunctie, behalve bij Trajenta® Byetta® = exenatide • Terugbetaald bij type 2 DM, HbA1c > 7,5% (58 mmol/mol) en mits combinatie met MF én SU • In kader van ‘Zorgtraject diabetes’ • 2 soorten pen van 3 ml: 5 mcg /10 mcg, s.c • 1 pen per verpakking • Vaste dosis: 5 mcg (1 m) of 10 mcg, volgens de pen • 2 maal daags, 30-60’ voor ontbijt/avondmaal • Niet bij zwangerschap en borstvoeding Byetta® Victoza® = liraglutide • Terugbetaald bij type 2 DM, HbA1c > 7,5% (58 mmol/mol), en mits combinatie met MF én SU of glitazone • In kader van ‘Zorgtraject diabetes’ • 1 soort pen van 3 ml: 6 mg/ml, s.c. • 2 pennen per verpakking • Dosismogelijkheid: 0.6 (1 w), 1.2 (6 m) of 1.8 mg • 1 maal daags op vast tijdstip • Niet bij zwangerschap en borstvoeding Victoza® Extra info over gebruik OAD • Wanneer stoppen met OAD? • OAD stoppen na overschakeling op insuline? • Invloed van alcoholgebruik • Wisselwerking met andere farmaca • Combinatietherapie Combinatiepreparaten • Glucovance®: glibenclamide + metformine • Eucreas®: vildagliptine + metformine • Janumet®: sitagliptine + metformine • Komboglyze®: saxagliptine + metformine • Jentadueto®: linagliptine + metformine Combinatietherapie • • • • • • • • • • SU + Metformine ( bvb Glucovance ®) Insuline + SU Insuline + metformine Insuline + SU + metformine SU + glitazones SU + AGI Metformine + glitazones Insuline + glitazones: nog niet in EU Gliniden + glitazones Gliptines + metformine (Eucreas®, Janumet®, Komboglyze®, Jentadueto®) • Metformine + incretinomimetica • ? Stapsgewijze aanpak van Type 2 Diabetes (2016) + + + Patiëntgerichte aanpak Besluiten • DM1 is gemakkelijker te behandelen dan DM2 (!?!) • Insuline-behandeling bij DM1 probeert natuurlijke insuline-secretie optimaal na te bootsen, wat vaak zeer goed lukt • De pandemie van DM2 is een enorme uitdaging van de 21° eeuw • Preventie van DM2 moet sterker worden benadrukt • Er is grote nood aan nieuwe behandelingsmethodes van type 2 DM • Recent zijn heel wat nieuwe farmaca voor type 2 DM beschikbaar geworden • De taak van de verpleegkundige bij de begeleiding van personen met DM is er niet eenvoudiger op geworden