1 KOORTS: nuttig of nadelig Prof Dr d Knockaert, algemene interne geneeskunde uz Leuven; 17 maart 2009 De lichaamstemperatuur verschilt van individu tot individu, ook volgens het ogenblik van de dag met een dag variatie van 0,5 tot 1° C en de plaats van meting: rectaal > trommelvlies > mond > oksel. De gemiddelde ochtendwaarde van de in de mond gemeten temperatuur is 36,7°C en de gemiddelde avondwaarde 37,2°C. De bovengrens voor deze normale waarden is respectievelijk 37,2°C en 37,7°C. Concreet betekent dus een mond ochtendwaarde van meer dan 37,2°C en een avondtemperatuur meer dan 37,7°C koorts. Bij de interpretatie van een licht verhoogde temperatuur moet steeds gedacht worden aan misleidende verhoogde waarden zoals verhoogde mond temperatuur als gevolg van roken, gebruik van kauwgom en van maaltijden en warme dranken. De invloed van inspanning, stress en de menstruele cyclus mag evenmin uit het oog verloren worden. De lichaamstemperatuur wordt zeer nauwkeurig geregeld door een homeostasesysteem dat bestaat uit temperatuurvoelers (in de hypothalamus, ruggenmerg en huid), een thermoregulatie centrum en effector systemen. Het thermoregulatiecentrum is gelegen in de voorste hypothalamus en daar wordt de referentietemperatuur, het zogenaamde setpoint bepaald. De lichaamstemperatuur wordt constant gehouden door de balans tussen warmteproductie en warmteverlies aan te passen. Warmteproductie is het gevolg van de biochemische processen die exotherme reacties zijn (basaal metabolisme). De spieractiviteit brengt daarbij een belangrijke bijkomende warmteproductie mee. Warmteverlies gebeurt enerzijds via de ademhaling (niet-regelbaar), de huid (regelbaar door de wisselende bloeddoorstroming van de huid en door het zweten). Daarbij kan de mens ook door gedragswijzigingen het warmteverlies en de warmteopname uit de omgeving regelen. Op de meeste plaatsen op aarde heeft de mens het moeilijk om zijn temperatuur op peil te houden en beschadiging van het thermoregulatie systeem leidt in de regel tot afkoeling en niet tot oplopen van de temperatuur. Koorts is een gecontroleerde temperatuurstijging die het gevolg is van de hogere instelling van de centrale “thermostaat”. Bij hyperthermie is de balans tussen warmteproductie en warmteverlies zodanig verstoord dat de lichaamstemperatuur hoger oploopt dan de centraal ingestelde waarde. Een typisch voorbeeld is de hitteslag: door fysieke inspanning produceert het lichaam veel warmte en deze warmte kan als gevolg van de hoge luchtvochtigheidsgraad niet voldoende afgegeven worden. Het onderscheid tussen koorts, een goed geregelde reactie, 2 en hyperthermie, een levensgevaarlijke verstoring van de thermoregulatie kan niet gemaakt worden op basis van de temperatuursmeting. De belangrijkste factor voor normaal warmteverlies is het circulerend bloedvolume omdat dit essentieel is voor de huiddoorbloeding en zweten. Wanneer een persoon voldoende drinkt zal hij/zij meestal in staat zijn om het fijn afgesteld regelmechanisme van koorts te laten functioneren. Bij uitdroging bestaat er wel gevaar voor hyperthermie. Analyse van een aantal bijkomende factoren ( de heersende omgevingstemperatuur, inspanning in warme omgeving, uitdroging, bepaalde neurologische elementen) laat toe de mogelijkheid van hyperthermie snel en correct te onderkennen. Thermoreceptoren Temperatuur van bloed (perifeer, centraal) Thermoregulatiecentrum Effectorsystemen: warmteproductie warmteverlies - autonome reactie (huiddoorbloeding, zweten, pilo-erectie) - neuro-endocriene reactie (schildklier, bijnier) - somatische reactie (spiertonus, rillen) - corticale reactie (gedrag) Hoe ontstaat koorts? Koorts is het resultaat van communicatie tussen het ontstekingssysteem en de hersenen. De ontstekingsreactie is een vrij stereotiepe reactie die op gang getrokken wordt door onze opruimcellen (macrofagen/monocyten) en verdedigingscellen (de witte bloedcellen en vooral de lymfocyten). Deze reactie is bedoeld om onze overlevingskansen te verhogen en ons te verdedigen tegen infecties en schade (na een trauma bijvoorbeeld) te herstellen. Of onze opruimcellen nu een microbe (virussen, bacterieën, parasieten, schimmels,…), afgestorven 3 cellen, een bloeduitstorting, een jicht of ander kristal of wat dan ook opnemen (fagocyteren) ze worden actief en produceren cytokines waarvan sommige koorts kunnen veroorzaken. Cytokines zijn boodschappereiwitten die andere cellen activeren en de cytokines die aanleiding geven tot koorts noemt men endogene pyrogenen. Deze endogene pyrogenen worden vooral door monocyten en macrofagen aangemaakt maar ook door de gliacellen in de hersenen. Dat verklaart waarom bij bepaalde hersenaandoeningen (meningitis, hersenbloeding,…) zeer gemakkelijk hoge koorts ontstaat. Dit wijst dan echter niet op een gestoorde werking van het thermoregulatie centrum; centrale koorts door afwijking in het thermoregulatie centrum is extreem zeldzaam en het concept centrale koorts zou eigenlijk moeten verlaten worden. De voornaamste endogene pyrogenen zijn interleukine I (IL1), tumor-necrosis-factor (TNF), interferon alfa, interleukine 6 (IL6) en macrofaag inflammatoir proteïne (MIP). Deze stoffen zullen in de hersenen via een enzyme cyclo-oxygenase (COX) de productie van prostaglandine E2 (PGE2) verhogen en PGE2 activeert dan het thermoregulatie centrum. Bij koorts loopt de lichaamstemperatuur op tot een nieuw evenwicht bereikt is. Niettegenstaande er continue blootstelling is aan stimuli, zoals bij een pneumonie of een abces, blijft de temperatuur niet verder oplopen maar plafonneert op 39, 40 °C of iets meer. Dat wijst erop dat er negatieve feedbacksystemen moeten werkzaam zijn. De gecontroleerde stijging van de temperatuur bij koorts heeft zo geleid tot het concept van endogene antipyrogenen of cryogenen, stoffen die de temperatuurstijging afremmen. Over deze stoffen is minder geweten dan over de endogene pyrogenen We weten al lang dat koorts niet alleen door infecties maar ook ontstekings- en andere ziekten, tumoren, bloeduitstorting, thrombose, geneesmiddelen, ….. kan veroorzaakt worden. Het inzicht in de ontstekingsreactie en de rol van de endogene pyrogenen laat toe te begrijpen waarom zo een uiteenlopend gamma van aandoeningen koorts kan veroorzaken. 4 Beoordeling van de ernst van acute koorts is eerder een kunst van een kunde. Men moet vooral proberen de kans op een onderliggende ernstige infectie in te schatten en uitmaken of een oorzakelijke antibiotische of andere anti-infectieuze behandeling nodig is. Voor en nadelen van koorts en van de behandeling van koorts. Koorts is een element van de verdedigingsreactie van het lichaam bij infectie. Bij koudbloedige dieren heeft koorts een gunstig effect op de overleving bij bacteriële infectie. Bij warmbloedige dieren kon dit niet zo duidelijk worden aangetoond maar er zijn wel aanwijzingen voor een gelijkaardig voordeel. De deling van bacteriën vertraagt immers bij hogere temperatuur. Dit effect is het meest uitgesproken bij 41° C. De productie van immuunglobulinen, de deling van lymfocyten en tal van functies van de neutrofiele granulocyt zijn versterkt bij hogere temperatuur. Hoewel vele van deze effecten slechts duidelijk worden bij temperaturen van meer dan 41° C laten deze in vitro gegevens toe te stellen dat koorts een “immunological amplifier" is. Onze verdediging is beter en onze aanvallers doen het minder goed bij hoge temperatuur. Het gebruik van koortswerende middelen bij gewone verkoudheden en windpokken heeft als resultaat dat het betrokken virus langer in ons lichaam blijft. Bij kinderen met malaria die naast de anti-parasitaire behandeling ook koortswerende middelen kregen bleef de malariaparasiet 18u langer in het bloed aantoonbaar. Nadelen van koorts: Wegens verhoogd zuurstofgebruik betekent koorts een belasting op hart en longgebied. Eén graad celsius temperatuurstijging betekent immers een verhoging van het metabolisme en het zuurstofverbruik van ongeveer 10%. Bij personen met actieve hersenpathologie (bloeding, thrombose, infectie, trauma,…) is koorts nadelig. Ook bij zwangeren is men geneigd koorts actiever te bestrijden maar het nadeel van koorts op zich is nooit echt bewezen. Koorts hoeft dus in de meeste gevallen niet behandeld te worden. Het is, met uitzondering van de hierboven beschreven situaties een reactie die niet nadelig is. Men moet koorts beschouwen als een signaal waarvan men de gevaarlijke oorzaken, een aantal infecties, moet proberen op te sporen en oorzakelijk behandelen. Nochtans wenst de patiënt of zijn omgeving, en vaak ook de arts en de verplegende, een temperatuur die niet te hoog is en zeker niet boven de 39° C. Maar voor deze houding is er dus geen rationele verklaring en terecht spreken we dan ook van een fever fobia. Als nadelen van antipyretische therapie weerhouden we vooreerst het verlies van het mogelijk biologisch gunstige effect van koorts. Het verdoezelen van het ziekteverloop en van het effect van de behandeling is eerder een theoretische beschouwing als men weet dat 5 klassieke antipyretica de temperatuur wel even doen dalen maar niet normaliseren. De nevenwerkingen van antipyretica zijn het belangrijkste nadeel van de antipyretische therapie. Koorts moet behandeld worden door het setpoint van het thermoregulatiecentrum te verlagen en niet door fysische afkoeling; hyperthermie daarentegen moet behandeld worden door fysische afkoeling. Men zorgt er wel voor dat de patiënt zijn controle systeem kan laten functioneren en dat vereist dat hij/zij voldoende drinkt. Baby's, kleine kinderen, bejaarden, dementen, psychisch gestoorden en mensen die braken kunnen wel een gestoorde vochtbalans hebben. Bij twijfel over eventuele uitdroging kan fysische afkoeling in de initiële fase toegepast worden, samen met het toedienen van antipyretica.. Wanneer bij koorts, als gevolg van de werking van pyrogenen het setpoint op een hogere waarde is ingesteld, zal bij fysische afkoeling het lichaam toch alles in het werk stellen om de lichaamstemperatuur op deze hogere waarde te brengen. Het is “stoken met de ramen open”. De patiënt zal zich zeer oncomfortabel voelen en rillen en daardoor zal de hart en long belasting toenemen omdat de rilreactie een flink verhoogd zuurstofverbruik veroorzaakt. Koortswerende geneesmiddelen (antipyretica) verlagen de referentietemperatuur (setpoint verlaging) door de productie en/of werking van endogene pyrogenen te remmen. Klassieke antipyretica zijn remmers van de prostaglandinesynthese. Er zijn aanwijzingen dat de ontstekingsremmers en misschien ook aspirine zouden werken door verhoogde productie van AVP (arginine-vasopressine), een natuurlijk endogeen antipyrogeen. Acetylsalicylzuur (aspirine) en paracetamol zijn de klassieke antipyretica. De beste dosis voor acetylsalicylzuur is15mg/kg, te geven om de 4 tot 6 uur met een maximum van 60 mg/kg/d. Bij kinderen zou 15 mg/kg niet effectiever zijn dan 10 mg/kg zodat 10 mg/kg de voorkeur geniet. De dosis van paracetamol is eveneens 15 mg/kg om de 4 tot 6 uur met een maximum van 4 toedieningen en 60 mg/kg per dag. Acetylsalicylzuur heeft ook ontstekingsremmende eigenschappen en dit verklaart het betere effect van acetylsalicylzuur op de vaak hinderende rug- spierpijnen bij infecties. Het koortswerend effect start voor beide middelen na een half uur, is maximaal na 90 minuten en is uitgewerkt na 240 minuten. Combineren van acetylsalicylzuur en paracetamol is synergistisch zowel wat de intensiteit als de duur van het koortswerend effect betreft. Er wordt aangeraden de dosis paracetamol te verdubbelen bij rectale toediening omdat het middel minder goed wordt opgenomen. De nadelen van beide producten zijn goed gekend. Acetylsalicylzuur is prikkelend voor het maagslijmvlies ook na rectale toediening en het remt de bloedplaatjesaggregatie. Sommige personen kunnen bronchospasmen en zelfs ernstige anafylactische reacties ontwikkelen. Mogelijk speelt acetylsalicylzuur een rol speelt in het ontstaan van het syndroom van Reye 6 (acute zware hepatitis met encefalopathie) bij kinderen en daarom geeft men daarom in principe geen aspirine. Paracetamol is minder pijnstillend bij ontstekingspijnen. Bij ernstig leverlijden (cirrhose, chronisch alcoholgebruik, …) kan een klassieke dosis van 2 tot 3 gram per dag toch reeds leverschade veroorzaken. Hoewel noramidopyrine (novalgine) een goed antipyreticum is zonder effect op de bloedplaatjes is het risico voor agranulocytose te groot om dit produkt nog een plaats te geven in de routine antipyretische therapie. Over dat risico op agranulocytose wordt wel heel wat discussie gevoerd. In veel landen is het middel uit de handel genomen. Niet-steroïde antiflogistica, ontstekingsremmers (ibuprofen, diclofenac, naproxyne, , …) zijn goede antipyretica. Het zijn ook krachtigere analgetica, zeker bij onstekingspijn en velen hebben een langere werkingsduur dan acetylsalicylzuur en paracetamol. Hun nevenwerkingen zijn echter te belangrijk om hen een plaats te geven in de routinebehandeling van koorts. Ibuprofen kreeg de laatste 20 jaren veel aandacht als antipyreticum. Er was namelijk een gat in de markt ontstaan sinds acetylsalicylzuur met het Reye syndroom geassocieerd werd. Een dosis van 6 mg/kg is even sterk als 10 mg/kg aspirine. Hitteslag. Verhoogde warmteproductie en/of te geringe warmteverlies kan een levensgevaarlijke verhoging van de temperatuur veroorzaken. Vooral bij sportmanifestaties met hoge temperatuur en een hoge vochtigheidsgraad is er een risico. Personen die zich niet kunnen beschermen tegen overdreven omgevingstemperatuur of niet beseffen dat ze het te warm hebben en/of niet genoeg drinken (kleine kinderen, mentaal gehandicapten, demente bejaarden,….) zijn risicogroepen. Boven 40° C treedt spierpijn op, hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, angst en tenslotte agitatie, verlammingen, coma en shock. Vanaf 42° C is er irreversibele neurologische beschadiging. Als preventie geldt voldoende vochtinname en kleding die verdamping toelaat. De behandeling bestaat uit zo snel mogelijk fysisch afkoelen. hebben geen zin omdat het setpoint niet verhoogd is. Koortswerende middelen