Samenvatting Het lijden van oorlogskinderen en hun zoektocht naar

advertisement
Samenvatting
Het lijden van oorlogskinderen en hun zoektocht naar behandeling
Deze etnografische studie onderzoekt het lijden en het zoeken naar zorg van kinderen die
opgroeien in Noord Oeganda in een situatie van aanhoudende burgeroorlog. Doelstelling
daarbij is te komen tot adviezen die aan hun ‘recht op gezondheid’ tegemoetkomen. Lijden
wordt hier gedefinieerd als het ervaren van ziektes voortkomend uit opgelopen infecties
dan wel uit emotionele nood. Het zoeken naar genezing omvat alle activiteiten die kinderen
ondernamen om de normale toestand weer te herstellen. Ik onderzocht met name wat
oorlogskinderen zelf aangaven als veel voorkomende ziektes en op welke manier zij hun
normale toestand weer hervonden, hetzij door gebruik van medicijnen of andere coping
mechanismen. De bevindingen van het onderzoek trachten uitgangspunten te bieden voor
beleid en gezondheidszorg toegesneden op de behoeftes en prioriteiten van de kinderen zelf.
Centraal thema in deze studie was het idee dat het bestaande discours over de benodigde
gezondheidszorg voor kinderen in de basisschool leeftijd van een te beperkte visie getuigde.
Gedurende het veldwerk vroeg ik kinderen of ze de afgelopen tijd (bijvoorbeeld de
laatste maand) ziek waren geweest, hoe kinderen wisten dat ze ziek waren, welke medicijnen
ze gebruikten tegen hun ziekte, en welke andere coping mechanismen ze gebruikten als de
ziekte niet overging. Deze studie behelst een onderzoek van de verhalen van zowel jongens
als meisjes over ziek zijn en streeft daarin te komen tot een indeling van onderzoekgegevens
volgens genderspecifieke lijnen. De data zijn een jaar lang verzameld in de periode 20042005 en voorts gedurende regelmatige bezoeken aan Gulu in 2006 en 2007. Aan het survey
onderzoek namen 165 kinderen deel (N=165) in de leeftijd van negen tot zestien jaar,
achtentachtig (n=88) jongens en zevenenzeventig (n=77) meisjes. Daarnaast werden 24
kinderen langdurig gevolgd in intensief etnografisch onderzoek.
De onderzoeksgegevens tonen aan dat de kinderen met een grote ziektelast te maken
hadden. Zij vertelden over hun ervaringen met koyo (koude rillingen), lyeto (koorts), en
abaa wic (hoofdpijn), die vroeger of later als malaria gediagnosticeerd werden, malaria
madongo (een zware vorm van malaria); diarree (inclusief cholera); hoest en griep; schurft;
ooginfecties; kwetsuren en verwondingen; en overige gezondheidsproblemen. Infectieziekten
maakten het grootste deel van de ziektelast van oorlogskinderen uit. Klachten die duidden
op emotionele nood waren onder meer ellendige leefomstandigheden, extreme armoede,
chronische klachten, angst voor ontvoering, verlies van naaste familieleden, het verwerken
van seksueel geweld en oorlogsgeweld. De symptomen van emotioneel lijden waren
353
langdurige hoofdpijn, slapeloosheid, buikpijn, cwinya cwer (bedroefdheid), can dwong ataa
(grote sociaal/emotionele problemen) en cen (kwade geesten). De coping mechanismen die
kinderen aanwendden in geval van emotionele nood hielden onder meer in het verzwijgen van
pijn lijden, het gebruiken van slaapmedicatie, of gebruik van een speciale plant genaamd atika
(soortnaam Labiate), en het ondernemen van zaken om inkomen te verkrijgen.
Kinderen hadden manieren gevonden om, binnen de context van een op volwassenen
gericht en op marktwerking gebaseerd systeem van pluralistische gezondheidszorg met
hun ziektes om te gaan. Kruidenmiddelen en farmaceutica waren voor kinderen eenvoudig
verkrijgbaar, ook die medicijnen die alleen op recept verstrekt worden zoals antibiotica en
medicijnen tegen malaria. In door de overheid gesteunde gezondheidscentra konden zieken
gratis farmaceutische medicijnen krijgen, indien voorradig, maar vaker kregen ze te horen dat
ze zelf hun eigen medicijnen moesten kopen bij particuliere verkooppunten. Hoeveelheid en
kwaliteit van de medicijnen die zieke kinderen bij deze verkooppunten haalden was afhankelijk
van hun koopkracht. Hoewel de commerciële handel in medicijnen het mogelijk maakte om
over geneesmiddelen te beschikken om symptomen van ziekte te bestrijden, werden kinderen
daarmee ook blootgesteld aan allerlei risico’s zoals verkeerd gebruik, overconsumptie van
farmaceutica of er zelfs verslaafd aan raken.
De belangrijkste conclusies van dit proefschrift zijn dat kinderen vrij gemakkelijk
praatten over ziektes die met infecties te maken hebben omdat deze acuut zijn, alle aandacht
opeisen, en de lichamelijke conditie hierbij snel verslechtert. Infectieziekten zijn ontregelend
binnen de verhoudingsgewijs nog stabiele leefwereld van kinderen die in emotionele nood
verkeren; infectieziektes hebben prioriteit en vereisen onmiddellijke zorg. Kinderen kozen in
dit soort acute gevallen voor middelen die op korte termijn curatief effect laten zien. Hoewel
ik het verband leg tussen het prevalentiecijfer voor infectieziekten en een ruimer scala van
sociaal-economische factoren, zie ik de keuze van de kinderen voor curatieve middelen op
korte termijn wel als toepasselijk binnen de context van medisch pluralisme. De situatie waarin
de kinderen leefden maakte het hun praktisch onmogelijk gebruik te maken van preventieve
middelen om infecties onder controle te krijgen en ervoor te zorgen dat ‘infectieziekten nog
slechts tot het verleden behoren’. Een setting van burgeroorlog en onzekerheden versterkt
de keuze voor korte termijn oplossingen van mensen nog verder, ook wanneer het daarbij
om complexe meervoudige problemen gaat. Ofschoon het gebruik van farmaceutische
medicijnen en kruidenmiddelen bij kon bijdragen aan het welbevinden van de kinderen en de
354
symptomen van emotioneel lijden kon verlichten, levert dit proefschrift voornamelijk kritiek
op een dergelijke op medicijnen gerichte aanpak omdat het leidt tot een farmaceutisering
van emotioneel lijden. De afhankelijkheid van medicijnen bij de behandeling van klachten
van emotionele oorsprong belemmert feitelijk het zicht op de wezenlijke oorzaken van deze
klachten, terwijl daadwerkelijke heling alleen mogelijk is als er getracht wordt de wezenlijke
oorzaken aan te pakken. Als het emotioneel lijden betreft is de voornaamste conclusie dat
een aantal ziektes zo ernstig zijn dat direct herstel een eerste vereiste is, ook al zijn er geen
eenvoudige oplossingen voorhanden. Ik gebruik bijvoorbeeld het concept ‘unintended cure’
(een onvoorzien helend effect) om aan te geven dat het niet helemaal vruchteloos is dergelijke
curatieve methodes toe te passen om emotioneel lijden te verlichten. Tevens geef ik een nadere
analyse van de ‘individuatie’ van sociaal lijden en ‘sociaal processioneel’ lijden om aan te
tonen, dat tijd en ook het aanpakken van sociale problemen factoren zijn die een belangrijke
rol spelen bij leedverwerking van individuen, families of gemeenschappen.
Daarnaast vestigen de onderzoeksbevindingen de aandacht op een aantal
epistemologische, methodologische, theoretische en beleidsmatige punten aangaande
de ziektebeleving van oorlogskinderen en hun
streven naar welzijn. Epistemologische
kwesties refereren met name aan factoren die ten grondslag liggen aan de kennisproductie:
welke kennis werd geprivilegieerd, welke beperkingen speelden een rol, alsmede de mate
waarin de onderzoeker betrokken was bij het onderzoek. Ik geef bijvoorbeeld aan dat
mijn eigen betrokkenheid als insider bewust of onbewust van invloed is geweest op het
onderzoeksproces en de kennisproductie. De methodologische kwesties concentreren zich
met name op het belang om op kinderen afgestemde onderzoeksmethodes te hanteren, en op
het belang van introspectie bij het onderzoeken van hun lijden. Dit laatste was belangrijk bij
het onderzoek naar klachten bij emotionele nood en bij de kritisch reflectie op somatisatie.
Het theoretisch kader benadrukt de kwetsbaarheid van het kind in de gezondheidszorg,
de agency van kinderen, een aantal politieke, economische en gender onderwerpen, en
de omgang met gezondheidszorg binnen een context van medisch pluralisme. Hoewel
in dit onderzoek kinderen benaderd werden als sociale actoren en vooral hun eigen visie
op de zaken naar voren komt, blijken de aanschaf en consumptie van farmaceutica en het
gebruik van de gezondheidszorg fundamenteel beïnvloed te worden door hun jonge leeftijd,
hun onervarenheid, het feit dat hun standpunten over het algemeen niet meetelden, en de
markteconomie, die medicijnen makkelijk beschikbaarmaakte. Het voorgaande argument
355
brengt mij ertoe een al te grote nadruk op het kind als actor te vermijden en in plaats daarvan,
gelet ook op de omstandigheden waaronder de kinderen leven, sterker de aandacht te vestigen
op de kwetsbaarheid van het kind in de gezondheidszorg. Deze studie levert ook kritiek op
het beperkte beleid op het gebied van de gezondheidszorg voor kinderen boven de vijf jaar.
Die zorg richt zich vooral op curatieve handelingen, zoals wormkuren, tetanus vaccinaties
voor meisjes, en mondhygiëne. Daarnaast wordt voorlichting gegeven over ziekteverwekkers
of de gevolgen van blootstelling aan extreme situaties. Hiermee wil ik duidelijk het belang
onderstrepen om een breed scala van sociaal-economische factoren mee te wegen om
te komen tot effectieve methodes ter preventie van infectieziekten en emotioneel lijden.
356
Download