BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo

advertisement
BIOLOGIE
Thema: Stofwisseling
Havo
Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]
Docent: A. Sewsahai
De student
 moet de bouw en werking van enzymen kunnen
beschrijven
 moet het proces van foto –en chemosynthese
kunnen beschrijven
 moet zowel de assimilatie als dissimilatie van
koolhydraten, eiwitten en vetten kunnen
beschrijven
 moet kunnen omschrijven wat basaal
metabolisme is en de factoren kunnen noemen
die hierop van invloed zijn
 moet de kringlopen van koolstof en stikstof
kunnen beschrijven
Doelstellingen:
BOEK: 4H
Organische stoffen
-Ingewikkelde moleculen
-Afkomstig van organismen
-Minimaal 2 C-atomen en
veel H en O atomen
Anorganische stoffen
1) Koolstofassimilatie (Fotosynthese)
 Alleen in autotrofe organismen
2) Voortgezette assimilatie
 Zowel in autotrofe als heterotrofe organismen
Enzymen
Enzymen =
(-ase)
Eiwitten die chemische reacties versnellen (katalysator)
Worden gebruikt, niet verbruikt
Substraat-specifiek
Substraat =
(-ose)
Stof die door enzym wordt omgezet
Optimumkromme

Blz. 290 opdracht 4, 5, 6 samen maken
Ga bij het maken van deze opdrachten
goed na welke factor op de X-as en op de
Y-as is weergegeven.

Opmerking: organische stoffen bestaan
altijd uit de atomen C, H, O ; daarnaast
kan er een N, S, P voorkomen
Assimilatie = vorming (opbouw); energie vastlegging
(fotosynthese)
 Dissimilatie = afbraak (energie komt vrij;
verbranding)

Energie
Assimilatie
Kleine moleculen
Grote moleculen
levensenergie
Dissimilatie
1) Koolstofassimilatie (Fotosynthese)
 Alleen in autotrofe organismen
2) Voortgezette assimilatie
 Zowel in autotrofe als heterotrofe organismen
Energie
1) Koolstofassimilatie
Anorganische stoffen
Organische stoffen
Bij planten = fotosynthese
Planten zijn autotroof
Koolstofdioxide + Water + Energie (licht)  Glucose + Zuurstof
6 CO2
6 H2O
Energie
C6H12O6
6 O2
Chloroplast

AFBEELDING 16 BLZ 295
Absorptie van bladgroen en fotosynthese
activiteit

Chemosynthese  blz 295 – samen
doornemen
2) Voortgezette assimilatie
2) Voortgezette assimilatie
2) Voortgezette assimilatie
2) Voortgezette assimilatie
ATP als ‘oplaadbare batterij’
ATP is de universele
energieleverancier
ATP
ADP + P
ATP
Koolhydraten
Koolhydraten zijn verbindingen van koolstof (C), waterstof (H)
en zuurstof (O). Het bekendste voorbeeld is glucose (C6H12O6),
dat bij dieren een rol speelt als directe bron van energie.
Koolhydraten zijn dus suikers (sachariden), deze zijn op te
splitsen in:
1) Monosachariden
2) Disachariden
3) Polysachariden
Koolhydraten
Koolhydraten zijn dus suikers (sachariden), deze zijn op te
splitsen in:
1) Monosachariden
2) Disachariden
3) Polysachariden
Vetten (lipiden)
Eiwitten (proteinen)
Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Enkele manieren om de
structuur van een aminozuur weer te geven zie je hieronder.
Glucose + NO3- (nitraat) + energie  aminozuur
Er zijn 20 verschillende aminozuren die in een eiwit kunnen
voorkomen.
Dus zijn er heel veel variaties mogelijk.
Er bestaan dan ook heel veel verschillende eiwitten.
Je kunt die eiwitten beschouwen als een soort kralensnoer van
aminozuren.
Hieronder zie je dat. Ieder aminozuur is weergegeven met de
afkorting van 3 letters. Die afkortingen hoef je niet te kennen. Je
moet ze wel kunnen opzoeken in Binas of Biodata.
Dat kralensnoer kan op allerlei manieren gevouwen en opgerold
zijn, waarbij soms dwarsverbindingen ontstaan via zwavelbruggen.
Dat gebeurt op plaatsen waar het zwavelbevattende aminozuur
cysteïne zit.
Kleine eiwitmoleculen zoals insuline bestaan uit 50 - 100 aan
elkaar gekoppelde aminozuren.
Grotere zoals amylase hebben er veel meer dan 1000.
In de tekeningen zijn voor het gemak alle H-atomen
weggelaten.
Bij dissimilatie worden de stoffen
afgebroken tot de componenten waaruit
ze ontstonden
 Wat is het verschil tussen aerobe en
anaerobe dissimilatie?
 Beschrijf de aerobe dissimilatie van
glucose, vetten en eiwitten
 Beschrijf de anaerobe dissimilatie van
glucose

Dissimilatie

Samenhang (verband) tussen assimilatie
en dissimilatie  boek blz. 303 t/m 308 ;
opdrachten samen maken
Wat is basale stofwisseling of
grondstofwisseling?
 Basale stofwisseling is afhankelijk van de
temperatuur (koudbloedig / warmbloedig),
geslacht, leeftijd, lichaamsgewicht
(lichaamsbouw) en arbeid
 Wat is het verschil tussen een koudbloedig
en warmbloedig dier?

Koolstof (C)
Komt voor in:
Lucht/atmosfeer
CO2, CO, CH4
Organische stoffen
C6H12O6
Vetten, eiwitten, koolhydraten
Fossiele brandstoffen (ook organische stoffen)
Steenkool, aardolie, aardgas
Energiestromen
Koolstofkringloop
Koolstofassimilatie
Producenten
CO2
Glucose
Dissimilatie
Dissimilatie
Dissimilatie
Voortgezette
assimilatie
Andere
Organische
stoffen
Dode planten
Organische
stoffen
Reducenten
uitwerpselen
Dode dieren
Organische
stoffen
Consumenten
Stikstofkringloop
Bedankt !!
Info:
www.ecoisonline.org
www.examenbundel.nl
www.biologiepagina.nl
www.asewsahai.com
[email protected]
Vragen
?
Download