Prijsvorming Pagina 1 van 3 Prijsvorming De prijs van een product of dienst kan op drie verschillende manieren worden vastgesteld. De methode van prijsvorming die men kiest, is afhankelijk van waar men de nadruk op legt: de kosten, de vraag naar het product/de dienst of de prijzen van de concurrentie. Kostengeoriënteerde prijsvorming Bij de kostengeoriënteerde prijsvorming wordt uitgegaan van de kosten die voor het product gemaakt worden. Tot deze kosten behoren: de inkoopwaarde van de producten en ingrediënten (inslag of zakelijk verbruik), de personeelskosten, de huur van het pand, de energiekosten, de kosten voor de administratie, de afschrijvingen, enzovoort. In de horeca wordt de inkoopwaarde vaak als uitgangspunt genomen voor de berekening van de brutoverkoopprijs (kaartprijs). Het zakelijk verbruik rekent altijd exclusief btw. Hierbij wordt een opslag geteld voor de overige kosten en de winst. Voor het bepalen van deze opslag kan gebruik gemaakt worden van een bepaalde factor. De verkoopprijs komt dan tot stand door het zakelijk verbruik te vermenigvuldigen met die bepaalde factor. Voorbeeld Een ondernemer stelt zijn prijzen vast door het zakelijk verbruik te vermenigvuldigen met een factor 3,5. De berekening van de brutoverkoopprijs van een glas wijn ziet er bij hem zo uit: Zakelijk verbruik fles wijn (excl. btw) € 4,50 Nettoverkoopprijs 3,5 x € 4,50 Btw 19% Brutoverkoopprijs (kaartprijs) € 15,75 € 3,00 € 18,75 + Aantal glazen per fles 6,5. Kaartprijs per glas wijn € 18,75 : 6,5 = € 2,90. De brutowinst op een fles wijn (netto-omzet minus zakelijk verbruik) is: Bruto-omzet (incl. btw) 6,5 x € 2,90 Af: btw Netto-omzet Zakelijk verbruik Brutowinst € 18,85 € 3,01 € 15,84 € 4,50 € 11,34 - De brutowinst komt daarmee op 71,6%. Deze factormethode heeft echter een aantal nadelen. Als men dezelfde berekening (dus met dezelfde vermenigvuldigingsfactor) uitvoert op andere producten, bijvoorbeeld op een dagschotel en op een glas wijn, komt men op ongeveer hetzelfde percentage uit. Hierdoor is de brutowinst voor bijvoorbeeld een glas wijn en een dagschotel ongeveer even groot. Er is dus in beide gevallen evenveel beschikbaar voor de personeelskosten en overige kosten, terwijl de kosten voor het bereiden van een maaltijd toch hoger zijn dan voor het uitschenken van een fles wijn. Dit komt in deze methode van prijsvorming niet tot uiting. Bovendien betaalt iemand die een glas wijn drinkt dus veel meer mee aan de overige kosten dan iemand die een flesje mineraalwater bestelt. Terwijl voor beiden evenveel werk wordt verzet en de verwarming even hard brandt. Men kan dit ondervangen door een verschil te maken tussen directe kosten (rechtstreeks aan het product toe te rekenen) en indirecte kosten (gemaakt voor alle producten). Voorbeelden van directe kosten zijn: het zakelijk verbruik en de arbeidstijd voor één product. Voorbeelden van indirecte kosten zijn: verlichting, huur en personeelskosten. Prijsvorming Pagina 2 van 3 Wanneer de directe en indirecte kosten bekend zijn, kunnen de directe kosten van een eindproduct (waarvan de arbeidstijd zo goed mogelijk berekend moet worden) vermeerderd worden met een vaste opslag voor de indirecte kosten en de winst. Een aanvulling hierop vormt de mogelijkheid om sommige kosten direct toe te rekenen aan de verschillende afdelingen binnen het bedrijf (waar de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn). Vraaggeoriënteerde prijsvorming Bij vraaggeoriënteerde prijsvorming gaat de ondernemer uit van wat de gast bereid is te betalen voor een product of dienst. Uiteraard wordt bij deze methode het kostenaspect niet uit het oog verloren. Er moet immers winst gemaakt worden. Bij deze methode van prijsvorming maken we verschil tussen de vraag van verschillende segmenten in de markt. Er is bijvoorbeeld een marktsegment waarbinnen men bereid is voor een avondje uit eten 125 euro te betalen, terwijl men binnen een ander marktsegment maximaal veertig euro wil betalen. De ondernemer van een eetcafé zal zich eerder op de tweede groep richten. De prijs is als onderdeel van de bedrijfsformule afgestemd op de doelgroepen. Het marktsegment dat bereid is om voor eten in een luxueuze omgeving veel geld uit te geven, is de laatste jaren kleiner geworden. Een aantal restauranthouders is hierop ingesprongen door hun bedrijfsformule aan te passen aan de veranderende wensen. Ze bieden nu een kleiner assortiment gerechten aan, die minder bereidingstijd kosten en in een minder luxueuze omgeving geserveerd worden voor een lagere prijs. Dit is een duidelijk voorbeeld van vraaggeoriënteerde prijsvorming. Er zijn vier begrippen die een rol kunnen spelen bij vraaggeoriënteerde prijsvorming: • • • • Prijsdifferentiatie Hiervan is sprake wanneer de aanbieder verschillende prijzen hanteert voor verschillende afnemers omdat de kosten ook verschillen (bijvoorbeeld lagere prijzen voor afhaalgerechten). Prijsdiscriminatie Er worden verschillende prijzen gevraagd voor dezelfde producten, niet vanwege verschillen in kosten voor de ondernemer, maar om op bepaalde tijdstippen of in bepaalde marktsegmenten een hogere omzet te bereiken. Voorbeelden: het geven van korting aan studenten en verhoogde prijzen in het hoogseizoen. Taakstellende prijsvorming Hierbij wordt uitgegaan van de prijs die de afnemer bereid is te betalen voor een product. Hiervan wordt een bedrag afgetrokken voor de bedrijfskosten en de winst, waarna het bedrag overblijft dat besteed mag worden aan zakelijk verbruik. Dus vanuit de verkoopprijs wordt het zakelijk verbruik vastgesteld. Dit worden ook wel inverse prijzen genoemd. Psychologische prijzen Mensen gebruiken soms de prijs om de kwaliteit van een product te kunnen vaststellen. Een hoge prijs betekent dan voor hen een hoge kwaliteit. Psychologische prijzen worden echter ook vaak gebruikt bij aanbiedingen: € 1,99 wordt door veel mensen als veel goedkoper ervaren dan € 2,05, terwijl het verschil maar zes cent is. Concurrentiegeoriënteerde prijsvorming Bij concurrentiegeoriënteerde prijsvorming komt de prijs tot stand door rekening te houden met huidige of toekomstige concurrentie. We onderscheiden drie vormen: • • Prijsaanpassingen (me-toopricing) De ondernemer past zijn prijzen aan aan de prijzen van zijn voornaamste concurrenten. De prijzen hoeven niet gelijk te zijn: de ondernemer kan bijvoorbeeld steeds iets onder de gemiddelde prijs blijven. Stay-outpricing Door de prijzen laag te houden wordt het voor mogelijke concurrenten oninteressant om zich op deze markt te begeven. Prijsvorming • Pagina 3 van 3 Put-outpricing Ook hierbij worden zo laag mogelijk prijzen gehanteerd, soms zelfs tijdelijk verliesgevende prijzen, waardoor bestaande concurrenten worden gedwongen ook hun prijzen te verlagen. Soms worden concurrenten hierdoor zelfs ‘weggeconcurreerd’.