Bijlage 1. Benadering en respons ten tijde van de tweede meting Benadering van deelnemers Deelnemers aan de cohortstudie werden bij het tweede interview benaderd volgens een zogenaamd benaderingsprotocol, waarbij achtereenvolgens de volgende stappen werden doorlopen: 1. Contact via het telefoonnummer en/of e-mailadres van de deelnemer zelf of via het nummer van de instelling. Minimaal drie en maximaal vijf pogingen, waarvan tenminste één keer ’s avonds. Na drie keer bellen werd ook stap 2 ingezet. 2. Contact via door de deelnemer opgegeven contactpersonen om contactgegevens van de deelnemer te achterhalen. Minimaal drie en maximaal vijf pogingen, waarvan tenminste één keer ’s avonds. 3. Contact zoeken via Hyves of Facebook. Bij een openbaar profiel werd een privébericht gestuurd via de profielensite na verificatie dat het de juiste persoon was (bijv. a.d.h.v. foto’s, geboortedatum, woonplaats). 4. Gegevens van de deelnemer opvragen bij de gemeente (alleen wanneer de deelnemer hier toestemming voor had gegeven). Stap 4 werd uiterlijk drie maanden nadat het tweede interview idealiter had moeten plaatsvinden afgerond. Als er na stap 1-4 geen contact met de deelnemer tot stand was gekomen, of wanneer een deelnemer zelf aangaf niet langer aan het onderzoek te willen deelnemen, was de deelnemer nonrespondent voor de tweede meting. Mensen met wie wij geen contact kregen voor het tweede interview, worden opnieuw benaderd voor het derde interview. Respons onder deelnemers We benaderden 513 deelnemers voor een tweede interview, waarvan er 117 (22,8%) niet deelnamen om de volgende redenen: • Contact niet tot stand gekomen n = 97 • Wilde niet meewerken aan het interview n = 17 • Drie keer niet gekomen op interviewafspraak n= 3 De respons bedroeg gemiddeld 77,2% en varieerde van 73,3% in Amsterdam tot 81,3% in Utrecht (tabel B1.1). 1 Tabel B1.1 Respons onder deelnemers, 1e en 2e meting, totale cohort en per stad Stad Aantal Aantal Aantal non- % respons e 2e meting respondenten respondenten respondenten 2 1e meting 2e meting meting Amsterdam 172 126 46 73,3% Rotterdam 152 119 33 78,3% Den Haag 125 99 26 79,2% Utrecht 64 52 12 81,3% Totaal 513 396 117 77,2% Kenmerken van respondenten en non-respondenten We vergeleken respondenten en non-respondenten van de tweede meting op kenmerken die zijn verzameld bij de eerste meting (tabel B1.2.). Het betreft de kenmerken die we gebruikten om profielen te onderscheiden 1 en een aantal belangrijke demografische kenmerken: 1) Middelengebruik a) Regelmatig (meer dan 20 dagen per maand) cannabisgebruik: ja/nee b) Regelmatig (meer dan 20 dagen per maand) alcoholgebruik: ja/nee 2) Score op drie subschalen van de Brief Symptom Inventory a) Angstklachten; score boven de norm “hoog”: ja/nee 2 b) Depressieve klachten; score boven de norm “hoog”: ja/nee a) Somatische klachten; score boven de norm “hoog”: ja/nee 1 Met uitzondering van het kenmerk ‘vermoeden van een verstandelijke beperking’ waarover gegevens verzameld zijn bij de tweede meting 2 Psychische klachten worden vergeleken met vier normgroepen uit de algemene bevolking (De Beurs & Zitman, 2005): jonge mannen (18 t/m 29), jonge vrouwen (18 t/m 29), volwassen mannen (30+), volwassen vrouwen (30+). 2 3) Aantal lichamelijke klachten in de afgelopen 30 dagen, op basis van de International Classification of Diseases, Injuries and Causes of Death; continu gemeten, met minimum van 0 klachten en maximum van 20 klachten 4) Geslacht: man/vrouw 5) Etniciteit: autochtoon/ eerste generatie allochtoon/tweede generatie allochtoon 6) Burgerlijke staat: nooit getrouwd geweest; getrouwd/geregistreerd partnerschap; gescheiden; weduwe/weduwnaar. 7) Leeftijd: continu gemeten in jaren met een minimum van 18 jaar. 8) Opleiding: laagst (geen onderwijs; lager onderwijs), laag (lager beroepsonderwijs; middelbaar algemeen voorgezet onderwijs), middelbaar (middelbaar beroepsonderwijs; hoger algemeen onderwijs), hoog (hoger beroepsonderwijs; wetenschappelijk onderwijs) 9) Kinderen in de opvang: ja/nee De non-respondenten en respondenten van de tweede meting verschillen niet statistisch significant wat betreft regelmatig alcoholgebruik, psychische klachten (angstklachten, depressieve klachten en somatische klachten), lichamelijke klachten, geslacht, etniciteit, burgerlijke staat en kinderen in de opvang. De non-respondenten verschillen van de respondenten wel wat betreft cannabisgebruik, leeftijd en opleidingsniveau. Onder non-respondenten bevonden zich, bij de eerste meting, meer regelmatige gebruikers van cannabis (35,0%) dan onder respondenten (25,0%). Daarnaast waren non-respondenten gemiddeld jonger (33,3 jaar) dan respondenten (37,2 jaar). Ook hadden nonrespondenten vaker het laagste opleidingsniveau (42,2%) dan respondenten (31,6%) en hadden nonrespondenten minder vaak een lage opleiding (30,2%) dan respondenten (45,8%) en juist vaker een middelbare opleiding (21,6%) dan respondenten (14,2%). 3 Tabel B1.2 Kenmerken van respondenten en non-respondenten van de tweede meting Respondenten non-respondenten 2 meting 2e meting n = 396 n = 117 % % 25,0 35,0 Regelmatig alcoholgebruik 14,6 9,4 Somatische klachten 28,3 31,0 Depressieve klachten 42,2 48,3 Angstklachten 36,1 33,6 man 75,5 78,6 vrouw 24,5 21,4 allochtoon 62,5 72,8 1e generatie 42,1 48,2 2e generatie 20,4 24,6 nooit getrouwd geweest 70,2 76,9 6,1 5,1 gescheiden/weduwe 23,7 17,9 laagst 31,6 42,2 laag 45,8 30,2 middelbaar 14,2 21,6 hoog 8,4 6,0 6,8 2,6 M M ICD 2,8 2,8 Leeftijd** 37,2 33,3 Regelmatig cannabisgebruik* Geslacht Etniciteit Burgerlijke staat getrouwd/ geregistreerd partnerschap Opleiding** Kinderen in de opvang e * = p<.05, **p<.01 Benadering van hulpverleners Bij de tweede meting van de cohortstudie werd ook een vragenlijst aan de meest betrokken hulpverlener van elke deelnemer voorgelegd. Bij de benadering van de hulpverleners zijn de volgende stappen gezet: 4 1. Tijdens het tweede interview werd aan de deelnemer gevraagd naar zijn of haar ‘meest betrokken hulpverlener’. 2. Binnen twee weken na het interview met de deelnemer werd telefonisch contact gezocht met deze hulpverlener. Alleen hulpverleners die in de afgelopen 30 dagen nog contact hadden gehad met de deelnemer (telefonisch, face-to-face, e-mail, etc) kregen het verzoek om een online vragenlijst in te vullen over zijn/haar cliënt. De reden hiervoor is dat de vragen in de vragenlijst gaan over de afgelopen 30 dagen. 3. Als een hulpverlener na twee weken de vragenlijst nog niet had ingevuld, kreeg deze een herinnering per e-mail. 4. Als twee maanden na de datum van het tweede interview met de deelnemer geen ingevulde vragenlijst van de hulpverlener was ontvangen, of als de hulpverlener vooraf deelname weigerde, was er sprake van non-respons van hulpverleners. Respons onder hulpverleners Van de 396 deelnemers noemden er 313 een meest betrokken hulpverlener. Twee van deze deelnemers gaven geen toestemming om contact op te nemen met hun hulpverlener. Van de resterende 311 deelnemers hebben 134 hulpverleners (43,1%) de vragenlijst niet ingevuld om de volgende redenen: • het contact met de hulpverlener is niet tot stand gekomen • de hulpverlener en cliënt hadden in de afgelopen 30 dagen geen contact (bijv. wegens • n = 56 vakantie, ziekte, of overdracht): n = 28 de hulpverlener heeft de vragenlijst niet ingevuld n = 50 De respons was gemiddeld 56,9% en varieerde van 53,6% in Amsterdam tot 60,4% in Utrecht (tabel B1.3.). Tabel B1.3 Responscijfers voor hulpverleners, totaal en per stad Aantal cliënten Amsterdam Utrecht Rotterdam Den Haag Totaal 112 48 83 68 311 60 29 48 40 177 53,6 60,4 57,8 58,8 56,9 dat hulpverlener heeft genoemd Aantal respondenten onder hulpverleners % respons We vergeleken op een aantal kenmerken de deelnemers over wie een hulpverlener een vragenlijst had ingevuld met deelnemers voor wie dat niet gebeurde. De groep deelnemers waarover geen vragenlijst is ingevuld door een hulpverlener bestaat uit deelnemers die: • geen ‘meest betrokken hulpverlener’ hebben genoemd (n = 83) • geen toestemming gaven om hun hulpverlener te benaderen (n = 2) 5 • een hulpverlener noemden, maar voor wie de hulpverlener de vragenlijst niet heeft ingevuld (n = 134). De deelnemers waarover een hulpverlener een vragenlijst heeft ingevuld verschillen niet statistisch significant van de deelnemers waarover een hulpverlener geen vragenlijst invulde wat betreft leeftijd, geslacht en verdeling over de vier steden en de vijf profielen die we in dit rapport onderscheiden (tabel B1.4). Tabel B1.4 Kenmerken van deelnemers waarover wel respectievelijk geen vragenlijst door een hulpverlener is ingevuld Deelnemers over wie een Deelnemers over wie geen hulpverlener een vragenlijst hulpverlener een vragenlijst heeft ingevuld (n = 177) heeft ingevuld (n = 219) 36,9 37,4 74,0 76,7 Amsterdam 33,9% 30,1% Rotterdam 27,1% 32,4% Den Haag 22,6% 26,9% Utrecht 16,4% 10,5% 1 29,9% 32,4% 2 22,0% 24,2% 3 22,0% 17,4% 4 15,3% 9,1% 5 10,7% 16,9% Leeftijd (gemiddelde) Geslacht % mannen Stad Profiel 6