Handleiding - Agentschap Innoveren en Ondernemen

advertisement
Bijlage 1 bij het Ministerieel Besluit van 20.05.2012 houdende de uitvoering van het besluit
van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun voor projecten ter
bevordering van het ondernemerschap
Oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid’
Nieuwe Fabriek voor de Toekomst 2012
Sleuteltechnologieën
HANDLEIDING
Uiterste indieningsdatum: 13 september 2012 om 12u
Vlaamse Overheid
Agentschap Ondernemen
Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid
Team Ondernemerschap
Koning Albert II-laan 35 bus 12
1030 Brussel
[email protected]
www.agentschapondernemen.be/themas/oproep-ondernemerschap
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave....................................................................................................................................................... 1
Inleiding ................................................................................................................................................................. 2
1
2
3
Doelstellingen ................................................................................................................................................. 4
1.1
Specifieke doelstellingen ......................................................................................................................... 4
1.2
Algemene beleidsdoelstellingen .............................................................................................................. 6
De indiener en de aanvraag .......................................................................................................................... 7
2.1
Wie kan een project indienen? ................................................................................................................ 7
2.2
Wie kan deelnemen als projectpartner? .................................................................................................. 7
2.3
Wat wordt er verstaan onder onderneming? ........................................................................................... 8
2.4
Wat wordt er verstaan onder entiteit? ..................................................................................................... 8
2.5
Wat wordt verstaan onder een publiekrechtelijke entiteit? ..................................................................... 8
2.6
Wie kan een subsidie aanvragen? ........................................................................................................... 8
2.7
Hoe kunt u een aanvraag indienen en wanneer ? ................................................................................... 9
Selectie .......................................................................................................................................................... 10
3.1
Ontvankelijkheid van de aanvragen ...................................................................................................... 10
3.2
De beoordelingscriteria ........................................................................................................................ 11
3.3
De mondelinge toelichting voor een jury .............................................................................................. 13
3.4
Rangschikking van de aanvragen .......................................................................................................... 13
3.5
Toekenning van de subsidie................................................................................................................... 14
4
Maximale subsidie en looptijd van de projecten ...................................................................................... 14
5
Projectbegroting .......................................................................................................................................... 15
6
Wettelijk kader ............................................................................................................................................ 17
7
Informatie en contactpersonen .................................................................................................................. 17
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
1
Inleiding
Deze tweede oproep ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst 2012’ van het
Agentschap Ondernemen kadert in het Nieuw Industrieel Beleid van de Vlaamse Regering en geeft steun
aan projecten via een wedstrijdprocedure.
Als die projecten succesvol blijken, wil het Vlaamse Gewest, in ruil voor de steun, de resultaten en
concepten gebruiken voor de verdere ontwikkeling van haar beleid.
Op 27 mei 2011 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan het Witboek Nieuw Industrieel Beleid
(NIB) en begin juni werd het Agentschap Ondernemen aangeduid als trekker van de pijler ‘Nieuwe
Fabriek voor de Toekomst (FvT)’ als onderdeel van dit NIB. Met de FvT wil het NIB een productiviteits–
en concurrentie-offensief inzetten, o.a. via het inzetten van sleuteltechnologieën, uiteraard in een optimale
samenhang, synergie en onderlinge complementariteit, en stuk voor stuk met eigen duidelijke
doelstellingen. Als basiskader voor deze oproep geldt het Witboek ‘Een Nieuw Industrieel Beleid voor
Vlaanderen’. De ‘conceptnota Innovatiecentrum Vlaanderen’, vormt een tweede referentiedocument. Het
witboek wijst uitdrukkelijk op de noodzaak van een transitie van het industriële groeimodel naar een
duurzamer groeimodel onder druk van globale maatschappelijke uitdagingen. Deze transitie kan o.a.
mogelijk gemaakt worden door het inzetten van sleuteltechnologieën, het thema van deze oproep.
Medio december 2011 werd een eerste oproep gelanceerd rond de thema’s transformatietrajecten en open
productie concepten.
De omschakeling naar de Nieuwe Fabriek voor de Toekomst wordt als één van de pijlers van dit
transitiegebeuren naar voor geschoven, waarbij de Vlaamse Regering op hoofdlijnen 4 strategische
doelstellingen nastreeft:
 samenwerking in de waardeketens
 open innovatie
 slimme specialisatie
 generatie van lead - plants
Het invullen van deze strategische keuzes loopt over een set van operationele doelstellingen, met enerzijds
vertrekkend vanuit een economische invalshoek:
 het realiseren van transformatietrajecten
 economische en technologische visievorming en marktverkenning
 roadmapping op maat
 aanpassen van bestaande en ontwikkelen van nieuwe business modellen
 het creëren en aantrekken van nieuwe bedrijven
 oprichten van ‘new technologies based firms’
 genereren van spin-offs én spin-outs
 aantrekken van buitenlandse bedrijven en lead - companies
en anderzijds technologisch/kennis gedreven:
 het inzetten van Key Enabling Technologies (KET/sleuteltechnologieën)
 ICT als rode draad doorheen het transformatieproces
 cleantech in functie van vergroening van de economie
 punctuele expertise
 het aanbieden van open productie concepten
 infrastructurele voorzieningen zoals testfaciliteiten, living labs, upgrading faciliteiten voor
gebruik door derden,…
 beheersmodellen en –structuren voor deze common pool resources
Het Agentschap Ondernemen voorziet om binnen het beschikbare wettelijk kader volgend
instrumentarium aan te reiken om concreet vorm te geven aan de vooropgestelde operationele
doelstellingen, al dan niet via open oproepen tot het indienen van voorstellen terzake:
 Ondersteunende acties
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
2




Studies
Ervaringsuitwisseling
Individuele of collectieve gerichte bedrijfsbenaderingen
Demonstratie
instrumentarium
operationele
doelstellingen
strategische doelstellingen
Onderstaand schema geeft een samenvattend globaal positioneringskader voor NIB/FvT projectoproepen
en initiatieven weer.
FvT
economisch
technologisch
* demonstratie
* gerichte bedrijfsbenadering
* ervaringsuitwisseling
* innovatief procurement1
* studies
* ondersteunende acties
Complementair hieraan zou ook door andere agentschappen (bv.IWT) hun instrumenten, zoals innovatief procurement,
kunnen ingezet worden.
Het Agentschap Ondernemen wil met voorliggende oproep de aangegeven strategische doelstellingen
operationaliseren en komt daarmee tegemoet aan het beleidsaccent ‘Nieuw Industrieel Beleid’ van de
Vlaamse Regering en van minister-president Kris Peeters in het bijzonder.
Deze oproep wordt gelanceerd in het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot
toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap.
Het specifieke thema voor deze tweede NIB/FvT oproep is het inzetten van sleuteltechnologieën. Er
wordt voorzien in de mogelijkheid van 2 types van projectvoorstellen. Dit wordt verder verduidelijkt in
deze handleiding die als bijlage 1 bij het ministerieel oproepbesluit is gevoegd.
Het is de bedoeling via gesubsidieerde projecten ondernemers te ondersteunen in de overschakeling naar
de Nieuwe Fabriek voor de Toekomst.
Deze handleiding, die integraal deel uitmaakt van de oproep, bevat specifieke informatie over de oproep 2,
2012. Het is dan ook uiterst belangrijk om, naast het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009
tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap, deze
handleiding volledig te lezen voor u uw aanvraagformulier invult.
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
3
1 Doelstellingen
1.1
Specifieke doelstellingen
Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter
bevordering van het ondernemerschap maakt het mogelijk dat de minister per oproep specifieke
beleidsdoelstellingen formuleert.
Het in de inleiding geschetst positioneringskader moet toelaten om projectvoorstellen te situeren in hun
afzonderlijke bijdragen tot de beleidsstrategie en fungeert tegelijkertijd ook als ondersteunend
afwegingskader voor het selectieproces.
Voorliggende projectoproep ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst- 2012’ wacht
projectvoorstellen in die focussen op het thema ‘inzetten van technologieën zoals geavanceerde productieen procestechnologie, ICT, Cleantech,…’ die in deze context allen beschouwd worden als
sleuteltechnologieën, en die de industriële transformatie mee vorm geven. Deze sleuteltechnologieën zijn
in een breed spectrum van toepassingen inzetbaar en leiden tot vernieuwing van bestaande
productieprocessen of tot nieuwe, nu nog onbekende, commercialiseerbare diensten en goederen die
Vlaanderen een strategisch en onmisbaar productiviteits- en concurrentievoordeel opleveren. Het
beheersen en toepassen van deze technologieën zal ook toelaten over te schakelen op een koolstofarme,
kennis gebaseerde economie. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om nieuwe of verdere ontwikkeling
van technologieën te ondersteunen, maar wel de diffusie en implementatie van wat reeds ontwikkeld werd.
De mate waarin het ingediende projectvoorstel bijdraagt tot de realisatie van een duidelijk technologie
gedreven transformatie wordt mee in overweging genomen bij de beoordeling van het project. Een
belangrijk aandachtspunt is dat de beoogde sleuteltechnologie goed wordt omschreven met duiding van
het beoogde toepassingsdomein: industriële sector (maakindustrie, procesindustrie, voeding, bouw..)
transport, logistiek of diensten. Eveneens wordt verwacht dat er een duidelijke situering in de waardeketen
alsook de positie binnen de reeds ontwikkelde transformatie-agenda geschetst wordt.
In de voorliggende projectoproep zijn volgende type projecten mogelijk:
Type projectvoorstel


Thema (operationele doelstelling):
Inzetten van sleuteltechnologieën
Gerichte bedrijfsbenadering
(individueel of collectief)
Demo- disseminatieprojecten
Projecten geven elk op zich invulling aan de vooropgestelde operationele doelstelling van de FvT:
technologie gedreven transformatie. Naast een situering in het aangegeven positioneringskader wordt
daarom voor elk projectvoorstel additioneel gepeild naar de ruimere inpassing in het NIB:
1. De FvT vormt één van de pijlers van het Nieuw Industrieel Beleid. Verwacht wordt dat er ook
expliciete verbanden worden gelegd met de drie andere pijlers, met name:
het industrieel innovatiebeleid
de competentieontwikkeling en arbeidsorganisatie
het ondersteunend infrastructuurbeleid
2. Om een afdoende spreiding ten aanzien van de maatschappelijke, technisch – economische
uitdagingen te kunnen bewaken, wordt ook verwacht dat projectvoorstellen aangeven op welke
van de innovatieknooppunten (zoals uitgetekend in de conceptnota Innovatiecentrum
Vlaanderen) zal worden ingespeeld:
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
4
Deze innovatieknooppunten vormen de koppeling tussen de wetenschappelijke en technologische sterktes
van Vlaanderen (de VRWI speerpunten) met de grote wetenschappelijke en economische uitdagingen.
Verwacht wordt dat in elk projectvoorstel ook duidelijk wordt aangegeven welk(e) specifiek(e)
doelgroep(en) (zoals sector, waardeketen…) via het project worden benaderd – zeer generieke
omschrijvingen worden als te vaag beschouwd. Het NIB focust op een transformatie van de industrie –
het is dus evident dat de deelnemers/doelgroepen zich in meerderheid situeren in de secundaire en
tertiaire sectoren, zonder andere uit te sluiten in functie van bv. de samenstelling van de waardeketens.
De voorkeur gaat naar projecten met een zo ruim mogelijke geografische dekking, uiteraard rekening
houdend met de spreiding van de beoogde doelgroep.
De beoogde projecten dienen zich bovendien te situeren voorbij het stadium van onderzoek en
ontwikkeling; evenmin zijn het reeds welomlijnde investeringsprojecten met een vooropgestelde of
verwachte return on investment. De beoogde projecten positioneren en concretiseren duidelijk de
beoogde outputs binnen de innovatieketen (kenniscreatie – innovatie – valorisatie) en duiden zeer
concreet de transformerende impact in de (totale) waardeketen. Projectvoorstellen die duidelijk passen
binnen het reeds bestaande ondersteuningsinstrumentarium dat de Vlaamse overheid via één van haar
agentschappen of administraties aanbiedt (IWT, PMV…), zullen naar deze instrumenten worden
doorverwezen en komen niet in aanmerking voor ondersteuning via de oproepen NIB - FvT van het
Agentschap Ondernemen.
Projecten die kunnen leiden tot investeringsprojecten in het kader van het TINA-fonds worden zeer
positief onthaald. Dit fonds, dat eind december 2010 werd opgericht, is ondergebracht binnen de
Participatie Maatschappij Vlaanderen (PMV) en heeft als doel het versterken en versneld naar de markt
brengen van innovatie met strategisch potentieel om het veranderingsproces van het economisch weefsel
te versnellen.
Beoogde projecten
De beoogde projecten dienen een duidelijke scope te definiëren binnen een afgelijnd tijdskader, met
meetbare vorderingsindicatoren. Doel moet zijn om binnen een realistisch tijdsbestek effectief stappen te
zetten in een welomschreven project. De werkzaamheden zijn dus eindig in de tijd en beogen de concrete
toepassing, integratie of demonstratie van een ontwikkelde sleuteltechnologie teneinde
commercialiseerbare goederen en diensten en productieprocessen op de markt te brengen, met verhoogde
competitiviteit. Het project kan dus op zich geen ontwikkeling van een sleuteltechnologie voor een
bepaalde toepassing zijn. Het project kan eventueel wel voortbouwen (geen continuering) op een eerder
goedgekeurd project in de EFRO-oproepen rond ICT-stimulering bij KMO’s of rond cleantech. Er wordt
duidelijk weergegeven welke ontwikkeling/aanpassing de sleuteltechnologie voor de bedoelde toepassing
reeds ondergaan heeft/doorgemaakt heeft, wat dan vervolgens het onderwerp van het ingediende project
is (welke ontbrekende stap, alvorens toepasbaarheid of commercialisatie mogelijk is, wenst men via het
project nog te vervolledigen) en indien het project een positieve afloop kent, wat er dan eventueel nog
gedaan zou moeten worden (wat ontbreekt er dan nog) alvorens effectief te commercialiseren.
Het is uitdrukkelijk de bedoeling om voldoende projecten te genereren die het transformatieproces d.m.v.
de implementatie van sleuteltechnologieën van kleinere industriële KMO’s stimuleren en ondersteunen.
De beoogde clusterbenadering kan ook meer individuele deeltrajecten noodzaken om de vooropgestelde
doelstellingen ook op het niveau van de deelnemers zelf succesvol te kunnen implementeren. In de mate
van het mogelijke kan hiervoor ook worden teruggevallen op het regulier instrumentarium van het
Agentschap Ondernemen zoals de KMO-Portefeuille of de regeling ‘Strategisch Ondernemen’.
1.1.1. Gerichte bedrijfsbenadering
Het witboek vermeldt: “Er wordt m.a.w. een transitie beoogd van het klassieke industriële groeimodel –
met focus op productiviteitsstijgingen op basis van toenemende kapitaalinvesteringen in automatisering –
naar een nieuw, duurzamer groeimodel gedreven door open innovatie, vergroening & verwitting van het
productiesysteem, kennis, slimme specialisatie, creativiteit, betrokkenheid,…, en gericht op
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
5
maatschappelijke uitdagingen, noden of behoeften met duidelijk economische effecten. Zo kunnen
voormelde, nieuwe, concurrentiële en toekomstgerichte waardeketens ontstaan, waar nieuwe en hogere
toegevoegde waarde wordt gecreëerd.”
Via een gerichte bedrijfsbenadering wordt het inzetten van sleuteltechnologieën op gang gebracht. Deze
inschakeling van nieuw ontwikkelde technologie is geen evidente opdracht voor individuele bedrijven. Een
meer collectieve benadering binnen specifieke sectoren, clusters of waardeketens om met gebundelde
inspanningen deze uitdagingen aan te gaan, biedt bovendien meer kans op slagen en laat toe om
stapsgewijs samen deze transformatie door te voeren.
Om in deze richting te evolueren is het belangrijk om concrete aanpakken op te starten, die binnen hun
sector, cluster of waardeketen een motor kunnen zijn voor het gebruik van sleuteltechnologieën.
1.1.2. Demo- disseminatieprojecten
De kloof tussen O&O en gevalideerde prototypes enerzijds en effectieve martkintroductie anderzijds ( de
beruchte ‘Valley of Death’) kan het gevolg zijn van meerdere factoren. Gevalideerde prototypes of
demonstrators van sleuteltechnologieën kunnen nog geconfronteerd worden met (niet) technologische
barrières (regelgeving, noodzakelijke gedragswijziging, inbedding in reële productieomgeving..) die
marktintroductie bemoeilijken, zoniet zelfs onmogelijk maken. Via een gerichte actie, inspelend op
(latente) noden van een goed gedefinieerde doelgroep kan aangetoond worden dat de gepercipieerde
barrières overkomelijk zijn, en dat de sleuteltechnologie wel degelijk inzetbaar is met effectieve
meerwaarde voor een transformatie en een effectieve uitrol kent in een commercialiseerbare dienst of
product of in een productieproces. Ondersteuning van een ‘normale’ commerciële marktintroductie of
welomlijnde investeringsprojecten met een vooropgestelde of verwachte return on investment zijn hier
dus niet aan de orde.
Deze barrières kunnen onder meer zijn:
- Niet aangepaste regelgeving, normering;
- Juridische knelpunten;
- Een transformerende impact van de innovatie op business modellen en/of de waardeketen
waarbij een bredere ondersteuning nodig is via een aangepast beleid;
- De valorisatie is afhankelijk van systeeminnovatie of- verandering en vergt een sterk geïntegreerd
beleid;
- De valorisatie is afhankelijk van belangrijke gedragswijzigingen waarbij beleidsafstemming van
belang is, in het bijzonder voor maatregelen van vraagondersteuning. De nodige gedragswijziging,
die aan een voldoende vlot tempo gerealiseerd moet worden, vergt een groeiend draagvlak en
sensibilisering waarbij vooral het middenveld een belangrijke rol kan spelen.
Verschillende van de bovenstaande karakteristieken komen bovendien vaak samen.
Een demo- disseminatieproject moet dus volgende aspecten omvatten:
- Een argumentatie van het waarom van de demo- disseminatie en de manier waarop, als aanloop
tot commerciële valorisatie;
- De beschrijving van de wijze waarop monitoring zal gebeuren in relatie tot wat reeds bestaat;
- De wijze waarop zal worden omgegaan met de vastgestelde technologische en niet-technologische
barrières die een marktintroductie bemoeilijken;
- Bij succesvolle demonstratie, de wijze waarop het economisch valorisatietraject verder vorm zal
krijgen.
1.2
Algemene beleidsdoelstellingen
Deze oproep wordt uitsluitend als een thematische oproep gelanceerd. Enkel projecten die inspelen op
het specifieke beleidsthema (zie 1.1.) komen in aanmerking.
Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet het projectvoorstel minstens voldoen aan de
voorwaarden die bepaald zijn in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning
van steun aan projecten ter bevordering van het ondernemerschap (cfr. 6).
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
6
Hieronder worden een aantal van die voorwaarden verder toegelicht en verfijnd.
2 De indiener en de aanvraag
Een aanvraag kan enkel in het kader van een oproep en binnen een bepaalde periode worden ingediend.
De aanvragen in het kader van deze oproep moeten uiterlijk op 13 september 2012 om 12 uur ingediend
zijn. Hieronder vindt u meer informatie over de indiener en de aanvraagprocedure.
2.1
Wie kan een project indienen?
Ter uitvoering van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering kunnen zowel kenniscentra als
bedrijfsgroeperingen (sectorale, intersectorale of eventueel specifieke verenigingen van bedrijven, ad hoc
samenwerkingsverbanden van bedrijven,..) projecten inzake ‘bedrijfsgerichte benadering’ indienen in deze
oproep. Indien de indiener een kenniscentrum is dient deze verplicht een samenwerkingsverband aan te
gaan met minstens 1 bedrijfsgroepering.
Enkel samenwerkingsverbanden tussen minstens 1 kenniscentrum en minstens 1 bedrijfsgroepering
(sectorale, intersectorale of eventueel specifieke verenigingen van bedrijven, ad hoc
samenwerkingsverbanden van bedrijven,.. ) kunnen projecten inzake ‘demo-disseminatie’ indienen in deze
oproep. Bij voorkeur worden ook publieke actoren betrokken in de demo-disseminatieprojecten, voor
zover ze betrokken zijn bij het overwinnen van de betrokken barrières.
De indiener moet beschikken over rechtspersoonlijkheid en een inschrijvingsnummer hebben in de
Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Ad hoc samenwerkingsverbanden van bedrijven kunnen als
bedrijfsorganisatie indienen en mandateren hiertoe één van de leden van dit ad hoc
samenwerkingsverband via een duidelijke samenwerkingsovereenkomst.
Kenniscentra dienen erkend te zijn in de pijler technologieverkenning overeenkomstig artikel 14, §4 van
het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 tot toekenning van steun aan kleine en
middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten.
2.2
Wie kan deelnemen als projectpartner?
Individuele ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten kunnen wel optreden als betrokken
projectpartners maar kunnen zelf geen aanvraag indienen.
Publiekrechtelijke entiteiten en publiekrechtelijke ondernemingen kunnen wel optreden als betrokken
projectpartners doch komen zelf niet in aanmerking voor steun.
Indien een of meerdere van de bij het project betrokken partners een onderneming is, dient elk van hen
wel onderstaande verklaring op eer te ondertekenen.
“Ik verklaar op eer dat de onderneming in een periode van drie belastingjaren (het lopende en de 2
voorgaande) nog geen 200.000 euro de-minimissteun heeft ontvangen (met inbegrip van de huidige
aanvraag), ongeacht de overheidsinstantie van wie de de-minimissteun werd verkregen, en ongeacht de
investeringen/projecten waarvoor de de-minimissteun werd verkregen.”
Voor ondernemingen die actief zijn in het wegvervoer is de de-minimissteun beperkt tot 100.000 euro
over een periode van 3 belastingjaren. Alle de-minimissteun uit de referentieperiode dient opgeteld te
worden. De door de Vlaamse overheid toegekende steun in het kader van de ‘oproep Nieuw Industrieel
Beleid (NIB)/Fabriek van de Toekomst (FvT)2012’ vormt immers de-minimissteun op basis van
Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing
van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (EU Publicatieblad van 28 december 2006,
L 379/5). Indien de onderneming het plafond van de de-minimissteun overschrijdt, zal het volledige
bedrag aan toegekende of uitbetaalde steun in het kader van de oproep komen te vervallen of worden
teruggevorderd, alsook het gedeelte van deze steun dat dit plafond niet overschrijdt.
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
7
2.3
Wat wordt er verstaan onder onderneming?
Een onderneming wordt in artikel 3, 1° van het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch
ondersteuningsbeleid, zoals gewijzigd met de artikelen 31bis en 31ter, ingevoegd bij decreet van 21
november 2008, als volgt gedefinieerd:
“De natuurlijke personen die koopman zijn of een zelfstandig beroep uitoefenen, de vennootschappen die
de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, de Europese economische
samenwerkingsverbanden als ze beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest of als ze zich
ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen”.
2.4
Wat wordt er verstaan onder entiteit?
Entiteiten zijn organisaties die niet voldoen aan de definitie van onderneming en dus geen reguliere
economische activiteit uitvoeren, en doorgaans ook niet de vorm van handelsvennootschappen hebben
aangenomen maar wel als VZW opereren.
Met entiteiten worden actoren zoals professionele en interprofessionele organisaties bedoeld, die de
belangen van ondernemers of hun leden behartigen en die vanuit hun kennis en netwerking projecten
indienen die tot doel hebben het ondernemerschap en de ondernemerszin te stimuleren en de
professionalisering van de bedrijfsvoering en netwerking te bevorderen. Andere mogelijke entiteiten zijn
onderwijsinstellingen - universiteiten en hogescholen - welke een bijdrage leveren aan het stimuleren van
het ondernemerschap door het ontwikkelen van methodieken voor het aanleren van attitudes,
competenties en vaardigheden ter stimulering van de ondernemingszin.
Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet de indiener beschikken over rechtspersoonlijkheid en
een inschrijvingsnummer hebben in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).
2.5
Wat wordt verstaan
onderneming?
onder
een
publiekrechtelijke
entiteit
–
publiekrechtelijke
In het kader van deze oproep worden publiekrechtelijke entiteiten en publiekrechtelijke ondernemingen,
die moeten worden beschouwd als een administratieve overheid, als vermeld in artikel 14 van de wetten
op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, uitgesloten. Daarbij worden volgende criteria en
indicaties ter beoordeling gehanteerd:
het feit of de indiener opgericht of erkend is door de overheid;
het feit of de indiener de bevoegdheid heeft om op éénzijdige wijze voor derden bindende
beslissingen uit te vaardigen;
het feit of de indiener belast is met een taak van algemeen belang of een taak van een openbare
dienst;
het feit of de indiener onder de controle of het toezicht valt van de overheid.
Indien de indiener op één van bovenstaande criteria of indicaties bevestigend antwoordt, wordt hij
beschouwd als zijnde een publiekrechtelijke entiteit – publiekrechtelijke onderneming.
2.6
Wie kan een subsidie aanvragen?
Zowel bedrijfsgroeperingen (sectorale, intersectorale of eventueel specifieke verenigingen van bedrijven,
ad hoc samenwerkingsverbanden van bedrijven..) als kenniscentra kunnen een aanvraag tot subsidiëring
indienen.
Vraag 2 van het aanvraagformulier: De indiener is een bedrijfsgroepering (sectorale, intersectorale of
eventueel specifieke verenigingen van bedrijven, ad hoc samenwerkingsverbanden van bedrijven,..) of
kenniscentrum die een voorstel indient van het project, die het project coördineert en die er de
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
8
eindverantwoordelijkheid van draagt. In die zin is de indiener diegene die juridisch verantwoordelijk is
voor de inhoudelijke, de administratieve en de financiële aspecten van het project, en dit desgevallend
voor alle partners van het eventuele samenwerkingsverband in het project en gedurende alle fasen van de
uitvoering van het project. In de tussentijdse- en eindrapportering bevestigt de indiener steeds de feitelijke
en boekhoudkundige juistheid van de vermelde gegevens.
Vraag 3 van het aanvraagformulier: Gegevens van de eventueel andere betrokken partners.
Hier dienen de gegevens te worden vermeld van de andere entiteiten, ondernemingen of publiekrechtelijke
entiteiten waarmee een samenwerkingsverband wordt aangegaan voor de uitvoering van het project. Hier
dienen enkel de gegevens te worden vermeld van die partners die conceptueel-inhoudelijk meewerken aan
het project.
Partners die louter financieel (sponsoring in cash of natura) bijdragen, moeten enkel vermeld worden bij
de begroting.
Indien er sprake is van een samenwerkingsverband, dienen de partners hiervan een onderlinge
samenwerkingsovereenkomst
op
te
maken
(verplicht
in
te
vullen
bijlage
AV2
‘samenwerkingsovereenkomst’). Deze overeenkomst dient minimaal volgende zaken te regelen:
Aanduiding van de indiener (coördinator en projectverantwoordelijke) en zijn mandatering om de
aanvraag in te dienen;
Aanduiding per partner van het samenwerkingsverband van de te leveren diensten of producten
(“wie doet wat?”);
Gedetailleerde en onderbouwde kostenberekening, waarbij de kosten concreet benoemd worden
en betalingsmodaliteiten (te betalen prestaties of sponsoring in cash of natura) per partner van het
samenwerkingsverband opgesomd;
Opsomming en aanduiding van welke partners geen prestaties verrichten;
Verklaring dat het samenwerkingsverband een boekhouding voert die toelaat de projectkosten
eenduidig te identificeren;
Handtekening van alle betrokken partners in het samenwerkingsverband.
2.7
Hoe kunt u een aanvraag indienen en wanneer ?
U kunt een aanvraag indienen door gebruik te maken van het specifieke aanvraagformulier voor deze
oproep.
Het gebruik van het aanvraagformulier is verplicht.
Projectvoorstellen die niet op het aanvraagformulier worden ingediend, zijn onontvankelijk en kunnen dus
niet in aanmerking komen voor een subsidie. Het aanvraagformulier en de vereiste bijlagen AV1
‘projectbegroting’
en
AV2
‘samenwerkingsovereenkomst’
worden
gemaild
naar
[email protected] én in ondertekende versie met de post opgestuurd
naar of afgegeven bij het Agentschap Ondernemen, Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Koning
Albertlaan-II 35 bus 12, 1030 Brussel.
De elektronische en papieren versie van het aanvraagformulier, en de vereiste bijlagen AV1 en AV2
moeten uiterlijk op 13 september 2012 om 12 uur in het bezit zijn van het Agentschap Ondernemen.
Bij het indienen van de aanvraag moet er rekening gehouden worden met de bepalingen van deze
handleiding die als bijlage bij dit besluit is gevoegd.
Om de indieningsdatum te bepalen, geldt:
1° bij afgifte de datum en het uur op het ontvangstbewijs;
2° bij versturing per post de postdatum;
3° bij e-mail de datum en uur van ontvangst op de servers van het Agentschap Ondernemen.
Het aanvraagformulier en de handleiding zijn vanaf de inwerkingtreding van dit ministerieel besluit
beschikbaar bij het Agentschap Ondernemen, afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Koning Albert
II-laan 35 bus 12 in 1030 Brussel.
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
9
Het aanvraagformulier kunt u, net als deze handleiding, downloaden van
www.agentschapondernemen.be/themas/oproep-ondernemerschap of aanvragen via
[email protected]
de
website
Het is belangrijk dat het projectvoorstel in het aanvraagformulier goed onderbouwd wordt en nauwkeurig
wordt uitgewerkt.
Per project en per projecttype moet een aparte aanvraag worden ingediend. Onafgezien van eventuele
kruisverbanden tussen diverse projectvoorstellen moet elk project ‘stand-alone’ kunnen worden
uitgevoerd.
De aanvraag moet worden ingediend voor het project van start gaat. Dit wil zeggen dat u op het moment
dat u uw aanvraag indient nog geen subsidieerbare activiteiten hebt ondernomen, bijvoorbeeld om
deelnemers te werven of sessies te organiseren.
Na 13 september 2012 om 12 uur kunt u geen aanvraag meer indienen in het kader van deze oproep.
Projectvoorstellen die worden ingediend na de afsluitingsdatum van de oproep of na de start van het
project zijn onontvankelijk. Ze komen dus niet in aanmerking voor subsidiëring.
3 Selectie
Projecten worden gescreend op ontvankelijkheidscriteria en beoordelingscriteria.
Alle aanvragen worden eerst getoetst op hun ontvankelijkheid en formele vereisten. Indieners van
ontvankelijke voorstellen worden uitgenodigd voor een mondelinge toelichting aan en bevraging door een
jury. Vervolgens worden de ontvankelijke projectvoorstellen gescreend op basis van de
beoordelingscriteria.
Hieronder worden de verschillende onderdelen van de selectieprocedure en de gehanteerde criteria
toegelicht.
3.1
Ontvankelijkheid van de aanvragen
Elke aanvraag wordt na ontvangst door het Agentschap Ondernemen beoordeeld op de volgende criteria
(hier moet cumulatief aan voldaan worden):
- Past het project binnen andere bestaande overheidsinstrumentaria? Projectvoorstellen die passen binnen
het reeds bestaande ondersteuningsinstrumentarium van de Vlaamse overheid komen niet in aanmerking
voor ondersteuning via deze oproep.
- Beschikt de indiener over rechtspersoonlijkheid en een inschrijvingsnummer in de Kruispuntbank van
Ondernemingen (KBO)?
- Wordt er samengewerkt tussen minstens 1 kenniscentrum en minstens 1 bedrijfsgroepering (sectorale,
intersectorale of eventueel specifieke vereniging van bedrijven, ad hoc samenwerkingsverbanden van
bedrijven,..) bij demo-disseminatieprojecten?
- Wordt er verplicht samengewerkt met minstens 1 bedrijfsgroepering indien een kenniscentrum indiener
is van een project inzake bedrijfsgerichte benadering?
- Werd de aanvraag ingediend op het specifiek daarvoor voorziene aanvraagformulier en ondertekend?
- Is het aanvraagformulier volledig en correct ingevuld? Aanvraagformulieren waarin vragen zijn
opengelaten worden als onvolledig en dus onontvankelijk beschouwd.
- Werd de aanvraag tijdig ingediend – dus voor het afsluiten van de indieningsperiode?
- Wordt de minimale en maximale projectduur gerespecteerd?
- Start het project op zijn vroegst één dag na de indieningsdatum?
- Start het project uiterlijk 6 maanden na de indiening van de aanvraag van steun?
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
10
- Wordt het project gefinancierd met minstens 20% private inbreng?
Er wordt geen steun verleend aan de indiener of eventuele partner(s) uit het samenwerkingsverband die
niet voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest. De indiener of eventuele
partner(s) uit het samenwerkingsverband mogen op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen
achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid hebben en geen procedure op basis van
Europees of nationaal recht lopen hebben waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.
De toetsing op het gebied van ontvankelijkheid houdt geen appreciatie van het projectvoorstel in. Het
betreft enkel een controle op de naleving van de deelnemingsvoorwaarden.
Projecten die niet ontvankelijk zijn, worden uitgesloten van de verdere selectieprocedure.
Opmerking: Ten behoeve van de indiener is eveneens een ‘checklist ontvankelijkheid’ als document beschikbaar op de
vermelde website (bijlage AV3 bij het aanvraagformulier). Het verdient aanbeveling om die checklist
effectief te hanteren vooraleer het project in te dienen. De checklist is evenwel geen verplicht document.
3.2
De beoordelingscriteria
De ontvankelijke projectaanvragen zullen beoordeeld worden op basis van hun kwaliteit en inhoud,
waarbij de volgende criteria in aanmerking komen:
1° Op het vlak van kwaliteit:
a) de mate waarin het project tegemoet komt aan een aangetoonde maatschappelijke
behoefte: dit beoordelingscriterium is voor deze oproep niet van toepassing. Deze oproep wordt
immers als een gesloten oproep gelanceerd en enkel projecten die inspelen op de specifieke
beleidsaccenten1 van de minister voor deze oproep (Cfr. 1.) komen bijgevolg in aanmerking.
b) de mate waarin het project een of meer maatschappelijke en economische meerwaarde
genereert:
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden;
- Is er voldoende potentieel voor economische valorisatie?
- Zijn er spillovers naar andere dan puur economische domeinen (sociaal, ecologisch,…)?
c) de mate waarin de opgedane kennis wordt overgedragen:
Hier wordt verwacht dat men opgeeft op welke wijze de opgedane kennis wordt geborgd en
opgevolgd binnen de eigen organisatie - hoe men kennisoverdracht gaat doen naar externen en
meer expliciet ook naar het Agentschap Ondernemen.
Verspreiding, disseminatie en implementatie: Welke activiteiten op het vlak van
communicatie, informatieverspreiding (“disseminatie”) en promotie m.b.t. het project worden er
ondernomen en wat is hun bereik/oplage? Bv. gespecialiseerde vakliteratuur, verspreiding naar
leden/niet-leden van de vakvereniging.
d) de deskundigheid van de projectorganisatoren, partners en in voorkomend geval het
samenwerkingsverband;
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden:
- Hebben de indiener en desgevallend de partners in het samenwerkingsverband kennis van en
ervaring met de doelgroep, respectievelijk de thematiek?
1
Hiervan is de maatschappelijke behoefte al aangetoond.
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
11
- Worden mensen met ervaring of kennis ingezet?
- Wat is de kwaliteit van een eventuele samenwerking (indiener - partners in het
samenwerkingsverband)?
- Wat zijn de resultaten van eventuele vroegere projecten? Hier wordt een beschrijving verwacht
van welke ervaring de indiener en desgevallend de partners in het samenwerkingsverband
hebben met de thematiek die behandeld wordt en met de doelgroep(en) die benaderd worden.
Geef ook een kort overzicht van de activiteiten van de indiener en desgevallend de partners in
het samenwerkingsverband in het algemeen.
- Hoe zijn de taken en de verantwoordelijkheden verdeeld? Is er een stevige projectorganisatie
(Bijvoorbeeld: projectmanager, -leider, -verantwoordelijke, -coördinator, projectteam,
stuurgroep of “steering committee”, werkgroep(en), resonans- of klankbordgroep(en),
adviesra(a)d(en), edm.)? Zo ja, geef de structuur en verantwoordelijkheidsverdeling van deze
projectorganisatie aan. Wat is bovendien de samenstelling van laatstgenoemde groep(en),
ra(a)d(en) of team(s) en wat is hun aantal bijeenkomsten, vergader-, overleg-, rapporterings- en
evaluatiemomenten.
e) de mate waarin efficiënt wordt omgegaan met middelen;
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden:
- Wat is de verwachte output in verhouding tot de ingezette (overheids)middelen?
- Wat is de verhouding tussen de ingezette overheidsmiddelen en de private middelen?
- Welk aandeel van de projectbegroting financiert de indiener en desgevallend het
samenwerkingsverband met projecteigen opbrengsten?
- Welk aandeel financiert de indiener en desgevallend het samenwerkingsverband met de
subsidie?
f)
de mate waarin de projectorganisatie samenwerkt met andere ondernemerschapsactoren;
- Met welke organisaties wordt er samen gewerkt waarvoor en met welke frequentie?
2° Op het vlak van inhoud:
a) de mate waarin het project inspeelt op het beleidsaccent van de minister (Cfr. 1.);
b) de mate waarin het project innovatief is;
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden:
- Zijn er in het voorstel vernieuwende elementen in vergelijking met het bestaande aanbod aan
activiteiten voor de doelgroep in het Vlaamse Gewest?
- In welke mate worden die vernieuwingen onderbouwd? (hier wordt verwacht dat men zich
gaat positioneren t.o.v. andere actoren of projecten die eenzelfde doelstelling nastreven maar
wat de meerwaarde is van het eigen project t.o.v. die andere).
- Innovatie is iets nieuws doen binnen de organisatie. Dat kan door bijvoorbeeld een al
bestaande methodiek of methodologie, die al elders gebruikt werd voor een ander project, ook
te gebruiken; desgevallend mits de nodige specifieke aanpassingen voor het eigen project. Het
kan dus gerust een geleend idee zijn. Er dient aangetoond te worden in welke mate het project
innovatieve kenmerken heeft waardoor het zich van andere projecten onderscheidt.
c) de mate waarin het project inhoudelijk en methodologisch is uitgewerkt.
- Toon aan hoe de verschillende onderdelen (acties-activiteiten) methodologisch samenhangen.
- Vermeld ook welke inhoudelijke expertise buiten de organisatie of buiten het
samenwerkingsverband nodig is om het project uit te voeren en motiveer waarom.
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
12
- Kwantificeer de beoogde doelstellingen, de kwaliteit en de haalbaarheid van het
projectvoorstel.
Hierbij wordt onder andere met de volgende aspecten rekening gehouden (SMART principes):
Is het project duidelijk omschreven en goed onderbouwd?
Is het project degelijk gestructureerd, met een relevante en haalbare aanpak?
Zijn de noodzakelijke indicatoren voor voortgangscontrole ingebouwd?
Op welke manier wordt kennisuitwisseling gegarandeerd?
Is er een duidelijke en concrete planning van de activiteiten?
Is er een goede verhouding tussen de voorbereidingstijd en de effectieve uitvoering van het
project?
- Is de keuze van de doelgroep onderbouwd?
- In welke mate speelt het project in op de specifieke behoeften van de doelgroep?
- Hebben de doelgroepen waarop het project gericht is inspraak?
-
De minister bepaalt in het ministerieel besluit van iedere oproep de beoordelingscriteria en de weging
ervan. Voor deze oproep is het volgende beslist:
een ontvankelijke aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de acht bovenstaande criteria, met
volgende weging:
- criteria 1 b), c), d), e), f) en 2 c): de maximale score bedraagt 5 punten
- criteria 2 a) en b): er wordt eveneens gescoord op 5 punten, maar die score wordt in de
totaalscore voor de dubbele waarde meegerekend
De maximale totaalscore bedraagt bijgevolg 50 punten (6 x 5 punten + 2 x 10 punten).
Voor elk beoordelingscriterium wordt dus een score op een schaal van 1 tot 5 toegekend:
 1 staat voor onvoldoende;
 2 staat voor redelijk;
 3 staat voor goed;
 4 staat voor meer dan goed;
 5 staat voor uitstekend.
-
3.3
Om opgenomen te worden in de rangschikking mag een project geen score 1 of niet meer dan
twee keer de score 2 krijgen. De projecten worden in dalende volgorde gerangschikt volgens hun
totaalscore en tot uitputting van de enveloppe.
De mondelinge toelichting voor een jury
Na de ontvankelijkheidscontrole en voorafgaandelijk aan de beoordeling op basis van de hiervoor
opgesomde beoordelingscriteria zullen de projectindieners worden uitgenodigd om hun voorstel
mondeling toe te lichten aan de jury om die toe te laten een optimaal beeld te krijgen van het
projectvoorstel en via bevraging eventuele onduidelijkheden nader uit te klaren.
De ingediende voorstellen kunnen evenwel niet worden aangepast na deze toelichting.
3.4
Rangschikking van de aanvragen
De projecten worden in eerste instantie gerangschikt op basis van de behaalde score op de
beoordelingscriteria.
Projecten waarbij er op basis van de beoordelingscriteria ernstige twijfels zijn over de haalbaarheid en de
kwalitatieve uitvoering van het project, zelfs na de mondelinge toelichting voor een jury, worden
automatisch onderaan de rangschikking geplaatst.
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
13
Bij het opstellen van de rangschikking kan daarenboven aanvullend rekening gehouden worden met:
1° het streven naar diversiteit en complementariteit in het aanbod van projecten;
2° het streven naar een geografische spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest;
3° het streven naar een sectorale spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest.
3.5
Toekenning van de subsidie
De minister verdeelt het beschikbare subsidiebudget onder de best gerangschikte aanvragen, in afnemende
volgorde, en dit tot uitputting van de voorziene budgettaire enveloppe. Indien er projecten zijn die in de
ranking dezelfde score behalen, zullen de projecten met geformaliseerde samenwerkingsverbanden in de
waardeketen voorrang krijgen.
In een aantal gevallen kan de minister echter een negatieve beslissing nemen of aanvullende voorwaarden
stellen voor een subsidieaanvraag. Deze gevallen zijn gespecificeerd in artikel 7 van het ministerieel besluit
van 15 december 2009 tot uitvoering van artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april
2009, met name:
1° indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project onvoldoende
financiële draagkracht hebben voor de uitvoering of het welslagen ervan;
2° indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project niet voldoen aan
andere verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid;
3° indien de indiener of eventuele partners van het samenwerkingsverband in het project blijk hebben
gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige aanvragen, onder meer inzake
informatieverstrekking, inhoudelijke en financiële verplichtingen of verslaggeving.
4 Maximale subsidie en looptijd van de projecten
De subsidie bedraagt maximum 80% van de aanvaarde projectkosten, met maximaal 500.000 euro per
project en steeds maximaal het netto te financieren saldo. Het minimumpercentage van private inbreng is
dus 20%. Voor deze oproep is een budget van 5 miljoen euro beschikbaar voor gerichte
bedrijfsbenadering en 2 miljoen euro voor demo-disseminatieprojecten.
Beide projecttypes zijn slechts subsidiabel indien het gevraagde subsidiebedrag minimaal 200.000 euro
bedraagt.
De minimale looptijd is voor alle projecten 12 maanden, de maximale looptijd bedraagt 36 maanden
Samenvattend gelden dus volgende modaliteiten:
Gerichte bedrijfsbenadering
Beschikbaar
subsidie- € 5.000.000
budget voor de oproep
subsidie per project
min. € 200.000 – max. € 500.000
Demo- disseminatieprojecten (*)
€ 2.000.000
subs.%
looptijd
80 %
12 – 36m
80 %
12 – 36 m
min € 200.000 – max € 500.000
(*)Tegemoetkomingen voor infrastructuurvoorzieningen worden in deze oproep uitgesloten.
In geval na beoordeling en opmaak van de ranking van alle ingediende projecten zou blijken dat het
budget voorzien voor één van de projecttypes wordt onderbenut, maar dat voor het ander projecttype er
eerder een overbevraging is, dan kan in het belang van een kwalitatieve invulling van de projectoproep een
verschuiving van de voorziene budgetten worden doorgevoerd.
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
14
5 Projectbegroting
Er moet in de bijlage AV1 Projectbegroting’ bij het aanvraagformulier een gedetailleerde begroting
worden opgenomen voor het volledige project. Die bestaat uit een globale begroting en een begroting per
jaar dat het project loopt.
Deze begroting moet een gedetailleerde en onderbouwde raming van alle kosten bevatten, waarbij de
kosten concreet benoemd worden, ongeacht of die volledig door de subsidie worden gedekt of niet, en
van alle inkomsten.
De kosten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de subsidie zijn beperkt. Voor de
aanvaardbare kosten wordt verwezen naar het document ‘Controlerichtlijnen van de Afdeling
Inspectie Economie (AIE). Dit document vindt u als bijlage 2 bij dit Ministerieel Besluit.
Het Netto te Financieren Saldo (NFS)
Het ‘netto te financieren saldo’ is het saldo van het aanvaardbaar projectbedrag dat nog moet gefinancierd
worden na aftrek van de beschikbare middelen in natura (zoals bv. sponsoring, giften, eigen werk, eigen
inbreng in natura) en de financiële middelen (zoals bv. cash middelen) zoals voorzien in de begroting van
het project.
Voor de bepaling van het percentage private bijdrage komen zowel eigen inbreng, projecteigen
opbrengsten, sponsoring in geld en sponsoring in natura in aanmerking.
Voor deze oproep is voorzien in een steunpercentage van maximaal 80% voor alle projecten met een
maximum van 500.000 euro per project, desgevallend beperkt tot maximaal het netto te financieren saldo.
Bij maximum 500.000 euro steun beperkt tot 80% van het aanvaardbare projectbedrag en een vereiste
private inbreng van minstens 20% is de minimale projectkost dus 625.000 euro.
Ter illustratie volgen een aantal rekenvoorbeelden die de hierboven beschreven principes verduidelijken.
Voorbeeld A
Kosten in €
Loonkosten
Werkingskosten
Overhead (10% op loonkost)
Niet aftrekbare BTW
Totale kosten (1)
350.000
215.000
35.000
PM
600.000
Financiering in €
Eigen inbreng ( 14%)
Sponsoring is natura ( 6%)
84.000
36.000
Totale ontvangsten
120.000
Totaal private inbreng = 20%
Voorbeeld A
Berekening subsidie conform NFS principe
Totale kosten
- sponsoring is natura
= netto te realiseren project
- eigen inbreng
600.000
-36.000
564.000
-84.000
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
15
Netto te financieren saldo
480.000
Subsidie gelijk aan NFS en 80% op 600.000 =
480.000
Voorbeeld B in de veronderstelling dat de private bijdrage > is dan minimaal vereiste 20%
Kosten in €
Financiering in €
Loonkosten
350.000
Eigen inbreng (2)
100.000
Werkingskosten
215.000
Sponsoring is natura (3)
50.000
Overhead (10% op loonkost)
35.000
Niet aftrekbare BTW
PM
Totale kosten (1)
600.000
Totale ontvangsten
150.000
Totale private inbreng = 25% (som van (2) + (3))
Voorbeeld B
Berekening subsidie conform NFS principe
Totale kosten
- sponsoring is natura
= netto te realiseren project
- eigen inbreng
Netto te financieren saldo = subsidie
600.000
-50.000
550.000
-100.000
450.000
Subsidie beperkt tot NFS
450.000
In dit geval wordt de subsidie beperkt tot 450.000 euro en bedraagt de subsidie dus 75 %
Voorbeeld C NFS groter dan maximaal subsidiebedrag ( 500.000 euro)
Kosten in €
Ontvangsten in €
Loonkosten
610.000
Eigen inbreng
Werkingskosten
119.000
Projecteigen opbrengsten
Externe prestaties/prestaties door
50.000
Sponsoring is natura
derden
Geldelijke sponsoring
Overheadkosten(10% op
Elders gevraagde of
21.000
loonkost)
verkregen subsidie
Totale ontvangsten( B)
Niet aftrekbare BTW
PM
Netto te financieren saldo
Totale kosten ( A)
800.000
A-B
75.000
5.000
20.000
60.000
0
160.000
640.000
Er is voldaan aan de voorwaarde dat er minimaal 20% private inbreng moet zijn.
De subsidie bedraagt 80% op de totaal aanvaardbare kosten (= het NFS) maar dient beperkt te worden tot
het maximale subsidiebedrag van 500.000 euro. In dergelijk geval moet de indiener meer eigen inbreng of
private bijdragen zoeken.
Voorbeeld C
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
16
Berekening subsidie conform NFS principe
Totale kosten
- totale ontvangsten
= netto te realiseren project
800.000
- 160.000
= 640.000
80% = 512.000, dit wordt beperkt tot
500.000
Voorbeeld D project kleiner dan 250.000
Kosten in €
Loonkosten
138.000
Werkingskosten
43.200
Overhead (10% op
13.800
loonkost)
Niet aftrekbare BTW
PM
Totale kosten (1)
195.000
Financiering in €
Eigen inbreng (2)
Sponsoring is natura (3)
30.000
9.000
Totale ontvangsten
39.000
Totale private inbreng = 20% som van (2) + (3)
Voorbeeld D
Berekening subsidie conform NFS principe
Totale kosten
- sponsoring is natura
= netto te realiseren project
- eigen inbreng
Netto te financieren saldo
195.000,00
-9.000,00
186.000,00
-30.000,00
156.000,00
Subsidie bedraagt 80% op 195.000 = 156.000. De subsidie bedraagt minder dan 200.000 euro, het project
wordt niet betoelaagd.
6 Wettelijk kader

het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter
bevordering van het ondernemerschap, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 25 mei
2012

het ministerieel besluit van 25.05 2012 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse
Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het
ondernemerschap Nieuw Industrieel Beleid - Fabriek van de Toekomst.
7 Informatie en contactpersonen
Op www.agentschapondernemen.be/themas/oproep-ondernemerschap vindt u:
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
17
- het ministerieel besluit van 25.05 2012 houdende de uitvoering van het besluit van de Vlaamse
Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan projecten ter bevordering van het
ondernemerschap Nieuw Industrieel Beleid - Fabriek van de Toekomst.
- bijlage 1: de handleiding
- bijlage 2: de controlerichtlijnen van de Afdeling Inspectie Economie (AIE)
- bijlage 3: het aanvraagformulier (met de daarbij horende bijlagen AV1 ‘projectbegroting’, AV2
‘samenwerkingsovereenkomst’ en AV3 ‘checklist ontvankelijkheid’ enkel bedoeld als hulpmiddel)
- de reglementaire besluiten
Voor meer inlichtingen over de oproep kunt u terecht bij het Agentschap Ondernemen.
U kunt hiervoor mailen naar [email protected] of
- voor inhoudelijke vragen telefoneren naar Piet Desiere – 09/267.40.01
- voor vragen i.v.m. de indieningsmodaliteiten of de projectbegroting telefoneren naar Johan Van
Herck - 02/553.37.47
Deze handleiding maakt integraal deel uit van het ministerieel besluit van 25.05.2012 houdende de
uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot toekenning van steun aan
projecten ter bevordering van het ondernemerschap.
Handleiding bij de oproep 2 ‘Nieuw Industrieel Beleid – Nieuwe Fabriek voor de Toekomst – 2012’
18
Download