Planten in bloei

advertisement
praktijk
Planten in bloei
Bloeiende planten lokken verwondering en nieuwsgierigheid uit bij kinderen. Die verwondering
en nieuwsgierigheid kun je als leerkracht gebruiken om beter met kinderen naar bloeiende planten te kijken en op die manier de kinderen van planten te laten leren.
I
n de lente worden in kleutergroepen vaak
zaadjes geplant en wordt de groei van de
plantjes die uit die zaden komen gevolgd. Bij
oudere kinderen zien we minder vaak plantjes
en bloemen in de klas. Maar ook oudere kinderen zijn geboeid door groei en bloei. Bloemen
kunnen kinderen uitdagen om goed waar te
nemen, na te denken, in gesprek te gaan met
anderen en hun ideeën te onderzoeken (De
Vaan & Marell, 2012). Met deze activiteiten stimuleer je als leerkracht ook de betrokkenheid bij
de natuur of natuurbeleving. Natuurbeleving
zorgt ervoor dat kinderen geleidelijk aan vertrouwd raken met de natuur en is een basis voor
natuur- en milieueducatie en leren voor duurzaamheid (Both, 2011). In deze Praktijkbijdrage vind je suggesties voor een reeks activiteiten om met kinderen aan de slag te gaan met
planten in bloei. Hiervoor heb je nodig: bloemen, loepjes, vellen blanco A4-papier, kleurpotloden, vellen A5-karton met dubbelzijdig plakband, werkblad 1 en 2 van deze Praktijkbijdrage
(zie pagina 26 en 27) en per groepje leerlingen twee dobbelstenen.
Kroonbladeren
Meeldraden
Stamper
Kelkbladeren
Figuur 1 – Onderdelen bloem
Diana Prins is docent
natuur- en techniekonderwijs
bij HAN pabo
Marieke Peeters is
redactielid van JSW en
programmaleider onderwijs
en onderzoek bij HAN pabo
Figuur 2 – Bloemtekening van een leerling
Waarnemen
Voor de eerste activiteit heb je een vaas met
(veld)bloemen nodig. Geschikte bloemen zijn
rozen of tulpen. In bermen en graslanden vind
je in de lente en zomer vaak pinksterbloemen,
boterbloemen en dovenetels en veldbloemen
die grote bloemen hebben. De leerlingen tekenen hun eigen bloem na en kleuren die in. Dit
doen ze op de linkerkant van een blanco
A4-papiertje. De rechterkant blijft leeg. Laat
daarna figuur 1 op het bord zien, met de
namen van de onderdelen van de bloem erbij.
De kinderen tekenen op de rechterkant van hun
papier het bloemmodel na (voorbeeldbloem) en
schrijven de namen van de onderdelen erbij.
Dan schrijven ze de namen van de bloemonderdelen in hun tekening (zie figuur 2). Zie je alle
bloemonderdelen in je bloem? Daarna halen
de kinderen hun bloem voorzichtig uit elkaar:
het buitenste eerst, dan wat binnenin zit. De verschillende onderdelen van de plant plakken ze
op een kaart met dubbelzijdig plakband. Als ze
links beginnen, komen de onderdelen die in het
hart van de bloem zitten steeds meer aan de
rechterkant van het vel (zie figuur 3 op p. 28).
Lees verder op pagina 28
Tip: naar buiten
Een wilde roos of braam
laat mooi zien hoe de
bloem in elkaar zit.
Omdat deze minder
kroonblaadjes hebben
dan gekweekte rozen
kun je beter de stamper
en meeldraden zien.
Nog beter dan bloemen
meenemen, is om de
leerlingen buiten zelf
een bloem te laten zoeken. Spreek daarbij wel
af hoe ze dat doen:
‘Zoek een bloem in de
berm. Niet bloemen in
tuinen van mensen plukken. Alleen een bloem
plukken als er meer bloemen van die plant zijn,
dus je plukt niet de laatste bloem. Een bloem
plukken, doe je heel
voorzichtig. Zo beschadig je de plant niet.’ Op
die manier leer je de kinderen voorzichtig om te
gaan met de natuur.
JSW 9 mei 2017
25
Kopieerblad 1
Ken jij de plant?
Weet je het nog? Hoe heten de verschillende onderdelen van de bloem en de plant?
Kun je ook vertellen wat de functie is van de verschillende onderdelen?
S
peel het spel als volgt: gooi met twee dobbelstenen. Tel de ogen bij elkaar op. Kleur op het werkblad het
deel van de plant in dat overeenkomt met het aantal ogen dat je gooide (zie in figuur 1 ‘Onderdeel inkleuren’ hieronder welk deel van de plant hierbij hoort). Gebruik een kleur die past bij het onderdeel van de plant.
Als het onderdeel al is ingekleurd, sla je een rondje over. Geef de dobbelstenen aan de volgende speler. Ga
net zo lang door met inkleuren tot de hele plant gekleurd is. En wie het eerst zijn bloem volgekleurd heeft wint!
Totaal van
twee dobbelstenen
Dit mag je inkleuren
2
Kelkbladeren
3
Kroonbladeren
4
Meeldraden
5
Stuifmeelkorrels
6
Stamper
7
Bloemknop
8
Stengel
9
Wortel
10
Blad
11
Je mag zelf kiezen
12
Je mag zelf kiezen
Figuur 1 – Onderdeel inkleuren
Bron: Look, think, talk (Weavers, 2012)
26
JSW 9 mei 2017
Kopieerblad 2
Levende grafiek
Anouk en Dave (bovenbouw) hebben vorig jaar zaadjes van zonnebloemen laten
kiemen in een potje. Toen het plantje wat groter was, hebben ze dat in de schooltuin
geplant. Ze hebben onderzocht hoe het plantje groeide. Vervolgens hebben ze in een
boekje opgeschreven hoe groot de plant was en hoe de plant eruitzag. Dit hebben ze
netjes gedocumenteerd.
A
nouk en Dave hebben van hun onderzoek een mooie grafiek met labels gemaakt. Die willen ze nu laten zien
aan andere groepen. Die gaan ook zonnebloemen opkweken. Maar alle kaartjes zijn van de grafiek gevallen en door elkaar geraakt. Knip de kaartjes onder onderstaande grafiek uit en leg deze op de juiste plek.
160 cm
140 cm
Groei in centimeters
120 cm
100 cm
80 cm
60 cm
40 cm
20 cm
Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December
aar
In het voorj
het
e
w
planten
adje
a
z
m
e
zonneblo
e.
in een potj
Nu is h
et hele
bloemh
oofd
vol zaa
djes.
Wat zij
n het
er veel!
Groei in maanden
De p
lan
gegr t is hard
o
eid
zien
nu b . We
oven
een
in a
g
zitten rote knop l
. Wa
daar t komt
uit?
Als we goed
kijken, zien we
de eerste
zaadjes.
De plant is nu
bijna net zo
groot als we zelf
zijn en bloeit
volop.
men zijn
De bloe r. De
aa
heel zw
omgeis
l
e
steng
ben
We heb
waaid.
met
fd
mhoo
e
lo
b
t
e
h
snejes afge
d
a
a
z
e
d
we
kunnen
den. Die oorjaar
v
volgend
en potje
e
in
r
wee
planten.
Uit het
zaadje
komen
eerste b
de
la
stengel. adjes en een
Het pla
ntje is a
10 cen
l
timeter
groot.
We hebben het plantje
nu in de tuin gezet. Het
plantje is nu al anderhalve maand oud.
je
kun
i
e
-blo
n-in aden.
e
t
n
pla ownlo
nl/
.
e
2d
lin
-on d 1 en
w
.js
la
ww ieerb
w
p
ko
Op
JSW 9 mei 2017 27
Figuur 3 – Bloem ontleden
Vervolg van pagina 25
Overeenkomsten en verschillen
In de volgende activiteit leggen kinderen hun
kaarten met uit elkaar gehaalde bloemen naast
elkaar. Wat is hetzelfde bij de bloemen? En wat
is juist verschillend? Voor dit onderzoek kunnen
de kinderen de grafische organizer uit JSW
januari 2017 gebruiken (de werkbladen zijn te
downloaden via www.jsw-online.nl/organizers).
Stimuleer de kinderen om goed te kijken en de
begrippen die ze geleerd hebben over de
bloemonderdelen te gebruiken. Welke conclusies kunnen de kinderen trekken over bloemen?
Kunnen de kinderen vervolgens ook met alle
bloemen die bekeken zijn in de klas een indeling maken in groepen? Welke ordeningsprincipes gebruiken ze daarbij? Een ordeningsprincipe kan zijn: planten met kelk- én
kroonbladeren of planten met alleen gekleurde
bladeren (bloembekleedsels), zoals de tulp
(kijk ook op www.jsw-online.nl/planten-in-bloei).
Vorm en functie
Waarom zijn er eigenlijk zoveel verschillende
bloemen? Daarover gaan de kinderen in de volgende activiteit nadenken. Ze leren over de
functie van verschillende onderdelen in een
bloem. Laat de kinderen video’s van Schooltv
bekijkene(www.schooltv.nl/video/bloemen-wat-is-eenbloem). Laat ze vervolgens naar hun eigen
bloem kijken en de functie van de onderdelen
aan elkaar beschrijven. Het bloemmodel op
werkblad 1 (op p. 26) is het basisbouwplan
van een bloem. Hoe komt het nu dat er zoveel
variatie is? Waarom zijn er bloemen met heel
grote, kleurrijke kroonbladeren? En bloemen met
kroonbladeren die zijn vergroeid tot een buisje?
Om daar een antwoord op te vinden, kijk je
28
JSW 9 mei 2017
naar de geslachtelijke voortplanting bij planten.
Daarbij speelt de bloem een belangrijke rol.
Veel bloemen hebben kroonbladeren en kelkbladeren. De kelkbladeren beschermen de bloemen als ze nog in de knop zitten. De kroonbladeren zijn bij veel bloemen felgekleurd om
insecten aan te trekken. Die groep van bloemen
noemen we ‘door insecten bestoven bloemen’.
Sommige planten hebben heel kleine en onopvallende bloemen, daar vindt bestuiving door
de wind plaats. Dat zie je bij grassen en brandnetels. Die groep van bloemen noemen we
‘door de wind bestoven bloemen’. De stamper
is het vrouwelijk deel van de bloem. De meeldraden zijn het mannelijk deel van de bloem.
Zij produceren pollenkorrels. Als een pollenkorrel op de stamper komt, door een insect of door
de wind (bestuiving), en een eicel bevrucht
(bevruchting), kan in de plant een zaadje gaan
groeien. En uit dat zaadje kan een heel nieuwe
plant groeien.
Ken jij de plant?
Met een dobbelspel kun je de eerste reeks activiteiten afsluiten. Gebruik hiervoor werkblad 1
op p. 26. Hierin komt samen wat de kinderen
hebben geleerd. Of zet het spel in als een toets.
Levende grafiek
In een afsluitende activiteit kunnen kinderen met
elkaar in gesprek gaan over hoe planten
groeien. Hiervoor kun je werkblad 2 gebruiken.
Tijdens de ontwikkeling van een zaadje tot plant
verandert een (kiem)plant voortdurend. Oudere
kinderen kunnen de veranderingen onderzoeken
door goed waar te nemen, te meten en te tellen.
De resultaten van het onderzoek kunnen ze dan
beschrijven, waarbij ze de juiste begrippen
gebruiken, en ze kunnen de betekenis van verandering zien. Van de waargenomen verandering kunnen ze dan een lijngrafiek maken. Op
werkblad 2 is het resultaat van zo’n onderzoek
te zien: een ‘levende grafiek’. In de labels bij
de grafiek is beschreven hoe de plant op een
bepaald moment eruitziet. Laat de kinderen
deze labels uitknippen en op de goede plek in
de grafiek leggen.
LITERA
TUUR!
• Both, K. (2011). Natuurbeleving. Mensenkinderen, 26 (127), 25-28.
• Vaan, E. de & Marell, J. (2012). Praktische
didactiek voor natuuronderwijs. Bussum:
Coutinho.
• Weavers, G. (2012). Look, think, talk.
Cheshire, UK: Millgate House Publishers.
Download